Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 17050 nr. 546 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 17050 nr. 546 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2018
Met uw brief van 7 september 2018 heeft uw Kamer vragen gesteld over «Uitkeringsfraude door Poolse arbeidsmigranten» ten behoeve van het nog in te plannen debat. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden van de verschillende fracties.
Voor de leesbaarheid zijn de vragen van de verschillende fracties per onderwerp beantwoord. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde:
1. Feitenrelaas
2. Aanpak fraude
3. Aard en omvang van de fraude
4. Export WW
5. Informatie aan de Kamer
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
1. Feitenrelaas
Vragen
VVD 4.
Op welk moment is de fraude voor het eerst geconstateerd door het UWV? Wanneer werd voor het UWV duidelijk dat er mogelijk sprake was structurele fraude met de WW-uitkering?
VVD 5.
Op welke manier is de constatering van mogelijke structurele fraude met de WW-uitkering binnen het UWV afgehandeld? Op welk moment is dit gebeurd?
VVD 6.
Klopt de berichtgeving dat UWV sinds 2012 op de hoogte was van deze vorm van fraude, maar hierover niet naar buiten is getreden? Zo ja, welke maatregelen heeft het UWV genomen nadat in 2012 deze vorm van fraude bekend werd bij het UWV?
VVD 7.
Klopt de berichtgeving dat uw ministerie in 2016 door het UWV op de hoogte is gesteld van de mogelijke grootschalige fraude met de WW-uitkering? Op welke manier is deze melding door het UWV bij het Ministerie van SZW binnengekomen en welke stappen zijn er door uw ministerie ondernomen nadat het UWV deze melding heeft gedaan? Waarom heeft dit vier jaar geduurd?
VVD 8.
Hoe zijn de signalen vanuit het UWV aan het Ministerie van SZW afgehandeld? Wanneer heeft de signalering richting het Ministerie van SZW plaatsgevonden?
VVD 9.
Heeft het Ministerie van SZW een reactie verstuurd aan het UWV naar aanleiding van de signalen? Zo ja, wat is deze reactie geweest?
VVD 18.
Klopt de berichtgeving dat uw ministerie in 2016 door het UWV op de hoogte is gesteld van de mogelijke grootschalige fraude met de WW-uitkering? Op welke manier is deze melding door het UWV bij het Ministerie van SZW binnengekomen en welke stappen zijn er door uw ministerie ondernomen nadat het UWV deze melding heeft gedaan?
PVV 1.
Welke concrete stappen heeft de voormalig bestuursvoorzitter van UWV tussen 2012 en 2017 genomen om fraude met werkloosheidsuitkeringen door Poolse arbeidsmigranten tegen te gaan, op te sporen, het fraudebedrag terug te halen, de totale omvang te bepalen en het Ministerie van SZW hierover te informeren?
D66 6.
Wat is er met de signalen van mogelijke fraude gedaan die in 2016 het Ministerie van SZW hebben bereikt?
GroenLinks 1.
Waarom heeft het UWV deze informatie binnenskamers gehouden, en pas in 2016 het ministerie geïnformeerd?
GroenLinks 3.
Wat is er in 2016 gebeurd met de informatie van het UWV? Welke actie heeft het Ministerie van SZW ondernomen?
GroenLinks 5.
Welke maatregelen zijn tot nu toe genomen om deze specifieke vorm van fraude te stoppen?
SP 1.
Wat is uw oordeel over de reportages van Nieuwsuur over Poolse arbeidsmigranten die op grote schaal uitkeringsfraude plegen?
SP 2.
Deelt u de mening dat uw ministerie en het UWV nalatig zijn geweest doordat een structurele aanpak tegen de uitkeringsfraude vanaf 2009 is uitgebleven?
SP 5.
Hoe kan het dat u in het vragenuur aangaf dat deze fraude sinds 2012 bekend is, terwijl binnen het UWV al in 2009 aan de bel is getrokken?
PvdA 2.
Wat is de reden voor het UWV om pas in 2016 een melding te doen bij het Ministerie van SZW, dit terwijl de eerste signalen in 2012, en mogelijk zelfs al in 2009, bekend waren?
50PLUS 1.
Waarom heeft het UWV sinds de fraude bekend werd slechts «beperkte maatregelen» getroffen om de fraude tegen te gaan (zie artikel Volkskrant 4 september jl.)? Welke maatregelen heeft het UWV sinds 2012 precies genomen tegen deze specifieke vorm van fraude, en wat heeft dat concreet opgeleverd?
50PLUS 4.
Vindt u dat het UWV nalatig is geweest door deze sinds 2012 bekende vorm van fraude pas aan het ministerie te melden in 2016?
Antwoord
Fraude met uitkeringen is onacceptabel. Het ondermijnt het draagvlak van ons sociale zekerheidsstelsel. Een stelsel dat er op is gericht om mensen te ondersteunen die in een kwetsbare positie verkeren. De meeste van deze mensen leven de regels na. Maar in elk uitkeringsstelsel treffen wij ook fraudeurs aan. Het is een ingewikkelde uitdaging om fraude te voorkomen en te bestrijden. Omstandigheden wijzigen en fraudeurs weten vaak heel gewiekst de zwakheden in de systemen te bespelen. In de afgelopen jaren zien we een toenemend risico op misbruik bij arbeidsmigranten met een WW-uitkering. Dit moet met kracht worden aangepakt.
Zoals ik in mijn brief heb toegelicht zijn er in de loop der jaren diverse onderzoeken en handhavingsacties uitgevoerd rondom arbeidsmigratie. Het merendeel van deze onderzoeken vond plaats in het kader van de reguliere handhavingsaanpak en is daarom niet verder gedeeld. Uit de informatie die het UWV mij heeft verstrekt1 blijkt dat vanaf 2009 er voor het eerst sprake was van gerichte aandacht voor arbeidsmigranten als afzonderlijke doelgroep binnen het UWV. Het UWV geeft aan dat de aanleiding hiervoor signalen waren van een hogere instroom van migranten uit Polen in de WW. Tot en met 2008 waren er slechts 485 Polen ingestroomd in de WW en dat aantal nam in de jaren daarna snel toe. Er is eerst verkennend onderzoek uitgevoerd naar de omvang en instroom in de WW. Dit richtte zich nog niet op mogelijke nalevingsrisico’s. Vanaf 2011 zijn verschillende onderzoeken gestart om vanuit diverse invalshoeken (zoals adresgegevens, verblijf in het buitenland en gebruik van tussenpersonen) en gericht op verschillende doelgroepen, de naleving en de risico’s in kaart te brengen. De focus lag daarbij met name op de verplichting om in Nederland te verblijven, maar ook overtredingen zoals verzwijging van inkomsten kwamen naar voren. De aanpak bestond destijds vooral uit het blijven uitvoeren van gerichte controles. In 2013 werd specifiek onderzoek gedaan naar adressen. Ingezoomd werd op adressen waar meer dan vijf personen met een lopende uitkering op stonden ingeschreven. Bij een klein deel van de gecontroleerde adressen waren vraagtekens van andere aard, maar in geen enkel geval was er sprake van een adres dat overduidelijk gebruikt werd voor een bepaalde frauduleuze constructie. Hierdoor was er geen aanleiding voor extra controles.
Vanaf 2014 zijn de onderzoeken en de handhavingsacties gericht op arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa (MOE-landen) geïntensiveerd tegen de achtergrond van stijgende aantallen uitkeringen aan arbeidsmigranten. Het aantal WW-uitkeringen aan Polen (de grootste groep onder de MOE-landers) was in 2014 gestegen tot ruim 30.0002. In dat jaar werd een breed onderzoek verricht naar verblijf in Nederland onder MOE-landers met een WW-uitkering. Daarbij werden onder andere overtredingen geconstateerd rondom verblijf in Nederland en zijn er 356 boetes opgelegd. Intern werd geadviseerd om vervolgonderzoek te doen. Dat onderzoek vond plaats in 2015. Ook toen werden er weer overtredingen rondom verblijf in Nederland geconstateerd en naar aanleiding daarvan werden meer dan 600 maatregelen opgelegd aan uitkeringsgerechtigden (schorsen en beëindigen van uitkeringen, kortingen en boetes). Bij dit onderzoek kwam ook de rol van tussenpersonen meer in beeld en werd binnen het UWV geadviseerd daar nader onderzoek naar te doen. Dat onderzoek heeft in 2017 plaatsgevonden (zie hieronder).
Parallel aan de onderzoeken in 2014 en 2015 werden ook gerichte meldingen gedaan van WW-fraude met tussenkomst van tussenpersonen. Het fraudevermoeden concentreerde zich rondom tussenpersonen en om die reden werd de zaak ingebracht in het selectieoverleg tussen het openbaar ministerie en de Inspectie SZW en is besloten strafrechtelijk onderzoek te starten. De modus operandi kwam grotendeels overeen met het beeld van de fraude dat in het begin van deze brief wordt geschetst. Bijna alle onderzochte uitkeringsgerechtigden in deze zaak (ruim 200) werden bestuursrechtelijk beboet en kregen terugvorderingen opgelegd. De strafzaak tegen de twee tussenpersonen werd begin dit jaar afgesloten met veroordelingen voor beiden. Aan deze casus is een aantal inzichten te ontlenen over de aanpak. Zo kon worden vastgesteld dat uitkeringsgerechtigden ook in het verleden niet in Nederland waren. Daardoor ontstond een stevigere basis om naast het opleggen van boetes en stopzetten van uitkeringen, uitkeringen ook terug te vorderen. Tot slot is de ervaring uit deze casus dat zo’n aanpak een lange doorlooptijd kent en een forse inzet vergt van zowel het UWV als de Inspectie SZW3.
In 2016 is aandacht besteed aan frauderisico’s rondom het exporteren van WW-uitkeringen. Bij export WW betreft het de situatie dat arbeidsmigranten aanspraak maken op de mogelijkheid om maximaal drie maanden met behoud van een Nederlandse WW-uitkering werk te gaan zoeken in een andere lidstaat. Voordat iemand zijn uitkering mag exporteren, moet hij wel eerst vier weken in Nederland beschikbaar zijn voor werk. Ook bij deze regeling zit dus een frauderisico met verblijf in Nederland. Met het oog op deze risico’s, in combinatie met toename in aantallen geëxporteerde WW-uitkeringen, is in 2016 mijn ambtsvoorganger hierover geïnformeerd. Hij heeft vervolgens aandrongen op maatregelen. In reactie daarop heeft het UWV een aantal maatregelen landelijk ingevoerd. Het UWV handhaaft de voorwaarde van vier weken beschikbaarheid in Nederland strenger. Ook telt de vakantieperiode in de WW niet langer mee voor het voldoen aan de vierwekeneis. Daarnaast is het UWV eind 2016 een pilot gestart met aangescherpte werkprocessen (zoals mensen fysiek laten verschijnen op UWV vestigingen en werken met onafhankelijke tolken). Momenteel wordt bekeken of deze werkwijze landelijk wordt ingevoerd. In het kader van de pilot kwam ook weer de rol van tussenpersonen in beeld. Daarop werd door het UWV besloten om de rol van tussenpersonen grondiger te onderzoeken in combinatie met frauderisico’s omtrent verblijf in Nederland. In 2016 heeft het UWV aan SZW laten weten dat onderzoek in 2017 te starten. Het onderzoeksrapport is begin 2018 afgerond en aan SZW aangeboden. Het ministerie is daarna met het UWV in gesprek gegaan over de aanbevelingen en de mogelijke vervolgaanpak.
De fraude met WW-uitkeringen onder arbeidsmigranten is onacceptabel en heeft terugkijkend niet de benodigde urgentie gehad. Zoals ik in mijn brief heb opgenomen, heb ik met het UWV afgesproken te komen tot een strakkere aanpak van de geconstateerde fraude. Deze aanpak beschrijf ik in de beantwoording van de vragen VVD 13, PvdA 3 en SP 4.
Vragen
VVD 15.
Heeft het UWV gegevens uitvraag gedaan bij gemeenten ter controle op de juiste adresgegevens?
VVD 16.
Ontbreken er op dit moment mogelijkheden om een adres-verificatie uit te voeren bij de verstrekking van een uitkering door het UWV?
VVD 19.
Was u bekend met de, in artikelen genoemde, ruzie tussen gemeenten en het UWV, omdat het UWV weigert samen te werken en informatie voor zichzelf houdt? Bent u bereid onderzoek te doen naar in welke gemeenten dit het geval is?
D66 3.
Wie is er verantwoordelijk voor de kwaliteit van de gegevens in het BRP en op welke manier worden deze gecontroleerd?
SP 13.
Waarom hanteert het UWV haar eigen adressenbestand en maakt ze geen gebruik van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA)?
SP 14.
Waarom heeft het UWV adressen van uitkeringsgerechtigden niet gedeeld met gemeenten om fraude te voorkomen? Klopt het dat er sprake is van onenigheid tussen het UWV en gemeenten over het delen van adressen bestanden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen tegen de verantwoordelijke personen?
SP 15.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat het UWV de adressenbestanden uit de Basisregistratie Personen (BRP) hanteert?
PvdA 5.
Hoe is de samenwerking tussen UWV en gemeenten rondom het GBA?
SGP 4.
Hoe komt het dat gemeenten in de afgelopen jaren door het UWV niet of nauwelijks van informatie zijn voorzien die wezenlijk is voor de bestrijding van fraude? Welke oplossingen zijn adequaat om te vermijden dat op basis van eigen inzichten van uitvoeringsdiensten de wettelijk verplichte informatieverstrekking achterwege blijft?
Antwoord
De verantwoordelijkheden rond de BRP zijn vastgelegd in de Wet basisregistratie personen. Het registreren en bijhouden van de persoonsgegevens (waaronder het woonadres) van inwoners van Nederland (ingezetenen) is de verantwoordelijkheid van de gemeente waar de betreffende persoon woont. In het kader van permanente aandacht voor de kwaliteit van de persoonsgegevens heeft de gemeente een periodieke onderzoeksplicht naar de inrichting, werking en beveiliging van de BRP en de juistheid van de gegevensverwerking.
Bestuursorganen zoals het UWV hebben een terugmeldplicht met betrekking tot het woonadresgegeven in de BRP. Dat wil zeggen dat als een bestuursorgaan een woonadresgegeven via de BRP verstrekt heeft gekregen en er gerede twijfel is ontstaan over de juistheid ervan, het bestuursorgaan verplicht is dit te melden bij de betreffende gemeente. Die gemeente dient dan te onderzoeken of de gegevens in de BRP gewijzigd moeten worden.
Voor personen uit het buitenland die tijdelijk in Nederland verblijven (korter dan 4 maanden) geldt dat zij zich kunnen laten registreren in de BRP als niet-ingezetenen (Registratie Niet Ingezetenen, RNI). Registratie in de RNI is noodzakelijk voor het verkrijgen van een BSN. Voor de RNI geldt dat er voor bestuursorganen geen terugmeldplicht is ten aanzien van het woonadres. Het registreren en bijhouden van persoonsgegevens van niet-ingezetenen (waaronder het buitenlands woonadres) is een verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en wordt uitgevoerd door daarvoor ingerichte loketten bij gemeenten en door aangewezen bestuursorganen.
Er vindt geen uitwisseling van adresbestanden plaats tussen het UWV en gemeenten, er dient per adres teruggemeld te worden en het UWV kan daarbij gebruik maken van de centrale voorziening van de BRP. De betreffende woongemeente wordt dan geïnformeerd.
Voor het recht op een WW-uitkering is verplicht dat iemand in Nederland verblijft. Dit betekent dat iemand in Nederland aanwezig moet zijn, maar niet als inwoner ingeschreven hoeft te staan. Het UWV gebruikt de adresgegevens uit de BRP bij de aanvraag van een uitkering. Daarnaast mag een werkloze werknemer bij een WW-aanvraag een ander adres doorgeven waar hij verblijft en/of waar hij zijn post van het UWV op wenst te ontvangen. Daarmee is een ander adres ten opzichte van het woonadres uit de BRP dat bekend is bij de gemeente toegestaan. Dit komt bijvoorbeeld voor wanneer een uitkeringsgerechtigde tijdelijk verblijft in een opvanghuis, instelling of een inrichting.
Het UWV schorst een WW-uitkering als in de BRP staat dat iemand «vertrokken onbekend waarheen» (VOW) is. Dan is er dus geen Nederlands en geen buitenlands woonadres geregistreerd in de BRP. Een persoon dient dan eerst deze BRP-registratie (VOW) ongedaan te laten maken, dat wil zeggen zijn woonadres laten registreren bij de gemeente waar hij woont. Ook schorst het UWV de WW-uitkering wanneer er een gegrond vermoeden is dat iemand niet in Nederland verblijft. Indien dit vermoeden wordt bevestigd, beëindigt het UWV de uitkering. Het UWV heeft aangegeven dat over het algemeen de samenwerking met gemeenten goed verloopt. Hier wordt nog een verdere impuls aan gegeven door de aansluiting van het UWV bij het LAA.
Vragen
VVD 20.
Klopt het dat er op één adres in de plaats Tilburg sprake was van 61 ingeschrevenen voor een WW-uitkering?
GroenLinks 7.
Klopt het dat er meerdere (tientallen) uitkeringen op één adres uitgekeerd kunnen worden? Hoe kan dat?
PvdA 4.
Hoe is het mogelijk dat een veelheid aan personen op één adres staat ingeschreven?
VVD 21.
Op welke manier had het feit dat er 61 ingeschrevenen waren op één adres naar voren moeten komen bij uitvoering van de verstrekking van WW-uitkeringen? Welke controle mechanismen zijn er ingebouwd?
VVD 22.
Kunt u toelichten hoe de mogelijkheid bestaat dat de gemeente Tilburg, waar veel Poolse arbeidskrachten wonen, niets wist van het grote aantal uitkeringen dat het UWV uitkeerde aan Poolse arbeidskrachten?
D66 1.
Welke systemen en werkwijzen zitten er in de weg om een signaal te krijgen als er op één adres (of correspondentieadres) heel veel uitkeringen worden uitgekeerd?
GroenLinks 8.
Hoe zouden medewerkers van het UWV deze fraude moeten herkennen?
PvdA 6.
Wat zijn de mogelijkheden om een betere controle te hebben dat er niet vele uitkeringen op één adres binnenkomen?
Antwoord
De aanvraag van een WW-uitkering is een grotendeels geautomatiseerd proces, waarbij woonadresgegevens uit de BRP worden gebruikt. Dit kan een Nederlands adres zijn, maar ook een woonadres in het buitenland (RNI). Het is mogelijk dat er meerdere mensen op één BRP-adres wonen en het is ook mogelijk dat er meerdere personen op één BRP-adres tegelijkertijd in aanmerking komen voor een WW-uitkering. Bijvoorbeeld omdat werkgevers soms huisvesting regelen voor medewerkers, waardoor meerdere arbeidsmigranten op hetzelfde adres verblijven.Ook kunnen uitkeringsgerechtigden eenzelfde adres gebruiken als correspondentieadres. Op zichzelf betekent dit niet dat er daarmee sprake is van fraude. Want zoals eerder toegelicht moet iemand voor het recht op WW in Nederland verblijven, maar kan hij een correspondentieadres opgeven. Het gebruik van een correspondentieadres (door meerdere WW-gerechtigden) of dat meerdere personen op één BRP-adres staan ingeschreven, kan – in combinatie met andere signalen – echter wel een signaal zijn voor nader onderzoek. Het UWV gaat, zoals in de brief beschreven, de controle op adresgegevens intensiveren.
Wat betreft de 61 uitkeringen op één adres in Tilburg heeft het UWV mij laten weten dat dit het totaal aantal uitkeringen was in een periode van drie jaar die op hetzelfde adres stonden en derhalve niet op één moment. De desbetreffende uitkeringsgerechtigden zijn meegenomen in één van de onderzoeken door het UWV waarbij geconstateerde fraude is aangepakt.
Om betere controle te hebben op meerdere uitkeringen op één adres, gaat het UWV maandelijks op basis van eigen systemen bestandsvergelijking doen. Zo heeft het UWV inmiddels een eerste lijst opgesteld van ruim 30 adressen waarop meerdere uitkeringen staan geregistreerd die momenteel worden onderzocht op uitkeringsfraude. Hierbij wordt ook gekeken naar het gebruik van tussenpersonen.
Vraag
D66 2.
Wie is er verantwoordelijk voor de kwaliteit van de gegevens in de polisadministratie van het UWV en op welke manier worden deze gecontroleerd?
Antwoord
De polisadministratie wordt gevuld via de loonaangifte door werkgevers. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor de aanlevering en kwaliteit van de loongegevens. Toezicht daarop is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het UWV en de Belastingdienst. Bij de verwerking van de loonaangifte zijn er daartoe diverse soorten controles ingebouwd waarbij de loongegevens van de werknemer worden getoetst. De adresgegevens zoals in de polisadministratie worden opgenomen, kunnen worden ingezien en opgevraagd door gemeenten ten behoeve van verbetering van de adreskwaliteit in de BRP.
Vragen
VVD 23.
Is het mogelijk dat de bestanden van uitvoeringsorganisaties UWV, DUO, SVB en de Belastingdienst aan elkaar worden gekoppeld, zodat dergelijke fraude onmogelijk wordt gemaakt of eerder wordt gesignaleerd?
SP 16.
Bent u bereid om op landelijk niveau alle adressenbestanden van het UWV naast de gemeentelijke bestanden te leggen om de omvang van de fraude in kaart te brengen?
Antwoord
Ik ben bereid samen met de genoemde partijen actie te ondernemen om deze fraude tegen te gaan. Allereerst zal dit binnen de «Landelijke Stuurgroep Interventieteams» (LSI) worden opgepakt. In dit samenwerkingsverband heeft een aantal landelijke uitvoeringsorganisaties zich verenigd om onder andere fraude in het sociale domein aan te pakken. Hierbij werken de Inspectie SZW, Belastingdienst (Belastingen en Toeslagen), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het UWV, de SVB, de Politie, en het Openbaar Ministerie in «interventieteams» samen met individuele gemeenten.
Verder sluit het UWV aan bij het programma LAA. In dit programma wordt door gemeenten, uitvoeringsorganisaties en departementen samengewerkt aan het verhogen van de kwaliteit van de woonadresgegevens in de BRP om daarmee de rechtmatigheid van adres-gerelateerde regelingen te verhogen en adres-gerelateerde fraude bestreden wordt. Binnen dit samenwerkingsverband leveren de uitvoeringsorganisaties bij twijfel over de juistheid van een adres, signalen aan. Deze worden vervolgens centraal verzameld en gevalideerd en, daar waar nodig, gecompleteerd met ontbrekende informatie, zoals gegevens over overige bewoners op dat adres. Vervolgens worden de adressen aangeboden aan de betreffende gemeenten om te onderzoeken.
Vragen
SP 25.
Hoeveel signalen van fraude heeft het UWV van de eigen mensen ontvangen? Welk deel heeft het UWV daarvan behandeld?
50PLUS 3.
Uit recente berichtgeving komt naar voren dat medewerkers van het UWV de signalen van fraude melden aan hun leidinggevenden, maar dat dit weken is blijven liggen en dat er niets mee gedaan werd. Wat betekent dit voor de motivatie van de medewerkers? Waarom is dit niet direct opgepakt? Zijn er inmiddels adequate acties ondernomen om binnen de mogelijkheden die er nu zijn fraude te voorkomen?
SP 26.
Hoe oordeelt u over het feit dat UWV-werknemers zeggen dat hun meldingen van fraude niet worden opgepakt? Wat onderneemt u hiertegen?
Antwoord
Het UWV heeft een intern meldpunt fraude waar medewerkers hun vermoedens van fraude melden. In 2017 zijn hier 14.298 interne meldingen van fraude gedaan, dit betrof alle UWV-wetten. Voor de WW ging het om 4.1484 meldingen. Al deze meldingen worden zorgvuldig onderzocht. Een interne melding levert voor alle UWV-wetten in circa 70% (62% voor de WW) een tekortkoming op in de vorm van een waarschuwing of een boete. Medewerkers van het UWV die een interne melding doen bij het Centraal Meldpunt Fraude krijgen een ontvangstbevestiging. Beleid is dat alle melders bericht krijgen wat er met hun melding is gebeurd. Aangezien er sprake moet zijn van zorgvuldig onderzoek gaat er tijd overheen voordat een onderzoek volledig is afgerond en er een terugmelding plaatsvindt richting de medewerker. Dit kan leiden tot een gevoel dat er onvoldoende gebeurd met signalen.
Bij de aandacht voor de fraude zijn ook zorgelijke signalen naar voren gekomen over de openheid en integriteit van het UWV als organisatie, meer specifiek over hoe het UWV omgaat met signalen van fraude en kritiek op de aanpak daarvan. Ik heb deze signalen met het UWV besproken en ik heb afgelopen vrijdag ook zelf met medewerkers gesproken. Het UWV heeft mij laten weten dat men in de afgelopen jaren stevig heeft geïnvesteerd in de openheid en integriteit van de organisatie. Al deze maatregelen hebben er mede toe bijgedragen dat de uitkomsten van het meest recente WerkbelevingsOnderzoek (WBO) 2018 van het UWV ook op het punt van openheid en integriteit positief waren. Tevens is een aparte structuur opgezet voor de behandeling van signalen over integriteitsmeldingen. In de bijgevoegde notitie5 van het UWV wordt op deze aspecten nader ingegaan. De inzet van het UWV over de afgelopen jaren laat onverlet dat de openheid en integriteit van het UWV boven alle twijfel verheven dienen te zijn. Gelet op de signalen hebben de Raad van Bestuur van het UWV en ik besloten dat er een externe toetsing zal plaatsvinden naar de borging hiervan. Vanzelfsprekend kunnen hier ook verdere aanbevelingen uit voortvloeien. Daarnaast zal de Accountantsdienst van het UWV een audit doen op de afhandeling van signalen over fraude. Ik zal uw Kamer van de uitkomsten daarvan op de hoogte stellen.
Vraag
SP 27.
Heeft het UWV melding gemaakt van de WW-fraude toen de «Commissie Fraudesignalen» deze inventariseerde in verband met de Rijksbrede Aanpak Fraude? Zo ja, waarom is hierover niets terug te vinden in die Rijksbrede Aanpak? Aanpak? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het onderwerp fraude met WW-uitkeringen door Polen is destijds niet gemeld in het kader van de inventarisatie van onderwerpen voor de Rijksbrede Aanpak Fraude. Wel is in dit kader het onderwerp adresfraude besproken. Dit heeft zijn beslag gekregen in het project Landelijke Aanpak Adreskwaliteit, zoals beschreven bij het antwoord op de vragen SP 16 en VVD 23.
2. Aanpak fraude
Vragen
VVD 13.
Op welke manier gaat het registreren van tussenpersonen helpen bij het verminderen van fraude als het UWV aangeeft dat het vaak complex is om te bewijzen dat tussenpersonen willens en wetens frauderen? Kunt u aangeven waarom deze tussenpersonen een functie zouden moeten vervullen tussen de verstrekker van de uitkering, het UWV en de aanvrager?
PvdA 3.
Wat zijn de mogelijkheden om malafide tussenpersonen aan te pakken?
SP 4.
Deelt u de mening dat malafide tussenpersonen die op internet adverteren als boekhouder of administratiekantoor, om tegen betaling advies te geven en controles van uitkeringsinstantie UWV helpen te omzeilen, keihard aangepakt hadden moeten worden? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Antwoord
Het is een prioriteit om de fraude via tussenpersonen aan te pakken. Tussenpersonen vervullen voor een deel van de uitkeringsgerechtigden een belangrijke rol. Reden om een tussenpersoon in te schakelen is bijvoorbeeld omdat mensen niet in staat zijn om zelf dit soort zaken te regelen, omdat ze niet digivaardig zijn of de Nederlandse taal niet voldoende beheersen. Een tussenpersoon kan een familielid zijn, een vriend, administratiekantoor of de vakbond, die al dan niet tegen een vergoeding bijstand verlenen. Hierbij is een onderscheid te maken naar een tussenpersoon die rechtshandelingen (bijvoorbeeld het opsturen van het inkomensformulier) verricht namens de betrokkene en de tussenpersoon die de betrokkene enkel bijstaat en niet dergelijke handelingen verricht (bijvoorbeeld een familielid die als tolk fungeert). Voor het doen van een rechtshandeling namens een ander is een machtiging vereist.
Het UWV heeft geen (formele) relatie met de tussenpersoon en daarom geen mogelijkheden hen aan te pakken via bestuursrechtelijke weg. Wanneer er echter duidelijke vermoedens zijn dat de tussenpersoon bij zijn dienstverlening strafrechtelijke gedragingen gepleegd heeft, kan hier wel via strafrechtelijke weg tegen worden opgetreden. Het UWV geeft vermoedens van malafide tussenpersonen door aan de Inspectie SZW. Het Openbaar Ministerie kan de betreffende tussenpersoon strafrechtelijk vervolgen.
Een aantal weken geleden is in overleg met het Functioneel Parket besloten dat buitengewoon opsporingsambtenaren van het UWV zelf bij het vermoeden van «aannemen valse identiteit» (waarbij de tussenpersoon zich voordoet alsof hij de uitkeringsgerechtigde is) een strafrechtelijk onderzoek kunnen uitvoeren.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer over dit onderwerp heb opgenomen heb ik met het UWV afgesproken te komen tot een strakkere aanpak van de geconstateerde fraude. Die zal in ieder geval de volgende elementen bevatten. Sommige kunnen direct worden genomen, andere vergen de benodigde voorbereidingstijd, waarbij ik kijk of aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk is. Bij alle maatregelen geldt dat ruimte bij de concrete uitwerking mogelijk moet blijven. Tevens zal het UWV alle maatregelen bezien op hun effectiviteit.
• Ten eerste heb ik met het UWV afgesproken dat de controle op adresgegevens wordt geïntensiveerd, onder andere door adresvergelijkingen. Het UWV is daar ook al mee gestart. Dit zal het UWV doen in samenwerking met andere partijen zoals gemeenten, de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
• In samenhang daarmee wordt toegewerkt naar een solide systeem van adresregistratie binnen het UWV, waarbij het adres in de Basisregistratie Personen (BRP) voortaan leidend is. Dat betekent onder andere dat alleen een correspondentieadres niet langer volstaat voor het krijgen van een uitkering. Doel is om adresfraude lastiger te maken.
• Verder wil ik de afhankelijkheid van tussenpersonen bij arbeidsmigranten verminderen. Dat kan door middel van meer persoonlijk contact direct aan het begin van een uitkering, waar nodig met tussenkomst van tolken.
• Tevens zal het UWV werken aan registratie van tussenpersonen, zodat het UWV meer grip krijgt op die tussenpersonen.
• Het UWV zal ten slotte in contact treden met andere uitvoerders om van elkaar te leren en te onderzoeken of er nog andere maatregelen mogelijk zijn.
Vraag
VVD 31.
Op welke termijn denkt u het aangekondigde onderzoek te kunnen afronden en met maatregelen te kunnen komen? Wat kan er in de tussentijd in de werkwijze worden veranderd om deze vorm van fraude zoveel mogelijk te voorkomen?
Antwoord
Met deze brief aan uw Kamer geef ik de resultaten weer van het onderzoek naar de feiten rondom deze fraude, waarmee dit is afgerond.
In mijn brief beschrijf ik daarnaast de aanpak, bestaande uit een pakket van maatregelen. Zo is het UWV reeds gestart met een periodieke (maandelijkse) bestandsvergelijking van adressen om na te gaan of er meerdere personen met een WW-uitkering op één adres wonen. Het UWV gaat deze gevallen vervolgens oppakken om te bezien of er sprake is van frauduleus handelen. Hierover zal ik uw Kamer informeren in de toegezegde brief over geconstateerde signalen en fenomenen uit de verschillende fraudeonderzoeken. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de maatregelen de beantwoording van de vragen hierboven.
Vragen
SP 6.
Deelt u de mening dat de zogenoemde tussenpoos in de Wet Werk en Zekerheid de fraude extra aantrekkelijk maakt?
SP 7.
In hoeverre wordt WW-fraude voorkomen door een vast dienstverband?
SP 23.
Controleert u bij werkgevers van zich als werkloos opgegeven Polen of er inderdaad geen werk meer voor hen is? Zo nee, waarom niet? Hoe voorkomt u dat WW wordt uitgekeerd aan mensen voor wie genoeg werk beschikbaar is?
SP 24.
Welk percentage van de sollicitaties controleert u? Houdt u extra toezicht op mogelijke risicogroepen?
Antwoord
Met de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) is beoogd te voorkomen dat werkgevers werknemers langdurig op tijdelijke contracten inzetten daar waar het eigenlijk structureel werk betreft. De termijn van 3 maanden, die voor de invoering van de Wwz gold als verplichte tussenpoos tussen een keten van tijdelijke contracten, kon te makkelijk gebruikt worden om na een kort dienstverband van een werknemer afscheid te nemen en na 3 maanden weer opnieuw in tijdelijke dienst te nemen. Met de verlenging van deze termijn naar 6 maanden wordt een dergelijke werkwijze bemoeilijkt. Overigens geldt voor werknemers die werkzaam zijn als uitzendkracht dat bij cao kan worden bepaald dat deze gedurende 5,5 jaar op tijdelijke basis werkzaam kunnen zijn zonder dat er een vast contract ontstaat en zonder dat een verplichte tussenpoos in acht moet worden genomen.
Een vast dienstverband kan ertoe leiden dat een werknemer niet snel een beroep hoeft te doen op WW omdat zijn dienstverband niet na een bepaalde tijd afloopt. Dit neemt niet weg dat ook een werknemer met een vast dienstverband ontslagen kan worden of dat het contract op initiatief van de werkgever ontbonden wordt met wederzijds goedvinden. Ook dan kan de betreffende werknemer een beroep doen op de WW, mits hij aan de voorwaarden voldoet.
Het UWV controleert niet of de voormalig werkgever nog werk heeft voor werknemers die een aanvraag voor een WW-uitkering indienen. Van de werkloze werknemer wordt verwacht dat hij er alles aan doet om weer zo snel mogelijk aan het werk te gaan. Het UWV checkt bij de WW-gerechtigden of zij sollicitatie-activiteiten hebben verricht. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar het land van herkomst van de werkloze werknemer. Het UWV heeft onvoldoende capaciteit om alle sollicitatie-activiteiten van alle WW-gerechtigden inhoudelijk te controleren. WW-gerechtigden die het risico lopen op langdurige werkloosheid, worden uitgenodigd voor een gesprek op een UWV-kantoor. Tijdens zo’n gesprek worden ook de sollicitatie-activiteiten van de betrokkene doorgesproken.
Ik heb het UWV gevraagd in samenwerking met de uitzendsector een pilot te starten waarbij navraag wordt gedaan bij de vorige werkgevers of er een continueringsaanbod was. Dit zal niet alleen van toepassing worden op de arbeidsmigranten, maar ook op Nederlandse werkloze werknemers. Het UWV heeft mij laten weten dat daar binnenkort een overleg over plaatsvindt met de uitzendsector.
Vraag
SP 10.
Welke mogelijkheden zijn er om arbeidsmigranten te veroordelen voor fraude, naast het geven van een boete en het terugvorderen van de uitkering?
Antwoord
De mogelijkheden om arbeidsmigranten te veroordelen voor fraude zijn van toepassing op alle uitkeringsgerechtigden. Wanneer door het UWV wordt geconstateerd dat een uitkeringsgerechtigde zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen die gelden voor de WW-uitkering, dan moet het UWV een zogeheten maatregel of bestuurlijke boete opleggen. Daarnaast wordt de eventueel ten onrechte (of tot een te hoog bedrag) toegekende uitkering teruggevorderd van de uitkeringsgerechtigde. Er zijn geen mogelijkheden om andere sancties op te leggen. In plaats van zelf een boete op te leggen kan het UWV conform de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude aangifte doen bij het Openbaar Ministerie (OM) wanneer het benadelingsbedrag hoger is dan € 50.000, of bij een lager benadelingsbedrag indien sprake is van een in die aanwijzing genoemde uitzondering (bijvoorbeeld in het geval dat fraude in georganiseerd verband plaatsvindt). Het OM laat dan een strafrechtelijk onderzoek doen en kan eventueel strafrechtelijke vervolging instellen waarmee de zaak voor de rechter komt of een boete opleggen via een strafbeschikking.
Vraag
SP 12.
Deelt u de mening dat tewerkstellingsvergunningen een middel kunnen zijn om een goed beeld te krijgen van welke arbeidsmigranten hier werken en voor hoe lang?
Antwoord
Het invoeren van een tewerkstellingsvergunning voor werknemers uit Europa is in strijd met het geldende vrij verkeer van werknemers in Europa. Het CBS publiceert de migrantenmonitor waarin inzicht wordt gegeven in het aantal migranten dat in Nederland woont of werkt uit onder meer Midden- en Oost-Europa.
Vragen
D66 4.
Hoeveel capaciteit is er op dit moment beschikbaar bij het UWV om te handhaven op fraude met WW-uitkeringen?
GroenLinks 4.
Is er al overleg geweest tussen uw ministerie en UWV over strengere regelgeving?
GroenLinks 9.
Hoeveel tijd hebben medewerkers van het UWV voor een gesprek? Is dit voldoende om signalen van fraude te kunnen herkennen?
SP 17.
Heeft het UWV voldoende middelen om uitkeringsfraude aan te pakken? Op welke onderdelen is aanscherping nodig?
50PLUS 2.
Is er een directe relatie tussen bezuiniging en de mogelijkheid tot aanpakken van geconstateerde fraude?
50PLUS 6.
U geeft aan «zeer gemotiveerd» te zijn «om de capaciteit en de wettelijke bevoegdheden voor elkaar te krijgen» om deze fraude aan te pakken. In hoeverre schieten capaciteit en wettelijke bevoegdheden nu tekort?
Antwoord
Handhaving en opsporing van fraude vormen belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van het UWV. Het UWV ontvangt jaarlijks een budget van SZW voor het uitvoeren van de taken en bevoegdheden. De interne toedeling van het budget aan verschillende onderdelen en taken is aan het UWV zelf en blijft een zaak van keuzes. Het budget, en daarmee de beschikbare capaciteit is immers eindig. Jaarlijks worden keuzes gemaakt over het zo efficiënt en effectief mogelijk inzetten ervan. Dat geldt zowel voor de te onderzoeken zaken en thematiek, als ook de keuze voor preventie en repressie.
De directie Handhaving is binnen het UWV belast met het opsporen van fraude en het onderzoeken van fraudesignalen, de capaciteit over 2017 bedroeg gemiddeld ongeveer 400 fte. Signalering en preventie van fraude zijn onderdeel van het dagelijkse werk van de medewerkers van het UWV bij de uitvoering van de verschillende wetten, waaronder de WW. Het gaat daarbij niet alleen om de persoonlijke gesprekken in het kader van de dienstverlening, maar ook het proces van de aanvraag, de beoordeling, het controleren van de diverse verplichtingen en de beëindiging. Bij dit alles probeert het UWV een juiste balans te vinden tussen klantvriendelijke en laagdrempelige dienstverlening en strenge handhaving.
Echter, om deze vorm van fraude steviger dan tot nog toe aan te pakken zijn maatregelen nodig. Dit pakket maatregelen heb ik beschreven in de brief, waaronder het aanscherpen van het aanvraagproces (gericht op adreskwaliteit), maandelijkse adresvergelijkingen waarna onderzoek en handhaving op meerdere uitkeringen op één adres plaatsvindt. De meerkosten van deze maatregelen zijn op dit moment van dusdanige orde dat ze inpasbaar zijn binnen het huidige budget van het UWV. Indien op een later moment meer aanvullende maatregelen nodig blijken te zijn, dan zal ik dit opnieuw bezien.
Bij het verkennen van de mogelijkheden voor een versterkte aanpak van deze fraude is nadrukkelijk ook de mogelijkheid voor aanpassing van de regelgeving opengehouden. Het voorgestelde maatregelenpakket lijkt vooralsnog te passen binnen de huidige kaders van regelgeving. Bij verdere uitwerking kan evenwel blijken dat wijziging van regelgeving toch aan de orde is.
3. Aard en omvang fraude
Vragen
VVD 1.
Nieuwsuur bericht op basis van documenten over de omvang van deze vermoedelijke fraude en ten minste 150 malafide tussenpersonen. Kunt u hier verder inzicht in geven?
D66 9.
Hoeveel WW-gerechtigden maken gebruik van een tussenpersoon?
Antwoord
Het UWV heeft in 2017 themaonderzoek gedaan naar uitkeringsgerechtigden die gebruik maken van tussenpersonen. Op basis van analyses zijn in dit onderzoek 151 tussenpersonen geïdentificeerd. Uit deze inventarisatie zijn 12 hiervan naar voren gekomen als tussenpersonen verbonden met 131 onderzochte uitkeringsgerechtigden. Het onderzoek leidde tot aanpak van uitkeringsgerechtigden die zich niet aan de verplichtingen hebben gehouden. Het UWV heeft beter zicht gekregen op het al dan niet correct handelen van tussenpersonen, zoals het beschikken over de DigiD van de uitkeringsgerechtigden. Aangezien het UWV tot nu toe geen registratie bijhoudt van tussenpersonen, is het aantal uitkeringsgerechtigden dat hier gebruik van maakt niet bekend.
Vragen
VVD 2.
Hoe hoog is het benadelingsbedrag door deze vorm van fraude op het totaal aan WW-uitkeringen die worden verstrekt aan Poolse arbeidsmigranten?
VVD 3.
Wat is de omvang van de genoemde fraude met WW-uitkeringen? Om hoeveel personen gaat het? Om welke bedragen gaat het?
VVD 17.
Kunt u aangeven waar aangrijpingspunten zitten voor vervolging van fraudeurs? Welke mogelijkheden bestaan er om het onterecht verworven geld terug te halen?
PVV 2.
Wat is het totale geconstateerde fraudebedrag?
PVV 4.
Welke straffen zijn er opgelegd?
PVV 5.
Hoeveel WW-uitkeringen zijn er ingetrokken?
PvdA 1.
Wat is de precieze omvang van deze fraude? Aantal WW-gerechtigden, tussenpersonen en bedragen?
D66 7.
In hoeveel van de fraudegevallen gaat het over mensen die al eerder een WW-uitkering hebben ontvangen, bijvoorbeeld door seizoenswerk?
D66 8.
In hoeveel van de fraudegevallen gaat het om een WW-recht van 3 maanden en in hoeveel van de gevallen is de WW-duur langer?
50PLUS 5.
Het UWV heeft in de afgelopen vier jaar voor € 310 miljoen aan onterecht betaalde uitkeringen opgespoord. Omvat dit bedrag ook de fraude door Poolse en andere migranten? Kan dit bedrag uitgesplitst worden naar vorm van fraude?
SP 9.
Hoe vaak is door het UWV sinds 2009 een onterechte uitkering van arbeidsmigranten teruggevorderd en hoeveel daarvan zijn daadwerkelijk terugbetaald?
SP 11.
Hoe kansrijk is het terugvorderen van alle onterechte WW-uitkeringen in deze zaak? Wat gaat u ondernemen om alle onterechte uitkeringen terug te vorderen?
Antwoord
Het in de vraag aangehaalde bedrag van € 310 miljoen aan opgespoorde onterechte uitkeringen betreft alle uitkeringsregelingen van het UWV van de afgelopen vier jaar (2013–2017). Dit omvat alle vormen van fraude, een splitsing per type fraude kan niet worden gemaakt. Om die reden kunnen de hierna genoemde bedragen niet rechtstreeks worden gerelateerd aan dit totaalbedrag.
Het UWV heeft in van 2011 tot nu meerdere themaonderzoeken verricht naar fraude door arbeidsmigranten in de WW. Het aanpakken van fraudeurs bij deze fraudevorm kan in verschillende vormen. Afhankelijk van de type overtreding wordt een sanctie (waarschuwing of boete) opgelegd. De uitkering zelf kan geschorst, beëindigd en/of teruggevorderd worden. In alle gevallen moet onterecht ontvangen uitkering worden terugbetaald.
Op basis van uitkomsten van voornoemde onderzoeken in dit kader heeft het UWV mij laten weten dat het totaal teruggevorderde bedrag bijna € 2,4 miljoen bedraagt over de periode 2011–2018 op een totaal fraudebedrag van € 370 miljoen6 voor de WW. Dit heeft betrekking op 692 terugvorderingen. Het UWV geeft verder aan dat er 1015 boetes zijn opgelegd op een totaal aantal boetes voor de WW van bijna 181.000. Het boetebedrag op grond van de handhavingsonderzoeken was ruim € 1,1 miljoen op een totaal boetebedrag van ruim € 92 miljoen voor de WW. Voorts is in 816 gevallen een schorsing toegepast, zijn 442 uitkeringen beëindigd dan wel herzien, zijn er 306 waarschuwingen gegeven en is 83 keer een maatregel opgelegd. Daarbij dient opgemerkt te worden dat deze aantallen niet alleen betrekking hebben op arbeidsmigranten die onterecht in het buitenland verblijven, het betroffen ook andere overtredingen van de verplichtingen.
Van de uitkeringsgerechtigden die een overtreding hebben begaan heeft 66% nog niet eerder een WW-uitkering ontvangen. 34% van deze uitkeringsgerechtigden heeft meer dan één WW-uitkering ontvangen. Er is geen informatie beschikbaar of dit te maken heeft met seizoenswerk. In 43% van de gevallen gaat het om een WW-recht van 3 maanden. In 57% van de gevallen gaat het om een WW-recht van meer dan 3 maanden, met een gemiddelde duur van 10 maanden.
Het UWV stelt zich ten doel zoveel mogelijk uitstaande vorderingen te incasseren. Het UWV spant zich dan ook minimaal 10 jaar in om binnen de wettelijke kaders zoveel mogelijk van de onterecht verstrekte uitkeringen en boetes terug te halen. Na een periode van 5 jaar invorderen wordt voor de WW een incassoratio van 75,9% in totaal gerealiseerd, daarna worden nog verdere incassopogingen ondernomen7. Het UWV maakt daarbij gebruik van betalingsregelingen en/of verrekening met de uitkering.
Vraag
D66 10.
Hoeveel WW-uitkeringen zijn er op dit moment waarvan het recht deels is ontstaan door arbeidsverleden in een ander land?
Antwoord
Op peildatum 1 september 2018 zijn er 4.387 lopende WW-uitkeringen waarvan het buitenlands arbeidsverleden effect had op de duur van de WW-uitkering. Bij al deze uitkeringsgerechtigden heeft het buitenlands arbeidsverleden geen effect gehad op het ontstaan van het recht op een WW-uitkering. Dit betekent dat deze werkloze werknemers minimaal een half jaar in Nederland hebben gewerkt voorafgaand aan hun uitkering.
Vraag
D66 13.
Is er bij het grootschalige onderzoek door het UWV in 2014 onder arbeidsmigranten met een MOE-land nationaliteit ook gekeken of er gefraudeerd werd met de dienstverbanden voorafgaand aan de WW-uitkering? Zijn er gevallen bekend van fraude met de WW-uitkering door een gefingeerd dienstverband?
Antwoord
Tijdens het onderzoek in maart 2014 is niet gericht onderzoek gedaan naar fraude met dienstverbanden voorafgaand aan de WW-uitkering, maar een gefingeerd dienstverband is wel 13 keer aangetroffen. Op dit moment doet het UWV een breed onderzoek naar het thema gefingeerde dienstverbanden. Dit onderzoek is breder dan arbeidsmigranten.
Vraag
PvdA 7.
Zijn er ook andere vormen van WW-fraude de afgelopen dagen, naar aanleiding van de Nieuwsuur-uitzending, naar boven gekomen? Bijvoorbeeld een mogelijke fraudezaak waarbij twee personen allebei met een afzonderlijk bedrijf stonden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Deze bedrijven hadden verschillende adressen maar de beide betrokken personen stonden in de GBA ingeschreven op hetzelfde woonadres. Vervolgens werkten deze personen om en om in loondienst bij elkaars bedrijf en deden na een relatief kort dienstverband bij het bedrijf van de ander aanspraak op een WW-uitkering.
Antwoord
Op dit moment is dit niet bekend bij het UWV. Het voorbeeld dat hier wordt genoemd duidt mogelijk op gefingeerde dienstverbanden. Hier doet het UWV momenteel onderzoek naar.
Vragen
VVD 10.
Zijn er ook signalen dan wel door het UWV, dan wel door het Ministerie van SZW, afgegeven aan de Inspectie SZW? Hoe zijn deze behandeld door de Inspectie SZW?
PVV 3.
Hoeveel fraudeurs zijn er vervolgd?
PVV 6.
Hoeveel tussenpersonen zijn er veroordeeld?
SP 8.
Waarom zijn er tot nu toe nog maar twee tussenpersonen veroordeeld?
SP 19.
Deelt u de mening dat het UWV al bij het vermoeden van fraude de Inspectie SZW in moet schakelen en niet pas als het UWV zelf kan bewijzen dat de tussenpersonen willens en wetens frauderen?
GroenLinks 6.
Hoe kan het dat pas twee keer melding is gedaan bij de Inspectie SZW, terwijl al lang bekend is dat dit op grote schaal speelt? Wat maakt het zo complex om een en ander te bewijzen?
Antwoord
In mei 2015 heeft het UWV een melding gedaan bij de Inspectie SZW van mogelijke uitkeringsfraude. De zaak is ingebracht in het selectieoverleg tussen het OM en de Inspectie SZW en besloten is een strafrechtelijk onderzoek te starten. In 2015 en 2016 heeft het onderzoek plaatsgevonden door Inspectie SZW onder het gezag van het Functioneel parket en in nauwe samenwerking met het UWV. Met toestemming van de officier van justitie zijn de onderzoeksresultaten gedeeld met het UWV. In januari 2018 is de zaak voorgekomen bij de Rechtbank Oost-Brabant; eind van die maand volgde de uitspraak. Twee verdachten zijn veroordeeld tot taakstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraf; de rechtbank heeft bewezen verklaard valsheid in geschrift (medeplegen), het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken (medeplegen), etc. kort gezegd: er was sprake van overtreding van de inlichtingenverplichting, wetend dat dit kan leiden tot ten onrechte verstrekking van een uitkering.
In mei 2018 is in het Jaarverslag 2017 van de Inspectie SZW een passage opgenomen over de in de zaak geconstateerde modus operandi (pagina 81). «Het type problematiek dat wordt aangepakt kan worden geïllustreerd aan de hand van een concrete zaak. Zoals die van een uitzendbureau dat WW-fraude pleegde. Door de opsporingsdienst van de Inspectie is daarmee samen met het UWV onderzoek naar gedaan. De start van het onderzoek was een melding afkomstig van het UWV. Het betrof een werkgever uitzendbureau/administratiekantoor die er administratief voor zorgde dat buitenlandse werknemers werden ontslagen, een WW-uitkering aanvroegen en vervolgens naar het buitenland vertrokken. De werkgever zorgde er dan voor dat het op papier leek dat deze mensen nog in Nederland verbleven. Tegen de werkgever en een aantal werknemers is proces-verbaal opgemaakt. Het UWV doet nog onderzoek naar enkele honderden werknemers die via deze fraudevorm ten onrechte een uitkering hebben ontvangen.»
Het onderzoek vond plaats in het kader van een zogenoemde business case. Het jaarverslag en de antwoorden op Kamervragen maken duidelijk dat ook na beëindiging van deze business case verdenkingen van dergelijke georganiseerde uitkeringsfraude onverkort onderwerp van opsporingsonderzoek blijft en structureel gefinancierd zal worden uit de in het Regeerakkoord toegekende middelen voor versterking van de Inspectieketen.8
In augustus 2018 is er een nieuwe melding ontvangen van een mogelijk vergelijkbare fraudeconstructie. Deze melding wordt beoordeeld. Na de uitzending van Nieuwsuur zijn twee nieuwe meldingen ontvangen. Op dit moment wordt onderzocht of deze meldingen aanknopingspunten bevatten om een onderzoek te starten.
Als het UWV een vermoedelijke fraude aantreft, kan het aangifte doen bij het OM. In het hierboven genoemde selectieoverleg wordt besloten welke zaken in strafrechtelijk onderzoek worden genomen.
Strafrechtelijke opsporing en vervolging is over het algemeen tijds- en arbeidsintensief. Dit maakt dat de inzet van strafrecht, wordt gericht op die zaken waarvan het grootste maatschappelijk effect wordt verwacht; strafrecht wordt ingezet als «optimum remedium»9. Andere afdoeningsmodaliteiten zoals bestuursrechtelijk ingrijpen zijn voor een efficiënte handhaving van groot belang.
Vragen
VVD 24.
Is de genoemde fraude alleen van toepassing op Poolse en Hongaarse arbeidsmigranten of bent u ook bekend met signalen over arbeidsmigranten uit andere lidstaten? Wat is u dan vanuit het UWV bekend over de omvang en aard?
SP 18.
Zijn er, naast de Poolse arbeidsmigranten, arbeidsmigranten uit andere landen die fraude plegen met WW-uitkeringen? Wilt u dit onderzoeken?
Antwoord
De onderzoeken die door het UWV zijn gedaan, zijn niet specifiek gericht op één of enkele nationaliteiten, maar op arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa (MOE-landen) in het algemeen. Arbeidsmigranten uit Polen vormen daarbij de grootste groep. Het is van belang om de groep arbeidsmigranten als zodanig te onderzoeken omdat bij deze groep WW-gerechtigden het risico op niet verblijf in Nederland groter is in vergelijking met andere uitkeringsgerechtigden.
Vragen
SP 20.
Zijn gevallen van WW-fraude ook gecheckt op fraude met toeslagen? Zo nee, waarom niet?
SP 21.
Kunt u uitsluiten dat er toeslagen worden uitgekeerd aan Poolse migranten waarvan het UWV al heeft geconstateerd dat ze frauderen met de WW?
SP 22.
Hoe vaak informeert u de Belastingdienst als u WW-fraude constateert bij Polen die in het buitenland verkeren?
Antwoord
Wanneer het UWV fraude constateert met WW-uitkeringen dan moet het UWV de Belastingdienst daar over informeren als deze fraude – dan wel het vermoeden van fraude – ook betrekking heeft op de uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst. Dit is geregeld in artikel 61 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Informatie over fraude met WW-uitkeringen wordt derhalve niet in de regel gedeeld met de Belastingdienst. Het UWV heeft mij laten dat het in deze onderzoeken geen link gevonden is naar de Belastingdienst, waardoor het UWV geen aanleiding had om de Belastingdienst hierover te informeren.
4. Export WW
Vragen
VVD 25.
Op welke manier wordt er samengewerkt met de Poolse en andere buitenlandse instanties bij de uitvoering van de exporttermijn binnen de WW naar lidstaten binnen de EU?
VVD 26.
Hoe verloopt de samenwerking met Poolse instanties bij de uitvoering van de exporttermijn van drie maanden voor de WW binnen de EU?
VVD 27.
Op welke manier wordt er samengewerkt met de instanties van andere EU-lidstaten op het gebied van controle en handhaving bij de export van uitkeringen, en de geldende verplichtingen?
D66 5.
Hoe is de samenwerking met Europese zusterorganisaties voor arbeidsbemiddeling? Kunnen deze mogelijk helpen in het bestrijden van fraude?
Antwoord
Op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 mogen WW-gerechtigden in een andere lidstaat van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland naar werk zoeken met behoud van uitkering gedurende maximaal drie maanden. Vóór vertrek verstrekt het UWV een document aan de werkloze. Daarin vermeldt het UWV onder meer de omstandigheden die van invloed zijn op het recht op uitkering. De werkloze moet zich binnen zeven dagen inschrijven bij de diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaat waar hij/zij is heengegaan en daar het document inleveren. Dat orgaan moet het UWV onmiddellijk een document met de datum van inschrijving en het nieuwe adres toesturen. Tijdens de exportperiode moet betrokkene zich houden aan de voorwaarden van de wetgeving van de lidstaat waar hij/zij is heengegaan (bijvoorbeeld de sollicitatieplicht of het aanvaarden van passend werk) en moet hij/zij zich onderwerpen aan de daar georganiseerde controles. Als zich in de exportperiode een omstandigheid voordoet die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, bijvoorbeeld het niet aanvaarden van passend werk of het hervatten van werk, dan moet het orgaan van de lidstaat waar naar werk wordt gezocht het UWV hier onmiddellijk over informeren. Het UWV bepaalt of deze omstandigheid van invloed is op het recht op uitkering en neemt hier het uiteindelijke besluit over.
De ervaring van het UWV is dat de samenwerking met de instanties van de lidstaten goed verloopt. Waar nodig vindt individuele afstemming plaats. Dat geldt ook voor de samenwerking met de Poolse instanties. De Poolse wetgeving wordt toegepast en dit betekent dat de werkzoekende één keer per maand wordt gecontroleerd – door middel van een oproep – op de inspanning die is verricht voor het vinden van werk.
Vragen
VVD 28.
Werkt de exporttermijn voor de WW binnen de coördinatieverordening sociale zekerheid, mogelijke fraude met uitkeringen binnen de EU in de hand?
VVD 29.
Zitten er belemmeringen in EU-wetgeving die een goede aanpak van fraude met de (export van) uitkeringen aan te pakken binnen Nederland?
Antwoord
Een effectieve bestrijding van fraude met geëxporteerde uitkeringen valt of staat met een goede samenwerking met de buitenlandse socialezekerheidsorganen. In het antwoord op de vorige vragen is aangegeven dat er Europese afspraken zijn over controle bij export van WW-uitkeringen en dat de samenwerking met buitenlandse instanties over het geheel genomen goed verloopt. Daarnaast wordt in Europa momenteel hard gewerkt aan de digitalisering van het berichtenverkeer in het kader van de Verordening. Op termijn moet alle gegevensuitwisseling tussen de lidstaten elektronisch verlopen. Ik verwacht dat deze ontwikkeling, doordat de snelheid van het berichtenverkeer toeneemt, een positieve impact zal hebben op het bestrijden van fraude met geëxporteerde uitkeringen.
Tegelijkertijd is het een gegeven dat het tegengaan van fraude bij geëxporteerde werkloosheidsuitkeringen ingewikkelder is, in de eerste plaats omdat er in de nationale situatie een koppeling van bestanden is waardoor snel kan worden gedetecteerd of een uitkeringsgerechtigde het werk heeft hervat. Dergelijke bestandskoppelingen ontbreken bij export. In de onderhandelingen over de wijziging van de Verordening (EG) nr. 883/2004 heeft Nederland zich daarom hard gemaakt voor het vastleggen van Europese afspraken over het matchen van bestanden ter voorkoming en bestrijding van fraude met uitkeringen. In het slotakkoord van de Raad van Ministers zijn de mogelijkheden voor datamatching opgenomen. Verzoeken om datamatching moeten uiteraard in overeenstemming zijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het Europees Parlement buigt zich de komende maanden over de wijziging van de Verordening. Daarna vinden de trilogen plaats.
In de tweede plaats staat het UWV bij geëxporteerde uitkeringen niet in direct contact met de werkloze. Deze moet zich immers houden aan de wetgeving van de lidstaat waar hij of zij naar werk zoekt. De contacten vinden in principe plaats met de organen daar. Hoe langer de exporttermijn, hoe langer de werkloze uit het zicht is van het UWV. Om deze reden maakt Nederland in beginsel geen gebruik van de bevoegdheid om de exporttermijn van drie maanden te verlengen naar zes maanden. Daarnaast heeft Nederland zich in het kader van de onderhandelingen over de wijziging van het hoofdstuk werkloosheid in de Verordening verzet tegen het voorstel van de Europese Commissie om de exporttermijn te verlengen. Op dit punt is de Nederlandse inzet in de Raad van Ministers succesvol geweest.
Vraag
VVD 30.
Bent u bereid een onderzoek te laten uitvoeren naar de fraude gevoeligheid van de Nederlandse sociale zekerheid en de export van uitkeringen binnen de mogelijkheden van de EU-coördinatieverordening sociale zekerheid?
Antwoord
Zoals ik in de brief heb aangegeven zal ik het UWV en de SVB vragen om mij jaarlijks te informeren over geconstateerde signalen en fenomenen uit de verschillende fraudeonderzoeken die zij verrichten. Hierin komen ook signalen met betrekking tot de export van uitkeringen aan bod. Ik zal deze rapportages, voorzien van een reactie, ook aan uw Kamer sturen.
Vraag
D66 11.
Hoeveel mensen maken gebruik van de regeling export WW?
Antwoord
In totaal maakten in 2017 3.774 WW-gerechtigden gebruik van de regeling export WW.
Totaal |
|
---|---|
2013 |
1.163 |
2014 |
2.720 |
2015 |
4.361 |
2016 |
4.000 |
2017 |
3.774 |
Vraag
D66 12.
Zijn er ook tussenpersonen bekend die bemiddelen bij de regeling export WW?
Antwoord
Ja. Ook bij de aanvraag om de export WW zijn tussenpersonen actief. Tussen 2013 en 2015 is het aantal aanvragen voor export WW aanzienlijk toegenomen. Gebleken is dat vaak tussenpersonen de aanvragen indienden. Aanvragen werden ingediend kort voor vertrek of aansluitend op een periode van vier weken vakantie in Polen. Om misbruik van de exportregeling tegen te gaan heeft mijn ambtsvoorganger aangedrongen op maatregelen. Hierop heeft het UWV in overleg met SZW een aantal maatregelen in gang gezet en is een pilot opgezet met aangescherpte werkprocessen (zoals mensen fysiek laten verschijnen op UWV-vestigingen en werken met onafhankelijke tolken). Momenteel wordt bekeken of deze werkwijze landelijk wordt ingevoerd.
Vragen
SGP 1.
In hoeverre dient bij de controle op de rechtmatigheid van het ontvangen van uitkeringen onderscheid te bestaan in werkwijze en intensiteit tussen Nederlanders en onderdanen van andere EU-lidstaten? Bent u van mening dat het UWV bij het verstrekken van uitkeringen aan onderdanen uit andere lidstaten bij voorbaat alerter moet zijn op mogelijkheden van misbruik, gelet op de aanvullende risico’s die in dergelijke situaties bestaan?
SGP 2.
Kunt u aangeven in hoeverre op basis van EU-recht mogelijkheden bestaan om intensiever toezicht te houden op de verstrekking van uitkeringen aan burgers uit andere lidstaten, gezien het feit dat in zulke situaties aanvullende risico’s bestaan en beide situaties dus niet gelijk zijn?
Antwoord
Het verschillend behandelen van uitkeringsgerechtigden is op basis van EU-recht mogelijk indien dit objectief gerechtvaardigd is, dat wil zeggen als met het onderscheid een gerechtvaardigd doel wordt nagestreefd en de gehanteerde middelen in een redelijke verhouding staan tot het nagestreefde doel. Een verschil in behandeling gebaseerd op nationaliteit is alleen dan toegestaan als daarvoor zeer zwaarwegende redenen bestaan.
Betrekkelijk recent heeft de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2018:1542) een oordeel geveld over het aanwezig zijn van dergelijke zwaarwegende redenen, in de situatie dat de gemeente Utrecht in een risicoprofiel voor het vermogensonderzoek voor bijstandsgerechtigden een onderscheid had gemaakt tussen bijstandsgerechtigden die afkomstig zijn uit Nederland en bijstandsgerechtigden die dat niet zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde in die zaak dat er sprake was van zwaarwegende redenen, nu er geen onderscheid werd gemaakt in het kader van het materiële recht op bijstand. Daarbij speelde mede een rol dat het ging om onderzoek in het buitenland, dat in Nederland eigenlijk constant plaatsvindt zonder dat de bijstandsgerechtigde daar iets van merkt, en er een onderscheid is dat van belang is voor de controle. Een betrokkene die een geboorteplaats buiten Nederland heeft, kan immers een gedeelte van zijn leven buiten Nederland hebben doorgebracht en logischerwijs vermogen kan hebben opgebouwd, waar een in Nederland geboren gerechtigde die mogelijkheid veelal niet heeft.
Mede gezien de aangehaalde uitspraak is het mogelijk om het toezicht anders in te richten voor WW-gerechtigden met een herkomst buiten Nederland. Bij de WW speelt dat, net als voor de bijstand, het risico dat iemand ongerechtvaardigd in het buitenland verblijft groter is bij WW-gerechtigden die een andere nationaliteit hebben. Daarmee is sprake van een verschil tussen deze groep en uitkeringsgerechtigden van Nederland dat relevant is voor de controle op de rechtmatige verstrekking van deze uitkeringen.
5. Informatie aan de Kamer
Vragen
VVD 11.
Waarom is er in 2016 niet besloten om de Kamer specifiek van deze fraude met WW- uitkeringen op de hoogte te brengen?
VVD 12.
Wanneer de Kamer niet specifiek op de hoogte is gebracht van deze vorm van fraude met WW- uitkeringen, hoe is dan in het algemeen deze vorm van fraude teruggekomen in de jaarverslagen en rapportages aan de Kamer?
GroenLinks 2.
Waarom heeft u de Kamer niet op de hoogte gesteld, toen u hierover werd geïnformeerd in 2016?
SP 3.
Deelt u de mening dat de Kamer al in 2009 geïnformeerd had moeten worden over een fraude van een dergelijke omvang? Zo nee, waarom niet?
PVV 7.
Zijn er nog andere soortgelijke fraudezaken waar de Kamer tot op heden nog niet over is geïnformeerd maar waar de Kamer wel van op de hoogte moet zijn?
SGP 3.
Waarom wordt gebrekkige informatievoorziening aan de Kamer gelegitimeerd onder verwijzing naar de vrees dat fraudeurs hieraan voordeel zouden kunnen ontlenen, terwijl dit probleem vermeden kan worden door de mogelijkheid van vertrouwelijke informatieverstrekking?
Antwoord
In 2016 heeft het UWV mijn ambtsvoorganger geïnformeerd over de toename in aantallen geëxporteerde WW-uitkeringen en mogelijk misbruik daarbij. Hij heeft vervolgens aandrongen op maatregelen. In reactie daarop heeft het UWV een aantal maatregelen landelijk ingevoerd. Het UWV handhaaft de voorwaarde van vier weken beschikbaarheid in Nederland strenger. Ook telt de vakantieperiode in de WW niet langer mee voor het voldoen aan de vierwekeneis. Daarnaast is het UWV eind 2016 een pilot gestart met aangescherpte werkprocessen (zoals mensen fysiek laten verschijnen op UWV vestigingen en werken met onafhankelijke tolken). Momenteel wordt bekeken of deze werkwijze landelijk wordt ingevoerd. In het kader van de pilot kwam ook weer de rol van tussenpersonen in beeld. Daarop werd door het UWV besloten om de rol van tussenpersonen grondiger te onderzoeken in combinatie met frauderisico’s omtrent verblijf in Nederland. In 2016 heeft het UWV aan SZW laten weten dat onderzoek in 2017 te starten. Het onderzoeksrapport is begin 2018 afgerond en aan SZW aangeboden. Het ministerie is daarna met het UWV in gesprek gegaan over de aanbevelingen en de mogelijke vervolgaanpak. Dit heeft terugkijkend niet de benodigde urgentie gehad.
Ik heb geconstateerd dat de huidige verstrekking van informatie over fraude en handhaving van het UWV richting uw Kamer beperkt en op grote hoofdlijnen plaatsvindt en weinig inzicht verschaft in de gehanteerde prioritering. Door de abstracte manier van informeren kon het gebeuren dat zorgwekkende ontwikkelingen niet expliciet werden benoemd. In dit geval had het informeren van uw Kamer proactiever gemoeten. Tijdens het vragenuur begin deze maand heb ik aangegeven dat ik deze informatievoorziening wil herijken. Aandachtspunt daarbij is dat deze informatievoorziening er niet toe leidt dat de modus operandi om te frauderen met uitkeringen of van de aanpak daarvan in breder verband bekend wordt. Gelet op de vindingrijkheid van fraudeurs valt nooit uit te sluiten dat zich nieuwe fenomenen gaan voordoen die nog niet in de informatievoorziening waren opgenomen.
Bij de herijking van de informatievoorziening heb ik me laten inspireren door enerzijds de signaleringsbrieven van de ketenpartners die betrokken zijn bij de aanpak van fouten en fraude in de zorg en anderzijds de rapportage signalen zorgfraude van het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ). Eens per jaar stellen de ketenpartners die betrokken zijn bij de aanpak van fouten en fraude in de zorg een gezamenlijke brief op met signalen uit de verschillende fraudeonderzoeken. Deze wordt verzonden naar de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vervolgens biedt mijn collega deze brief integraal aan uw Kamer, voorzien van een beleidsreactie. Ditzelfde proces van informeren volgt de rapportage met signalen van zorgfraude van het IKZ.
Een dergelijke opzet wil ik met het UWV en de SVB ook uitwerken voor de fraudeonderzoeken die zij uitvoeren op het terrein van de sociale zekerheid. Aan de basis hiervan staat mijn inzet op een intensievere samenwerking tussen het UWV en SZW op het terrein van fraude. Concreet zal ik deze partijen vragen om mij per brief jaarlijks te informeren over geconstateerde signalen en fenomenen uit de verschillende fraudeonderzoeken. Daarbij zullen het UWV en de SVB aangeven hoeveel signalen zij ontvangen, wat de aard is van de signalen en hoe deze signalen verder zijn opgepakt. Hierbij zal ik het UWV en de SVB tevens vragen om eventuele beleidsaanbevelingen op te nemen in de rapportage. Met deze werkwijze zal ook de intensievere samenwerking tussen het UWV, de SVB en SZW worden verankerd. De Staatssecretaris zal in overleg treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om te bezien op welke wijze informatievoorziening aan uw Kamer over fraudesignalen met bijstandsuitkeringen mogelijk is. Ik wil deze rapportages vervolgens integraal doorsturen naar uw Kamer, voorzien van een beleidsreactie van mijn kant en die van de Staatssecretaris. Waar nodig kunnen eventuele aanvullende vertrouwelijke zaken, zoals informatie die raakt aan de modus operandi, vervolgens vertrouwelijk met uw Kamer worden gedeeld. Het voordeel van deze manier van informeren is dat uw Kamer inzicht krijgt in enerzijds de activiteiten die worden ondernomen in het kader van fraudebestrijding en anderzijds in de verschillende vormen van fraude die worden onderzocht en waar prioriteit aan wordt gegeven. Daarbij geldt dat de fraudefenomenen continue veranderen. De aanpak van fraude moet steeds rekening houden met nieuwe vormen van fraude die nooit volledig kunnen worden voorspeld of voorkomen.
Vraag
VVD 14.
Kunt u nader inzicht geven in de, bij UWV bekende werkwijze van malafide tussenpersonen, rond nepsollicitaties, valse adresgegevens, et cetera?
Antwoord
Voor een goed begrip hoe de fraude met WW-uitkeringen door arbeidsmigranten werkt is van belang te weten hoe een aantal kenmerken omtrent het proces van aanvraag en het verdere contact met het UWV eruitziet. Een van de vereisten voor het recht op een WW-uitkering is dat men in Nederland verblijft.
Bij de aanvraag om WW-uitkering worden tot nu toe geen voorwaarden gesteld aan het adres dat de aanvrager opgeeft. Een uitkeringsgerechtigde mag één of meerdere adressen invullen. Dit kan het adres uit de Basisregistratie Persoonsgegevens (woonadres), een verblijfadres of een correspondentieadres zijn. Een WW-uitkering kan digitaal worden aangevraagd met een DigiD of schriftelijk door middel van een papieren aanvraagformulier. Een deel van de groep arbeidsmigranten maakt gebruik van het papieren aanvraagformulier. Bij een schriftelijke aanvraag kan nu maar één adres worden opgegeven. Het UWV registreert niet om welk type adres het gaat (woon-, verblijf-, of correspondentieadres), aangezien dat voor het recht op een uitkering niet is vereist.
Ook voor de mogelijkheid van tussenpersonen is bewust gekozen vanuit het oogpunt van dienstverlening. Het is van belang dat een uitkeringsgerechtigde zich mag laten bijstaan door iemand anders. Die hulp kan vele vormen aannemen zoals een familielid, een buur, een vakbond, of een bureau. In al deze gevallen is er sprake van een «tussenpersoon». De inschakeling van een tussenpersoon kan plaatsvinden bij de aanvraag en ook bij het contact met het UWV daarna, tijdens de uitkering. De meest voorkomende redenen om een tussenpersoon in te schakelen zijn als mensen niet in staat zijn hun eigen zaken te regelen, niet digitaal vaardig zijn, of de Nederlandse taal niet beheersen.
Dit brengt met zich mee dat er meerdere uitkeringen op één adres geregistreerd kunnen staan, bijvoorbeeld omdat meerdere uitkeringsgerechtigden hetzelfde correspondentieadres van een tussenpersoon opgeven. Ook kan er sprake zijn van meerdere uitkeringsgerechtigden op hetzelfde adres verblijven. Dat komt onder meer voor bij arbeidsmigranten die in één huis, op een camping of in een hotel verblijven. Dit soort situaties komen ook voor wanneer uitkeringsgerechtigden verblijven in een opvanghuis, instelling of een inrichting.
Bovenstaande mogelijkheden zijn er om de werkloze werknemer te helpen bij het aanvragen van een WW-uitkering en om het totale proces bij het UWV zo efficiënt mogelijk vorm te geven. Het UWV beoordeelt momenteel een kleine 400.000 aanvragen per jaar. Tegelijkertijd maakt dit de mogelijkheden voor fraude makkelijker. Zoals gezegd zit de kern van het misbruik met WW-uitkeringen bij arbeidsmigranten in het verhullen dat men niet in Nederland verblijft. Fraudeurs maken gebruik van de mogelijkheden zich te laten vertegenwoordigen door een tussenpersoon en ander adres aan UWV door te geven dan het adres uit de BRP bekend is. En hoewel het begrip tussenpersonen vele vormen van hulp omvat die volledig ter goeder trouw zijn, zien we ook malafide personen en bureaus die verdienen aan fraude. Deze tussenpersonen regelen de aanvraag met hun eigen of een ander adres als correspondentieadres. Wanneer uitkeringsgerechtigden door het UWV worden opgeroepen, worden deze door de tussenpersoon gewaarschuwd zodat ze terug naar Nederland kunnen komen. Tevens worden bewijsstukken van verblijf in Nederland gefingeerd, zoals sollicitaties, pintransacties en aankoopbonnen. De faciliterende rol van deze malafide tussenpersonen kan zelfs uitkeringsgerechtigden aanzetten tot fraude waar ze dit in eerste instantie niet van plan waren.
Zie ook bijgevoegde notitie «Fraude in de WW met behulp van tussenpersonen» van het UWV, Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.
De Inspectie SZW voerde deze zaak uit in het kader van een business case die in 2017 afliep. Het jaarverslag 2017 van de Inspectie SZW en de antwoorden op Kamervragen maken duidelijk dat ook na beëindiging van de business case dergelijke georganiseerde uitkeringsfraude onverkort onderwerp van opsporingsonderzoek blijft en structureel gefinancierd zal worden uit de in het Regeerakkoord toegekende middelen voor versterking van de Inspectieketen. Zie ook Tweede Kamer, vergaderjaar 2017/18, 34 775 XV, nr. 94, pagina 12.
Voordat een interne melding bij het Centraal Meldpunt Fraude binnenkomt, wordt onderzocht in hoeverre deze melding doorgezet moet worden bijvoorbeeld omdat wijzigingen in deze zaak al zijn doorgegeven of dat er al een onderzoek loopt. Voor de WW ging het om een totaal van 4.970 interne meldingen waarvan er 4.148 doorgezet zijn naar het Centraal Meldpunt Fraude.
Zie bijvoorbeeld: Rijksbrede aanpak fraude, Kamerstukken 17 050 en 29 911, nr. 450, en ook: Openbaar Ministerie, Functioneel Parket, Beleid & Strategie, Augustus 2013, Geopenbaarde versie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-17050-546.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.