3 Woningbouwopgave en koopsector

Aan de orde is het tweeminutendebat Woningbouwopgave en koopsector (CD d.d. 09/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Woningbouwopgave en koopsector. Welkom aan de leden van de Kamer en aan de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

De eerste spreker is de heer Nijboer namens de Partij van de Arbeid. Meneer Nijboer, het woord is aan u.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Er is nogal wat aan de hand met de woningnood in het land. Ik snap wel dat de minister niet zit te wachten op al te veel moties. Aan de andere kant heeft hij ook niet al te veel harde toezeggingen gedaan. Dat noopt mij ertoe zelf toch een tweetal moties in te dienen. En één motie dient de heer Grinwis mede namens mij en een aantal anderen in. Die ziet op de doorbouwgarantie, die ik van harte ondersteun en waar ik in het debat ook voor heb gepleit.

Voorzitter. Een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een groot woningtekort is;

overwegende dat grondeigenaren vanwege speculatieve doeleinden niet altijd meewerken aan snelle bouw;

verzoekt het kabinet een bouwplicht in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Bromet.

Zij krijgt nr. 998 (32847).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een groot woningtekort is;

overwegende dat het aantal bouwvergunningen achterblijft en terugloopt;

verzoekt het kabinet een premie te verstrekken aan gemeenten voor iedere nieuwbouwvergunning die ze verstrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Bromet.

Zij krijgt nr. 999 (32847).

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer. Dan is het woord aan mevrouw Beckerman namens de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goedemorgen allemaal. Ik heb ook twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds 180.000 woningen leegstaan, waarvan 60.000 langer dan één jaar;

constaterende dat er nog steeds gemeenten zijn die geen leegstandsverordening hebben;

overwegende dat de huidige woningnood de grootste is sinds de Tweede Wereldoorlog;

verzoekt de regering in kaart te brengen welke gemeenten nog geen leegstandsverordening hebben en met hen in gesprek te gaan om ervoor te zorgen dat de leegstand aangepakt wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 1000 (32847).

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. Het is heel goed als we meer bouwen, maar als we tegelijkertijd woningen leeg laten staan zonder dat daarop ingegrepen wordt, dan lossen we de crisis niet op. Vandaar die motie.

Mijn tweede motie gaat over flexwoningen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de businesscase voor de bouw van flexwoningen vaak lastig rond te krijgen is;

overwegende dat budgetten uit het sociaal domein ingezet worden voor de bouw van flexwoningen om de businesscase alsnog rond te krijgen, terwijl die gelden zeer hard nodig zijn voor het sociaal domein;

verzoekt de regering budgetten uit het sociaal domein niet te (laten) gebruiken voor de bouw van flexwoningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 1001 (32847).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat was het, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan is het woord aan mevrouw Den Haan. Zij spreekt namens de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verwachting is dat 620.000 mensen in 2050 dementie zullen hebben;

overwegende dat het van belang is om hier nu al op voor te bereiden en genoeg dementievriendelijke woningen te bouwen;

overwegende dat Alzheimer Nederland heeft berekend dat er 11.000 dementievriendelijke woningen per jaar nodig zijn;

verzoekt de regering landelijk te monitoren dat woningbouwcoöperaties gezamenlijk zo veel mogelijk dementievriendelijke woningen realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Van Haga, Grinwis, Peter de Groot en Boulakjar.

Zij krijgt nr. 1002 (32847).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Nederland in het verleden vaak hofjes zijn gebouwd voor ouderen;

overwegende dat wonen in een hofje voor veel ouderen een fijne manier is om te wonen;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe het bouwen van nieuwe hofjes kan worden versneld en gestimuleerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Van Haga en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 1003 (32847).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister heeft vastgesteld dat er 290.000 woningen voor ouderenhuisvesting bedoeld zijn;

overwegende dat dat aantal is gebaseerd op demografische prognoses;

verzoekt de regering om een onderbouwing van dat aantal alsnog met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan, Van Haga en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 1004 (32847).

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan is het woord aan de heer Grinwis. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. De woningambities zijn torenhoog, maar de tegenwind is ook enorm krachtig. We hebben gezien wat er is gebeurd na de kredietcrisis. Toen is woningbouw, vooral betaalbare woningbouw, stilgevallen. Herstructureringen zijn stilgevallen. Ik heb de leefbaarheidspijn die dat heeft opgeleverd gezien in oude stadswijken, in heel veel wijken in ons land. We moeten dus doorbouwen en alles op alles zetten. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vraag naar koopwoningen razendsnel terugvalt, sneller dan tijdens de kredietcrisis van 2008, terwijl er tegelijkertijd sprake is van een grote structurele woningbehoefte;

van mening dat in en na de kredietcrisis van 2008 gemaakte fouten, zoals het stil laten vallen van de woningbouwproductie van betaalbare woningen, voorkomen moet worden;

verzoekt de regering alles op alles te zetten om te voorkomen dat vergunde bouwprojecten stil komen te liggen en ook anderszins te bevorderen dat de woningbouwproductie op peil blijft en daartoe met voorstellen te komen, zoals een doorbouwgarantie en het benutten van het investeringspotentieel van de woningcorporaties door de bouw van meer woningen in het middensegment (niet-DAEB) mogelijk te maken, en de Kamer daarover dit voorjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Geurts en Nijboer.

Zij krijgt nr. 1005 (32847).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

De medeondertekenaars zijn collega’s die in dit debat ook voor deze maatregelen hebben gepleit.

Voorzitter. Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat tot 2030 290.000 seniorenwoningen in de planning staan om gebouwd te worden, maar dat een seniorenwoning nog geen dementievriendelijke woning is;

overwegende dat het aantal mensen met dementie naar verwachting verdubbelt van nu 290.000 mensen naar 580.000 in 2040;

overwegende dat een dementievriendelijke woning in eerste instantie extra investeringen vergt, maar vervolgens veel zorg- en andere maatschappelijke kosten bespaart, de kwaliteit van leven vergroot en er minder toch al schaars zorgpersoneel nodig is;

verzoekt de regering te bevorderen dat zo veel mogelijk van de nieuw te bouwen seniorenwoningen dementievriendelijk worden gebouwd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Den Haan, Geurts en Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 1006 (32847).

Dank u wel, meneer Grinwis. Dan is het woord aan mevrouw Bromet. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Namens GroenLinks een vraag en een motie. De vraag gaat over het bezoek dat de minister gisteren afgelegd heeft aan Brussel. Ik ben benieuwd wat hij daar ging doen, wat het doel was. Het was een zware delegatie vanuit het kabinet. Kan de minister iets meer vertellen over wat het doel van het kabinet was en hoe erop gereageerd is in Brussel?

Tot slot, voorzitter. Ik heb in het debat gevraagd naar het stilvallen van de vergunningverlening als gevolg van de stikstofcrisis. De minister deed daar heel luchtig over, terwijl de dag daarna de kranten volstonden van de alarmbellen die de bouw zelf liet rinkelen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat door de stikstofproblematiek en de als gevolg daarvan vervallen bouwvrijstelling de bouw van tienduizenden woningen vertraging oploopt en de bouw van zeker 8.000 woningen helemaal niet door kan gaan;

overwegende dat de kabinetsdoelstelling om tot 2030 ongeveer 900.000 woningen te bouwen mede hierdoor ernstig in gevaar dreigt te komen;

van mening dat er spoedig voldoende stikstofreductie moet plaatsvinden om te voorkomen dat de bouw nog verder stil dreigt te vallen;

verzoekt de regering halfjaarlijks de Kamer te informeren over de gevolgen van de stikstofproblematiek voor de woningbouw en hierbij in elk geval te rapporteren van hoeveel woningen de bouw vertraagd wordt en van hoeveel woningen de vergunningen helemaal niet afgegeven zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Nijboer.

Zij krijgt nr. 1007 (32847).

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is het woord aan de heer Geurts, die spreekt namens de fractie van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik ga de linie van moties doorbreken, want ik dien geen motie in, maar ik heb wel één vraag. Ik zie de minister heel verschrikt kijken, maar het is een feit dat ik op dit moment geen motie indien.

Begin vorig jaar, in februari, hebben wij als CDA-fractie samen met het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA een visiestuk wonen gepresenteerd. Een van de onderdelen daarin is het idee om woningcorporaties van de ketting af te halen. Weer een onderdeel daarvan is dat woningcorporaties gemakkelijker grond tot zich moeten kunnen nemen, omdat er nu een beperking op zit van vijf jaar. We hebben daar in september samen met de heer Grinwis een motie over ingediend. Ik zou graag van de minister horen hoe het daarmee staat. In de hele motiebrij die ik net voorbij heb zien komen, is een van de kernen dat er genoeg grond beschikbaar is, ook voor woningcorporaties, om te kunnen bouwen. Dus ik vraag graag aan de minister wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van die motie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Dan is het woord aan de heer Peter de Groot, die spreekt namens de fractie van de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. We zien dat op veel plekken in Nederland de schop in de grond is, maar op een aantal plekken in Nederland dreigt de schop weer de grond uit te gaan. Dat is de reden waarom ik een motie heb meegenomen die de woningbouwopgave dit jaar moet blijven aanjagen. Die motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat na aandringen er nog geen overzicht met de Kamer gedeeld is van de bouwplannen van dit jaar;

constaterende dat de vergunningverlening daalt en dit een voorbode is voor een lagere bouwproductie van nieuwe woningen;

overwegende dat het negeren van dit signaal niet wenselijk is omdat doorbouwen de enige oplossing is om het woningtekort in Nederland op te lossen;

verzoekt de regering binnen een maand de lijst met bouwprojecten voor 2023 naar de Kamer te sturen;

verzoekt de regering de woningbouwgelden, fabriekswoningen en rijksgrond zo in te zetten dat de geplande bouwprojecten voor 2023 zo min mogelijk vertraging oplopen door de gestegen bouwkosten en stikstofproblematiek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 1008 (32847).

De heer Boulakjar (D66):

Dank voor de motie, denk ik, maar ik heb een vraag. De heer De Groot heeft vorige week in een tweet wat stof doen opwaaien als het gaat over de bouw van sociale huurwoningen. Hij noemde het “het uitrollen van de nieuwe probleemwijken over heel Nederland”. Dat heeft mij pijn gedaan. Ik ben zelf opgegroeid in een sociale huurwoning, een woning waar mijn ouders tot op de dag van vandaag nog steeds met heel veel plezier in wonen. Ik ken de heer De Groot ook niet van zulke teksten, dus ik wil hem in de gelegenheid stellen om te reflecteren op zijn woorden en de gevoelens die hij heeft veroorzaakt bij veel mensen.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik zou daar het volgende op willen zeggen. Ik heb vorige week een ongelukkige uitspraak gedaan over achterstandswijken. Ik had die uitspraak niet moeten doen. Daarom neem ik de woorden terug dat de minister de nieuwe achterstandswijken in heel Nederland wil uitrollen. Tegen de mensen die ik daarmee gekwetst heb, zeg ik “sorry”. Dat is nooit mijn bedoeling geweest. Ik had deze woorden dus ook niet moeten gebruiken. Dat is wat ik hier vandaag als eerste direct gezegd wil hebben.

De heer Boulakjar (D66):

Ik ben heel blij met deze woorden, niet alleen richting mij, maar naar al die mensen in Nederland, die hopelijk massaal naar dit debat kijken. Laat dit ook een mooi begin zijn van deze dag. Straks hebben we een uitgebreid debat over de rechten van huurders. Ik ben blij dat de heer De Groot ruimschoots die woorden terugneemt en het heeft rechtgezet.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik ben geboren in een sociale huurwoning, net als heel veel mensen. Ik denk dat heel veel mensen de afgelopen jaren het gevoel hebben gekregen dat er op hen wordt neergekeken. Dat komt natuurlijk door afbraakbeleid van de hele sector. Ik vind het mooi dat de heer De Groot hier zegt “ik neem die woorden terug; ik had het zo niet bedoeld”. Ik denk dat het heel groots is dat u excuses aanbiedt, maar wat betekent dat voor het beleid in de toekomst? De heer De Groot zei dit in een interview waarin het ging over de plannen om weer meer van die trotse volkshuisvesting op te bouwen. Staat de heer De Groot ook nog achter die woorden, of neemt hij die ook terug?

De heer Peter de Groot (VVD):

Mevrouw Beckerman kent mij als een woordvoerder Bouwen en Wonen van de VVD die hier de afgelopen debatten die we hebben gevoerd, ervoor gepleit heeft om van woningcorporaties zelfs woningbouwcorporaties te maken en ervoor te zorgen dat al die mensen die op een wachtlijst staan, aan een woning kunnen komen, omdat we er meer bouwen. De VVD heeft zijn handtekening ook gezet onder het coalitieakkoord, waarin we hebben afgesproken dat we veel meer betaalbare woningen, waaronder ook corporatiewoningen, gaan bouwen in Nederland. Van die lijn zal ik niet afwijken. Ik vind ook echt dat we een verplichting hebben aan Nederland om ervoor te zorgen dat niet alleen mensen die op een wachtlijst staan voor een sociale huurwoning, maar ook middengroepen weer aan een woning komen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat is mooi. Dat is, denk ik, ook een hele grote breuk met het verleden, waarin corporaties stelselmatig werden afgebroken en er werd neergekeken op deze huurders. Maar wat betekent dit concreet voor de heer De Groot? Gaat hij plannen steunen om ervoor te zorgen dat er in alle gemeenten minimaal 30% sociale huurwoningen zijn? Gaat hij er ook voor zorgen dat de sloop, liberalisatie en verkoop stoppen? Hoever gaan deze woorden? Hoever bouwen we die trotse volkshuisvesting, die door opeenvolgende kabinetten is afgebroken, weer op?

De voorzitter:

Meneer De Groot en daarna mevrouw Bromet.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik wil graag het debat aangaan met mevrouw Beckerman over de inhoud van het voorstel dat de minister in consultatie heeft gebracht. Er zitten voorstellen in die de VVD goed vindt en er zitten voorstellen in waarvan de VVD vindt dat we er kritisch naar moeten kijken, ook in combinatie met elkaar. Laten we dat debat voeren op het moment dat die wet naar de Kamer komt. Laten we dat met elkaar doen op een inhoudelijke en goede manier. Dat is ook de reden waarom ik vandaag begonnen ben om in ieder geval de woorden terug te nemen die niet bijdragen aan een goed debat daarover.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De emotie van mevrouw Beckerman en de heer Boulakjar heb ik ook gezien bij mensen die mij aanspraken en die helemaal niet elke dag naar politieke debatten kijken. Zij zeiden: “Ik woon in zo’n sociale huurwoning. Dit gaat over mij. Het lijkt wel of ik niks waard ben.” De vraag die heb aan de VVD is: wat is nou de achterliggende ideologie, of het wereldbeeld, waardoor je tot zo’n uitspraak komt? Wat voor soort mensen wonen er in sociale huurwoningen in Nederland?

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb ook veel reacties ontvangen en veel mensen gesproken. Ik ken ook veel mensen die in een sociale huurwoning wonen. De reden waarom ik hier vandaag begin om die woorden terug te nemen, is omdat ze geen recht doen aan de mensen die wachten op een huis en aangewezen zijn op de sociale sector. Ik heb net al richting mevrouw Beckerman betoogd dat de VVD de lijn vasthoudt dat we ervoor moeten zorgen dat er voor iedereen in Nederland voldoende woningen zijn. Dat zal de VVD dan ook blijven steunen, en dat is de reden waarom ik die woorden heb teruggenomen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Wat het extra pijnlijk maakt, denk ik, is dat de mensen aanvoelen dat de VVD de afgelopen twaalf jaar helemaal niets voor ze heeft betekend qua sociale woningbouw. De verhuurderheffing is ingevoerd en de woningbouw voor de doelgroepen is volledig stilgevallen. Wat gaat de VVD nou anders doen met die spijt? Spijt hebben zijn maar woorden, maar wat gaat de VVD nou anders doen dan ze van plan waren? Is er toch een kans dat de VVD de goede intenties van deze minister om overal 30% sociale woningbouw te realiseren wel gaat steunen? Anders is het een gratis excuus.

De voorzitter:

Meneer De Groot en dan de heer Grinwis.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik ben even aan het nadenken hoe ik daarop zal reageren. Ik kijk ook weleens in een fotoboek, en dan zie ik mezelf tien jaar geleden en denk ik “Jeetje Peter, jij ziet er echt heel anders uit dan dat je er nu uitziet.” Ik denk dat het beeld van wat Nederland te doen staat tien jaar geleden anders was dan vandaag. Wij hebben onze handtekening onder het coalitieakkoord gezet en de verhuurderheffing mede afgeschaft, en we hebben gezorgd voor het geld en kapitaal dat nodig is voor de woningbouwcorporaties om die woningen te bouwen. Dat is echt een eerste daad die ervoor moet gaan zorgen dat er veel meer woningen komen voor de mensen die die nodig hebben. En niet alleen voor de mensen in de sociale sector, maar de corporaties kunnen ook in de middensector hun woningen bouwen. Want ik wil vandaag ook benadrukken dat we in Nederland veel te weinig woningen in het middensegment hebben, en daar moeten we hard voor aan de slag.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Het is goed dat collega De Groot zojuist zo ruiterlijk is teruggekomen op zijn uitspraak van vorige week over achterstandswijken, over sociale huurwoningen en sociale huurders. Onze volkswijken en hun bewoners verdienen het juist dat er trots over gesproken wordt. Als er één groep in Nederland is die moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen en het hoofd boven water te houden, dan is deze groep het. In sommige wijken zitten we met problemen, juist in wijken met veel concentraties van sociale huurwoningen. Dat heeft ermee te maken dat er beleidskeuzes zijn gemaakt, beleidskeuzes waar de VVD vaak bij betrokken was: de verhuurderheffing, passend toewijzen en eenzijdig bouwen. Wijken met rijkere mensen en duurdere huizen en duurdere grond werden vaak ontzien als er sociale woningen moesten worden gebouwd. Ook drukten omliggende gemeenten dan hun snor. Is collega De Groot het ermee eens dat het juist nu nodig is, voor het herstellen van de volkshuisvesting, om de verschillende soorten woningen, sociaal, midden en wat duurder, goed te mengen in ons land, en dat iedere gemeente zijn steentje moet bijdragen? Zij moeten er klaar voor zijn, niet met een nimby-argument zeggen dat er in hun gemeente geen vraag is en zich er niet onderuit draaien.

De voorzitter:

Uw interrupties mogen wat mij betreft iets korter. Meneer De Groot.

De heer Peter de Groot (VVD):

Misschien moet ik gewoon een kort antwoord geven. Laten we samen optrekken om daar gevolg aan te geven. Misschien is dat het beste korte antwoord voor nu, maar ik weet niet of de heer Grinwis daar een voldoende antwoord in ziet. Maar ik denk dat diverse wijken de vervolgstap is, ja.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik voel uw aansporing om de tweede interruptie kort te houden.

De voorzitter:

Heel goed.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

The proof of the pudding is in the eating, we gaan het zien. Maar ik wil één ding helder gesteld hebben. Toenemende segregatie in ons land, in onze steden en in onze dorpen lossen we niet van één kant op. Daar zal iedereen aan moeten bijdragen en daar hoort trots spreken over trotse volkshuisvesting bij.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):

Ik ben ook geboren in een sociale huurwoning en ik ben eigenlijk helemaal niet gekwetst door de tweet van collega De Groot. Ik vind het eigenlijk een beetje jammer dat iedere keer als iemand een inhoudelijk idee poneert er allemaal emoties komen kijken bij allerlei politici die daar hun beklag over moeten doen. Ik vind dat we vooral inhoudelijk van gedachten moeten wisselen met elkaar. Hoewel ik de woorden van de heer de Groot zelf niet zo gekozen zou hebben, vind ik het eigenlijk wel leuk dat de VVD een keer een rechtse uitglijder maakt in plaats van de linkerbocht te nemen. Binnen dat kader zou ik graag willen vragen — dat doe ik voor u, rechtse kiezers, want links is weer afgedekt door deze ruiterlijke excuses — wat de rechtse kiezers hiervan moeten denken. Want wat is nu precies de positie van de VVD als het aankomt op de verdeling tussen sociale huur, waar vrij veel aandacht voor is in deze Kamer, en de middenhuur, die ook in de verdrukking komt?

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb daarnet al iets gezegd over waar de VVD warm pleitbezorger voor is. Die twee derde betaalbaarheid die we al in het coalitieakkoord hebben afgesproken, houdt in dat we ook sociale huurwoningen bouwen. Maar in die verdeling — dat blijkt ook uit de gemaakte woningbouwplannen van de minister — is het zo dat er nóg meer voor de middengroepen gebouwd wordt: 250.000 sociale huurwoningen en 350.000 woningen voor middengroepen. Ik denk dat dat een heel goed idee is, want ook die middengroepen zitten in het betaalbaarheidssegment enorm in de knel. Dat moeten we ook verdelen over Nederland. Dus ik denk dat vooral daar ook veel aandacht voor mag zijn, en niet alleen voor de sociale woningbouw. Dat moet in balans zijn.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik vind dat de heer De Groot ruiterlijk excuses heeft gemaakt en zijn woorden heeft teruggenomen, dus daar ga ik nu niks meer over zeggen. Ik vind het wel belangrijk dat er ook inhoudelijk gevolg aan wordt gegeven. De VVD zegt: ik had een oordeel over die wet en ik zei dat het allemaal achterstandsbuurten zijn en dat we het niks vinden; dat is slecht geweest. Als de VVD dat zegt, dan moet dat ook wat betekenen voor de opstelling van de VVD ten opzichte van meer betaalbare huurwoningen bouwen en het reguleren van misstanden. Beseft de heer De Groot dat hij niet alleen excuses kan maken, maar dat hij ook inhoudelijk andere keuzes moet gaan maken dan de VVD tot voor kort deed?

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik heb ook aangegeven dat in de wet belangrijke elementen moeten zitten voor de VVD. Je hoeft het niet met elkaar over alles eens te zijn. Deze wet is voor de VVD heel belangrijk, omdat die de bouw van met name betaalbare huurwoningen moet afdwingen, waar die onvoldoende gebouwd worden. Twee derde moet betaalbaar zijn, zowel voor sociale huur als voor die middengroepen. En als het bijvoorbeeld niet lukt om locaties vrij te krijgen, moeten we die ook regelen. Dus de keuzes die de heer Nijboer voorstelt, gaat de VVD wel degelijk maken, omdat we anders achterblijven bij de doelstelling van twee derde betaalbare woningen. Die keuzes gaan we maken. Ik zou tegen de heer Nijboer ook het volgende willen zeggen. Ik neem deze woorden terug. Daarmee probeer ik ook ruimte vrij te maken om op het moment dat de wet naar de Kamer komt het goede inhoudelijke debat met elkaar te kunnen voeren.

De heer Nijboer (PvdA):

Een van de problemen bij betaalbare woningen is natuurlijk ontstaan door de enorm hoge grondprijzen. De grondpolitiek in Nederland is al decennia een besmet thema. Is de VVD ook bereid om op het gevoelige thema van de grondpolitiek meer overheidsingrijpen toe te staan, bijvoorbeeld door een bouwplicht, door een planbatenheffing of door speculanten een voet dwars te zetten en er niet meer de rode loper voor uit te leggen?

De heer Peter de Groot (VVD):

De heer Nijboer en ik hebben daar al vaker met elkaar over gesproken. Ik heb hem ook aangedragen dat binnen gemeenten bijvoorbeeld de grondexploitaties geen model moeten zijn waaruit geld wordt geput om andere dingen in de gemeente van te betalen. Dat vind ik ook een goed voorstel om naar te kijken. Ik doe zelf in de motie die ik zonet heb ingediend een aantal voorstellen om ervoor te zorgen dat de bouw, met name ook voor de middenwoningen, door kan gaan. Dus ik denk dat wij in gesprek zullen blijven over die instrumenten. Het laatste wat ik hierover wil zeggen, is dat ik met smart wacht op de grondbrief waar de minister mee komt. Daar zullen ook elementen in zitten die aangeven hoe we ervoor gaan zorgen dat we de komende jaren die betaalbare woningen kunnen bouwen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Boulakjar van de fractie van D66.

De heer Boulakjar (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties vanuit D66. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment een tekort is van bijna 27.000 studentenwoningen en dat dit kan oplopen tot een tekort van 60.000 studentenwoningen in 2030;

constaterende dat er op dit moment ruim 3 miljoen vierkante meter kantoorruimte leegstaat;

overwegende dat dit ruimte kan bieden voor meer dan 100.000 studentenwoningen;

constaterende dat ondanks verschillende stimuleringsregelingen vanuit de overheid, het grootschalig ombouwen van kantoorruimte naar bijvoorbeeld studentenwoningen te langzaam gaat;

verzoekt de regering om gemeenten aan te jagen harde afspraken te maken met vastgoedeigenaren om kantoren om te bouwen tot woningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boulakjar, Peter de Groot en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1009 (32847).

De heer Boulakjar (D66):

Voorzitter. De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord is opgenomen dat kansrijke spoorzones moeten worden ingezet om snel tijdelijke woningen te plaatsen;

constaterende dat er op dit moment een tekort is van bijna 27.000 studentenwoningen en dit kan oplopen tot een tekort van 60.000 studentenwoningen in 2030;

overwegende dat spoorzones zeer geschikt zijn voor het plaatsen van tijdelijke studentenwoningen;

verzoekt de regering om dit jaar nog zo veel mogelijk kansrijke stationsgebieden in kaart te brengen, aan te geven waar daar tijdelijke woningen geplaatst kunnen worden, bijvoorbeeld studentenwoningen, en de Kamer van de vorderingen op de hoogte te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boulakjar en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1010 (32847).

De heer Boulakjar (D66):

Deze motie is mede ingediend door broeder Grinwis.

De voorzitter:

Dat zou het moeten doen. Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Pouw-Verweij namens JA21.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Ik houd het kort, met maar één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat woningbouw een kernthema zal zijn van nieuwe coalities in de provincies;

verzoekt het kabinet om na de coalitievorming bij alle provincies te inventariseren waar zij ondersteuning van het Rijk kunnen gebruiken bij hun plannen;

verzoekt het kabinet om provincies te ondersteunen, zo nodig en waar mogelijk met maatwerk, en de Kamer liefst voor het zomerreces te informeren hoe die ondersteuning vorm krijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pouw-Verweij en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 1011 (32847).

Dank u wel. De minister heeft aangegeven dat hij graag een schorsing van tien minuten wil voordat hij kan antwoorden.

De vergadering wordt van 10.46 uur tot 10.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan minister De Jonge voor de beantwoording van de vragen en de appreciaties van de moties, geef ik eerst even kort het woord aan mevrouw Pouw-Verweij.

Mevrouw Pouw-Verweij (JA21):

For the record wil ik even zeggen dat ik de moties op de stukken nrs. 1003 en 1004 van mevrouw Den Haan graag medeonderteken. En mevrouw Van der Plas wil graag mijn motie op stuk nr. 1011 medeondertekenen. Een stukje samenwerking is altijd fijn.

De voorzitter:

Dank u wel. En over samenwerking gesproken: mevrouw Bromet is in haar rol van voorzitter van de commissie voor Europese Zaken even weg. De heer Klaver zal de oren van mevrouw Bromet spelen.

Minister, aan u het woord.

Minister De Jonge:

Voorzitter, dank u wel. Ik heb een hele bos moties, en daarna moet ik nog op drie vragen ingaan.

De motie op stuk nr. 998 is van Nijboer en Bromet. Ik zou willen vragen om die motie aan te houden. Ik heb u toegelicht dat wij inderdaad kijken naar een aantal instrumenten die zouden kunnen helpen. Ik ben graag bereid om deze ook aan de gross list toe te voegen. Ik had aangekondigd dat ik op het grondbeleid zou terugkomen in het eerste kwartaal, maar het zou weleens het begin van het tweede kwartaal kunnen worden, want het is best een ingewikkelde brief. Dit instrument hoort daarbij en dit instrument wil ik ook in dat licht en in een breder instrumentarium bekijken. Ik zou de heer Nijboer dus willen vragen om deze motie aan te houden.

De heer Nijboer (PvdA):

Als deze bouwplicht met een beetje goede zin wordt bekeken, wil ik de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Nijboer stel ik voor zijn motie (32847, nr. 998) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister De Jonge:

Dan de motie op stuk nr. 999. Het is wat ongezellig, maar ook bij deze motie ga ik vragen om haar toch aan te houden. Dat heeft te maken met het feit dat er meerdere instrumenten mogelijk zijn, maar dat al die instrumenten toch ook wel weer een gedragseffect hebben. We zullen er echt naar moeten kijken hoe dit uit zou kunnen pakken en wat dit dan zou moeten kosten. Ik zou deze dus op de lijst willen zetten waar ik in het voorjaar op terug wil komen. Ik zal straks ook nog een aantal opmerkingen maken bij de motie van de heer Grinwis. Die ziet eigenlijk op een vergelijkbaar instrumentarium. In dat licht wil ik deze motie ook bekijken. Ik ga de heer Nijboer vragen om tot die tijd deze motie aan te houden. Ik zal hierop terugkomen in de richting van uw Kamer. Dat zal net na de Voorjaarsnota zijn.

De voorzitter:

Ik kijk naar de heer Nijboer. Hij wikt en weegt.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik houd de motie nu nog niet aan. Ik denk er nog even over na tot de stemmingen. Ik vind namelijk ook wel dat er iets moet gebeuren.

Minister De Jonge:

Dat vind ik overigens ook, hoor. Dat ga ik zo nog eventjes toelichten. Ik heb daar iets over gezegd in het commissiedebat. Dat wil ik zo nog even toelichten.

Dan de motie op stuk nr. 1000 van mevrouw Beckerman. We moeten natuurlijk ook alles doen wat mogelijk is binnen de bestaande voorraad. Leegstand detoneert in deze tijd wel heel erg, tegen de achtergrond van het enorme woningtekort. Ik wil het aantal van 60.000 wel enigszins relativeren. Het CBS doet dat ook en doet er ook nader onderzoek naar. Hier kan bijvoorbeeld ook verbouwingsleegstand tussen zitten. Soms kost het opknappen van een huis gewoon een lange tijd, en dan kan het inderdaad zo zijn dat een huis een jaar lang leegstaat. Maar het is wel zo dat inderdaad niet alle gemeenten op dit moment een leegstandsverordening hebben. En “niet alle” is wel een eufemisme, want eigenlijk werkt bijna geen enkele gemeente op dit moment daadwerkelijk met een leegstandsverordening. Amsterdam doet het echt goed, maar heel veel andere gemeenten ook echt niet. Tegelijkertijd ga ik die gemeenten niet verplichten, want ik wil dat elke gemeente de ruimte heeft om de volle instrumentenkist zo effectief mogelijk in te zetten op het probleem dat daar als het grootst wordt ervaren. Dus ik ga deze motie wél oordeel Kamer geven, en ik ga via de VNG kijken of ik kan inventariseren welke gemeenten dit wel doen, en welke niet, en ook op welke manier we gemeenten toch zouden kunnen aanmoedigen om meer gebruik te maken van de mogelijkheden om leegstand aan te pakken. Dat staat eigenlijk ook in de motie, dus daarom zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 1001, over budgetten uit het sociaal domein niet gebruiken voor flexwoningen. Zo kan ik daar niet op sturen. Het is natuurlijk één Gemeentefonds. Dus hoe een gemeente eigen geld gebruikt om een businesscase dicht te leggen, is echt aan die gemeente. En overigens is dat ook weer niet aan de orde van de dag, hoor. Grosso modo wordt er echt wel verwacht dat een businesscase gewoon rond moet kunnen lopen. En dat kan dus ook gewoon voor flexwoningen, als je maar vervolglocaties hebt.

De motie op stuk nr. 1002 gaat over dementievriendelijk bouwen. Er staat “woningbouwcoöperaties”, maar ...

De voorzitter:

Excuus, minister. Wat is uw oordeel over de motie op stuk nr. 1001? Oordeel Kamer?

Minister De Jonge:

Nee, die motie ga ik ontraden.

De voorzitter:

Ontraden.

Minister De Jonge:

Die ga ik ontraden omdat ik geen onderscheid kan maken in welk type budget gemeenten ter beschikking staat.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan heb ik het goed voor de administratie.

Minister De Jonge:

Administratie is heel belangrijk, hè.

De voorzitter:

Ja, maar laten we daar niet op doorgaan. Gaat u maar door.

Minister De Jonge:

Dan de motie op stuk nr. 1002, over dementievriendelijk bouwen. In de motie staat “coöperaties”, maar ik denk dat u “corporaties” bedoelt. Dan laat ik het oordeel aan de Kamer. We moeten inderdaad zo veel mogelijk nultredenwoningen, woningen in hofjes, dus geclusterd wonen, en verpleegzorgplekken bouwen. We zullen dat natuurlijk monitoren, onder andere via de woningcorporaties. Ik kom dus nog even terug op hoe we dat exact gaan monitoren, maar het oordeel van deze motie kan aan de Kamer worden gelaten.

Dan de motie op stuk nr. 1003. Ook daarover wil ik het oordeel aan de Kamer laten. We komen nog voor de zomer met een handreiking hiervoor. We gaan met de regio’s in gesprek over de uitvoering daarvan. Daarover zal ik rapporteren in de voortgangsrapportage van het programma Wonen en zorg voor ouderen.

Dan de motie op stuk nr. 1004, over de onderbouwing van de demografische prognoses. Die kan ik uiteraard met de Kamer delen. Oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 1005. In de beste Grinwistraditie is die toch wel weer een bijbelboek. Dat is ook heel goed. Sommige moties verdienen het gewoon om stevig uitgeschreven te worden. Ik ga daar een paar dingen bij zeggen. Allereerst: u weet dat wij op dit moment heel erg goed in kaart brengen wat er eigenlijk aan de hand is in de woningmarkt. Het is namelijk geen 2012. Er is van alles aan de hand. Projecten stokken. Beleggers trekken zich terug. Maar het is geen 2012; het is niet de crisis zoals we die toen kenden. Op de wat langere termijn is er helemaal geen sprake van vraaguitval. Er is namelijk een gigantisch woningtekort. Je zou kunnen zeggen: alle woningen die je bouwt, ga je gewoon verhuren of verkopen de komende periode. Daar hoeft niemand in bouwend Nederland zich zorgen over te maken, gegeven de enorme demografische groei die we nog te verwachten hebben en het enorme woningtekort nu. Maar er is wel iets aan de hand. In een hele korte tijd zijn namelijk de rente en de bouwkosten gestegen. De businesscase — om dat lelijke woord toch nog maar even te gebruiken — ligt vaak niet meer dicht op projecten die al vergund zijn of op het punt staan om vergund te worden. Die projecten kunnen worden herberekend. Je kunt anders programmeren. Je kunt tegen de gemeente zeggen: zullen we er toch nog een paar verdiepingen bovenop zetten? Je kunt voor een andere doelgroep bouwen. Dat kan allemaal, maar dat kost allemaal tijd. Dat betekent allemaal: terug naar de tekentafel. Dat kost allemaal tijd.

Ik heb uit uw commissievergadering begrepen dat er Kamerbreed wordt gezegd: daar zou je eigenlijk iets aan moeten doen. Er is wisselend enthousiasme over hoe snel, met hoeveel geld, met welke instrumenten en in welke dimensionering, maar iedereen vindt dat je daar iets aan zou moeten doen. Dat vind ik ook, maar ik heb u ook gezegd dat ik onbedoeld juist ga bijdragen aan de vertraging als ik nu te hoge verwachtingen ga wekken over de instrumenten en een enorme zak geld op tafel zet, want dan denken de ontwikkelaars: nou, dan wachten we nog eventjes totdat we die zak geld daadwerkelijk kunnen beetpakken. Ik wil dus benadrukken dat ik hoofdzakelijk tegen grondeigenaren, projectontwikkelaars en vastgoedontwikkelaars wil zeggen: in eerste instantie verwacht ik echt dat je je eigen broek ophoudt en je eigen problemen oplost. Ik kan me voorstellen dat een deel van de middelen die beschikbaar zijn voor de woningbouwimpuls, anders ingezet wordt, maar dat wil ik echt doen met het meest effectieve instrument. Ik wil echt voorkomen dat dat gaat naar het dichtleggen van een businesscase als de grondeigenaar ook gewoon zelf een stap had kunnen maken en men gewoon de verwachtingswaarde had kunnen aanpassen.

Als we elkaar zo begrijpen, dan kan ik het oordeel aan uw Kamer laten en kan ik inderdaad zeggen dat ik erop terugkom, na ommekomst van de Voorjaarsnota. Dan hebben we ook met elkaar voorkomen dat er buiten verkeerde verwachtingen zouden kunnen ontstaan. Dus ja, we zullen iets moeten doen, maar dat zal altijd een precisie-instrument zijn om inderdaad door die dip heen te bouwen. Want dat is wat we moeten doen om te voorkomen dat het woningtekort de komende jaren eigenlijk alleen maar groter wordt.

De voorzitter:

Ik zie de heer Grinwis knikken. Dan is het oordeel Kamer.

Minister De Jonge:

Dan de motie op stuk nr. 1006: “verzoekt de regering te bevorderen dat zo veel mogelijk van de nieuw te bouwen seniorenwoningen dementievriendelijk worden gebouwd”. Daarover laat ik ook het oordeel aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 1007 van mevrouw Bromet: “verzoekt de regering halfjaarlijks de Kamer te informeren over de gevolgen van de stikstofproblematiek voor de woningbouw en hierbij in elk geval te rapporteren van hoeveel woningen de bouw vertraagd wordt en van hoeveel woningen de vergunningen helemaal niet afgegeven zijn”. Die motie ga ik ontraden, omdat het leidt tot forse administratieve lasten voor gemeenten en ook weinig toegevoegde waarde heeft. Bovendien, het lijkt makkelijk te administreren, maar dat is het helemaal niet, want in een project spelen vaak heel veel dingen naast elkaar en het is heel moeilijk aan te wijzen welk deel van de vertraging ten opzichte van welke oorspronkelijke planning gemoeid is met de stikstofvergunning. Ik laat het oordeel hier dus niet aan de Kamer, maar ontraad deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 1008. Ik ga vragen of ik daar als volgt aan mag voldoen. Eerst door op grond van de regionale woondeals u in het tweede kwartaal te informeren over de woningbouwlocaties van een zekere omvang die op dit moment al in beeld zijn. Daarover maken we namelijk afspraken in de woondeals. Daarin maken we afspraken over voor wie we bouwen, hoeveel we bouwen en waar we bouwen. Daar zijn dus locaties mee gemoeid. Dat is één. Twee. U heeft eerder gevraagd om een, in mijn woorden, pijplijnmonitor te maken: wat zit er allemaal in de pijplijn, waar is start van bouw voorzien binnen afzienbare periode? Daar ben ik mee aan de slag. Dat is alleen niet zomaar eventjes te maken, dat is best een klusje. We hopen daarmee gereed te zijn in Q4. Ik heb dat in uw richting al toegezegd. Ik ben daar ook al mee aan de slag, maar dat is best een ingewikkeld klusje.

Dan in het derde/vierde kwartaal een nieuwbouwthermometer. Daar waar ik nu heel veel verschillende soorten nieuwbouwthermometers van heel veel verschillende soorten clubs zie die ook allemaal weer net iets anders zeggen, wil ik dat we naar een — nog een lelijk woord — single point of information toegaan. Ik wil eigenlijk kijken of we van al die bestaande thermometers kunnen komen tot één nieuwe, waar iedereen van zegt: ja, dat is inderdaad de voorspeller waar we ons aan vasthouden. Op die drie manieren wil ik tegemoetkomen aan uw vraag, maar dat is dus slightly different dan binnen een maand een lijst met bouwprojecten voor 2023 naar de Kamer sturen. Ik voer dit dus zeker uit, maar op een net iets andere manier.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank aan de minister voor de uitgebreide toelichting op de motie. Ik heb één vraag daarover. Ik kan me voorstellen dat dit niet voor elk klein bouwproject te doen is en dat het instrument van de woondeals daar een goede “informant”, zou ik bijna kunnen zeggen, voor kan zijn. Maar zitten daar ook de projecten van dit jaar nog in? De angst van de VVD is dat de schop die de grond in dreigde te gaan, er nu vanaf getrokken wordt. Ja, en dan zitten we aan eind van het jaar te kijken, want dan is er toch veel minder gebouwd. Wat voor informatie geven die woondeals dan?

Minister De Jonge:

Het aggregatieniveau is een beetje wisselend, maar de regionale woondeals geven per jaar inzage in de aantallen en in de locaties waar wordt gebouwd. Vaak is daarbij 80% van de locaties in beeld. Dat is een beetje het gemiddelde beeld van de woningbouwlocaties, met nog een zoekopdracht erbij voor nog 20% van de restlocaties onderweg naar 2030. Dat geeft dus wel iets van een beeld. Alleen, in deze motie vraagt u, net als de vorige keer, om iets preciezers, en dat vind ik eigenlijk ook gewoon terecht. Dat bestaat op dit moment niet, maar ik vind het wel terecht dat je gewoon wilt weten van welke projecten de start bouw wordt voorzien. Er is alleen geen landelijk geaggregeerde en landelijk toegankelijke database van dat soort projecten. Die moet dus worden gemaakt. Ik wil met de bouwende sector en met gemeenten in gesprek: “Je weet toch waar dit jaar de schop in de grond gaat? Ook al is er sprake van een wisselende startbouwdatum, dan nog wil je daar zelf ook grip op houden. Dat moeten we toch willen weten met elkaar?”. Ik vind dus dat wij die pijplijnmonitor — wat zit er in de pijplijn en wat wordt er gebouwd? — moeten hebben om adequaat te kunnen sturen, maar die hebben we op dit moment niet.

Daarnaast is er nog één ding: met die regionale woondeals richten we in iedere regio al wel een regionale versnellingstafel in. Daarvoor hoeven we helemaal niet op die pijplijnmonitor te wachten. Een deel van de versnelling zal namelijk zitten in het naar voren halen van projecten als andere projecten vertragen. In een regio gaan namelijk gewoon projecten vertragen, maar eigenlijk wil je flexibiliteit in iedere regio: oké, als het in deze gemeente niet gaat, dan moet dus een ander project dat makkelijker is en waarvan de businesscase wel makkelijk rond te krijgen is, naar voren worden gehaald. Die sturing is nu in een aantal regio’s wel aan de orde. Noord-Holland doet dat bijvoorbeeld heel erg goed rond Alpa. In Overijssel heb je een paar van die heel goede versnellingstafels. Maar dat is zeker niet overal zo, en dat wil ik eigenlijk wel overal, want dat geeft grip om te sturen. Dus daar werken we al aan. Als ik de motie zo mag uitleggen, dan geef ik graag het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik zie wederom knikken, dus dat is zo.

Minister De Jonge:

Dan de motie op stuk nr. 1009. Ook daarover wil ik het oordeel graag aan de Kamer laten, zeg ik tegen de heer Boulakjar. Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 1010 van de leden Boulakjar en Grinwis. Ook daarover wil ik graag het oordeel aan de Kamer laten.

Dan de motie op stuk nr. 1011 van mevrouw Pouw-Verweij. Ook daarover wil ik graag het oordeel aan de Kamer laten.

Dan heb ik nog een drietal vragen.

Allereerst de vraag van de heer Geurts over het verruimen van grondaankopen door corporaties. Ik ben ermee bezig. Dat zit eigenlijk in hetzelfde stuk als de eerste motie van de heer Nijboer. Eind eerste kwartaal of begin tweede kwartaal hoop ik met de grondbrief te komen. Dat is niet makkelijk, maar dat moet wel, want daar zit echt een onderdeel van de oplossing op dit moment, zoals u terecht heeft gezegd. Daarin zit ook het element: zouden corporaties hun grondpositie dan ook langer mogen aanhouden dan nu wettelijk is genormeerd?

Dan de vraag van mevrouw Bromet over de bijeenkomst in Brussel gisteravond. Ik begreep van collega Van der Wal dat de heer Omtzigt die vraag ook al had gesteld. U wilt voorafgaand aan het stikstofdebat van morgen weten waarover gisteren met de heer Timmermans is overlegd. Uiteraard laten we u dat weten. We laten dan ook weten wie daarbij was. Ik verklap alvast dat Henk Staghouwer daar niet bij was. Dat was wel Mark Harbers, dat was wel Piet Adema en dat waren wel Christianne van der Wal en ikzelf. Het was gewoon een heel goed gesprek, gewoon een open en informeel gesprek. Onder andere vanuit mijn portefeuille, vanuit de ruimtelijke ordening, bezien: de ruimtelijke implicaties van richtlijnen klinken niet altijd evenzeer door in het Brusselse en met name de demografische groei die we op dit moment doormaken, brengt allerlei extra complicaties of implicaties met zich mee in relatie tot de doelen die we graag samen met de Europese Commissie nastreven. Maar goed, collega Van der Wal zal vóór morgen voor het debat van morgen een brief sturen met wat daar gisteravond op hoofdlijnen is besproken. Maar nogmaals, het was gewoon een informeel overleg, zoals je dat eens in de zoveel tijd hebt. Zónder Henk Staghouwer.

Dan iets wat niet echt een vraag was, maar ik wil er toch op reageren: de manier waarop de heer De Groot terugkwam op zijn woorden van vorige week. Ik vind dat groots; dat wil ik hierbij gezegd hebben. Ik vind dat groots, omdat het daarmee weer ruimte biedt voor een echt inhoudelijk debat, een écht inhoudelijk debat over de wijze waarop we de regie op de volkshuisvesting hebben te hernemen. En natuurlijk moeten wij bij de behandeling van het wetsvoorstel, dat nu slechts in consultatie is en we straks daadwerkelijk gaan bespreken, bijvoorbeeld het debat hebben over hoever je daarin gaat met het twee derde betaalbaar. Over in hoeverre je dan wil sturen op de woningvoorraad in een gemeente door te zeggen wat men heeft toe te voegen op sociaal gebied, maar zeker ook op het terrein van het middensegment, de betaalbare koop en middenhuur. En — want daar gaat eigenlijk de kern over — over solidariteit tussen de gemeenten: nemen alle gemeenten hun fair share? En in welke mate willen wij daarop sturen? En op de balans in de woningvoorraad in een regio. Ik denk eerlijk gezegd dat over de inzet van de heer De Groot ook moet worden gezegd — en dat deden collega’s ook — dat het juist een manier van kijken naar de sociale woningbouw is die, anders dan in het verleden denk ik, juist veel meer laat zien dat ook de VVD inziet dat er meer sociaal gebouwd moet worden en dat je die sociale woningbouw ook op een goede manier moet spreiden. Ik vind het mooi dat door uw bijdrage van zojuist dat inhoudelijk debat over hoe je dat dan daadwerkelijk doet — want daarover kun je natuurlijk nog wel degelijk van mening verschillen — vervolgens ook weer mogelijk is. Dus ik vond het mooi, en groots, hoe u dat zojuist onder woorden bracht. Dank.

De voorzitter:

Dank u wel voor de appreciaties en de beantwoording van de vragen.

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van het tweeminutendebat over de woningbouwopgave.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors voor een enkel moment. Daarna gaan we verder met het wetsvoorstel over de regels ter bevordering van goed verhuurderschap.

De stemmingen over de moties die net zijn ingediend zullen plaatsvinden op 7 maart.

De vergadering wordt van 11.19 uur tot 11.25 uur geschorst.

Naar boven