Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter voldoening aan het bepaalde in
artikel 37, eerste lid, aanhef en onder a, tweede en vierde lid, van de Grondwet wenselijk
is een regent te benoemen alsmede een opvolger van de regent, voor het geval de wettige
nakomeling van de Koning, krachtens erfopvolging Koning geworden, de leeftijd van
achttien jaar niet heeft bereikt;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut
voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Gedurende de periode dat de uit Ons huwelijk met Hare Majesteit Koningin Máxima, Prinses
der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, geboren wettige nakomeling die krachtens
erfopvolging Koning is geworden, de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt,
is Onze voornoemde echtgenote regent van het Koninkrijk.
Artikel 2
-
1. Indien Onze voornoemde echtgenote is overleden voordat de in artikel 1 genoemde periode
aanvangt, is gedurende de in artikel 1 genoemde periode Zijne Koninklijke Hoogheid
Constantijn Christof Frederik Aschwin, Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
Jonkheer van Amsberg, regent van het Koninkrijk.
-
2. Indien Onze voornoemde echtgenote gedurende haar regentschap hiervan afstand doet
of overlijdt, dan is Zijne Koninklijke Hoogheid Constantijn Christof Frederik Aschwin,
Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg bij opvolging
regent van het Koninkrijk.
Artikel 3
De rijkswet van 10 juni 1981, houdende benoeming van een Regent voor het geval van
erfopvolging door de troonopvolger die niet de leeftijd heeft bereikt waarop hij ingevolge
de Grondwet kan aanvangen het Koninklijk gezag uit te oefenen (Stb. 1981, 382), wordt ingetrokken.
Artikel 4
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,