17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 193
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 april 1995

De vaste commissie voor Justitie1 en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 hebben op 30 maart 1995 overleg gevoerd met minister Sorgdrager van Justitie over de voortgangsrapportage plan van aanpak confectiefraude (17 050, nr. 191).

De schriftelijke antwoorden op de vragen van de commissies zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd.

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA) verheugde zich erover dat het plan van aanpak confectiefraude vruchten begint af te werpen. Invoering van de Wet ketenaansprakelijkheid confectiesector (WKA) heeft inmiddels geleid tot een aantal aansprakelijkheidsstellingen. Hoeveel zijn dit er en hoeveel zijn er nog in voorbereiding? Omdat het in deze sector om vluchtige goederen gaat is het van belang om de hele keten (inclusief koper en opdrachtgever) onder de werking van de WKA te brengen. De in 1993 met algemene stemmen aanvaarde motie op kamerstuk 22 958, nr. 10 vroeg hier ook om. Wanneer mag de desbetreffende uitbreiding van de WKA worden verwacht? Het bevreemdde haar dat de voortgangsrapportage niet rept over de clearing-house-constructie (kamerstuk 22 958, nr. 12) en de vrijwaring van aansprakelijkheid in de vorm van waarborgverklaringen. Welke voornemens heeft de minister op deze punten?

Uit paragraaf 2.2.2.1. maakte mevrouw Bijleveld op dat de 101 vacatures die het RBA-Amsterdam in 1994 vervulde, grotendeels uit de eerste helft van dat jaar stammen. Ook wees zij op de conclusie van het NEI, dat het gewoonweg niet mogelijk is om te concurreren met lage-lonenlanden.

Hoe kijkt de minister tegen deze achtergrond aan tegen de heftige kritiek die door Turkse ondernemers in Amsterdam is geuit? Hoewel zij er voor was om legale produktie zoveel mogelijk te stimuleren, uitte zij sterke twijfel aan het verlenen van subsidies in dit kader.

Verheugd was mevrouw Bijleveld over het resultaat van de repressieve aanpak. Zij pleitte voor een krachtige voortzetting hiervan. Bij controles zijn in totaal 451 illegale vreemdelingen aangetroffen, waarvan er 230 uit het land zijn gezet. Hoe beoordeelt de minister dit aantal in het licht van de grote aantallen waarvan destijds sprake was? Wat is er met de overige vreemdelingen gebeurd? Is de boete per illegale werknemer wel voldoende? Wettigt het succes van de repressieve aanpak in Amsterdam niet meer aandacht ervoor elders in het land?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) had ook waardering voor de resultaten die met het plan van aanpak zijn geboekt, maar vroeg ook aandacht voor het neveneffect ervan: het vrijwel geheel verdwijnen van de confectie-industrie en de ermee samenhangende werkgelegenheid uit de stad Amsterdam, die toch al kampt met grote werkloosheid. Zij concludeerde dat onvoldoende invulling is gegeven aan de opzet om legale bedrijven extra te steunen, hoewel er via verkorting van de keten voor een legale confectie-industrie wel degelijk een bestaansgrond is in Nederland. Wil de minister samen met haar collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op korte termijn meer activiteiten in deze richting ontplooien? De overheid heeft daartoe wel degelijk mogelijkheden, getuige de reddingsoperaties voor bedrijven als Fokker en DAF en fiscale maatregelen om laag renderende aardgasvelden in stand te houden. Wanneer kan het wetsvoorstel betreffende uitbreiding van de WKA tot opdrachtgevers- en kopersaansprakelijkheid worden verwacht en wanneer wordt de motie op stuk 22 958, nr. 12 (clearing-house) uitgevoerd? Ten slotte vroeg zij aandacht voor het initiatief van de branche-organisaties om via introductie van een «keurmerk schone kleding» de confectiefraude tegen te gaan.

Mevrouw De Vries (VVD) nam eveneens met instemming kennis van de voortgangsrapportage. Zij benadrukte dat bedrijven die gebruik maken van illegale naaiateliers, niet op de markt thuishoren. Is bekend welke grote bedrijven hiervan gebruik maken? De eerste resultaten van de inwerkingtreding van de WKA blijken bemoedigend te zijn, maar op welke termijn kan echt worden bezien welke uitwerking deze wet heeft? Welke andere grote steden naast Amsterdam krijgen extra aandacht in het kader van de WKA? In beginsel oordeelde zij positief over uitbreiding van de WKA. Moet uit de rapportage blijkende problemen bij de toepassing van artikel 197b Sr worden afgeleid dat deze regelgeving niet echt werkt? In dit verband wees zij nog op de moeizame toepassing van de «pluk-ze-wetgeving». Naar aanleiding van de tweede alinea van paragraaf 2.2.2.1. vroeg zij waarom het speciale projectteam in 1995 is opgeheven. Waarom zijn in de tweede helft van 1994 zo weinig vacatures gemeld? Wanneer kan de notitie betreffende aanscherping van de registratie bij de Kamer van Koophandel (KvK) worden verwacht? Ten slotte vroeg zij waarom in Benelux-verband alleen contacten zijn gelegd met Belgische ambtenaren. Waarom stagneert dit? Wordt ook overlegd met andere landen die met dezelfde problemen worden geconfronteerd?

Mevrouw Schimmel (D66) vond eveneens dat er voor illegaal opererende bedrijven geen plaats mag zijn. Ze mogen ook niet tijdelijk worden geduld. In dit verband beval zij ter lezing aan het boek «De blinde vlek van Nederland», dat duidelijk maakt onder welke schandelijke omstandigheden werknemers in dit soort bedrijven moeten werken. Zij pleitte voor een harde aanpak, ongeacht de soms harde gevolgen voor degenen die er werken. Mede gezien de korte termijn waarop de Sociale Verzekeringsraad (SVR) er in 1994 positief over adviseerde, betreurde zij het dat er nog geen duidelijkheid is over uitbreiding van de WKA. Waardoor ontstond de vertraging en wanneer komt het desbetreffende wetsontwerp?

De resultaten die RBA-Amsterdam volgens de rapportage in twintig maanden behaalde, vielen mevrouw Schimmel tegen. Tegenover klachten uit de Turkse gemeenschap stelt het RBA dat voor deze sector eigenlijk niet kan worden bemiddeld, omdat niet wordt voldaan aan eisen. Waar zit het probleem in deze sector precies en welke functies betroffen de 101 vacatures die uiteindelijk wel zijn vervuld? Waarom zijn in de tweede helft van 1994 amper vacatures gemeld?

Met de rapportage over de repressieve aanpak stemde mevrouw Schimmel in. Op grond van eerdere schattingen kon worden verwacht dat in deze sector zo'n 20 000 illegale werknemers actief zouden zijn. Uiteindelijk zijn er (slechts) 451 aangetroffen. Wat veroorzaakt dit grote verschil? Hoever is men in Rotterdam en Enschede gevorderd met de voorbereidingen voor een repressieve aanpak?

De heer Rosenmöller (Groenlinks) herinnerde eraan dat bij de behandeling van de WKA niet alleen de bestrijding van illegaliteit voorop stond, maar ook de sanering van de sector: het omzetten van illegale activiteiten in legale. Uit de voortgangsrapportage maakte hij op dat het eerste beter is gelukt dan het tweede. Ook hij drong aan op spoedige uitvoering van de motie op kamerstuk 22 958, nr. 10. Waarom heeft dit zo lang geduurd? Heeft de lobby van detaillisten in de confectiebranche hier een rol bij gespeeld en zo ja, welke conclusie moet hieruit worden getrokken? Hoe staat het met de clearing-house-constructie?

Tot zijn spijt moest de heer Rosenmöller constateren dat ondanks de ambitieuze opzet door het RBA-Amsterdam slechts magere resultaten zijn behaald. Kernvraag is of er voor deze sector in Nederland bestaansrecht is op een legale manier. Omdat deskundigen van het RBA zeer betwijfelen of de gevraagde mate van flexibiliteit en deskundigheid wel is te verenigen met wat volgens aanvaarde Nederlandse normen van werkzoekenden kan worden gevraagd, zou bijvoorbeeld iets kunnen worden gedaan in de sfeer van het verblijfsrecht voor illegalen om te voorkomen dat Amsterdam deze activiteit geheel verliest. Aan welk Amsterdams arbeidsbureau zijn de werkzaamheden van het in 1995 opgeheven speciale projectteam opgedragen? Op welke aanpak wordt gedoeld in de laatste zin van de tweede alinea van paragraaf 2.2.2.1.? Hij bepleitte aandacht voor versterking van de organisatiegraad in deze sector, teneinde arbeidsmarktmaatregelen goed te laten doorwerken en een goed contact met de sector te bevorderen.

Uit de rapportage maakte de heer Rosenmöller op dat het plan van aanpak leidde tot een drastische daling van het aantal ateliers in Amsterdam, maar dat ze nu elders in Nederland opduiken of naar het buitenland zijn uitgeweken. Om welk saldo gaat het hierbij en welke activiteiten worden elders in Nederland ontplooid?

De heer Boogaard (AOV) vond het schokkend uit een NEI-raming op te moeten maken dat bijna 50% van alle werkgelegenheid in de confectiesector illegaal is. Daardoor is de markt grondig verstoord. Hij verheugde zich er dan ook over dat het plan van aanpak vruchten begint af te werpen. Deze brede, geïntegreerde aanpak moet worden voortgezet, vooral waar het de repressie betreft, ook al kan slechts een deel van de illegale produktie worden opgevangen door legale alternatieven en vloeit een groot deel weg naar het buitenland. De inwerkingtreding van de WKA juichte hij toe. Hiervan zal een preventieve werking uitgaan. Hebben de activiteiten van het Confectie-interventie team aangetoond dat het haalbaar is om een derde aan te spreken als blijkt dat een werkgever premies en belastingen niet kan betalen? Wanneer komt het wetsvoorstel betreffende de uitbreiding van de WKA? Dit zal de fraudebestrijding zeker effectiever maken. Ten slotte vroeg hij waar de landelijke vastnummers voor niet-natuurlijke personen uit de administratie van de belastingdienst en de sofinummers voor natuurlijke personen uit de registers van de KvK worden opgeslagen en hoe de privacy ervan wordt gewaarborgd.

Het antwoord van de minister

De minister onderstreepte het grote belang van een geïntegreerde aanpak van confectiefraude om een eind te maken aan de marktverstoring die wordt veroorzaakt door illegale naaiateliers. Kernvraag is of een legale confectiesector wel bestaansrecht in Nederland heeft.

Ondanks de lobby van detaillisten die zich ertegen verzet, verwachtte zij een wetsvoorstel betreffende uitbreiding van de WKA tot de opdrachtgever en/of de beroepsmatige koper, voor het zomerreces aan de Kamer te kunnen voorleggen. Vertraging in de uitvoering van de desbetreffende motie (22 958, nr. 10) mede is veroorzaakt door adviesaanvragen aan de Sociale Verzekeringsraad en de Raad van State. De ministerraad zal zich opnieuw over het wetsvoorstel moeten uitspreken, omdat de Raad van State in zijn advies van augustus 1994 heeft gewezen op principiële en technische problemen die zich bij toepassing van de WKA kunnen voordoen. Een uitgebreide WKA zal het moeilijker maken om via stromannen en dergelijke produkten van illegale ateliers af te nemen. Hoewel dit ertoe kan leiden dat een groot deel van deze bedrijfstak uit Nederland verdwijnt, moet toch op deze weg worden doorgegaan in de hoop en verwachting dat, als de illegaliteit eenmaal is uitgebannen, er toch een zekere markt voor deze sector zal blijken te zijn. Verkorting van de keten zal de kansen voor legale bedrijven zeker vergroten, maar zolang illegaliteit niet is uitgebannen, is de druk op de bedrijfstak om legaal te produceren niet groot.

Indien bij de aanpak van illegale ateliers wordt vermoed dat er sprake is van een georganiseerde criminele activiteit, wordt artikel 197b. Sr. in stelling gebracht, maar individuele illegale ateliers kunnen worden aangepakt op grond van de Wet arbeid vreemdelingen. De minister had vertrouwen in deze aanpak, hoewel die zich in de praktijk nog moet bewijzen. In dit verband bestreed zij de suggestie als zou de Pluk-ze-wetgeving niet werken. Ook dit is nieuwe wetgeving die haar doeltreffendheid in de praktijk nog moet bewijzen. Amsterdam is het verst met de repressieve aanpak. Sinds november 1993 hebben 142 controles plaatsgevonden. Daarbij werden 1 400 werknemers aangetroffen, waarvan er 706 illegaal waren. Daarvan zijn er 414 uitgezet, terwijl er 292 een afmeldkaart kregen. Laatstgenoemden verblijven waarschijnlijk nog in Nederland.

Het uitkeringsfraudebedrag van f 150 000 betreft legaal in Nederland aanwezige personen die naast een uitkering bleken te werken. De gehanteerde boetes per werknemer blijken goed te werken. Uit een vergelijking tussen destijds gehanteerde cijfers over het aantal illegale naaiateliers en nu gepubliceerde schattingen wenste de minister geen conclusies te trekken. De destijds en nu gehanteerde cijfers waren en zijn gebaseerd op schattingen; bovendien is het niet duidelijk of en zo ja, waar naartoe opgeheven bedrijven zich hebben verplaatst. Feit is, dat bij regelmatige controles in Amsterdam nog van alles wordt aangetroffen.

Na inventariserend onderzoek begint de aanpak in Rotterdam nu op gang te komen. De aanpak wordt in een regionaal fraudeteam ingebed. Enschede ziet geen noodzaak om voor deze aanpak een apart team op te richten, omdat men daar met minder problemen op dit gebied wordt geconfronteerd. Aanpak vindt in breder verband plaats.

Een werkgroep onder leiding van het ministerie van Financiën bestudeert de vormgeving van een uniek registratienummer voor niet-natuurlijke personen, om bestanden van belastingdienst, bedrijfsvereniging en Kamer van Koophandel te kunnen koppelen. Een eindrapport wordt over enkele weken verwacht.

Voor een clearing-house-constructie is overheidsbemoeienis niet nodig, omdat het een privaatrechtelijke zaak betreft. Bedrijven kunnen vrijwillig besluiten om via zo'n constructie te werken. Wellicht is de uitgebreide WKA een stimulans in die richting. Ten slotte zegde de minister schriftelijke beantwoording van vragen, gericht aan haar ambtgenoten van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken toe.

Nadere gedachtenwisseling

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA) vond spoedige indiening van het wetsvoorstel tot uitbreiding van de WKA van groot belang en kondigde aan dit nauwlettend te zullen volgen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) betreurde het dat door de afwezigheid van de betrokken bewindslieden thans niet meer aandacht kon worden gegeven aan de kansen die voor de betrokken bedrijfstak kunnen worden geschapen. Zij hoopte spoedig schriftelijke antwoorden te ontvangen. In afwachting van uitbreiding van de WKA moet met de sector worden overlegd over mogelijkheden om nu nog aanwezige legale ateliers overlevingskansen te bieden totdat zij weer op eigen benen kunnen staan.

Mevrouw De Vries (VVD) stemde in met voortzetting van de huidige aanpak en sprak de hoop uit dat het wetsvoorstel tot uitbreiding van de WKA per 1 januari 1994 in werking kan treden. Problemen rond de beloning in deze sector geven de noodzaak tot verkleining van de wig aan.

Mevrouw Schimmel (D66) benadrukte het belang van een verstevigde aanpak in Rotterdam en Enschede, omdat het grote verschil tussen eerdere schattingen en hetgeen in Amsterdam is geconstateerd, wel eens veroorzaakt zou kunnen worden doordat bedrijven naar elders zijn uitgeweken.

De heer Rosenmöller (Groenlinks) betreurde het eveneens dat vele vragen schriftelijk moeten worden beantwoord. Hij vond de wijze waarop het kabinet zich op dit algemeen overleg heeft voorbereid niet in lijn met de ernst van de zaak. Mocht het niet lukken om het wetsvoorstel tot uitbreiding van de WKA voor de zomer bij de Kamer in te dienen, dan dient het kabinet dit schriftelijk nader te motiveren. Hij bepleitte om binnen wettelijke kaders en grenzen van een minimale sociale bescherming de nodige flexibiliteit op te brengen om in deze sector de omslag van illegaliteit naar legaliteit te bereiken. Onder andere via subsidiëring kan worden bevorderd dat bedrijven zich organiseren in een platform dat als een representatieve gesprekspartner kan fungeren. Ten slotte vroeg ook hij naar het «keurmerk-schone kleding».

De minister betreurde het thans niet alle antwoorden op gestelde vragen te kunnen geven. Zij wenste volstrekt niet te tolereren dat een deel van de betrokken bedrijfstak is gebaseerd op illegaliteit. Legaliteit moet met kracht worden gestimuleerd om ten minste een deel van deze werkgelegenheid voor Nederland te behouden. Daarbij moeten de bestaande mogelijkheden tot flexibilisering van de arbeid worden toegepast. De sector blijkt daar onvoldoende van op de hoogte te zijn. Samen met de Vakraad voor de confectie-industrie zullen desbetreffende voorlichtingsactiviteiten hierover worden bevorderd. Zij zegde toe haar collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de hoogte te stellen van het grote belang dat de Kamer hecht aan indiening van het wetsvoorstel tot uitbreiding van de WKA voor het zomerreces.

De heer V. A. M. van der Burg (CDA) ging ervan uit dat de nadere schriftelijke antwoorden de Kamer binnen een week zullen bereiken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

V. A. M. van der Burg

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Jong

De griffier voor dit verslag,

De Gier

BIJLAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 18 april 1995

Hierbij bied ik u aan de antwoorden op vragen zoals gesteld tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Justitie en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 30 maart jongstleden, die primair op mijn beleidsterrein betrekking hebben.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

1

Wat zijn de resultaten van het projectteam loonconfectie van het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening Amsterdam Zaanstreek Waterland (RBA/AZW)?

Het RBA/AZW heeft gedurende ca. 2 jaar de bemiddelingsakties met betrekking tot de loonconfectie vanuit één centraal punt uitgevoerd.

Kwantitatieve resultaten (stand december 1994):

1. geregistreerde vacatures:450
waarvan: 
via het arbeidsbureau vervulde vacatures:100
nog openstaand:10
ingetrokken door de werkgevers in verband met bedrijfssluiting of na screening met betrekking tot legale arbeidsplaats:340
2. bedrijfsbezoeken:150
3. door het RBA geschoolde werkzoekenden:100
4. direct bemiddelbare werklozen met een beroepswens in de confectiebranche: 80

Het RBA/AZW heeft geconstateerd dat:

– de meeste vacatures een dienstverband van maximaal 2 maanden betreffen;

– vrijwel geen enkel bedrijf geheel legaal werkt, dat wil zeggen met afdracht van premies en belastingen;

– de werkgevers in zeer veel gevallen bij vervolgcontracten, ondanks afspraken, de door het arbeidsbureau voorgedragen werknemers niet bij de bedrijfsvereniging blijken te melden;

– het niveau van de arbeidsomstandigheden en de kwaliteit van het personeelsbeleid bij de meeste bedrijven op een uiterst laag niveau staat;

– werkzoekenden die in principe ten gevolge van werkervaring en/of opleiding bemiddelbaar zijn voor de confectie-branche in toenemende mate niet meer bereid zijn onder deze condities werk te aanvaarden in deze branche.

Op basis van deze constateringen wordt door het RBA/AZW geconcludeerd dat de prijsstelling in deze sector, mede ten gevolge van de ondoorzichtige tussenhandel, zodanig is dat vrijwel geen enkel bedrijf op een legale basis, dat wil zeggen met afdracht van premies en belastingen kan functioneren. Verder is de continuïteit in de bedrijfsvoering in de meeste gevallen niet aanwezig omdat het bedrijf te weinig zekerheid heeft op verdere opdrachten. Hierdoor kan niet geïnvesteerd worden in arbeidsomstandigheden en personeelsbeleid.

2

Waarom is projectteam opgeheven?

Naar de mening van het RBA/AZW was, gezien de bij vraag 1 genoemde ervaringen en conclusies en gezien de snelle afname van vacaturemeldingen bij het RBA/AZW (slechts 47 meldingen tussen februari en december 1994), een centraal projectteam niet langer wenselijk; de 9 arbeidsbureaus in het RBA/AZW voeren de bemiddeling wederom zelf uit.

3

Wat is gedaan met de kritiek van de Turkse ondernemers op het arbeidsvoorzieningsbeleid, met name op het RBA/AZW?

Uit met name de nieuwsmedia heeft het RBA/AZW vernomen dat het RBA/AZW onvoldoende gekwalificeerde en gemotiveerde kandidaten zou kunnen leveren voor de loonconfectie.

Het RBA is van mening dat het wel inspanningen heeft geleverd. In de afgelopen twee jaar heeft het RBA/AZW met ca. 550 werklozen die interesse toonden voor deze branche, gesprekken gevoerd; hiervan zijn ca. 100 personen die beschikten over relevante werkervaring door middel van een korte training, gericht op werktempo en nieuwe machines, voorbereid op het beroep. Wel is duidelijk dat steeds meer werklozen die weliswaar gekwalificeerd zijn voor deze sector, geen interesse meer hebben voor dit werk gezien hun slechte ervaringen.

Naar de mening van het RBA is hier sprake van een verschil van inzicht tussen de betrokken ondernemers en het RBA/AZW. De ondernemers gaan ervan uit dat er een tekort aan goed en gemotiveerd personeel is, dus een aanbodprobleem.

Het RBA/AZW gaat ervan uit dat deze bedrijfstak niet in staat is marktconform en dus legaal en onder normale arbeidsomstandigheden te produceren, waardoor het imago uitermate slecht is geworden.

4

Waarom zijn er in de tweede helft van 1994 zo weinig vacatures gemeld?

Uit contacten van het RBA/AZW met enige bedrijven is naar voren gekomen dat de invoering van de Wet Ketenaansprakelijkheid en de zgn. G-rekening enerzijds en het actieve optreden van het Confectie Interventie Team anderzijds wellicht de produktie heeft verminderd. Ook de zakelijke aanpak van het RBA/AZW met betrekking tot het niet nakomen van afspraken omtrent legale dienstverbanden deed de animo om vacatures te melden afnemen.

5

Op welke wijze kan de legale werkgelegenheid in deze sector worden ondersteund; welke kansen zijn er voor deze bedrijfstak?

De inschatting van het RBA/AZW is dat er slechts perspectief is als aan twee fundamentele punten wordt voldaan:

– continuïteit in bedrijfsvoering;

– reële, dat wil zeggen marktconforme prijzen per produkt.

Dit impliceert onder andere:

– strikte uitvoering van de Wet Ketenaansprakelijkheid over de gehele lijn van opdrachtgever via tussenhandel tot en met producent;

– ordening van de bedrijfstak: de opdrachtgever/tussenhandel moet de opdrachten bij een beheersbaar (dus klein) aantal produktiebedrijven uitzetten;

– de produktiebedrijven onderwerpen zich vrijwillig aan een strikte controle.

6

Kan het bevestigen van een label in kleding soelaas bieden bij de bestrijding van malafiditeit in de confectiesector?

Ook bij de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel ketenaansprakelijkheid confectiesector is aandacht gevraagd voor het bevestigen van een label of waarmerk in kleding. Destijds is het voorstel om een label in te voeren ook beschreven in het rapport van het Bureau voor Economische Argumentatie «Illegale Loonconfectie-ateliers – Een geïntegreerde bestrijding-» (februari 1992).

Een label of waarmerk kan enige belemmering vormen voor het inschakelen van malafide ateliers. Als instrument om fraude te bestrijden is een label echter te beperkt. Een label kan immers in alle fases van het produktieproces worden aangebracht (bij het snijden van de stof of het in elkaar zetten van de kleding). Als eenmaal een (onderdeel van een) kledingstuk van een label is voorzien, wordt niet duidelijk wat daarna met de kleding gebeurt. Zo'n systeem zal voorts moeilijk kunnen gelden voor geïmporteerde goederen. Juist in een sector als de confectiebranche, waar de produktie over verschillende schakels plaatsvindt, wordt door het hanteren van een label niet snel duidelijk wat de herkomst is van een produkt. Daarnaast moet de controle-inspanning die het invoeren van zo'n systeem met zich mee zal brengen, niet onderschat worden. Invoering van een label zal daarom investeringskosten vergen voor zowel ondernemers als controle-instanties. Het blijft de vraag of met een label inzicht in de keten of een bewijs van bonafiditeit bereikt kan worden.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V. A. M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Groenman (D66), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (AOV), Rabbae (GroenLinks), J. M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B.M. de Vries (VVD), O. P. G. Vos (VVD). Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Vliet (D66), Dees (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Hirsch Ballin (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Boogaard (AOV), Sipkes (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Groenman (D66), M. M. H. Kamp (VVD), Doelman-Pel (CDA), Biesheuvel (CDA), Vliegenthart (PvdA), De Jong (CDA), voorzitter, Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Schimmel (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Van Hoof (VVD), Boogaard (AOV), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Adelmund (PvdA), Dankers (CDA), Marijnissen (SP), Essers (VVD), Van der Stoel (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD). Plv. leden: Giskes (D66), Hoogervorst (VVD), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Terpstra (CDA), Van Rooy (CDA), Van der Vlies (SGP), Fermina (D66), Rabbae (GroenLinks), Van der Ploeg (PvdA), Wolters (CDA), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Nijpels-Hezemans (AOV), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Apostolou (PvdA), Boers-Wijnberg (CDA), J. M. de Vries (VVD), B. M. de Vries (VVD), Leerkes (U55+), Van Vliet (D66), Hofstra (VVD).

Naar boven