18 106
Voortgang rivierdijkversterkingen

nr. 105
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 november 2000

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 2 november 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris J.M. de Vries van Verkeer en Waterstaat over haar brief van 9 oktober 2000 houdende de tiende voortgangsrapportage inzake het Deltaplan grote rivieren (18 106, nr. 103).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Geluk (VVD) merkte allereerst op dat dit plan een vijfjarenplan is dat eind dit jaar had moeten zijn uitgevoerd. Uit het diagram op de laatste bladzijde van de thans voorliggende voortgangsrapportage blijkt dat zo'n 84% veilig is, maar als je alle percentages bij elkaar optelt, komt dat uit op 123%!

De laatste kilometers zijn altijd het moeilijkst, maar het is toch van belang om ook daar zo snel mogelijk de risico's te beperken. Wat wordt er op dat punt gedaan?

Er wordt voor 2001 een tekort geraamd van 154 mln., meer dan voorzien omdat nu ook de IJsselmeerdijken erbij betrokken zijn. Door vertragingen in 2000 kunnen zo'n 40 mln. worden doorgeschoven naar 2001, maar dan blijft er nog een gat van 114 mln. Hoe denkt de staatssecretaris dat op te lossen?

Zijn fractie was blij met de door BZK toegezegde 35 mln. voor opsporing en ruiming van explosieven, maar zij vroeg zich af of dat wel genoeg is, omdat uit de begroting van BZK blijkt dat er op dat punt ook problemen zijn in de Vinex-locaties en het HSL-tracé.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) had uit een artikel in de Limburger begrepen dat er volgens grindproducenten bij de Grensmaas sprake zal zijn van een tekort tussen de 125 mln. en 200 mln. en vroeg de staatssecretaris hoe dat precies zit.

Zij vond het prettig dat er nu wordt gesteld dat het Markermeer een buitenwater is waardoor discussies over inpoldering nu wel van de baan zullen zijn. Het is een goede zaak dat het kabinet heeft gekozen voor open water, ook al omdat het Markermeer een belangrijke bron voor de drinkwatervoorziening is en dat daarvoor 220 mln. extra in de begroting voor 2001 is opgenomen.

Ook zij had begrepen dat er een tekort zou zijn voor het uitvoeringsprogramma tot 2004. Dat tekort lost zich deels op, omdat er dit jaar nog wel wat over is gebleven, maar hoe zit het met de rest? Worden daarvoor in de begrotingen voor 2001 en 2002 voorzieningen getroffen?

De heer Herrebrugh (PvdA) vroeg naar de stand van zaken bij Kampen-Midden. Hij vreesde dat dit zich ontwikkelt tot een bestuurlijk rampscenario. Aangezien de biedingen niet passend waren, zijn er problemen rondom de aanbesteding, maar hoe gaat het nu verder?

Over het bekende dijkvak 14 bij Baanhoek had hij een grote stapel stukken gekregen van bewonerscommissies en actiegroepen. Op het eerste gezicht leek hem hun suggestie voor een keermuur, waarmee ook het noodzakelijke veiligheidsniveau te garanderen zou zijn en de meerkosten te verdedigen zouden zijn gelet op de inpassing van het werk, niet onredelijk. Wat is de opvatting van de staatssecretaris daarover?

Wat het Markermeer betreft memoreerde hij vervolgens dat de wettelijke aanduiding van «buitenwater» nog geregeld moet worden. Waar in het kader van Waterbeheer '21 wordt gesproken over de bufferfunctie van IJsselmeer en Markermeer, vroeg hij of daar dan tot peilveranderingen c.q peilopzet moet worden gekomen en of de uitgangspunten van de discussies daarover worden betrokken bij het versterkingsprogramma van de dijken in dat gebied.

Ten slotte vroeg hij of de dijk tussen Lelystad en Enkhuizen ook is opgenomen in een versterkingsprogramma en zo ja, hoe.

De heer Van den Berg (SGP) wees erop dat in de tweede week van november min of meer formeel de afronding van dit project zal worden gemarkeerd. Hoewel helaas nog niet alle voorziene werken gereed zijn – zelfs Ramspol niet dat toch was opgenomen in de eerste tranche van de Deltawet grote rivieren, die allang geëxpireerd is – hechtte hij er toch aan nogmaals zijn waardering uit te spreken voor het vele werk dat inmiddels is verzet. Maar de aandacht, ook de politieke, mag niet verslappen. De resterende werken moeten dan ook zo spoedig mogelijk worden afgerond.

Hij had begrepen dat de stuurgroep na 2000 zou worden opgeheven en zou worden vervangen door een platform. Wat is de stand van zaken en wat is de rol van de staatssecretaris daarin?

Hij sprak er vervolgens zijn erkentelijkheid voor uit dat zijn motie over de explosieven in zoverre is uitgevoerd dat er nu 35 mln. is toegevoegd aan het budget. Echter, dat is niet geoormerkt geld en dus vraagt ook hij zich af of dat wel voldoende zal zijn. Bovendien is het geen structureel geld. De staatssecretaris van BZK heeft toegezegd dat hij zal bezien of er een structurele bijdrage kan komen als uit de inventarisatie zou blijken dat er ook op langere termijn nog geld nodig is. Wat dat betreft verzocht hij de staatssecretaris er bij de waterschappen op aan te dringen om hun wensen op dit terrein tijdig aan de gemeentes over te brengen.

Hij had begrepen dat de Europese Commissie Nederland in gebreke heeft gesteld wegens schending van de MER-verplichting, onder andere bij het project bij Sliedrecht. Kan de staatssecretaris zeggen om welke projecten het nog meer gaat, of de ingebrekestelling al is beantwoord en zo ja, wat daarop de reactie uit Brussel was?

Een van de nog niet afgeronde projecten is dat van Sliedrecht. De heer Van den Berg had daar al verschillende malen de aandacht voor gevraagd. Hij heeft zich nooit willen bemoeien met de daar gemaakte keuzes, maar hem bereiken regelmatig signalen van betrokkenen uit het gebied dat er geen redelijk overleg mogelijk lijkt. Aangezien dit de zwakste schakel is in een dijkring die vrijwel helemaal gereed is, moet de staatssecretaris er toch veel aan gelegen zijn om tezamen met gemeentes, het hoogheemraadschap en bewoners- en actiegroepen, tot een vergelijk te komen.

Hij sloot zich aan bij financiële vragen en de vragen over Kampen-Midden. Voorkomen moet worden dat ook dit jaren blijft voortslepen.

De coördinatie van de zogenaamde IRMA-middelen berust bij de minister van VROM en de ontvangsten worden niet geboekt op het DGR-artikel, maar kan de staatssecretaris toch zeggen hoeveel IRMA-middelen er precies beschikbaar zijn en voor welke projecten die worden aangewend? Dat is mede van belang omdat alleen projecten die zijn afgerond voor 31 december 2002 op deze middelen kunnen rekenen en vertragingen dus aanzienlijke financiële consequenties kunnen hebben.

Vervolgens vroeg de heer Van den Berg of de steenzettingsproblematiek van de zeedijken al volledig in kaart is gebracht en of de financiële oplossing al helder is.

Ten slotte memoreerde hij dat de groteprojectstatus van het DGR afloopt, maar dat de Kamer toch wel graag op de hoogte wil blijven van de ontwikkelingen. Daarvoor zou zij ook gebruik kunnen maken van het wetgevingstraject op basis van de evaluaties van de Wet op de waterkeringen. Hoe staat het met dat wetgevingstraject? Overigens heeft de staatssecretaris in een vorig overleg gezegd dat de wetswijziging in verband met het aanduiden van het Markermeer als buitenwater niet op dat wetgevingstraject behoeft te wachten. Hoe staat het daarmee?

De heer Biesheuvel (CDA) was van mening dat bij de afronding van dit project toch wel een glaasje geheven mag worden, al was het maar om de waardering te laten blijken voor de vele inspanningen die er in het verleden zijn gedaan. Een ander belangrijk aspect leek hem te zijn dat na herhaald verzoek van deze commissie deze tussenrapportage toch heel snel is gekomen en dus zeer actueel is, al blijft dat wat lastig vanwege het niet parallel lopen van de inhoudelijke en de financiële peildatum.

Terecht heeft de Kamer veel aandacht besteed aan de ruiming van explosieven vanwege de dreigende vertragingen. Is het overigens juist dat voor 1 november alle rekeningen hadden moeten zijn ingediend omdat anders vergoeding in gevaar komt? De beschikbare gelden die dit tijdvak niet zijn gebruikt mogen toch zeker wel worden doorgeschoven naar het volgende tijdvak?

Hij sloot zich aan bij de vragen over het in 2001 voorziene tekort. Door de intensivering van de activiteiten rondom de IJsselmeerdijken is nog meer geld nodig. De staatssecretaris schrijft in haar brief over de Markermeerdijk in Flevoland, maar hoe zit het dan met de dijken in Utrecht en Noord-Holland in relatie tot het DGR?

Hij sloot zich ook aan bij de vragen over de risico's met het mislopen van de IRMA-gelden. Waar blijven overigens de accountantsrapporten over het DGR-project?

Kan de staatssecretaris iets meer zeggen over de problemen rondom de rijksprojectenprocedure? Is er inderdaad een apart juridisch instrumentarium nodig voor het uitvoeren van de plannen in het kader van Ruimte voor de rivier?

Antwoord van de regering

De staatssecretaris merkte op dat het grote project DGR op 9 november officieel zal worden afgesloten. Zij erkende dat niet alle werken zijn uitgevoerd, maar aan het begin had men zich ongetwijfeld al gerealiseerd dat sommige onderdelen om welke reden dan ook bij de afsluiting niet zouden zijn afgerond. Zij was het van harte eens met de heer Biesheuvel dat het toch goed is om bij die afsluiting stil te staan, onder andere inderdaad om waardering te tonen voor alle betrokkenen bij waterschappen en gemeentes die in een heel hoog tempo en in een zeer goede samenwerking hebben meegewerkt aan een project dat zonder die medewerking en inzet wellicht wel 30 jaar had gevergd in plaats van 5 jaar. Inmiddels is al zo'n 85% van het geheel afgerond. De resterende 15% moet natuurlijk wel met alle aandacht en zoveel mogelijk spoed verder ter hand worden genomen, al zijn dat vaak inderdaad de moeilijkste.

Wat de Grensmaas betreft wordt er nog onderhandeld. Het is duidelijk dat alle partijen er belang bij hebben om alvast hun positie te bepalen. De staatssecretaris zal haar positie bepalen als uit het overleg onder leiding van de heer Blom enig resultaat is gekomen, hopelijk een zekere PPS-constructie waaruit een mooie natuurontwikkeling zal voortvloeien die betaald kan worden uit de opbrengst van zand en grind. Lukt dat niet, dan zal dat een vertraging betekenen, omdat dan onder andere tot onteigening moet worden overgegaan.

Zij memoreerde voorts dat de Kamer haar via een motie een steun in de rug heeft gegeven om bij BZK de ontbrekende middelen te verkrijgen voor de opruiming van explosieven. Haar collega van BZK heeft aangegeven dat hij zich zal inzetten voor meer middelen als in de toekomst zou blijken dat het niet voldoende zou zijn. Hoe het zit met de declaraties en of die voor 1 november hadden moeten zijn ingediend, kon zij niet zeggen, maar zal zij de Kamer daar zo spoedig mogelijk nader over berichten. In het kader van het DGR verwachtte zij geen problemen meer omdat alle projecten dat stadium nu wel voorbij zijn, maar wellicht nog wel in het kader van Ruimte voor de rivier.

Voorts merkte zij op dat de uitvoering van het project Kampen-Midden in 2001 zal beginnen. Dat project wordt door de regio zelf uitgevoerd, zij het onder haar regie. Inderdaad is de aanbesteding niet gelukt, maar het waterschap verwacht binnen korte termijn een nieuwe aanbesteding wel met succes te kunnen afronden.

Sliedrecht Baanhoek vormt een ingewikkeld probleem. De Europese Commissie heeft Nederland inderdaad in gebreke gesteld waar het gaat over de MER-plicht, maar die ingebrekestelling is nog niet beantwoord. Het hoofdprobleem bij Sliedrecht is dat nog een aantal zaken onder de rechter is en zij dus ook geen bemiddelingspoging kan ondernemen. Wel heeft zij een gesprek gehad met de burgemeester en een van de wethouders. Sliedrecht liep in feite al vooruit op het DGR. Onder minister Maij-Weggen is een keuze gemaakt en toen gold de MER-plicht nog niet. De indruk bij de bewoners bestaat nu dat als het een voor het ander wordt ingeruild, alsnog het voorkeursalternatief uitgevoerd kan worden. Maar als men het nu gekozen plan zou verlaten, moeten alle alternatieven weer de revue passeren en inderdaad een MER worden uitgevoerd en het is dan nog maar de vraag of daar het door Sliedrecht meest gewenste alternatief uitkomt. Zij heeft geprobeerd binnen het huidige plan Sliedrecht enigszins tegemoet te komen door te zeggen dat het waterschap de dijk wel iets lager kan maken, ongeveer zo hoog als de keermuur die men eigenlijk had willen hebben, en heeft ook geprobeerd de bewoners tegemoet komen door de grond van die dijk hetzij in erfpacht te geven, hetzij te verkopen. Desgevraagd zegde zij nog toe de Kamer nader te informeren op welke dijkvakken die ingebrekestelling vanuit Brussel slaat en de Kamer eveneens van haar reactie op de hoogte te stellen.

De tekorten die in sommige jaren optreden, zullen binnen de begrotingssystematiek worden opgelost. Er is voldoende geld maar in het ene jaar houdt men over, wat in het volgende jaar kan worden ingelopen. Dat kan binnen de systematiek van Verkeer en Waterstaat en gespreid over een aantal jaren. Waarop vanuit de commissie wordt gedoeld, betreft dus in feite een fictief tekort in 2004. Maar de reeks loopt door en je zou kunnen zeggen dat er dan van latere jaren wordt geleend. Het is dus eigenlijk een kasritmeproblematiek! De huidige voortgangsrapportages worden eveneens bekeken door de accountantsdienst van Verkeer en Waterstaat. Bij de volgende rapportage t/m 1 januari 2001 komt er nog een integraal accountantsrapport over het gehele jaar.

De dijk Enkhuizen–Lelystad moet inderdaad worden versterkt als besloten wordt tot peilverhoging en zal dan ook in het programma moeten worden opgenomen. Aan een eventuele peilverhoging zitten zoveel consequenties vast dat daartoe niet zomaar kan worden besloten.

De inventarisatie van de steenzettingen van de zeedijken in Zeeland en langs het IJsselmeer is inmiddels goed gevorderd, maar heeft in de overige gebieden enige vertraging opgelopen. Medio 2001 krijgt de Kamer de totale inventarisatie toegezonden. Over de financieringsproblematiek vindt op 17 november a.s. nog een bestuurlijk overleg plaats. Ook daarover zal de Kamer nader worden geïnformeerd.

Ten behoeve van versnelling van de uitvoering van de versterking van de IJsselmeerdijken heeft een verschuiving in de financiering naar voren plaatsgevonden. Eind 2002 zullen deze dijken op het vereiste niveau zijn en zal evenals de financiering ervan rond zijn.

De rijksprojectenprocedure zou volgens de staatssecretaris inderdaad de ideale regieprocedure zijn om Ruimte voor de rivier uit te voeren. De tracéprocedure verdraagt zich daar toch niet zo goed mee, omdat heel veel in streek- en bestemmingsplannen is opgenomen. Die rijksprojectenprocedure is nog in behandeling bij de Kamer en als die niet is afgerond als zij over zo'n twee jaar met het project moet starten, heeft zij wel een probleem. Zij heeft niet zozeer behoefte aan een speciale wet voor Ruimte voor de rivier, want er is al een goed instrument voor en bovendien zou speciale wetgeving daarvoor toch weer erg veel tijd vragen.

De aanpassing van de Wet op de waterkeringen als gevolg van de aanwijzing van het Markermeer tot buitenwater wilde zij uiteraard zo snel mogelijk realiseren, maar een en ander is wel afhankelijk van enkele adviezen die zij verplicht moet inwinnen en wel van de provincies die door deze aanpassing worden geraakt. Met name wachtte zij nog op het advies van de provincie Utrecht. De evaluatie van de artikelen 1 t/m 16 van de wet is overigens al naar de Kamer gezonden. Als er elementen in zitten die moeten leiden tot aanpassing van de wet, zullen die in het wijzigingstraject worden meegenomen dat toch al nodig is voor het Markermeer. Dit is wellicht in tegenstelling tot eerdere uitlatingen, maar er wordt toch nog gewacht op het advies van de provincie Utrecht en dan kan dat wellicht beter gelijkertijd worden aangepakt. Over de financiering zal worden gesproken in het al gememoreerde bestuurlijke overleg van 17 november a.s.

Voorts zegde zij toe de Kamer schriftelijk te informeren hoe het zit met de IRMA-gelden. Uit het overzicht valt in ieder geval af te leiden hoeveel Nederland zal krijgen als alle projecten in ieder geval op tijd kunnen worden ingediend.

De voorzitter van de commissie,

Blaauw

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), voorzitter, Van den Berg (SGP), Reitsma (CDA), Biesheuvel (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Valk (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), ondervoorzitter, Feenstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF/GPV), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Niederer (VVD), Van Bommel (SP), Eurlings (CDA), Herrebrugh (PvdA), Hindriks (PvdA) en De Swart (VVD).

Plv. leden: Te Veldhuis (VVD), Bakker (D66), Th.A.M. Meijer (CDA), Stroeken (CDA), Van Gent (GroenLinks), Waalkens (PvdA), Crone (PvdA), Atsma (CDA), Duivesteijn (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Augusteijn-Esser (D66), Schutte (RPF/GPV), Geluk (VVD), Luchtenveld (VVD), Spoelman (PvdA), Buijs (CDA), Van Walsem (D66), Vendrik (GroenLinks), Weekers (VVD), Poppe (SP), Dankers (CDA), Depla (PvdA), Dijsselbloem (PvdA) en Nicolaï (VVD).

Naar boven