18 106
Voortgang rivierdijkversterkingen

27 048
Beheer Haringvlietsluizen

nr. 131
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 september 2003

De vaste commissie van Verkeer en Waterstaat1 heeft op 9 september 2003 overleg gevoerd met mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over:

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, d.d. 13 februari 2003, houdende de eerste landelijke rapportage over de veiligheidstoetsing van de primaire waterkeringen (18 106, nr. 124);

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, d.d. 5 maart 2003, houdende rapportage inzake de problematiek van wijzigingen in de golfrandvoorwaarden voor de Nederlandse kust (VW-03-119);

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, d.d. 6 mei 2003, houdende antwoorden over het ontwerp-tracébesluit Zandmaas/Maasroute (18 106, nr. 126);

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, d.d. 2 juni 2003, houdende het accountantsrapport bij de vijftiende voortgangsrapportage Deltaplan Grote Rivieren (18 106, nr. 128);

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, d.d. 6 juni 2003, inzake Haringvlietsluizen – de Kier (28 600 XII/27 048, nr. 116);

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, d.d. 13 juni 2003, houdende de tweede voortgangsrapportage over het kustbeleid (VW-03-396);

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, d.d. 1 juli 2003, houdende antwoorden op schriftelijke Kamervragen over de 15e voortgangsrapportage Deltaplan Grote Rivieren (18 106, nr. 129).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van Lith (CDA) heeft de indruk dat de regering onvoldoende is voorbereid op de klimaatsverandering. Het beleid moet daarom op niet al te lange termijn worden aangepast. De aan de huidige wetgeving ten grondslag liggende kansberekening van een overstroming is gebaseerd op al in de jaren vijftig door de Deltacommissie opgestelde criteria en niet op de gevolgen van een overstroming. Ook op de sterkte en de belasting van de waterkeringen bestaat onvoldoende zicht. Er zijn duidelijke signalen dat de golven op de Noordzee veel hoger worden. Wat zijn op dit punt de voorlopige conclusies van «Veiligheid Nederland in kaart» en wanneer zal de Wet op de waterkering op basis van verbeterde modelberekeningen worden gewijzigd?

Bij grote zee- en rivierdijken wordt zelfs de huidige wettelijke norm niet gehaald. Voor een structurele aanpak van de zwakke schakels aan de kust komt echter pas tussen 2008 en 2020 geld vrij. Aanvullende maatregelen zijn dus nodig. Ook volgens de Technische adviescommissie waterkering (TAW) kan niet lang meer worden volstaan met noodmaatregelen. Wordt er nu voldoende gedaan om overstromingen te voorkomen, met name bij de zwakke schakels in dijken en duinen? Kan de staatssecretaris vóór de begrotingsbehandeling inzicht geven in het gewenste onderhoud en beheer van de dijken en duinen en kan op korte termijn een plan van aanpak voor de zwakke schakels worden opgesteld?

Op advies van de commissie-Boertien was afgesproken dat de Maaskades de status van een secundaire waterkering zouden krijgen, maar vanwege de toenemende hoeveelheid rivierwater heeft de staatssecretaris eenzijdig en zonder overleg met de regio besloten dat de Maaskades primaire waterkeringen zijn. De regio verzet zich hier fel tegen, omdat ophoging van de waterkeringen leidt tot extra investeringen en hogere beheers- en onderhoudskosten voor de regio. Deze eenzijdige wijziging van afspraken is onacceptabel. Wil de staatssecretaris de impasse doorbreken door in overleg te treden met de provincie en de waterschappen? Een mogelijke financieringsbron voor extra rijksinvesteringen is de risicoreservering van het project Maaswerken. Passen de geplande maatregelen overigens binnen het voor de Maaskades vastgestelde budget?

De heer Geluk (VVD) vraagt hoeveel vertraging het Grensmaasproject oploopt in verband met de bezwaren van de Europese Commissie tegen de voorgenomen onderhandse gunning van de opdracht.

Om na het niet honoreren van de ICES-claim te komen tot een gedeeltelijke uitvoering van de Zandmaas (pakket II) heeft het ministerie van LNV 30 mln euro ter beschikking gesteld; bovendien zal het tot een maximum van 5 mln euro elke door de provincie of gemeenten ingebrachte euro verdubbelen. Is er nu duidelijkheid over de bijdragen van de provincie en/of de regio's? Er is veel geld nodig om te voldoen aan de wettelijk vereiste natuurcompensatie, maar natuurontwikkeling mag niet ten koste gaan van de bescherming tegen wateroverlast. Versnelling van de realisatie van de Maaswerken is noodzakelijk. Hoeveel versnelling is bij de projecten Zandmaas en Grensmaas te behalen? Kan de staatssecretaris de Kamer een overzicht sturen van de mogelijkheden, de tijdswinst en de financiële consequenties?

Wat hebben de waterschappen bovenop de door het Rijk toegezegde 145 mln euro aan de Maaskades bijgedragen? Wie heeft destijds de kades aangelegd en waarom is eigenlijk gekozen voor dure verplaatsbare kades? Welke mogelijkheden heeft de staatssecretaris om 12 mln euro eenmalig in te zetten voor de wijziging van secundaire waterkeringen in primaire waterkeringen? Levert dit een precedentwerking op en, zo ja, waaruit bestaat die dan? Wat is de mening van het IPO en de Unie van Waterschappen? Leiden de extra kosten voor de waterschappen ertoe dat de waterschapslasten voor de burgers stijgen tot boven het landelijk gemiddelde?

Onlangs is gebleken dat het budget van 32 mln euro voor het Kierbesluit ruimschoots wordt overschreden en dat het Rijk maximaal 35 mln euro ter beschikking stelt. Door de versoberde uitvoering van het project nemen de voordelen ten aanzien van de natuur af. Gelet op de droogte van de afgelopen periode, die het belang van zoetwaterreservoirs duidelijk heeft aangetoond, zou het besluit heroverwogen moeten worden. Ook is onlangs gebleken dat de Haringvlietsluis door een onderhoudsprobleem de uitstroom van zoet water onvoldoende tegenhoudt.

Mede gelet op de krachtiger golven en op het feit dat bij sluiting van de Oosterscheldekering op enkele plaatsen schade is aangericht, is heroverweging van het voor de Oosterscheldekering geldende sluitingsregime op haar plaats.

De toetsing van de waterkeringen geeft reden tot zorg. Wat wordt er gedaan aan de waterkeringen die niet aan de normen blijken te voldoen en wanneer zullen zij wel aan de normen voldoen? Hoeveel zullen de benodigde verbeteringen kosten en hoeveel zullen de benodigde niet-constructieve maatregelen, zoals het beheer van sluizen, kosten? Zijn al deze kosten nu gedekt?

Naar aanleiding van de conclusie van de TAW dat de golven op zee hoger zijn dan werd aangenomen, maar dat de dijken niet acuut onveilig zijn, zou een second opinion worden uitgevoerd. Wanneer zal de Kamer die second opinion ontvangen? Waarom zal juist in de Waddenzee, waar vergroting van de capaciteit van de Afsluitdijk zal zorgen voor stroomverstoring, een onderzoek plaatsvinden naar de golfrandvoorwaarden? Waarom kost dit onderzoek maar liefst 50 mln euro?

Tot slot vraagt de heer Geluk hoe het tekort op het punt van de steenbekledingen, naar verwachting 525 mln euro, zal worden gedekt.

De heer Boelhouwer (PvdA) constateert dat de krachtige golfslag op de Noordzee een bedreiging vormt als er geen maatregelen worden genomen. Dit heeft consequenties voor een aantal waterkeringen en de duinen. De goedkoopste en eenvoudigste oplossing is het voor de kust opspuiten van zand. Wat zijn de conclusies van het Waterloopkundig Laboratorium (WL) op dit punt? Is de dreiging rond de Waddenzee echt zo groot dat daar zoveel geld uitgegeven moet worden aan onderzoek?

Essentieel is de vraag of dit gewijzigde inzicht, dat zeker op de langere termijn consequenties heeft voor de veiligheid, ertoe leidt dat er meer geld beschikbaar komt voor een goede kustverdediging in de toekomst.

Kan de staatssecretaris, vooruitlopend op het AO over «Ruimte voor de rivier», cijfers aanleveren over het restrisico, rekening houdend met de hoeveelheid water die vanuit Duitsland wordt verwacht? Voor 2015 wordt voor het Rijnsysteem uitgegaan van 16 000 kuub per seconde, maar door de klimaatverandering zal die hoeveelheid na 2015 waarschijnlijk toenemen. Het is in Nederland echter moeilijk om maatregelen te nemen met een reikwijdte van meer dan tien jaar. Ten behoeve van de veiligheid en de doelmatigheid is het nodig om het juridisch regime zo te wijzigen dat maatregelen die worden genomen voor 2015, kunnen passen in maatregelen die voor 2050 nodig zijn.

De huidige situatie toont aan dat veel secundaire waterkeringen niet goed functioneren na een lange droge periode en dat de kennis op dat punt tekortschiet. Hoe is het zover gekomen?

Mede gelet op de bij Limburgse gemeenten en waterschappen levende onduidelijkheid, zou het goed zijn als de staatssecretaris een overzicht zou geven van de financiële consequenties van het transitieproces van secundaire naar primaire waterkeringen in Limburg.

Gelet op de Habitatrichtlijnen en andere beperkingen, kan het voor de bewoners ondraaglijke en voor het toerisme funeste stankprobleem in het Krammer-Volkerak alleen worden opgelost door het doorspoelen van zout water. Daarom zou het beter zijn om de voor de Haringvlietsluizen beschikbare 35 mln euro te gebruiken voor een proef, waarbij zout water door het Krammer-Volkerak naar de Westerschelde loopt. Het geld wordt zo dubbel goed gebruikt, want zo'n proef zou ook inzicht geven in de gevolgen van de doorstroming met het zoute water. Het is immers zeer de vraag of het Haringvliet ten behoeve van de landbouw helemaal zoet moet blijven, ook al omdat het genereren van stroming en eb- en vloedwerking niet alleen vanwege het stankprobleem in het Krammer-Volkerak, maar ook ter voorkoming van het dichtslibben van het Haringvliet nodig is. Als een proef niet mogelijk is, ligt het, gelet op de vele problemen in Zuidwest-Nederland, voor de hand om de 35 mln euro te gebruiken voor het ontwerpen van een «grand design» voor dat gebied.

De heer Hermans (LPF) meent dat er juist allerlei maatregelen worden genomen ter voorbereiding op de mogelijke klimaatveranderingen. Hij sluit zich aan bij de vragen over de Zandmaas/Maasroute.

In de MER-studie van enkele jaren geleden werd nog uitgegaan van een bedrag van 55 mln euro voor de Haringvlietsluizen. Is het dan wel mogelijk om het Kierbesluit met 35 mln euro te realiseren? Waarop is dat bedrag gebaseerd en wie zal er opdraaien voor eventuele overschrijdingen? De indruk bestaat dat dit bedrag onverantwoord laag is en dat veel kosten worden afgewenteld op de burgers. Er zijn immers nogal wat onzekerheden, zoals de compensatieregeling voor de landbouw en het risico voor de drinkwatervoorziening, dat voor 15% wordt gedragen door het waterleidingbedrijf.

Het project Inside, waarmee werd onderzocht hoe bestaande dijken met de huidige stand van de techniek intern kunnen worden versterkt, is vorig jaar beëindigd, terwijl men juist aan het testen van geschikte technieken was toegekomen. Kan dit project, gelet op de voor de toekomst benodigde kennis, weer worden opgestart?

Omdat het WL geen proeven meer doet met schaalmodellen, maar met computermodellen, gaat kennis over detailstromen verloren, terwijl die kennis juist belangrijk is voor efficiënt baggeren ten behoeve van de zandwinning.

Tot slot vraagt de heer Hermans of 35 mln euro wel genoeg zou zijn voor de door de heer Boelhouwer bepleite doorspoelproef.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris wijst erop dat het beleid jarenlang is gebaseerd op oude normen, maar dat sinds een paar jaar wordt bekeken of de normen niet een andere basis moeten krijgen: in het kader van «Veiligheid Nederland in kaart» wordt niet alleen gekeken naar de overstromingskans en overstromingsmaatregelen, maar bijvoorbeeld ook naar de gevolgschade en de stevigheid van de waterkeringen. De volledige resultaten van dit ingewikkelde onderzoek zullen nog minstens een jaar op zich laten wachten, en zullen leiden tot een discussie over de uitgangspunten voor de veiligheidsnormen.

De aan de rivierwaterkeringen gestelde eisen zijn overigens vrij recent verhoogd, omdat op basis van doorrekening van statistieken uit het verleden meer water wordt verwacht. Hierdoor wordt de komende jaren niet voldaan aan de gewijzigde eisen; daar wordt in het traject tot 2015 aan gewerkt. Dit betekent dus niet dat ineens een onveiliger situatie is ontstaan. De aan deze wijziging ten grondslag liggende statistieken houden nog geen rekening met de klimaatverandering, omdat pas sinds kort wordt erkend dat de klimaatverandering zo snel gaat dat daar in het waterbeleid rekening mee moet worden gehouden. Er wordt onderzocht of de effecten van de klimaatverandering op een gegeven moment aantoonbaar zijn, maar zolang dat niet het geval is, kan de klimaatverandering geen rol spelen in juridisch bindend beleid. Wel wordt geprobeerd om de maatregelen zodanig vorm te geven dat niet twee keer achter elkaar maatregelen moeten worden genomen, bijvoorbeeld door toch uit te gaan van ruimere normen als er daarvoor geld en draagvlak zijn. Mede ten behoeve van de vormgeving van de provinciale streekplannen is aan de Commissie van advies inzake de Waterstaatswetgeving een advies gevraagd over het juridisch instrumentarium, bijvoorbeeld op het punt van rivierverruiming en bergingsvraagstukken. Voor het huidige programma is genoeg geld beschikbaar, maar wanneer de effecten van de klimaatverandering wel aantoonbaar zijn, is een veel groter budget nodig. Ook de ruimtelijke consequenties zullen groot zijn en zullen weerstand oproepen.

De veiligheidstoetsing van de primaire waterkeringen geeft aan waar het nog ontbreekt aan kennis en aan inzicht in de stabiliteit van dijken en duinen. Mede door de klimaatverandering en andere nieuwe inzichten zal dit onderzoek continu worden voortgezet om steeds de juiste eisen aan de waterkeringen te kunnen bepalen. Er wordt nog steeds van uitgegaan dat het vanaf 2008 voor de waterkering langs de kust geldende budget van 716 mln euro voldoende is, ook rekening houdend met de nieuwe problemen als gevolg van de golfrandvoorwaarden. Samen met de provincies worden de maatregelen voor de korte termijn in beeld gebracht; daarover zal in oktober een bestuurlijk overleg worden gevoerd. Ook de kosten van de benodigde structurele maatregelen, die door de provincies per zwakke schakel worden aangegeven en die uiteindelijk vorm moeten krijgen in de streek- en bestemmingsplannen, worden nog uitgezocht. Het in overleg met de provincies afgesproken plan van aanpak, het procesplan, is wel gereed en zal aan de Kamer worden toegezonden.

Ook met betrekking tot de overige problemen zijn de diverse budgetten naar verwachting voldoende om aan de huidige normen te kunnen voldoen. In de begroting wordt extra geld uitgetrokken voor steenbekledingen, want het belang van een goede bescherming tegen het water wordt onderkend.

Het extra onderzoek naar de golfrandvoorwaarden bij de Waddenzee is nodig omdat de precieze situatie aldaar niet bekend is en omdat daar het juiste beschermingsniveau moet worden gegarandeerd. Het alternatief is een dure overdimensionering van de desbetreffende waterkeringen. Uiteraard wordt gehoopt dat er minder forse maatregelen nodig zijn dan langs de kust van de Noordzee.

De second opinion van het WL over de golfrandvoorwaarden is enige maanden geleden naar de Kamer gezonden. Daarin onderschrijft het WL de conclusies van de TAW, maar geeft het wel aan over welke plaatsen meer informatie nodig is.

De keuze om minder gebruik te maken van schaalmodellen, valt onder de eigen verantwoordelijkheid van het WL, maar het WL moet natuurlijk de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek blijven garanderen. Het project Inside is om budgettaire redenen beëindigd. Na de recente droge periode is een team van experts ingezet, en er zal worden bekeken of het project Inside een nuttige rol kan vervullen bij het vergaren van kennis over de gevolgen van droogte.

Het is niet mogelijk om voor het AO over «Ruimte voor de rivier» gegevens te verstrekken over de restrisico's. Los van het feit dat «Ruimte voor de rivier» betrekking heeft op structurele maatregelen en dus niet op de restrisico's en evenmin op het eventuele nut van noodoverloopgebieden, moet de regering eerst een standpunt bepalen over de restrisico's en de opvang daarvan.

Het besluit inzake de financiering van de Maaskades is niet eenzijdig genomen: er is vaak overleg gevoerd met de provincie en de waterschappen; de provincie is ook betrokken geweest bij het besluit over het aantal structurele kades. In het overleg is uitgelegd waarom het overnemen van de lasten voor het beheer door het Rijk op basis van de wetgeving onmogelijk en onwenselijk is. Ook zijn alternatieve bekostigingsvoorstellen gedaan, bijvoorbeeld om de kosten niet alleen door de direct betrokkenen, maar door de inwoners van het hele gebied te laten dragen; door zo'n verbreding van de heffing, die aansluit bij de waarschijnlijke toekomstige financiering van de waterschappen, zouden de lasten redelijk beperkt kunnen blijven. De provincie en de waterschappen hebben die voorstellen tot nu toe echter afgewezen. Sinds een jaar is er immers sprake van een principieel meningsverschil over de vraag of het beheer en het onderhoud betaald moeten worden door het Rijk of door de waterschappen. Het principiële uitgangspunt van de staatssecretaris is dat het Rijk verantwoordelijk is voor de aanleg van primaire waterkeringen en dat de waterschappen verantwoordelijk zijn voor het beheer en het onderhoud daarvan; dat uitgangspunt wordt onderschreven door het IPO en de Unie van Waterschappen. In dit specifieke geval hebben de gemeenten altijd zorg gedragen voor de veiligheid en de financiering, maar in 1994 zijn het beheer en het onderhoud overgegaan naar de waterschappen. Na de overstromingen in 1993 en 1995 heeft het Rijk besloten om een groot deel van de kosten van de overlastbeperkingen in het Maasgebied voor zijn rekening te nemen. Daarmee is het Rijk al heel ver gegaan: het draagt per jaar ongeveer€ 2000 per huishouden bij, terwijl de kosten voor de waterschappen zouden neerkomen op € 59 per huishouden.

Er is nog slechts sprake van een voorstel om de Maaskades als primaire waterkeringen te laten gelden; daartoe is dus nog niet besloten. Er is nog maar van één waterschap een (negatieve) reactie op het voorstel ontvangen. Nadat de reacties binnen zijn, zal het overleg worden voortgezet. Als de waterschappen geen draagvlak kunnen vinden voor het beheer en onderhoud, kan ervoor worden gekozen om de Maaskades niet als primaire waterkeringen te laten gelden of om het Rijk het beheer en de zeggenschap te laten overnemen, maar deze opties hebben niet de voorkeur van de staatssecretaris. Er zal worden nagegaan of in de risicoreservering van het project Maaswerken geld gevonden kan worden dat bij de verbetering van de kades kan worden ingezet.

Na het niet honoreren van de ICES-claim voor de Zandmaas (pakket II) heeft de provincie positief gereageerd op het aanbod van het ministerie van LNV om, naast het beschikbaar gestelde budget van 30 mln euro, tot een maximum van 5 mln euro elke door de provincie of gemeenten beschikbaar gestelde euro te verdubbelen. Hiermee kan in ieder geval een deel van de natuurplannen worden gerealiseerd. Nadat die plannen invulling hebben gekregen, zal blijken of de veiligheidsdoelstelling wordt gehaald en of daarom een herprioritering of extra budget nodig is.

Over de wijze van aanbesteding in het kader van de Grensmaas zijn nog gesprekken gaande met de Europese Commissie. Zolang de uitkomst daarvan onduidelijk is, is er weinig te zeggen over eventueel uitstel van het project.

Uit onderzoek is gebleken dat in de uitvoering geen versnelling van de realisatie van de Maaswerken meer mogelijk is. Bij eventuele vervolgtrajecten zal gekozen worden voor een vormgeving die een zo snel mogelijke realisatie mogelijk maakt.

Juist met het oog op de onzekere uitkomst van compensatieregelingen en ten behoeve van het beheersen van de kosten van het project, is er in samenwerking met het ministerie van LNV voor gekozen om niet meer dan 35 mln euro beschikbaar te stellen voor het Kierbesluit. Hierdoor zijn een sobere vormgeving en een financiële bijdrage van de belanghebbende regio noodzakelijk, want de doelstelling (het realiseren van een zoet/zout-overgang, zodat vissen de sluis kunnen passeren en zodat het brakker wordende water achter de sluizen in de toekomst geen probleem gaat vormen) blijft onaangetast. De kier zal niet leiden tot aantasting van de zoetwatervoorraad, omdat de inlaatpunten worden verlegd en omdat de sluizen bij zeer lage afvoer dicht gaan. Een eventuele heroverweging van het besluit is een zaak van LNV, dat overigens al geld heeft uitgegeven voor de aankoop van diverse gronden, Verkeer en Waterstaat en de regio; het is dus goed om eerst te wachten op het advies van de regio, die overigens zal worden geïnformeerd over het oordeel van de Kamer.

Omdat de drinkwaterbedrijven een nieuwe voorziening krijgen, is het gebruikelijk dat zij een klein deel van de compensatiekosten betalen.

In de winter was er een probleem met de bedieningsinstallatie, waardoor de Haringvlietsluis niet open kon in een situatie van hoge afvoer. De bedieningsinstallatie is gerepareerd. Het tussen 2005 en 2009 geplande grote onderhoudsproject staat in het plan van aanpak voor beheer en onderhoud, dat deel uitmaakt van de begroting.

Het (permanent) doorspoelen van het Volkerak/Zomeer voor 35 mln euro lijkt niet mogelijk. Er is aan de regio gevraagd wat prioriteit heeft: het plan «Delta in zicht», het probleem van het Volkerak/Zomeer of het probleem met de Haringvlietsluizen. Omdat de regio al deze zaken even belangrijk vindt, heeft de staatssecretaris gekozen voor de Haringvlietsluizen. Het desbetreffende verzoek lag er immers al en dit project is om diverse redenen zeer gewenst. «Delta in zicht» bevat nog geen concrete plannen en het doorspoelen van Volkerak/Zomeer zou negatief uitwerken voor de Westerschelde.

De Oosterscheldekering staat in de regel volledig open. De zandhonger is een gevolg van de verkleining van de doorstroomopening door de bouw van werkeilanden en de kering zelf. Dit vraagstuk is alleen met zeer hoge kosten oplosbaar. Omdat bij het huidige peil de veiligheid en de mosselcultuur niet in het geding zijn en er geen sprake is van extreme afkalving van platen, is een herziening van het peil niet aan de orde. De staatssecretaris zegt toe dat zij het punt van de aangerichte schade bij sluiting van de waterkering zal laten uitzoeken en de Kamer zal informeren over de bevindingen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van Lith (CDA) blijft erbij dat de regering onvoldoende anticipeert op de klimaatverandering. Hij informeert naar de stand van zaken inzake het onderzoek van de Commissie van advies inzake de Waterstaatswetgeving naar mogelijke aanpassingen van het juridisch instrumentarium.

Welke maatregelen zijn in beeld voor het aanpakken van de zwakke schakels in de waterkeringen en welke financiële consequenties hebben die maatregelen? Gelden die financiële consequenties al voor de aankomende begroting?

De heer Van Lith gaat ervan uit dat over de financiering van het beheer en het onderhoud van de Maaskades serieus overleg met de regio zal worden gevoerd om tot een oplossing te komen.

De heer Geluk (VVD) kan zich niet voorstellen dat de kwaliteit van het zoete water niet zal worden aangetast door het Kierbesluit, terwijl de problematiek van de afgelopen periode het belang van grote waterbekkens van goede kwaliteit juist nog eens heeft aangetoond. De inlaatpunten verschuiven in elk geval naar het oosten, waar zij juist niet nodig zijn. Hij blijft vraagtekens zetten bij het besluit, maar het advies van de regio's moet inderdaad worden afgewacht. Met het oog op de vereiste snelheid moet echter geen langdurige patstelling ontstaan.

De heer Boelhouwer (PvdA) is blij met de gedetailleerde beantwoording van de vragen over de situatie in Limburg, omdat in de betrokken regio kennelijk een heel ander beeld van de situatie leeft. Hij verzoekt de staatssecretaris daarom om de Kamer een korte beschrijving van de feitelijke situatie te doen toekomen.

Is er tot 2008 voldoende geld beschikbaar om langs de kust alvast zand op te spuiten in verband met de onverwacht grote kracht van de golven?

Ten behoeve van de kwaliteit van het Nederlandse watersysteem en de veiligheid is het in het kader van «Ruimte voor de rivier» van belang om inzicht te krijgen in het Duitse systeem met betrekking tot de (over)dimensionering van dijken, de veiligheid en de kans op overstroming.

De heer Hermans (LPF) blijft van mening dat het Kierbesluit niet met 35 mln euro kan worden gerealiseerd. Is er sprake van lumpsumfinanciering, zodat de risico's en de nadeelcompensatie volledig voor rekening van de regio komen?

De staatssecretaris benadrukt dat de huidige uitvoering nog niet gericht kan zijn op de klimaatverandering, maar dat het beleid wel is aangepast, zoals blijkt uit alles wat op dit moment intensief wordt onderzocht, bijvoorbeeld in het kader van «Veiligheid Nederland in kaart». Daarbij worden nieuwe gegevens steeds meegenomen. Over enkele jaren zal dit kunnen leiden tot aanpassing van de uitvoering.

Wat de kust betreft: als de provincies de maatregelen voor de korte termijn na het overleg in oktober goedkeuren, zal de Kamer daarvan op de hoogte worden gebracht. In afwachting van de structurele maatregelen is voldoende geld beschikbaar om er tot 2008 door het opspuiten van zand voor te zorgen dat de kust breed genoeg is om de golven op te kunnen vangen.

De staatssecretaris zegt toe dat zij de Kamer een schriftelijke uiteenzetting van de feitelijke situatie inzake de Maaskades zal toesturen en dat de Kamer voor 2 oktober de beschikbare gegevens over de aanpak in Duitsland en over de gevolgen van Duitse ingrepen voor de situatie in Nederland zal ontvangen.

De verwachting is dat het Kierbesluit met 35 mln euro kan worden gerealiseerd zonder de doelstellingen aan te tasten. Daarbij gaat het zuiver om het openzetten van de sluis en het verleggen van de inlaten; alle extra wensen zullen door de regio zelf moeten worden bekostigd. Dit betekent wel dat een aantal zaken in de regio anders georganiseerd moeten worden en bijvoorbeeld ook niet gecompenseerd zullen worden. Dat heeft bijvoorbeeld consequenties voor de landbouw, die in plaats van het via volledige compensatie in stand houden van een kunstmatig watersysteem ook kan gaan nadenken over een andere manier van landbouw bedrijven door gebruik te maken van de vroegere zoetwaterbuffers. Dit hangt allemaal af van de inrichting. Binnenkort vindt overleg plaats met de betrokken provincies. Het uiteindelijke besluit over de besteding van de 35 mln euro zal worden genomen door de staatssecretaris en door de minister van LNV.

De voorzitter somt de door de staatssecretaris gedane toezeggingen op:

– De Kamer zal het plan van aanpak (procesplan) inzake de zwakke schakels in de kust ontvangen en zal jaarlijks in het kader van de kustrapportage worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op dit terrein.

– De staatssecretaris zal de Kamer een korte schriftelijke uiteenzetting sturen over de feitelijke situatie met betrekking tot de financiering van de Maaskades.

– De Kamer zal worden geïnformeerd over de plannen in Duitsland en de relatie tussen die plannen en de situatie in Nederland.

– Met betrekking tot de Oosterschelde zal de Kamer een nadere notitie ontvangen.

– Op verzoek van de voorzitter zal de staatssecretaris de Kamer ook informeren over de juiste bedragen en de stand van zaken op het punt van de financiering van de Zandmaas.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Ten Hoopen (CDA), Dijsselbloem (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Van As (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bruls (CDA), Van der Ham (D66), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Tichelaar (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), De Grave (VVD), Szabó (VVD), Van Winsen (CDA), Van Dijken (PvdA), Haverkamp (CDA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Buijs (CDA), Vergeer (SP), Jager (CDA), Mastwijk (CDA), Eurlings (CDA), Giskes (D66), Van Dam (PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD) en Hessels (CDA).

Naar boven