5 Verantwoordingsdebat over het jaar 2020

Aan de orde is het verantwoordingsdebat over het jaar 2020.

De voorzitter:

Aan de orde is het Verantwoordingsdebat over het jaar 2020. Ik heet de minister-president, de minister van Financiën en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom.

Voordat we starten met dit debat, wil ik graag wat woorden richten tot de mensen op de publieke tribune, want vanaf vandaag hebben we op de woensdag weer de gelegenheid om bezoekers te mogen ontvangen. En ik denk dat ik spreek namens iedereen: het hoort ook in dit huis, dit huis van de democratie, dat er bezoekers zijn. Het zorgt ook meteen weer voor levendigheid. De afgelopen periode waren de debatten natuurlijk online te volgen en op de televisie, maar een tribune met alleen maar lege stoelen hoort niet in de Tweede Kamer. Maar dat moest helaas vanwege de coronapandemie. En we gaan natuurlijk binnenkort verhuizen. Ik hoop dat we in B67 ook weer de mogelijkheid hebben om bezoekers te mogen ontvangen. Ik denk dat ik dat ook namens vak-K mag zeggen, en zeker namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die een belangrijke verantwoordelijkheid heeft als het gaat over de renovatie en de verhuizing.

Dan even aan de leden. We hebben veel sprekers. De volgorde is conform de begroting; we beginnen dan altijd met de grootste oppositiepartij. De spreektijd is gebaseerd op de verdeelsleutel plenair, die ik ook met u heb vastgesteld. Qua interrupties wil ik met u afspreken: vier vragen of momenten — wat u met die momenten doet, is aan u — in eerste termijn voor de Kamer, en zes vragen gericht aan de bewindspersonen. En het verzoek is, omdat we met velen zijn, om dat kort en bondig te doen, zonder te lange inleidingen. Dan komt iedereen tot zijn recht.

Nou, met deze aftrap wil ik graag het woord geven aan de heer Tony van Dijck van de PVV, voor zijn inbreng. Maar eerst de heer Azarkan van DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, dank. Ik heb een punt van orde. We hebben natuurlijk gezien hoe de Algemene Rekenkamer vernietigend heeft geoordeeld over het ministerie van VWS. Ik zou eigenlijk willen verzoeken om de minister van VWS vandaag te laten aanschuiven, zodat we ook uit de eerste hand antwoorden kunnen krijgen. Ik vermoed dat ook de collega's daar veel vragen over zullen hebben.

De voorzitter:

We weten dat er een WGO van VWS is op 23 juni. Daar kunnen vragen gesteld worden. Maar ik zal over uw punt van orde even vragen aan de collega's: is er steun voor het voorstel van de heer Azarkan om de minister van VWS voor dit verantwoordingsdebat uit te nodigen? Allereerst de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

De delegatie in vak-K is al een paar keer, ook in de procedurevergaderingen, gewisseld. En ik heb er zelf ook geen behoefte aan. En ik had dit verzoek ook graag eerder gehoord, om wel te kunnen overwegen om het te steunen.

De voorzitter:

Geen steun. Ik kijk even of iemand daar anders over denkt. De Partij voor de Dieren? Ik geef u zo het woord. Ga uw gang.

De heer Van Raan (PvdD):

Wij hebben zelf geen vragen daarover. We zullen het wel noemen. Maar als een collega daar behoefte aan heeft, dan denk ik dat dat mogelijk moet zijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik denk ook dat het een goede zaak is, want VWS ligt natuurlijk ontzettend onder vuur, ook vanuit de Algemene Rekenkamer, en de deal met Sywert van Lienden staat prominent op de agenda. Dat zijn toch allemaal zaken waar de minister van VWS zich over zou moeten verantwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel. U steunt het. Nu de heer Snels van GroenLinks.

De heer Snels (GroenLinks):

Het kabinet gaat natuurlijk uiteindelijk zelf over zijn eigen afvaardiging. Voor mij hoeft het niet, want er zijn in deze reeks ook altijd WGO's met de Kamercommissies en bewindspersonen zelf. We hebben hier natuurlijk veel vragen over, maar vanuit de Comptabiliteitswet artikel 4.11 — uit mijn hoofd — gaat de minister van Financiën ook over de coördinatie van het financiële beheer, dus heel veel van mijn vragen over VWS gaan richting de minister van Financiën. Dus wat mij betreft is dit niet nodig.

De voorzitter:

Prima, dank u wel. Dan de heer Nijboer, PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb daar ook veel vragen over. Het kabinet heeft ze gewoon te beantwoorden. En als gedurende het debat blijkt dat de antwoorden onder de maat zijn, dan kunnen we altijd nog de minister van VWS hier verzoeken te komen. Maar ik ga ervan uit dat het kabinet is voorbereid op het vragenvuur vanuit de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Alkaya van de SP, tot slot.

De heer Alkaya (SP):

Kortheidshalve wil ik me daarbij aansluiten. Ik heb ook heel veel vragen hierover, maar ik ga ervan uit dat de minister-president dan wel de minister van Financiën die kan beantwoorden.

De voorzitter:

Dan concludeer ik dat er geen meerderheid is voor het verzoek. Ik stel voor dat u begint met uw eerste termijn. Het woord is aan de heer Tony van Dijck van de PVV.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter, dank u wel. We spreken vandaag over 2020. Wat een nachtmerrie was dat. Wát een jaar. Het begon allemaal zo mooi. Het, inmiddels demissionaire, kabinet dacht nog een jaartje achterover te kunnen leunen, dan op naar de verkiezingen, want alles liep tenslotte op rolletjes. De economie draaide lekker. De werkloosheid was laag en de overheidsfinanciën zagen er goed uit. Bij de Belastingdienst klotste het geld dan ook tegen de plinten. Wie doet me wat, moet deze minister van Financiën gedacht hebben.

Welnu, het kan verkeren. Na dik twee maanden deed het coronavirus zijn intrede in Nederland. De paniek sloeg toe. Alles ging op slot. In nog geen drie maanden was Nederland veranderd van een bruisend land in een spookstad. Geen kip op straat. Weg files. Iedereen bleef binnen voor de buis. Hele sectoren werden gesloten op last van de overheid. Er volgde zelfs een avondklok. Dit was ongekend. Dit kabinet voer dan ook, in zijn eigen woorden, in de mist, in een dikke mist. Men zag geen hand meer voor ogen.

Mijn eerste vraag aan deze bewindspersonen, in retroperspectief, met de kennis van nu, is: wat zouden ze anders gedaan hebben? De minister van Financiën trok alle registers open. Geld speelde geen rol. Hij had diepe zakken, heel diepe zakken. Het ene na het andere steunpakket werd opgetuigd. De NOW, de Tozo, de TVL, de TOGS, de COL, de TONK: allemaal regelingen om de economie te stutten. Inmiddels staat de teller dan ook op 80 miljard aan steun. Dit is exclusief de 16 miljard aan uitgestelde belastingen.

Voorzitter. Maar onder de oppervlakte broeit en borrelt het. De toekomst is en blijft onzeker. Maken we een flitsende doorstart, met een inhaalgroei en voorspoed, of krijgen we alsnog te maken met uitgestelde ellende, met vele faillissementen en massawerkloosheid? De vraag is dan ook wat het kabinet straks gaat doen, als alle mist weer is opgetrokken. Gaat het bezuinigen of investeren? De PVV hoopt op een ruimhartig beleid. Maak niet de fout uit 2012, toen keihard werd bezuinigd en de lasten werden verzwaard om maar binnen de lijntjes van de Europese Commissie te kleuren. Want dat was dom. Dom beleid en olie op het vuur.

De PVV wil dan ook nog steeds dat er lagere lasten zijn voor burgers. Meer dan 1 miljoen mensen in Nederland, 650.000 gezinnen, kampen met problematische schulden. En dat was nog voor corona. En als ik dan lees dat een op de vijf werkenden naar zijn vakantiegeld kan fluiten, dat ze de boodschappen 9% duurder hebben gemaakt, dat de benzine naar €2 klimt en dat de energierekening dit jaar weer door het dak dreigt te gaan, wordt het er dit jaar niet beter op. Dus volgens de PVV: omlaag die lasten.

Voorzitter. Tot zover de toekomst. Want het blijft tenslotte Verantwoordingsdag, ook wel en beter bekend als gehaktdag. De Algemene Rekenkamer maakt er dan ook gehakt van, want in financieel opzicht was 2020 een puinhoop: 9 miljard euro aan verplichtingen en 4,3 miljard aan uitgaven werden niet rechtmatig gevonden. De laatste keer dat dit gebeurde was twaalf jaar geleden. Meer dan de helft is toe te schrijven aan corona. De Rekenkamer constateerde maar liefst 50 onvolkomenheden. Over 5 miljard euro is de Kamer te laat of onvolledig geïnformeerd. Ons budgetrecht werd met voeten getreden.

Voorzitter. De grote boosdoener — daar heb je 'm — was VWS. Het financieel beheer schoot ernstig tekort, oftewel: het was een zooitje. 5,1 miljard aan publiek geld werd onrechtmatig uitgegeven aan testmateriaal, aan apparatuur en aan mondkapjes. Het ontbrak aan bonnetjes en ontvangstbewijzen. Dus we weten niet of en hoeveel spullen wel geleverd zijn. De Algemene Rekenkamer maakte dan ook formeel bezwaar bij de minister.

Over mondkapjes gesproken. Dat brengt mij gelijk bij Sywert van Lienden. Deze casus is exemplarisch voor hoe het eraan toeging bij VWS. Want dit staat voor zoveel meer. Dit lid van de CDA-programmacommissie dacht even de barmhartige samaritaan te kunnen uithangen met zijn hulptroepen. Hij zou wel even de problemen oplossen rondom de levering van de mondkapjes. "Om niet", want hij hoefde er natuurlijk niks aan te verdienen. "Ben je gek? Ik kom helpen vanuit het CDA-gedachtegoed", moet hij gedacht hebben. Hij werd alom, in elke talkshow, geprezen als redder, als held in nood. Maar wat blijkt? Deze zelfde Sywert en zijn vriendjes verdienden miljoenen, om precies te zijn 28 miljoen euro. Dit zaakje stinkt naar CDA-vriendjespolitiek en nepotisme. Mijn eerste vraag is wat de bewindspersonen van CDA-huize hiervan wisten. Want hoe kan het dat een prominent CDA'er, een ambtenaar van de gemeente Amsterdam, zonder ervaring, zonder kapitaal en zonder bedrijf opeens een opdracht in zijn schoenen krijgt geschoven van 100 miljoen euro om mondkapjes te leveren? Hoe is dit mogelijk? Het lijkt wel een film! Hij was zelf ook flabbergasted dat dit zomaar kon. Toen de miljoenen hem om de oren vlogen, heeft hij dat volgens eigen zeggen ook gelijk gemeld aan de integriteitscommissie van het CDA. Iedereen wist er dus van, ook de minister van VWS, Hugo de Jonge, zijn PA, de minister van Financiën. Het zijn allemaal CDA'ers die ervan wisten en het lieten gebeuren. Dit riekt naar maffiapraktijken.

Er komt een enquête. Dan zal dit zeker mee worden genomen in de ondervraging. Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen maakte bezwaar tegen deze deal. Sywert en zijn vriendjes werden onbetrouwbaar en ongeschikt bevonden en de mondkapjes waren te duur. Ze waren maar liefst €1 duurder — dat hebben we gisteren gehoord bij Nieuwsuur — dan als hij ze verkocht aan andere verpleeghuizen. €1 keer 40 miljoen mondkapjes: dat is 40 miljoen euro te duur! Daarnaast waren ze ook niet echt nodig. Toch werd deze deal erdoorheen gedrukt. Tot op de dag van vandaag liggen die 40 miljoen mondkapjes dan ook in een loods weg te rotten met het stempel "afgekeurd". Nu heeft hij spijt. In plaats van het geld terug te storten in de schatkist, wil hij ermee gaan beleggen en het rendement besteden aan goede doelen, zoals kansarme kinderen of kinderen met kanker. Je moet het maar durven. Ik ben blij dat KiKa en KWF dit bloedgeld weigeren te ontvangen. Ik zeg: hij moet alles terugstorten en zich de rest van zijn leven doodschamen. Wat een zooitje. Waar was de minister van Financiën? Want we horen hem erg weinig. Hij had erop toe moeten zien dat het financieel beheer en de verantwoording van VWS op orde waren, maar hij wijst naar de minister van VWS. Waarom heeft hij niet ingegrepen, is mijn vraag. Wat wist hij, en wat wist de minister-president, van deze schimmige deal?

De heer Sneller (D66):

De heer Van Dijck is volgens mij al een jaar of vijftien woordvoerder rijksuitgaven. De vragen die hij aan de minister van Financiën stelt, die ik ook snap, zou ik graag aan hem willen voorleggen. Wat heeft hij de afgelopen vijftien jaar als woordvoerder rijksuitgaven gedaan om het financieel beheer van VWS op orde te krijgen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

In de afgelopen vijftien, twintig jaar is het zeventien keer voorbijgekomen, geloof ik. Ik moet al mijn spreekteksten van de afgelopen vijftien jaar erop naslaan, maar elke keer was er wel een ernstige onvolkomenheid bij VWS rondom subsidies en wordt er te veel uitgegeven. Elk jaar — daar vraagt u ook altijd aandacht voor — wordt er te veel geld begroot bij VWS. Uiteindelijk worden er op die manier, in mijn ogen kunstmatige, meevallers gecreëerd. Dat zijn allemaal zaken die ik aan de kaak stel, maar dit is gewoon een heel exemplarisch geval van 5,1 miljard. Dat is uniek en nog nooit voorgekomen.

De heer Sneller (D66):

Ik geloof dat ik daar bedragen hoorde die niet helemaal met de casus overeenkomen, maar het gaat mij juist even om dat structurele aspect. Ik snap alle vragen over het incident. Dat is erg genoeg. Er is ook een onderzoek aangekondigd. Maar ik probeer ook even te zoeken naar de rol van de Kamer in de afgelopen vijftien jaar in dat structurele probleem, wat we de komende tijd kunnen gaan doen en wat ik dan van de PVV mag verwachten. Want het is gewoon zo dat veel van de fracties die hier aanwezig zijn, ook fracties met veel minder fractieleden dan de PVV, wel allerlei moeite doen om rapporteurs te leveren, bijvoorbeeld bij het analyseren van de jaarverslagen, terwijl de PVV daarbij verstek laat gaan. Mijn vraag aan de heer Van Dijck is gewoon: kunnen wij de komende tijd, ook als het niet naar aanleiding van ophef is maar gewoon het structureel volgen van het verbeteren van het financieel weer, wat hoognodig is, ook op de fractie van de heer Van Dijck rekenen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ja, natuurlijk. Wij denken altijd graag mee over waar het beter kan, maar het is natuurlijk aan het kabinet. Ik constateer gewoon heel duidelijk de onrechtmatigheid bij VWS, met 5,1 miljard publiek geld. Dan kunt u mij ... Ik ben niet de minister van Financiën. Ze willen niet eens met ons praten! Met andere woorden, vraagt u nu aan mij of ik kom tot een oplossing, zodat de minister van Financiën meer de regie neemt en meer toezicht naar zich toetrekt? Dat moet de minister van Financiën doen. Daar spreek ik hem op aan. Als wij vanuit de bankjes kunnen helpen of meedoen of iets bij de stemmingen kunnen doen of zo, dan doen we dat natuurlijk.

De heer Sneller (D66):

De PVV-fractie kan als een van de grotere fracties in dit huis zeker helpen, bijvoorbeeld door in plaats van nul rapporteurs een paar rapporteurs te leveren, zodat we dat werk kunnen doen. Maar dit kun je niet alleen maar op het bordje van de minister van Financiën schuiven. Ik denk dat we dit als Kamer juist ook met de minister van VWS moeten bespreken. We moeten de komende tijd ook niet alleen maar constateren dát er een onrechtmatigheid is. De heer Van Dijck zegt zelf dat hij dat al vijftien jaar doet. Blijkbaar heeft dat niet gewerkt. Laten we er dus ook voor zorgen dat we er als Kamer meer bij blijven de komende tijd en dat toezicht intensiveren. Dat vraagt ook iets van de heer Van Dijck.

De heer Tony van Dijck (PVV):

We moeten zeker het toezicht intensiveren, maar de regie ligt uiteindelijk in vak-K. Daar moet het gebeuren. Bij debatten over de Rekenkamer en noem maar op ben ik altijd trouw aanwezig geweest en betrokken. Mijn input is wat dat betreft dus: constateren dat het niet goed gaat.

Voorzitter. Ik moet even kijken waar ik was gebleven. En nu heeft hij spijt, maar in plaats van het geld ... O, dat heb ik al gezegd. Ik zeg: alles terugstorten. Waar is de minister van VWS? Waarom horen we hem niet? Zijn departement ligt ernstig onder vuur, en ook deze CDA'er is meerdere malen door Sywert van Lienden benaderd. Vandaar ook mijn oproep om hem hierbij te hebben, zodat hij zich kan verantwoorden.

Voorzitter. Dan Groningen, ook zo'n debacle dat ons blijft achtervolgen. De meeste gedupeerden wachten nog steeds op hun geld. De NAM doet heel moeilijk. Zij wringt zich in allerlei bochten om onder haar verantwoordelijkheid uit te komen. Ze weigeren te herstellen en ze weigeren te betalen. 26.000 huizen wachten op de NAM. En de directeur van de NAM zei in een interview, maar dat bleek later een beetje een slip of the tongue, dat hij bereid was 50 huizen te repareren. Om even aan te geven wat de houding van de NAM is! En wie is de dupe van als dat getouwtrek? Dat zijn de Groningers. De Algemene Rekenkamer oordeelde ook dat de kosten van de beoordeling van de schades disproportioneel zijn, oftewel belachelijk hoog. Per huis kost de inzet van een expert van maar liefst €50.000. Voor iedere euro aan schadevergoeding die wordt betaald, is de overheid 56 eurocent kwijt aan kosten. Wordt het niet eens tijd dat de minister van Financiën zich hiermee gaat bemoeien? Want dit gaat ook helemaal mis. En zo weigert de NAM tot op heden een factuur van 295 miljoen te betalen aan BZK.

Hetzelfde geldt voor de toeslagen. Ook daar gaat het mis. Veel geblaat, weinig wol. Staatssecretaris van Huffelen was zo in paniek dat zij vlak voor de kerst alle gedupeerden €30.000 compensatie beloofde, op Twitter nota bene, om rust in de tent te brengen. Vlak voor kerst! Maar zij ging daarmee een verplichting aan van 0,5 miljard euro. Het is natuurlijk prima dat we de slachtoffers van de toeslagenaffaire ruimhartig compenseren, maar het is niet oké om de Kamer voor een voldongen feit te plaatsen en ons niet tijdig te informeren, om ons budgetrecht aan je laars te lappen. Dat is niet oké. De Herstelorganisatie Toeslagen heeft nu al 527 miljoen gekost. 527 miljoen! Maar dat geld is niet uitgekeerd aan de slachtoffers maar aan ambtenaren. Want ook hier geldt: veel overheadkosten maar weinig geld naar de gedupeerden. Van de 40.000 ouders heeft pas de helft de beloofde €30.000 ontvangen. En tot op heden — u gelooft het niet, voorzitter — is pas bij veertien ouders de werkelijke schade vastgesteld. 750 ambtenaren zijn er een jaar mee bezig geweest om 14 werkelijke schades vast te stellen. Voorzitter, ze zijn meer bezig met vergaderen; ook dat zegt de Algemene Rekenkamer. Het is allemaal bureaucratisch en stroperig, het zijn managers, teamleiders en medewerkers, en ze zijn de hele dag aan het vergaderen over de interne organisatie op de lange termijn. Maar ze zijn niet bezig met de kern, om die mensen te compenseren. Ook hier de vraag: gaat de minister van Financiën zich eindelijk een keer hiermee bemoeien en ingrijpen? Want ook hier dreigt het helemaal mis te gaan.

De minister van Financiën rent weg voor zijn verantwoordelijkheden. Hij is niet in control over de centen en dat is kwalijk. Ook de Algemene Rekenkamer vindt dat de minister is tekortgeschoten als toezichthouder. Op de eerste plaats rondom de besluitvorming over de steunpakketten, op de tweede plaats bij het toezicht en de naleving van regels bij fiscale regelingen. En hij had eerder moeten ingrijpen bij VWS, waar het financieel beheer en de verantwoording volledig ontspoorden.

Tot slot is mijn vraag aan de minister van Financiën dan ook: wat gaat hij hieraan doen?

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Heinen van de VVD. Het is zijn maidenspeech vandaag. Te doen gebruikelijk zijn er dan geen interrupties. Er zijn vandaag meerdere mensen met een maidenspeech, dus ik wil vóór de lunchpauze twee mensen die hun maidenspeech hebben gehouden de felicitaties laten ontvangen en aan het einde van de eerste termijn van de Kamer de andere twee. We doen het dus in etappes.

Het woord is aan de heer Heinen. Veel succes!

De heer Heinen (VVD):

Staat de tissues klaar? En geen PowerPointpresentatie, zeg ik tegen de minister van Financiën.

Voorzitter. Het zal een aantal van jullie niet ontgaan zijn dat ik onlangs weer vader ben geworden. Alle clichés over het krijgen van kinderen zijn waar. Kinderen houden je bijvoorbeeld een enorme spiegel voor. Ze confronteren je maximaal met je eigen tekortkomingen. In mijn geval laten kinderen ook inzien dat niet alles wat waarde heeft in het leven, te berekenen valt.

Met het ouderschap komen ook vergeten herinneringen uit je eigen jeugd weer naar voren. Zo stond ik een paar weken geleden in een klaslokaal met mijn vrouw een schooltje voor mijn zoontje uit te zoeken. Ineens herinnerde ik mij natuurlijk mijn eigen klaslokaaltje. Ik zag dat er niet zo heel veel veranderd is. Dezelfde kleine stoeltjes, kleine bankjes, vrolijke tekeningetjes aan de muur. Het enige wat echt anders leek, was het krijtbord. Dat is inmiddels vervangen door een whiteboard. Terwijl ik daar stond, herinner ik mij hoe boven het krijtbord uit mijn tijd een hele grote landkaart hing. Die was helemaal roodgekleurd: de Sovjet-Unie. Ik keek daar elke dag vol verbazing naar.

Vervolgens herinner ik me ook mijn eerste spreekbeurt. Dat is voor de meeste mensen vrij traumatisch. Wie herinnert het zich niet? Meestal gaat het over zoiets als je konijn of een pandabeer. Het leek mij wel een goed idee om het te hebben over de verschillen tussen Oost- en West-Berlijn. Ik zat in groep 6 en moest nog een beetje oefenen hoe je je boodschap afstemt op je publiek. De leraar keek hoofdschuddend naar beneden en die arme kinderen hadden werkelijk geen idee waar ik het over had. En echt begrijpen deed ik het zelf ook niet. Want hoe kunnen verschillen tussen welvaart en armoede zo groot zijn en afgescheiden worden door een simpele muur?

Het antwoord op die vraag zou ik pas veel later vinden, na uitgebreide studies van economische en politieke systemen. Ik zal u er niet mee lastig vallen, maar de conclusie is dat economische verschillen vaak niet verklaard kunnen worden door culturele of geografische verschillen, door verschillen in klimaat of religie of de volksaard van mensen.

De keuze voor welvaart hangt simpelweg af van de keuzes die wij hier in dit parlement maken. De keuze voor een vrije democratie, voor een rechtsstaat, voor markteconomie en voor vrijhandel. Ik hoor soms politici losjes een quote van Churchill aanhalen, dat de democratie de slechtste vorm van bestuur is, op alle andere vormen na. Maar heel eerlijk vind ik dat een vrij luie gedachte. Het is een gedachte die past als je de macht hebt, maar je zal de macht maar niet hebben. Dan ben je maar wát blij dat je in een democratie leeft en dat je die macht kan corrigeren. Nee, de liberale democratie is niet de minst sléchte vorm van bestuur, het is de béste vorm van bestuur. Onze democratische rechtsstaat, waarin vrijheid centraal staat, is superieur aan alles. Dat is mijn heilige overtuiging. Waar anders zijn mensen welvarender, gelukkiger, gezonder? Waar anders kun je zijn wie je bent, houden van wie je wilt en worden wie je wil zijn? Waar anders word je niet afgerekend op je geloof, op je afkomst? Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen, zeg ik tegen een aantal partijen in dit parlement. Niet alles is perfect. Maar ga eens in een ander land kijken, en je dankt God op je blote knieën dat je in Nederland leeft. Die dankbaarheid mag best wat vaker getoond worden.

Voorzitter. Het is een voorrecht om in dit land te mogen leven. Het is een voorrecht mijn kinderen in dit land te kunnen laten opgroeien. Het was een voorrecht om zelf te mogen opgroeien in een periode waarin de vrijheid had gewonnen: de jaren negentig, een unieke periode in de wereldgeschiedenis. De Muur was gevallen, grenzen gingen open, Europa integreerde, de Staat werd teruggedrongen, de Kerk werd teruggedrongen. Privatiseringen en de vrije markt stonden centraal. Individuele vrijheden stonden centraal. De welvaart nam zichtbaar toe.

Wij groeiden op met de gedachte dat de geschiedenis één rechte lijn voorwaarts is en dat alles uiteindelijk goed komt. Maar hoe anders is dat voor de mensen die nog geen decennium na mij opgroeiden? De dotcomcrisis, boekhoudschandalen, de bankencrisis, de Europese schuldencrisis, topmanagers die elkaar miljoenen aan bonussen uitkeerden; de vrije markt faalde.

Het was ook een periode waarin duidelijk werd dat de middenklasse er niet automatisch meer op vooruitging. Een periode waarin een nieuw rood gevaar in het Verre Oosten opstond en toetrad tot de vrije internationale wereldhandel. Een periode waarin het populisme definitief doorbrak in Europa. Zoals Raegan en Thatcher symbool staan voor de tijd waarin ik opgroeide, zullen Trump en Boris Johnson uiteindelijk symbool staan voor de periode waarin de mensen net na mij opgroeiden. Zij bouwden hun politieke carrières op de enorme onzekerheden van hele normale mensen, door list en bedrog en door valse oplossingen te bieden.

Dat wil niet zeggen dat de problemen die zij aankaarten fout zijn, of dat de mensen die op hen stemmen fout zijn. Hun zorgen zijn wel degelijk terecht. Veel gewone Nederlanders profiteren niet automatisch meer van onze huidige systemen, van de vrije markt, open grenzen en ongelimiteerde migratie. Het is belangrijk dat wij dat erkennen. Het is nog belangrijker dat wij werken aan echte oplossingen. Wij moeten ervoor zorgen dat de economie weer werkt voor een brede middenklasse. "Het bijschaven van de rafelranden van het kapitalisme" noemden wij dat eerder. Wij moeten erkennen dat er grenzen zijn aan globalisering en aan het continu maximeren van het rendement van aandeelhouders. Wij moeten erkennen dat een sterke overheid soms nodig is om bedrijven te beschermen en om burgers soms tegen bedrijven te beschermen.

Een sterke overheid vraagt ook om een goede controle op die overheid. Het gaat om een overheid die verantwoording aflegt. Daarmee, voorzitter, kom ik op het onderwerp waarover wij vandaag debatteren: Verantwoordingsdag, een van de belangrijkste dagen van het jaar. Een democratie onderscheidt zich van alle andere regeringsvormen door verantwoording af te leggen, een woord dat ze in een land als Turkmenistan niet eens kennen.

Een goede verantwoording legt de basis voor het vertrouwen van de samenleving in de overheid. Of, zoals ik heel veel mensen hoor zeggen: ik vind het niet erg om belasting te betalen, als het maar een beetje goed wordt besteed. Dat is de vraag die hier vandaag centraal staat. Daarbij wil ik mij focussen op drie hoofdpunten: de uitgaven tijdens de coronacrisis, het budgetrecht van de Tweede Kamer en de informatievoorziening vanuit het kabinet.

Punt één. Ik heb er begrip voor dat tijdens een crisis snelheid soms voor zorgvuldigheid gaat. Terwijl in het hele land ambulances af en aan rijden en mensen naar adem happen, is niet de eerste gedachte of je ordnermappen wel goed gearchiveerd zijn. Dan is je prioriteit om mensen te helpen. Dan gaan patiënten even voor boekhouders. Toch mag dat geen vrijbrief zijn. Ik moest daarom zelf even naar adem happen toen ik de minister van Volksgezondheid in de Eerste Kamer, toen hem gevraagd werd naar de 5 miljard aan onrechtmatige uitgaven, hoorde antwoorden dat het allemaal snel moest, maar dat hij de Tweede Kamer nooit had gehoord over de rechtmatigheid van de uitgaven, en dat de Kamer daar nooit naar heeft gevraagd. Dat klopt, voorzitter, maar ik mag er toch van uitgaan dat een minister zich gewoon aan de wet houdt, namelijk artikel 3.3 van de Comptabiliteitswet, waarin staat dat een minister verantwoordelijk is voor de rechtmatigheid van het financieel beheer. Bovendien zitten de problemen dieper. Daar werd al aan gerefereerd. Volgens de Algemene Rekenkamer schiet het financieel beheer bij VWS al langer tekort. De coronacrisis heeft dit slechts versterkt en daardoor nog meer aan de oppervlakte gebracht. Op dit structurele probleem zal mijn collega van D66 straks verder ingaan. U las dat gisteren al in de krant.

Ten aanzien van de 5 miljard aan onrechtmatige uitgaven, wat schromelijk overdreven is — maar daar komen we straks wel over te spreken — is het voor een deel onduidelijk of de ingekochte goederen ook daadwerkelijk geleverd zijn. Te midden van een crisis is dat nog best verklaarbaar. Ik neem aan dat de minister van Financiën inmiddels een project heeft opgezet om dit alsnog te achterhalen. Het is een kwestie van zorginstellingen bellen en apparaten tellen. Hoe staat het daarmee?

Punt twee: het budgetrecht van de Tweede Kamer. Op basis van de Comptabiliteitswet kan een minister, mág een minister, pas geld uitgeven nadat de Kamer daarmee heeft ingestemd. De wet biedt echter ook een uitzondering, artikel 2.27, lid 2 om precies te zijn. Daarin staat dat de minister van Financiën ook zonder toestemming van de Kamer geld uit kan geven wanneer de minister dit in het belang acht van het Rijk. Het is een vrij open artikel dat om nadere uitwerking vraagt en waarin beter gemotiveerd moet worden onder welke voorwaarden gebruikgemaakt kan worden van deze uitzonderingsclausule en hoe de Tweede Kamer hierover vervolgens geïnformeerd wordt. Graag een reactie van de minister van Financiën daarop. En is hij bereid om de Comptabiliteitswet op dit punt te verduidelijken? Kan de minister daarbij ook ingaan op de berichtgeving van het NRC over de totstandkoming van het Nationaal Programma Onderwijs en de 8,5 miljard euro die hiervoor incidenteel is vrijgemaakt? Volgens het NRC wilde de minister van Financiën het geld zo snel mogelijk uitgeven om urgentie uit te stralen. Dat lijkt me een beetje op gespannen voet te staan met het budgetrecht. Ik neem aan dat het de minister te doen was om de kinderen zo snel mogelijk te helpen en om leerachterstanden te voorkomen. Misschien kan de minister daar straks ook op ingaan. Het verbaasde mij wel dat het geld is toegezegd zonder duidelijke afspraken te maken over het doel, de doelgroepen en het beoogde resultaat. De Rekenkamer wijst daarop in het jaarverslag van OCW. Ook dit lijkt in te gaan tegen de Comptabiliteitswet, artikel 3.1. Kan de minister ingaan op hoe dit precies tot stand is gekomen?

Dan punt drie: de informatievoorziening door het kabinet. De Rekenkamer geeft pas in mei tijdens de Verantwoordingsdag een oordeel over het gevoerde beleid in het afgelopen jaar. Maar volgens diezelfde Rekenkamer was in veel gevallen al veel eerder duidelijk dat het financieel beheer op verschillende ministeries tekortkomingen vertoonde. Als de Kamer eerder op de hoogte is van dreigende misstanden, kan er wellicht ook eerder worden ingegrepen. De minister zou daarom de Tweede Kamer eerder moeten informeren als de Rekenkamer constateert dat er fouten zijn gemaakt. Kortom, een meldplicht voor het kabinet bij misstanden in financieel beheer. Graag een reactie van de minister van Financiën daarop.

Voorzitter, ik rond af. Ik begon mijn bijdrage met de herinnering die ik had toen ik met mijn vrouw in het klaslokaal stond en dacht aan de grote landkaart die in mijn tijd boven het schoolbord hing. Ik vroeg mij toen ook af naar wat voor landkaart mijn zoontje straks zal kijken, mijn beide zoontjes inmiddels. Is dat een kaart met een nieuw rood gevaar in het Verre Oosten? Zal het populisme domineren? Ieder voor zich? Of overwinnen de vrije democratieën? Ik ben een optimist en denk het laatste. Simpelweg omdat onze democratie, waarin vrijheid centraal staat, superieur is, het beste uit mensen haalt en tot de beste uitkomsten leidt. Maar het komt niet vanzelf. Wij zullen hier in dit parlement er keihard voor moeten knokken en moeten werken aan oplossingen voor hele normale mensen. Geen neoliberalisme, maar een middenklasse-liberalisme, daar zet ik mij de komende jaren voor in.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan feliciteer ik u alvast met uw hele mooie maidenspeech. Het is een heel mooi persoonlijk, maar ook politiek-historisch verhaal. Ik ben benieuwd waarover uw zoontjes straks een spreekbeurt gaan houden.

De heer Heinen (VVD):

Ik hoop over konijnen.

De voorzitter:

Ik hoop dat ze daar vrij over kunnen besluiten. Heel veel succes in deze Tweede Kamer. Voor de lunchpauze gaan we u nog wat uitgebreider feliciteren.

Ik geef het woord aan de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met de heer Heinen te feliciteren met zijn maidenspeech. Ik was het met heel veel oneens, maar wij krijgen in de toekomst waarschijnlijk genoeg mogelijkheden om inhoudelijk de degens te kruisen. Maar laat ik zeggen dat ik het in ieder geval eens ben met één ding: het is echt een voorrecht om dit mooie land te leven, ook voor een socialist; ondanks alles, zou ik bijna willen zeggen.

Voorzitter. Wij kijken vandaag terug op een pijnlijk jaar. Bovenal pijnlijk voor al die mensen die ziek zijn geworden of dierbaren zijn verloren in de coronapandemie. Bijna 18.000 mensen zijn in Nederland overleden aan de gevolgen van het coronavirus en bijna 4 miljoen mensen wereldwijd. Het is goed om te beseffen dat dit de pijnlijke achtergrond is van dit debat vandaag. Wereldwijd hebben overheden buitengewone maatregelen moeten treffen om het aantal slechtoffers te beperken, ook in Nederland. Veel van deze maatregelen waren zelf ook pijnlijk, maar wel noodzakelijk. Daarom heeft de SP veel maatregelen gesteund, maar een groot deel ook niet.

Om de schade van de coronamaatregelen voor de economie te beperken, moesten vervolgens steunmaatregelen met grote spoed worden ingericht. Er zijn miljarden uitgegeven om bedrijven en banen, weliswaar in winterslaap, in leven te houden, met grote gevolgen voor de overheidsfinanciën. Ik heb veel vragen over dat beleid en de financiën in 2020, maar iedereen die door zijn oogharen naar het gevoerde beleid kijkt, moet toch een overwinning zien van linkse ideeën. De VVD begon zelfs haar speech met het afscheid van het neoliberalisme. Die linkse ideeën worden weliswaar uitgevoerd door rechtse spijtoptanten, maar toch, het zijn linkse ideeën. Georganiseerde solidariteit heeft gewonnen van de ieder-voor-zich-mentaliteit in onze economie. Centrale regie en samenwerking hebben het gewonnen van commercie en concurrentie in de zorg. En onafhankelijkheid en productie in eigen land hebben gewonnen van vrijhandel als het gaat om veel onmisbare producten, zoals mondkapjes en medicijnen.

De toenemende overwinningen van linkse ideeën zijn veelbelovend voor de toekomst van ons land, maar dat neemt niet weg dat er nog heel veel misgaat in de uitvoering en ook in de verantwoording aan de volksvertegenwoordiging. Een pandemie is niet alledaags; dat besef ik ook, maar het mag geen vrijbrief zijn voor roekeloos bestuur en paniekvoetbal. Dat is toch wat wij veel hebben gezien, helaas. De tolerantiegrens van onrechtmatige uitgaven en verplichtingen is voor het tweede jaar op rij overschreden. Bij elkaar opgeteld gaat het om zo'n 13,3 miljard euro. Dat is ongeveer €1.000 per volwassen Nederlander waarover de regering geen verantwoording kan afleggen.

Iedereen snapt dat je midden in een pandemie achteraf gezien misschien te veel mondkapjes hebt besteld, of testmateriaal. Dat neemt de SP de regering niet kwalijk. Wij snappen dat je, achteraf gezien, daarvoor misschien te veel hebt betaald. Ook dat neem ik de regering niet kwalijk. Maar wat ik de regering wel kwalijk neem, is dat de boekhouding en de organisatie dusdanig niet op orde waren dat wij als volksvertegenwoordigers achteraf niet eens meer kunnen controleren of er te veel is gekocht en of er te veel is betaald, omdat er simpelweg geen bonnetjes of geen bewijs voor is. Opdrachten zijn vaak zonder onderbouwing of bewijs direct gegund aan leveranciers die via via bij het ministerie kwamen, bijvoorbeeld via politieke connecties. Dat is dus €1.000 per volwassen Nederlander die op zo'n on-Nederlandse manier onrechtmatig is uitgegeven door de regering. De Rekenkamer maakt hier dan ook terecht formeel bezwaar tegen.

Mijn vraag aan de minister-president is of hij hier de volle verantwoordelijkheid voor neemt. Wanneer hoorden de minister-president en de minister van Financiën over de grote tekortkomingen bij het ministerie van Volksgezondheid in de pandemie en wat hebben zij toen gedaan? Al in september 2020 waren de tekortkomingen duidelijk, maar er is toen niet ingegrepen. Waarom niet?

De heer Van Lienden verklaarde zondag dat ook ambtenaren van het ministerie van Financiën gewoon betrokken waren bij dit soort onderhandse deals bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Was de minister van Financiën dus ook op de hoogte hiervan? Hoe heeft hij toen ingegrepen? Belooft de minister-president namens zijn kabinet vandaag in het parlement dat het percentage onrechtmatige uitgaven en verplichtingen volgend jaar weer ver onder de grens van 1% zal zitten?

Voorzitter. De SP heeft in deze pandemie keer op keer de signalen van de werkvloer overgebracht aan de regering. Te lang werd bijvoorbeeld alleen maar of te veel ingezet op ziekenhuizen en heeft men de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg links laten liggen. Maar we hebben ook aan de alarmbel getrokken over de organisatie, de strategie, de tekorten en de zogenaamde "decentrale aanpak", die keer op keer faalde. De ministers en de burgemeesters die naar elkaar wezen toen er in het najaar maatregelen genomen moesten worden, zijn wij ook nog niet vergeten. Het is in 2020 gewoon overduidelijk geworden dat ons land een stuk minder goed georganiseerd is dan wij met z'n allen dachten.

Zeker het ministerie van Volksgezondheid is in vele opzichten niet in staat gebleken om adequaat te handelen in een crisissituatie als een pandemie. Dat is natuurlijk een groot probleem, want dit zal hoogstwaarschijnlijk niet de laatste pandemie zijn waarmee wij te maken zullen krijgen. Wat gaat de regering hieraan doen? Welke stappen gaat zij zetten om het ministerie van Volksgezondheid pandemieproof te maken? En welke lessen zijn er geleerd uit de toestanden in 2020?

Voorzitter. Het overgrote deel van de steunmaatregelen was niet voor de zorg, maar voor bedrijven. Dat is legitiem, zolang die maatregelen ten goede komen aan de mensen op de werkvloer. Het rechtvaardigheidsgevoel van mensen wordt ernstig aangetast als bedrijven die staatssteun krijgen, tegelijkertijd hoge bonussen uitkeren aan de bestuurders aan de top. En of het nou gaat om generieke steun, zoals bij de NOW-regeling, of om specifieke steun, zoals bij KLM: dat geld hoort gewoon niet thuis in de zakken van rijke topmannen.

Ik constateer helaas dat de regering niet doorbijt op het moment dat er toch bonussen worden uitgekeerd bij dit soort bedrijven. Er wordt wel flink geblaft, maar er wordt dus niet gebeten. En dus blijft het gewoon gebeuren, bijvoorbeeld bij KLM en bij Booking. Dat laatste bedrijf besloot na acties van de SP om de steun terug te betalen, maar dus nog steeds niet om van die bonussen af te zien. Zo erg zijn zij daaraan gewend; zo normaal is dat geworden. Hoe is het kabinet van plan om draagvlak te behouden voor dit soort grootschalige steunmaatregelen als het blijft blaffen naar asociale topmannen, maar niet doorbijt? Als het kabinet dit maar moeilijk vindt, dan komt de SP nog vandaag met een voorstel om die graaiers aan de top echt aan te pakken.

Voorzitter. De Baangerelateerde Investeringskorting is misschien wel het beste bewijs voor de lakse houding van het kabinet als het gaat om geld overmaken aan grote bedrijven. Ze wilden 4 miljard euro cadeau doen aan bedrijven. Er waren alle steunmaatregelen, en daarvan hebben wij er een groot deel gesteund. Maar daarbovenop wilde het kabinet nog 4 miljard euro aan bedrijven cadeau doen, midden in een pandemie en midden in een crisis. Uiteindelijk werd het teruggefloten door Brussel. Zo sneuvelde dan toch ook dit cadeautje aan het bedrijfsleven. Ook de derde poging is dus gesneuveld: na de afschaffing van de dividendbelasting en de verlaging van de winstbelasting is ook de BIK van tafel, en dat is volkomen terecht. Welke les trekt het kabinet uit deze afgang?

Het gemak waarmee de regering geld overmaakt aan bedrijven, staat in schril contrast met hoe er wordt omgegaan met gewone mensen. 2020 was ook het jaar waarin de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen werd opgericht, om gedupeerden in het toeslagenschandaal te compenseren. De conclusies over deze organisatie zijn moordend. Niet alleen de SP krijgt signaal na signaal van mensen over de grootschalige misstanden bij die organisatie. De Rekenkamer zegt: "Er is te veel aandacht voor de interne organisatie en te weinig voor het contact met de ouders. Veel ouders zitten lang in onzekerheid en begrijpen de ingewikkelde procedures niet. De Belastingdienst communiceert in technische taal en is onvoldoende empathisch." De Ombudsman zegt over dezelfde organisatie dat hij zich grote zorgen maakt over de snelheid van de hersteloperatie. Hij vreest dat de organisatie er niet in zal slagen om tijdig te beslissen over de herstelverzoeken en dat daardoor het vertrouwen van de gedupeerden, dat al op een dieptepunt is, nog meer beschadigd zal worden.

Ondertussen blijft de verantwoordelijke staatssecretaris mooi weer spelen, vanochtend nog, alsof zij in een andere wereld leeft dan de rest van ons, en alsof zij in een andere wereld leeft dan die tienduizenden families die met die organisaties te maken hebben. De minister-president moet al deze signalen toch ook krijgen, in de ministeriele onderraad hierover. In welke wereld leeft hij, vraag ik aan hem. Hoe kijkt hij naar de trage uitvoering van de compensatie in het toeslagenschandaal, waarover een kabinet is gevallen en waarin bovendien telkens weer grote fouten worden gemaakt? Is de minister-president bereid om zelf in te grijpen en orde op zaken te stellen bij deze uitvoeringsorganisatie, als dit zo doorgaat? Diezelfde vraag stel ik ook aan de minister van Financiën.

Het toeslagenschandaal staat helaas niet op zich. Denk aan het chroom-6-schandaal, en in Groningen zijn er soortgelijke ervaringen. De 56 cent van elke euro die naar de schadeafhandeling in Groningen gaat, gaat op aan uitvoeringskosten. Dat heeft de PVV ook al genoemd. Dat is toch ongelofelijk? 56 cent van elke euro! Het wantrouwen van het kabinet in mensen is dus te groot, maar hun vertrouwen in grote bedrijven zoals de NAM, KLM of Booking misschien zelfs groter, en dat is een groot probleem. De SP is voor een eerlijke overheid. Of het nou de gedupeerden zijn van het chroom-6-schandaal, het toeslagenschandaal of de aardbevingen in Groningen: de overheid moet er vooral voor hen zijn, voor gewone mensen met een modaal inkomen, die niet alles komt aanwaaien.

Het tegendeel is nu helaas waar: de ongelijkheid in ons land is nog steeds te groot. Het aantal huishoudens dat is aangewezen op de Voedselbank, groeide in 2020 alweer, met 7,2%. In Amsterdam was die stijging zelfs 26%. Dat zou toch niet nodig moeten zijn in een rijk en mooi land zoals Nederland? Het is toch een schandvlek op dit debat en eigenlijk op alle debatten die wij voeren, dat wij nog steeds zo veel mensen hebben die aangewezen zijn op de Voedselbank en dat het elk jaar weer toeneemt? Steeds meer mensen waarvan de regering in 2020 is gaan beseffen dat zij "essentiële beroepen" uitoefenen, die ons land draaiend houden, hebben dus moeite om rond te komen elke maand. Deze miljoenen mensen verdienen het vertrouwen en de steun van onze overheid, en niet de multinationals, niet de aandeelhouders en niet de topbestuurders.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Sneller van D66 voor zijn eerste termijn.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter, dank. Ik moet zeggen: zelf kende ik het zoontje Heinen eerder dan de vader Heinen. Maar zijn lofzang op de liberale democratie smaakt zeker naar meer. Van harte gefeliciteerd en welkom.

Voorzitter. Het Europees Kampioenschap voetbal staat voor de deur. Zelf verheug ik mij vooral op het mooie voetbal, maar ik heb ook weleens begrepen dat sommige mensen enorm kunnen genieten van die eindeloze postmatchinterviews, nabeschouwingen en praatprogramma's over de nabeschouwingen. Bij het voetbal ben ik er niet zo van maar ik ben ervan overtuigd dat wij er in politiek Den Haag wel wat van kunnen leren, want de nadruk ligt hier toch vooral op de begroting: nieuwe beloftes en nieuw beleid. Op Prinsjesdag halen we er zelfs de koets voor van stal en komen de hoedjes tevoorschijn. Maar als de wedstrijd gespeeld is en alle uitgaven zijn gedaan, dan wordt de nabeschouwing vaak een beetje afgeraffeld. Terwijl volgens mij juist daar de kans ligt om te leren en het beter te doen in het nieuwe politieke seizoen. Dat betekent wat mij betreft ook dat we kritisch moeten kijken naar onze eigen rol als controleur, of we die goed hebben uitgeoefend en wat er beter kan.

Laat ik daar dan ook mee beginnen. Terecht noemde de president van de Rekenkamer bij de aanbieding van zijn rapport op Verantwoordingsdag in vak-K de resultaten van een uitgebreide parlementaire zelfreflectie van vijftien jaar geleden. Uiteraard zijn daar dankzij de aanbevelingen van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, maar ook de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties weer veel nieuwe voorstellen bij gekomen. Toch zijn de meeste gedachten over het versterken van de controlerende taak van het parlement, macht en tegenmacht, niet nieuw, maar gelukkig vinden ze wel steeds meer bijval en leeft het gevoel van urgentie ook breed. Maar het is toch vooral een kwestie van doen. Als ik kijk naar de manier waarop we als Kamer omgaan met onze controlerende rijksuitgaventaak, zie ik duidelijk positieve ontwikkelingen. Meer vaste Kamercommissies dan ooit hebben rapporteurs aangesteld om de jaarverslagen te controleren. Vrijwel alle commissies voeren tegenwoordig ook een wetgevingsoverleg over het jaarverslag. De controle van de jaarverslagen is met het nieuwe Reglement van Orde zelfs een verplicht onderdeel van het jaarplan van alle commissies. Steeds meer collega's gebruiken artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet tégen mij in gesprekken, dus dat is ook positief. En de wetenschapstoets, die we in samenwerking met VSNU hebben ingesteld, is al een aantal keer succesvol ingezet.

Toch merk ik dat het ook vaak moeizaam gaat. Want die rijksuitgaventaak vertoont veel kenmerken van wat economen "een publiek goed" noemen: iedereen heeft er baat bij dat deze taak adequaat wordt uitgeoefend, maar veel van het werk is onzichtbaar en politiek, intern of extern, niet altijd even lonend. De liefhebbers verwijs ik graag naar The Logic of Collective Action van Mancur Olson, voor wat theoretische beschouwingen op dit punt.

Door de fragmentatie van de Tweede Kamer — we zitten hier vandaag, gelukkig, zeg ik erbij, met achttien fracties — zijn er ook minder fracties die het zich kunnen veroorloven, of in ieder geval die denken het zich te kunnen veroorloven, om zich hier op die manier voor in te zetten. Met een knipoog zeg ik erbij: er moeten per jaar tenslotte ook nog 4.500 moties worden ingediend. Maar juist die controlerende taak vraagt ook concentratie en geconcentreerde aandacht. Ik denk dat de heroprichting van de commissie voor de Rijksuitgaven daarvoor nieuwe kansen biedt. Maar ook hierbij gaat het boven alles om de vraag wat we ermee doen, want ze werd vijf jaar geleden niet voor niets afgeschaft.

In de gemeenteraad van Den Haag mocht ik vier jaar lang voorzitter zijn van de Rekeningencommissie. Het was de enige raadscommissie waar leden niet met of op hun partijnaam werden aangesproken. En of de wethouder die tegenover ons zat nou Marnix Norder, Ingrid van Engelshoven of Sander Dekker heette, zij vonden een eensgezinde commissie tegenover zich, die kritisch en constructief doorvroeg bij het bespreken van de voortgangsrapportages over het financieel beheer van hun diensten.

Voorzitter, dit was een nostalgisch momentje, ik hoop dat u het mij vergeeft. Maar het bewees voor mij dat het allemaal wel kan, ook in een sterk gepolitiseerde omgeving zoals de Haagse gemeenteraad, zoals sommige leden van de Kamer zich kunnen herinneren. Na vier jaar consequente aandacht was het beheer wel sterk verbeterd. Ik denk dat de commissie voor de Rijksuitgaven datzelfde kan doen, maar alleen kan slagen als die ook actief de verbinding zoekt met de rest van de Kamer. Daar kom ik straks nog even op terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Azarkan van DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Ik ken collega Sneller als een ijverige, betrokken collega, die al jaren toeziet op een goede, rechtmatige, doelmatige, besteding van overheidsgeld. Maar nou is het wel zo dat we daar in de afgelopen jaren veel inzet op hebben gepleegd; daar spreekt de heer Sneller ook over. Alleen, dat leidt eigenlijk tot de omgekeerde resultaten. Het aantal onvolkomenheden is namelijk gegaan van 35 in 2017, naar 47 in 2018, naar ook 47 in 2019 en naar 50 in 2020. Dus waar gaat het verkeerd?

De heer Sneller (D66):

Ik hoef de heer Azarkan niet uit te leggen dat dingen die volgtijdelijk zijn, geen oorzakelijk verband hoeven te hebben. Ik denk dat er wat andere factoren zijn. Maar hoewel ik wel positieve ontwikkelingen zie, ben ik wat minder optimistisch dan hij, want ik vind niet dat we zelf genoeg hebben gedaan de afgelopen jaren. Daarbij denk ik ook aan wat we zelf vanuit de commissie voor Financiën hebben gedaan om te bekijken wat wij vanuit de rijksuitgaventaak, die de commissie voor Financiën ook had, kunnen met dat financieel beheer. Ik stelde die vraag aan de heer Van Dijck, maar daarbij kijk ik ook naar mezelf en denk ik: vanuit die rijksuitgavenverantwoordelijkheid hadden we zelf meer kunnen doen.

De heer Azarkan (DENK):

Ik vind het absoluut heel goed, hoor, dat we kijken naar onze eigen inbreng en naar het moment waarop wij onze controlerende taak goed kunnen uitvoeren. We moeten daar ideeën voor kunnen neerleggen, er regelmatig aandacht voor vragen en niet één keer per jaar zeggen: het was allemaal slecht en verkeerd. Op dat punt heeft de heer Sneller de afgelopen jaren goed werk geleverd. Maar toch, de regels en de aanbestedingsprocedures zijn helder. Er is elk jaar een controle van de Algemene Rekenkamer. Ik zat ook even te zoeken, want natuurlijk is er geen afhankelijkheid. Misschien is er een correlatie tussen het feit dat D66 vanaf 2017 in het kabinet zit en het gegeven dat het toen omhoog is gegaan. Ik weet niet of daar een afhankelijkheid is. Zo ver zou ik niet willen gaan.

De heer Sneller (D66):

De heer Azarkan is mild, voorzitter.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, er waait toch een wind van mildheid door deze Kamer; we hebben vandaag ook bezoekers. Maar toch even: ik vraag me af hoe het kan dat, als het allemaal helder is en wij met elkaar meer inzet plegen, het toch de verkeerde kant opgaat. Dan heb ik corona niet eens meegenomen. Het is gewoon een verkeerde trend.

De heer Sneller (D66):

Ik ben het volledig met de heer Azarkan eens dat het een verkeerde trend is. Volgens mij heb ik in de afgelopen jaren en ook gedurende de wat minder goed bezochte wetgevingsoverleggen over het Jaarverslag Financiën of de algemene overleggen over begroten en verantwoorden hier wel steeds de vinger bij proberen te leggen. Ik vind dat het onze dure plicht is om hier alerter op te zijn; ik kom daar nog nader over te spreken. Zoals de heer Azarkan ook weet, is er in de jaren tachtig en negentig veel aandacht aan besteed om überhaupt een goedkeurende verklaring te krijgen. Dan kunnen wij het niet accepteren dat die trend al voor corona de verkeerde kant opging. Daarom ben ik ook heel gemotiveerd om nog meer te doen met de rijksuitgaventaak.

De heer Azarkan (DENK):

Ik heb op de plek waar de heer Sneller staat, ook weleens geijverd voor ... We kennen natuurlijk een Bureau Wetgeving, maar we kennen geen Bureau Financiën. Dat betekent dat het voor veel politieke partijen best wel ingewikkeld is om erin te duiken: behalve dat ze klein zijn, is het ook ingewikkelde materie. Voor de Algemene Rekenkamer is het al ingewikkeld. Ik weet dat de heer Visser als president vaak zegt: we hebben eerder te veel rapporten en te veel informatie dan te weinig. Misschien is het een idee — ik zal er straks nog kort over spreken — om het anders te gaan doen. In hoeverre kan de Kamer eerder meegenomen worden in de plannen? Vaak is het bij begrotingen voor heel veel partijen: tekenen bij het kruisje. Dan praten we met elkaar tweeënhalve maand over de begroting en per saldo buigen we 0,3% om, maximaal. Dus: hoe kunnen we nou eerder en beter meegenomen worden, zowel bij het maken van de plannen als bij de controle daarop, in plaats van dat we hier één keer per jaar met elkaar terugkijken en zeggen "nou, het was niet goed"?

De heer Sneller (D66):

Drie verschillende antwoorden. Eén: de capaciteit die kleine fracties hebben om goed te analyseren. Ik heb dit destijds ook aan kandidaat-Kamervoorzitter Bergkamp voorgelegd. Na de motie-Jetten, die de fracties meer ondersteuning heeft gebracht, moeten we ook kijken wat we naar de hele Kamer toe kunnen brengen. We hebben over twee weken ook het debat met het Presidium, in de persoon van de Voorzitter, denk ik, over de begroting van de Tweede Kamer voor volgend jaar. Ik hoop dat we daarin weer kunnen kijken wat we kunnen doen om de Dienst Analyse en Onderzoek, die een beetje dat financieel bureau van de Kamer is, te versterken. Ik heb dat vorig jaar ook samen met DENK gedaan in dat debat.

Dan het formeel meer invulling geven aan het budgetrecht van de Kamer. Ik had een tekst daarover. Laat ik die meteen even voorlezen. Een belangrijk onderdeel van de analyse van de Rekenkamer betreft het budgetrecht van het parlement, maar de discussie lijkt zich te vernauwen tot de smalle vraag of het kabinet zich nou wel of niet aan de Comptabiliteitswet houdt. Dat is wat ik heb willen zeggen. Dat is een hele belangrijke vraag, maar hoe kunnen we dat budgetrecht echt versterken? Een begroting komt vaak met uitgaven op artikelen die meer dan 90% juridisch verplicht zijn. En dan heb je ook nog alle bestuurlijke verplichtingen. Is de minister van Financiën dus bereid om te kijken welke mogelijkheden er zijn om de Kamer ook budgetrecht te geven voor de jaren na het betreffende jaar in de begroting? Hiervoor heb ik destijds met de heer Alkaya of de heer Snels als collega-rapporteur ook aandacht gevraagd tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag van Financiën, maar ik zie nog steeds onvoldoende op dit punt.

Dan het derde deel van dit hele lange antwoord op de korte vraag van de heer Azarkan. Ik denk dat een regeerakkoord op hoofdlijnen, dat nu rondzingt, en het idee om meer doelen af te spreken in plaats van allerlei beleidsinstrumenten, er ook voor zorgen dat je meer kan worden meegenomen in de planvorming aan het begin, op een moment waarop het ook meer echt effect kan hebben.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Alkaya van de SP voor zijn interruptie.

De heer Alkaya (SP):

Ik wil een oprechte vraag aan de heer Sneller stellen. Hij spreekt over "we": "we moeten alerter zijn" en "we moeten beter letten op de zaken die bij de ministeries verkeerd gaan, zoals de financiële boekhouding en dergelijke." Heeft hij nou zelf in de afgelopen jaren altijd alle vrijheid gevoeld om op punten waarvan hij dacht "dit gaat zeker mis", echt door te bijten en om bijvoorbeeld ook tegen voorstellen van het kabinet te stemmen die in ieder geval in de beeldvorming belangrijk zijn, zoals de BIK? Heeft hij die vrijheid gevoeld?

De heer Sneller (D66):

Niet zo veel vrijheid als ik zou willen, maar dat is volgens mij ook wel inherent aan het maken van coalitieafspraken. In een land waar je compromissen sluit, stem je soms ook voor dingen waar je niet honderd procent fan van bent. Denk ik dat we dat anders kunnen regelen of zouden moeten regelen? Ja, maar ik ben wat dat betreft voor een veel grotere stelselingreep. Maar goed, ik heb nog weinig medestanders gevonden voor de gekozen premier.

De heer Alkaya (SP):

Dat snap ik. Maar zoiets als de BIK stond niet in het regeerakkoord of iets dergelijks. Het had niet een zodanige basis in de afspraken in coalitieverband dat je daar onmogelijk tegen kon zijn. Ik heb in al die debatten wel het gevoel gehad dat ik tegen de bierkaai aan het vechten was. Dat moet ik toegeven. Ook al kon ik inhoudelijk wel overtuigen, bepaalde zaken leken zo erg vast te zitten dat die debatten geen invloed leken te hebben. De heer Sneller zegt dat we alerter moeten zijn. Is hij het dan ook met mij eens dat we, wé met z'n allen, vaker voorstellen terug moeten sturen als het echt overduidelijk is dat daar heel veel haken en ogen aan zitten?

De heer Sneller (D66):

Ja. Dat hebben vertegenwoordigers van D66 voor en na de verkiezingen gezegd. Dat vraagt ook om een andere manier van dat soort afspraken maken. Volgens mij is dat iets wat steeds breder gedeeld wordt. Overigens heeft de heer Alkaya die debatten niet met mij gevoerd. Ik vind het dus moeilijk om de ins en outs over de BIK precies te becommentariëren. Een tweede vraag is dan weer of je als enige in een fractie dan tegen gaat stemmen als iemand anders de woordvoerder is. Ik denk dat we wel kritischer moeten zijn op de vragen die voortvloeien uit artikel 3.1 Comptabiliteitswet, juist als het gaat over fiscale instrumenten. Dat is destijds wel vaker gevraagd in deze zaal. De Rekenkamer vraagt daar dit keer weer aandacht voor.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Sneller (D66):

Ik kom dus zo meteen nog even terug op dat verbinding zoeken met andere commissies in de Kamer.

Voorzitter. De bouwstenen voor een trendbreuk zijn er volgens mij en de noodzaak van een keerpunt is er zeker ook. Want hoe staat het dan met die verantwoording? Ik zou zeggen: die zit al jaren in de lift. Alleen, die lift gaat helaas naar beneden. Dit jaar — het werd al gememoreerd — waren er maar liefst 50 onvolkomenheden, waarvan 2 ernstig. Er waren dit jaar meer departementen die de grens voor fouten en onrechtmatigheden wél overschreden dan departementen die dat niet deden. Al jaren noem ik het onze dure plicht om niet te verslappen, want de erfenis van de jaren tachtig en negentig, die ik zojuist noemde, moeten we bewaken. De grootste fout die we nu kunnen maken, is om deze problemen als incident te zien. Want tja, die coronacrisis, hè? Natuurlijk biedt die wel een context voor de onvolkomenheden, maar ze is geen aflaat voor alle zonden. Soms hoor ik dan de valse tegenstelling tussen rechtmatigheid enerzijds en "de crisis managen" anderzijds. Die gaat voorbij aan gemiste kansen om tussentijds te handelen, aan de structurele oorzaken die zich afgelopen jaar wreekten en de langjarige trend van stijgende foutenpercentages. En ja, dan komen die zwakke punten bij een crisis genadeloos aan het licht, en dan blijkt of checks-and-balances op orde zijn.

Voorzitter. Ik begin bij het ministerie van Defensie. Dit jaar helaas wederom geen vlag en wimpel. Maar er worden wel tekenen van herstel en modernisering geconstateerd. Toch blijft het overheersende beeld dat de fundamenten fragiel zijn. Ik heb drie punten hierover. Ten eerste werden er twee onvolkomenheden opgelost, maar kwamen er ook direct twee nieuwe bij. Voornamelijk de verergerde situatie rondom de munitievoorraad baart mijn fractie zorgen. Hoe kijkt het kabinet naar het oordeel van de Rekenkamer en met name die verergerende situatie van de administratie van de munitievoorraad, vraag ik aan de bewindspersoon die 'm op wil pakken.

Ten tweede het rapport Uit het vizier, waaruit bleek dat Defensie bijna 0,5 miljard minder bezuinigde dan gepland. Zou de minister van Financiën hierop kunnen reflecteren? Wanneer zag Defensie dit aankomen? En hoe kan het dat zo ver is afgeweken van het financiële plan?

Ten derde noteert de Rekenkamer dit jaar dus die ernstige onvolkomenheid bij het vastgoedbeheer. Ook het interdepartementale beleidsonderzoek hierover is erg kritisch. Dat is geen kleinigheid als je beseft dat Defensie maar liefst 11.000 gebouwen en 340 miljoen vierkante meter terrein moet beheren, evenveel als de oppervlakte van de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Utrecht bij elkaar. Het inzicht in de waarde en het onderhoud van het vastgoed is beperkt, en de samenwerking met het Rijksvastgoedbedrijf blijft suboptimaal. Ik hoor graag, ook van de staatssecretaris, hoe dit probleem voortvarend zal worden opgelost.

Voorzitter. Dan kom ik bij Volksgezondheid, Welzijn en Sport, VWS, waar de Rekenkamer ook een ernstige onvolkomenheid constateerde en zelfs het instrument van bezwaar inzette. Het financieel beheer van VWS is niet opeens slechter gaan functioneren tijdens de coronacrisis. De Rekenkamer waarschuwt al vele, vele jaren. De cijfers en kwalificaties die rondvliegen in het publieke debat, zijn weliswaar niet allemaal even nauwkeurig — de heer Heinen verwees daar ook naar — maar het is duidelijk dat het financieel beheer uit de bocht is gevlogen. We zien bijvoorbeeld dat de Rekenkamer stevige kritiek heeft op de inkopen rond het coronabeleid, terwijl het inkoopproces van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen niet eens specifiek is onderzocht. De overeenkomst met de Relief Goods Alliance B.V. is hiervan misschien het pijnlijkste voorbeeld geworden. We hebben over deze deal nog de nodige vragen, maar die zijn ook schriftelijk gesteld. Er is een extern onderzoek aangekondigd, en er komt nog een wetgevingsoverleg over het VWS-jaarverslag. Maar voor het bredere plaatje vraag ik toch ook aan de minister van Financiën hoe hij kijkt naar de toegevoegde waarde van ook de Rekenkamer vragen hier toch onderzoek naar te doen, en dan niet alleen naar die casus, maar naar alle drie de grote deals die boven de 100 miljoen uit komen. Want pas dan kan je ook de vergelijking trekken. Worden deze nou allemaal meegenomen in dat onafhankelijk onderzoek? En kunnen deze ook nu al openbaar worden?

Voorzitter. Als ik dan uitzoom van het financieel beheer van VWS, komt ook de rol van het ministerie van Financiën in beeld. Kan de minister van Financiën dus ook aangeven wat nou zijn betrokkenheid is geweest, wanneer de signalen vorig jaar bij hem binnenkwamen dat het niet goed ging met het financieel beheer bij VWS en wat er toen is ondernomen? Pas vorige maand kwam namelijk dat verbeterplan op last van de Rekenkamer, terwijl daar misschien toch ook een verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën lag.

Voorzitter. Twee ernstige onvolkomenheden dus. De aanpak daarvan moeten we volgens mij als Kamer de komende tijd goed kunnen en willen volgen om te voorkomen dat we pas volgend jaar mei weer geschokt zijn dat het nog steeds niet op orde is. Dus vind ik dat de Kamer zich hier ook intensiever mee bezig moet houden. Daarbij lijkt het mij belangrijk — dat is de samenwerking van de commissie voor de Rijksuitgaven ook met de andere commissies — dat de commissie voor VWS en de commissie voor Defensie zelf de leiding hebben hierbij, maar dat we vanuit de commissie voor de Rijksuitgaven rugdekking geven en andere steun verlenen. Morgenochtend komen we dan ook voor het eerst als commissie met de rapporteurs van alle andere commissies bij elkaar.

Voor dat geïntensiveerd toezicht is ook nodig dat de bewindspersonen van VWS en Defensie ons vaker op de hoogte houden dan alleen bij het jaarverslag. Ik zal in tweede termijn dan ook een motie indienen om voor het volgende jaarverslag twee keer een voortgangsrapportage daarover te ontvangen, zodat het ook kan worden besproken met de verantwoordelijke bewindspersonen.

Voorzitter. Ik kom bij de Comptabiliteitswet. Ik denk dat veel mensen begrip kunnen opbrengen voor het feit dat uitzonderlijke tijden vragen om uitzonderlijke maatregelen. Het probleem is juist dat zelfs de uitzonderingsclausules niet werden nageleefd; de heer Heinen sprak er al over. In plaats van een normale begroting geldt als uitzondering die incidentele suppletoire begroting waarbij dan de noodgreep gehanteerd is van artikel 2.27, namelijk: ik begin alvast met uitgeven, maar de Kamer is geïnformeerd. Maar zelfs die minimale vereisten zijn in behoorlijk grote mate geschonden. Deze gebeurtenissen geven genoeg aanleiding om de Comptabiliteitswet te evalueren. Die staat volgens mij gepland voor vijf jaar na inwerkingtreding. Als die 1 januari 2018 in werking is getreden, dan komt dat er ook aan. Dus wat is het plan van aanpak en wat is het precieze tijdsplan voor deze evaluatie? Is de minister van Financiën ook bereid om bij deze evaluatie te betrekken hoe het ministerie van Financiën zelf al twee keer op de vingers is getikt door de Algemene Rekenkamer, en of dat dan ligt aan de wet zelf of toch aan de uitvoering daarvan? Ik ben daar zelf erg benieuwd naar.

Dan de Monitor Brede Welvaart. Die wordt steeds meer meegenomen bij het formuleren van die doelen, de doelmatigheid en de doeltreffendheid uit dat artikel 3.1. Ik was aangenaam verrast door de zelfreflectie en vooruitblik in de kabinetsreactie van dit jaar op de Monitor Brede Welvaart. Want na jaren waarin het enthousiasme, vooral van de heer Van Raan, uit deze Kamer en andere delen van de Tweede Kamer kwam, lijkt dit toch ook bij het kabinet post te hebben gevat en lijkt dat enthousiasme gedeeld te worden; waarvoor complimenten. De volgende stap is om de Monitor Brede Welvaart of de kernset waar de planbureaus het over hebben, te gaan integreren in de beleidscyclus. Ik ben blij dat het kabinet daarop voorsorteert. Mijn vraag is: treft het daar ook voorbereidingen voor?

Voorzitter. Als we het hebben over het stellen en evalueren van doelstellingen, haal ik ook …

De heer Heinen (VVD):

Dit is een maideninterruptie. Mag de heer Sneller wel reageren?

De voorzitter:

Dat mag.

De heer Heinen (VVD):

Oké. Het gaat mij om de Monitor Brede Welvaart. Op zich sta ik daar helemaal niet negatief tegenover. Ik vind het belangrijk dat we ook breder kijken dan alleen het bbp. Als we naar de volgende stap gaan en we gaan het integreren in beleid, dan is wel mijn vraag of de heer Sneller de monitor compleet vindt. Er zitten belangrijke indicatoren in, ook rond duurzaamheid en klimaat. Maar goed, ik heb heel veel bomen in mijn straat en achter elke boom kan een dief staan en ik vind persoonlijk dat veiligheid echt ontbreekt in die Monitor Brede Welvaart. Hoe kijkt de heer Sneller daartegenaan? Vindt hij die monitor dan compleet genoeg om mee te nemen in het beleid?

De heer Sneller (D66):

Volgens mij zitten veiligheidsgevoelens er ook bij als indicator. De monitor wordt onafhankelijk opgesteld. Dus ik vind het lastig om als politiek te zeggen: deze indicator moet er ook nog in. Maar er is wel wat evolutie geweest in de samenstelling en tegelijkertijd is de monitor eigenlijk in z'n geheel heel breed. Hij is eerder te breed om te gebruiken dan niet breed genoeg. De planbureaus hebben op ons verzoek dan ook nagedacht over een kernset, zoals ze dat zelf noemen. Ik ben het met de heer Heinen helemaal eens dat het wel een beetje de afspiegeling moet zijn van wat bij wijze van spreken — ik zeg het gekscherend — de heer Alkaya belangrijk vindt tot wat de heer Van Dijck belangrijk vindt. Die samenstelling moet dus goed zijn.

De heer Heinen (VVD):

Dan hoor ik de heer Sneller goed: ik ben het ermee eens, we moeten niet een hele brede set indicatoren, want dan zie je op een gegeven moment door de bomen het bos niet meer. Maar u bent het er dus mee eens dat we naar een kernset moeten, waarin breed alle onderwerpen zitten, dus ook veiligheid, integratie, migratie, en ook de andere onderwerpen. Ik zie hem al moeilijker kijken, dus daarom vraag ik dit.

De heer Sneller (D66):

Ja, breed, maar nu smokkelt de heer Heinen — wat ie op zich handig doet voor een eerste interruptie — toch een aantal andere onderwerpen erin die daar nu helemaal niet in zitten. Maar bijvoorbeeld de ACVZ, de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, heeft net een rapport geschreven over arbeidsmigratie, waarin ze juist ook laat zien hoe je zo'n thema vanuit brede welvaart kunt benaderen. Dat is volgens mij een hele productieve benadering. En over de specifieke samenstelling praat ik graag met de heer Heinen door.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik ben eigenlijk heel erg blij met de inbreng ... Maar laat ik natuurlijk beginnen met de felicitaties. O, aan de verkeerde persoon?

De voorzitter:

Ja, de heer Heinen.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Goed. Dan feliciteer ik u.

De heer Sneller (D66):

Die voor mij van vier jaar geleden incasseer ik graag.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ja? Dan die bij dezen ook.

De heer Sneller (D66):

Top, dank.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik was eigenlijk blij toen de collega de Monitor Brede Welvaart inbracht, omdat ik denk dat dat een mooie tool is om het met elkaar ook eens te hebben over de stand van zaken en de stand van het land. Maar het deed ook gelijk een beetje pijn, want ik herinner me dan een aantal weken geleden, waarin ik, toen ik op de plek stond waar u nu staat, een eigenlijk ideologisch debat aanvroeg: laten we het eens met elkaar hebben over de groeiende inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid in ons land. En het deed mij ontzettend veel pijn dat nou juist de VVD een van die partijen was die zeiden: daar geven we geen steun aan. En als ik uw betoog zo hoor — via de voorzitter, neemt u me niet kwalijk — dan klinkt het eigenlijk alsof u ook verlangt naar wat meer ideologische debatten; alvorens we gelijk op allerlei details gaan zitten, gewoon eens met elkaar praten over hoe het gaat en wat er beter kan. Ik ben benieuwd of ik dat juist interpreteer, voorzitter.

De heer Sneller (D66):

De heer Sneller is uit dat vak komen lopen, dat van de D66-fractie. Dus ik ben eigenlijk niet van de VVD.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik doe eigenlijk alles verkeerd, hoor ik.

De heer Sneller (D66):

Nee, nee, nee, er zitten hier zo veel ...

Mevrouw Simons (BIJ1):

Overigens was D66 ook een van de partijen die dat tegenhielden.

De heer Sneller (D66):

Ik heb het filmpje ook gezien op uw Twitteraccount waarin die regeling van werkzaamheden werd afgedraaid. Het was helemaal niet zo dat wij geen ideologisch debat wilden. Het was meer dat we dat debat al heel vaak voeren, dat er 150 nieuwe debatten zijn aangevraagd en dat die onderaan de lijst komt, dus dat dat debat veeleer beter, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota volgende week of de Algemene Financiële Beschouwingen in oktober wordt gevoerd. Maar ik ben er juist heel erg voor in om principiële debatten te voeren, ook over inkomensongelijkheid, en ook over vermogensongelijkheid. En ik ben ook heel blij met de toevoeging om dit jaar naar schokbestendigheid te kijken in die Monitor Brede Welvaart, waar inderdaad ook de ongelijke verdeling van die vermogens, de omvang van die vermogens, maar ook de schulden juist een hele prominente plek krijgen. Dus mevrouw Simons weet mij altijd te vinden voor ideologische debatten in de Kamer of daarbuiten. Maar dat doe ik wel ...

Mevrouw Simons (BIJ1):

... namens D66! Vooruit dan maar. Dank u wel.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter. Dan dat onderwijs dus. Er werd eerder ook al verwezen naar het stellen van de doelen en bekijken of je dat ook kan evalueren. Hoe maken we daar de doelmatigheid aantoonbaar en inzichtelijk, zonder dat leraren uren hoeven te besteden aan Excelsheets, invulformulieren en volgsystemen? Zie ook de andere kritische noten van de Rekenkamer over hoge administratieve lasten bij controle. De heer Alkaya verwees daarnaar. En zeker in het licht van de onmogelijkheid binnen de Haagse vierkante kilometer om het belang van onderwijs voor de economische groei mee te nemen in onze analyses, vind ik het ook lastig om de leraren zich dan wel tot in detail te laten verantwoorden. En zo zien we voorbeelden van onderwijsinvesteringen waar leraren relatief veel vrijheid hadden om deze naar eigen inzicht in te zetten. En ik begrijp dan goed dat de Rekenkamer kritisch is op de controle op doelmatigheid, maar het zou ook zonde zijn als we dan weer zouden teruggaan naar de aanpak om het geld top-down te gaan verdelen zonder serieuze inspraak van de docent. Mijn vraag aan de minister van Financiën is om samen met de Rekenkamer te kijken om dit soort verkeerde prikkels toch te voorkomen. En kan er dan bijvoorbeeld worden gekeken naar manieren waarin de sector zelf duidelijk meetbare standaarden ontwikkelt?

Een vast onderdeel van het Verantwoordingsdebat is ook de staat van de ICT geworden. 2020 heeft ook het belang van thuiswerken laten zien. Als ik de Staat van de rijksverantwoording mag geloven, kwam corona precies op het moment dat zelfs het ministerie van Algemene Zaken klaar was voor een thuiswerkrevolutie. Mijn vraag aan de premier is of ik dit nu moet opvatten als een compliment voor de passende reactie van zijn departement op de coronacrisis. Of is het eerder een teken aan de wand dat die pandemie nodig was om überhaupt één iemand thuis te laten werken? Dat las ik er een beetje tussendoor. Ik wil me geen zorgen maken dat Algemene Zaken straks na de crisis de eerste werkgever wordt die tegen problemen aanloopt als de initiatiefwet Werken waar je wil van D66 en GroenLinks in werking is getreden.

Voorzitter. Deze Kamerperiode is in ieder geval vanuit de Kamer goed begonnen, met een nieuwe commissie Digitale zaken. Het werk voor deze commissie is er niet minder op geworden. Daarom heeft de Kamer enkele jaren geleden ook de motie-Middendorp, van de VVD, aangenomen, voor een onderzoek naar een rijksinspectie digitalisering. Die zou analoog aan de Inspectie der Rijksfinanciën, die onder de minister van Financiën valt, kunnen controleren op de ICT-huishouding. Eind 2019 lijkt dit idee een stille dood te zijn gestorven, na een rapport van ABDTOPConsult en een Kamerbrief over alle mooie voortgang. We kunnen in de verantwoordingsstukken lezen dat die mooie voortgang niet de hemel heeft gebracht. Hoe staat het met het denken over de ICT-controlestructuren na het afwijzen van het idee, vraag ik de staatssecretaris.

Het budgetrecht heb ik in antwoord op de heer Azarkan al naar voren gebracht. Dan sluit ik graag deze nabeschouwing af, voorzitter. Ik hoop dat alle aandacht voor de controlerende taak van het parlement er niet alleen toe zal leiden dat we zo meteen 17 miljoen bondscoaches hebben, maar ook 17 miljoen presidenten van de Rekenkamer; en in ieder geval 150.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Nijboer van de PvdA. Ik stel voor dat we na de bijdrage van mevrouw Inge van Dijk schorsen voor de lunch, maar daarvoor nog de felicitaties hebben voor de maidenspeeches. Het woord is aan de heer Nijboer van de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst de complimenten aan de heer Heinen voor zijn mooie maidenspeech over de presentatie die hij op de basisschool gaf, met een landkaart van oost en west, over de vrijheid die zo belangrijk is in onze democratie. Dat wil ik ook van harte onderschrijven. Er wordt bij ons thuis nog weleens een grap gemaakt over mijn eerste presentatie op de basisschool. Die kan ik me niet zo herinneren, maar die ging over een poes, waar de heer Heinen zijn medeleerlingen van betichtte. Mijn presentatie ging inderdaad over een poes, over hoeveel jongen ze kunnen krijgen, hoe oud ze worden en welke vacht ze hebben. Maar de laatste sheets gingen over de kosten van een jonge poes, inclusief kattengrit en voer. Wellicht verklaart dat enigszins waarom ik hier sta op deze Verantwoordingsdag.

Voorzitter. Er zit een kabinet van heel andere snit dan sociaaldemocratische snit. Dat maakt ook andere keuzes dan de PvdA zou hebben gedaan de afgelopen vier jaar. Wij hadden veel meer aandacht besteed aan de bestrijding van ongelijkheid in het land, in het bijzonder vermogensongelijkheid. Wij hadden veel minder geld besteed aan multinationals en grote bedrijven, een keuze die dit kabinet stelselmatig heeft gemaakt. Wij hadden meer geïnvesteerd in onderwijs. Wij hadden gezorgd dat de woningbouw werd losgetrokken en dat betaalbaar wonen een groter thema werd. Zeker qua duurzame economie en stikstof zou ik zeggen: had eens doorgepakt, om maar met een bekende lijsttrekker te spreken.

Voorzitter. Ook over de keuzes die het kabinet heeft gemaakt, moet verantwoording worden afgelegd. Daar gaat dit debat vandaag over. Daar zal ik mijn bijdrage vandaag ook voornamelijk op richten. Dan begin ik met een welgemeend compliment. Er is vorig jaar, in 2020, een enorme crisis uitgebroken. Mensen hebben er slapeloze nachten van gehad en hebben familieleden verloren. De zorg heeft zich helemaal over de kop gewerkt. Op ic's is het ziekteverzuim ongeveer 20%; dus dat is immens, nog steeds. En dan dreigt ook een economische crisis. Maar die is afgewend, mede door het beleid van het kabinet, met vele tientallen miljarden aan enorme steunpakketten. Voor een groot deel is het ook verantwoord uitgegeven. Dat laat ook zien dat het wel kan. Minister Koolmees verdient er wat dat betreft ook echt een compliment voor dat hij zo veel ingewikkelde, grootschalige regelingen heeft opgezet die grosso modo best goed werken. Dat betekent niet dat er geen kritiek mogelijk is. Zie bijvoorbeeld Booking en de mogelijkheden om nog bonussen uit te keren. Dat had geregeld moeten worden. Ik heb ook zorgen over de hoeveelheid bedrijven die moeten terugbetalen. Dat is 60% bij de NOW-regeling, dus dat gaat nog best wel gedoe geven. Maar gegeven dat je in zo'n korte tijd moet handelen, verdient dat echt wel een compliment, temeer daar ook de resultaten ernaar zijn. De werkloosheid is maar heel beperkt opgelopen in zo'n immense crisis. Ook de inkomens zijn redelijk op peil gebleven. Het individu dat wordt ontslagen of zijn baan verliest, zoals de taxichauffeur, heeft daar niks aan, maar dat is wel wat het crisispakket heeft gedaan. De Partij van de Arbeid staat ook voor werkgelegenheid. Het past dan ook om dat over te brengen in zo'n debat.

Voorzitter. Dat neemt niet weg dat ik over het financieel beheer wel heel kritisch ben, net als de Rekenkamer. Die velt echt een snoeihard oordeel over het gevoerde financiële beheer. Die heeft bezwaar gemaakt tegen een begroting. Dat gebeurt eigenlijk nooit. Die heeft de minister van Financiën in zijn rol als toezichthouder onvolkomenheid van beleid toegedicht. Het lijkt maar niet binnen te komen. Ik vraag me af wat ervoor nodig is voordat het kabinet, en de minister van Financiën in het bijzonder, beseft hoe ernstig dat is. Want vorig jaar, toen we het over de onrechtmatige aankoop van aandelen van KLM en over steun hadden — daar heb ik keer op keer in debatten een groot punt van gemaakt — was het van hetzelfde laken een pak. Dan is het van "het is toch crisis", "nood breekt wet", "het is toch allemaal niet zo erg". Er wordt weggekeken en de schuld wordt naar andere departementen geschoven, zoals deze keer naar VWS. Maar wat hebben ze nou zelf niet goed gedaan? Dat mis ik echt in de reacties van het kabinet, temeer daar het in de loop van de jaren eerder slechter wordt dan beter. Het aantal onvolkomenheden neemt toe. De minister van Financiën zegt: het zijn er maar drie meer dan vorig jaar. Dat klopt. Vorig jaar waren het er 47, nu 50. De ambitie zou altijd moeten zijn dat het er minder moeten zijn, maar in het begin van de kabinetsperiode waren het er 35. Dat is dus de afgelopen jaren verslechterd. Ik verwacht van de minister van Financiën, zeker als hij er al vier jaar zit, dat het beter wordt en dat hij daar tijd aan besteedt. Waarom ziet hij dat niet als groot probleem en zegt hij dat het maar een marginaal verschil is?

Dan het belangrijkste punt. VWS, volksgezondheid, is qua uitgaven het grootste departement, nu samen met Sociale Zaken door die steunpakketten. Ik verwacht dus van de minister van Financiën dat hij daar uit zichzelf al bovenop zit, zeker omdat daar altijd heel veel over- en onderschrijdingen zijn, zoals de heer Van Dijck ook zei. Afgelopen twintig jaar zijn er zeventien keer onvolkomenheden geconstateerd, zegt de Rekenkamer. Ik verwacht dus dat de minister van Financiën erbovenop zit om te kijken of het daar goed gaat. In een tijd van crisis waarin je weet dat de zorg moet worden opgeschaald, teststraten moeten worden gebouwd, beademingsapparatuur en mondkapjes moeten worden gekocht — Sywert van Lienden heeft er wel bij gevaren, maar wij zijn als belastingbetalers met z'n allen de dupe — moet je er een team naartoe sturen. Want ik snap wel dat die minister en al die ambtenaren daar bezig zijn met het oplossen van de gezondheidscrisis. Ik verwacht dan dus dat de minister van Financiën zegt: jongens, er gaan miljarden naar deze crisis, dus daar gaan we bij zitten. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. Er is gewoon gezegd: departement, los het maar op. Toen zei de Rekenkamer in het najaar, in september: dit gaat echt niet goed. Toen is er weer niks gebeurd. Toen trok men in november aan de handrem. Toen duurde het nog een maand voordat er een paar mensen naartoe kwamen. In antwoord op de vragen van de Kamer zegt de minister: ik wil wel ondersteunen en helpen als ze daar problemen hebben. Ja, ammehoela! De minister is verantwoordelijk voor het rechtmatig uitgeven van gelden. Natuurlijk is de minister van Volksgezondheid daar hoofdverantwoordelijk voor op zijn eigen departement, maar als je weet dat het misgaat, moet je wel ingrijpen. Dat is niet gebeurd. Dat rekent de Rekenkamer de minister aan. De PvdA doet dat ook. Ik snap niet dat er zo weinig wordt gekeken naar wat er volgend jaar gaat gebeuren. De Rekenkamer zegt ook: volgend jaar zullen die onrechtmatigheden voortduren. Ik heb nog geen regel gelezen over wat de minister gaat doen om dat te voorkomen. Dat baart mij wel zorgen.

Dan het tweede thema. Dat is ook groot, en betreft ook groot geld, echt groot geld. We hebben 116 fiscale regelingen. Daar gaat 111 miljard in om. Een deel daarvan is heffingskortingen. Dat weten we allemaal. Of je dat nu zus of zo inricht, is een technische discussie. Maar ik neem even het meest in het oog springende voorbeeld van vorig jaar: de Baangerelateerde Investeringskorting. Die voldoet eigenlijk aan geen enkel toetsingscriterium, maar is wel doorgedrukt. Het gaat om 2 miljard, of eigenlijk om twee keer 2 miljard, dus 4 miljard. Dat is dus groot geld.

Die BIK gaat in tegen alle wetten van verantwoord begrotingsbeheer die je maar kunt bedenken. Heeft het een heldere doelstelling? Bereikt het de doelen? Zijn er geen alternatieve middelen om dat doel te bereiken? Is het welbesteed geld? Dat is een heel lijstje vragen. Zeven vragen heeft de minister daarvoor. Overal was het antwoord nee op, op alle vragen van de wetenschap, van de Raad van State en van de voltallige oppositie. Qua wetgeving werd het ook nog na het Belastingplan ingediend, dus dat deugt ook van geen kant. Het werd ook nog gekoppeld, tegen de motie-Hoekstra in. Er is koppelverkoop gedaan. En nu is het inmiddels weer ingetrokken. Tja, als dat voor andere departementen het voorbeeld is van hoe je verantwoord moet overheidsgelden moet omgaan, dan gaat het goed mis. Dit is dus een illustratie daarvan. De Rekenkamer zegt terecht dat er 116 regelingen zijn, waarvan het er 4 heeft uitgezocht. Dat staat volgens mij in tabel 4. Nou, van het stuk over die regelingen springen de tranen je in de ogen. Er staat bij alle zeven cruciale vragen: "nee" of "geen idee". Bij één van de zeven staat er: "wellicht" of "mogelijk". Maar het is zo bij al die regelingen, van de landbouwvrijstelling tot de KIA tot de ... Nou, de BOR is niet onderzocht, maar dat kan ik zelf aanleveren.

Daar moeten we vanaf. Ook voor de Belastingdienst is het van belang dat er geen 116 aftrekregelingen en kortingen zijn, dat het een beetje uitvoerbaar wordt. Ik verwachtte dat het kabinet daar meer aan zou doen, en ik verwachtte zeker niet dat het het belastingstelsel zou verslechteren met zo'n BIK. Dat zeg ik nog naast de politieke keuze, die ik ook niet deel, om dat aan het grote bedrijfsleven te geven. Over het aantal onvolkomenheden heb ik al gesproken. Ik heb al gezegd dat dat is toegenomen. Ik verwacht van de minister van Financiën een plan om die weer naar beneden te brengen. Want die trend was naar beneden.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Heinen van de VVD.

De heer Heinen (VVD):

Ik hoorde de heer Nijboer spreken over de BIK. Ik ken zijn opstelling daarin. Maar toch even een stap terug. Het was ons er ooit om te doen om het vestigingsklimaat te verbeteren. Het ging ons niet zozeer om die multinationals maar om hier banen en werkgelegenheid te creëren. Dat zou u als Partij van de Arbeid moeten aanspreken.

De heer Nijboer (PvdA):

Zeker.

De heer Heinen (VVD):

Toen begonnen we met de dividendbelasting. Nou, dan hoeven we niet het hele debat over te doen.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat was ook niet zo'n goed idee.

De heer Heinen (VVD):

Vervolgens hebben we het geprobeerd via de vennootschapsbelasting. Bij de dividendbelasting was de heer Nijboer boos, bij de vennootschapsbelasting was de heer Nijboer boos. Toen gingen we naar de BIK, die overigens ook voor mkb'ers was. Weer was de heer Nijboer boos. En toen ik zijn verkiezingsprogramma las, met 42 miljard lastenverzwaring, dacht ik: die Nijboer is wel heel erg boos. Mag ik dan vragen: hoe wilt u dan aantrekkelijk zijn voor bedrijven vanuit andere landen om zich hier te vestigen? Wat is uw visie daarop? Want ik hoor alleen wat u niet wilt.

De heer Nijboer (PvdA):

Als je een politiekinhoudelijke keuze anders maakt — mijn prioriteit ligt bij investeringen in onderwijs, in volkshuisvesting en in minimumloon — dan is het niet altijd zo dat je dan boos bent. Dan ben je het gewoon oneens. Ik vind dat dit kabinet niet een prioriteit had moeten leggen bij lastenverlichting voor grote bedrijven. De winstgevendheid van het bedrijfsleven is niet het probleem van de Nederlandse economie. Het probleem van de Nederlandse economie en samenleving is dat de kansenongelijkheid in het onderwijs toeneemt, dat daar te weinig in geïnvesteerd wordt. Het probleem is dat mensen niet rond kunnen komen van hun baan, en dus soms wel twee of drie baantjes nodig hebben om rond te komen. Daarom moet het minimumloon omhoog. En dat geef ik prioriteit. Dat is ook goed voor het vestigingsklimaat van bedrijven. Want bedrijven willen geen werknemers die uitgemergeld thuiskomen, niet rond kunnen komen of die slecht onderwijs hebben genoten of infrastructuur die aan alle kanten rammelt. Maar dat zijn andere keuzes.

De voorzitter:

De heer Heinen, tot slot.

De heer Heinen (VVD):

Op zich ben ik het daarmee eens. Daar moet je ook in investeren, in onderwijs. Al die zaken die u noemt, zijn ook belangrijk. Mijn vraag was alleen hoe de heer Nijboer het vestigingsklimaat in Nederland wil verbeteren. Hij verlegde het debat naar onderwijs en zaken als de arbeidsmarkt. Ook belangrijk, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was: hoe wilt u een aantrekkelijk land zijn voor bedrijven om zich hier te vestigen? U zegt dat er voor 42 miljard aan lastenverzwaringen moet komen en dat elke multinational eigenlijk slecht is. Ik ben benieuwd naar uw visie daarop.

De heer Nijboer (PvdA):

Dat laatste concludeert de heer Heinen mooi los uit de pols, maar dat heb ik nooit gezegd. Mijn overtuiging is dat bedrijven kiezen voor Nederland, en ook zouden moeten kiezen voor Nederland, omdat wij een geweldig opgeleide bevolking hebben, omdat wij een geweldig land zijn om in te wonen, omdat er ook woningen beschikbaar zijn voor iedereen en omdat er goed openbaar vervoer en goede verbindingen zijn. En daarin wil ik investeren. Ik geloof niet dat Nederland het voor zijn concurrentiepositie van het fiscaal vestigingsklimaat moet hebben. Daar zijn Luxemburg en andere landen misschien meer bedreven in, maar ik denk niet dat dat het verdienmodel voor Nederland voor de toekomst moet zijn. Die brievenbusmaatschappijen kunnen we missen als kiespijn. Die vertrekken trouwens ook elke keer, als er weer een haasje-over komt.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Nijboer (PvdA):

Dus dat is een hele andere visie op de samenleving. En dat is maar goed ook, want daarvoor zitten we hier in de politiek: om dat uit te discussiëren.

Voorzitter. Ik kom op het ministerie van Defensie. De minister van Defensie zegt bij voortduring dat ze meer geld nodig heeft, dat zij niet kan voldoen aan de NAVO-norm en zo meer. Daar kun je best een boom over opzetten, over de vraag of het nodig dat Defensie meer geld nodig heeft. Maar als je het doet op de manier zoals het de afgelopen jaren ging, als je het aan Defensie geeft terwijl het financieel beheer van een bepaald niveau is, dan kun je het net zo goed in de sloot gooien. Dat heeft dan gewoon helemaal geen zin. Het bezit wordt niet onderhouden; dat wordt zienderogen minder waard. Daar gaat meer geld naartoe en dat wordt minder waard. En wat je eraan besteedt, daarvan weet men niet waar het naartoe gaat. En dit is ook al jaren een probleem. Ik roep de minister op om daar ook in te grijpen. Dat gaat niet vanzelf goed daar. Er is al sprake van een structureel probleem. Voor hetzelfde geld staan we hier volgend jaar met eenzelfde soort voorbeeld als bij volksgezondheid, dat dan bij Defensie speelt.

Voorzitter. Iets waar deze keer niet zo veel aandacht voor is, zijn de ICT-problemen bij de Belastingdienst. Die worden wel een beetje benoemd, maar die zijn immens. Er werd nog gewerkt met computerprogramma's uit de jaren tachtig voor de btw-aangiftes. Dat blijft niet altijd goed gaan. Het is wel een van de meest cruciale diensten van ons land. Dus ik vraag de minister en ook de staatssecretaris, die volgens mij verantwoordelijk is voor de ICT-kant, om daar in de beantwoording op in te gaan. Komt dat nou op orde en kan daarbij ook niet dat snoeien in die fiscale regelingen helpen?

Voorzitter. Een laatste punt bij het begrotingsbeleid wat mij betreft zijn de zorgen die ik heb. Die heb ik vorig jaar ook aan de orde gesteld, maar ik overweeg dit jaar ook echt een motie daarover in te dienen. Dan gaat het om de vrijheid die ministers hebben om private overeenkomsten te sluiten. Het akkoord op hoofdlijnen met de NAM vond ik een enorme impact hebben. De minister van Economische Zaken mag dat doen; dat is rechtmatig, maar dat heeft een enorme impact. Daar gaan vele miljarden in om. Geen parlementair debat, geen budgetrecht van de Kamer, niks. Moet dat niet in de Comptabiliteitswet veel beter worden geregeld, zodat het parlement daar ook zeggenschap over heeft? Dat geldt ook bij hele grote aanbestedingen. Die vrijheid is enorm.

Ik kom tot een afronding. De PvdA-fractie had graag gezien dat brede welvaart — ik heb in die onderzoekscommissie mogen zitten die geleid werd door voormalig collega Grashoff — echt de basis was voor het debat dat we ook vandaag voeren. Ik denk ook dat wat daar uitkomt heel behulpzaam is om het toekomstige kabinetsbeleid op te baseren. Je ziet de ongelijkheid daar namelijk toenemen. Je ziet dat de onderwijsachterstanden toenemen. Je ziet dat mensen nu nog relatief gelukkig zijn, maar dat dat wel onder druk kan komen te staan als we niet voldoende investeren in de samenleving. Dus ik spreek de wens uit dat we daar volgend jaar ook, met een nieuw kabinet, met een andere koers, over zullen spreken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Inge van Dijk van het CDA, voor haar maidenspeech. Heel veel succes.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Als ik de heer Nijboer zo uit de losse pols hoor praten, ben ik wel heel jaloers. Ik hoop daar als nieuweling over vier jaar ook wat beter in te zijn.

Voorzitter, collega's. In een maidenspeech is er volgens goed gebruik ruimte voor een persoonlijke noot. Beste mensen, ik ben opgegroeid met de VARA-gids en Pisa. Voor degenen die jonger zijn dan ik: dit was een satirisch televisieprogramma, gemaakt door Henk Spaan en Harry Vermeegen. Voor degenen die mijn leeftijd hebben, of misschien zelfs al wat ouder zijn: "kopje koffie, glazenwasser?" en "koud hè?" zijn bekende quotes, die jullie misschien zelf ook ooit wel hebben gebruikt.

Ik wil het hebben over de gewone man. Dit was ook een item in hun programma's, en ze hebben zelfs een lied over hem gemaakt. Toen ik klein was, had ik echt de oprechte overtuiging dat dit liedje over mijn vader ging. Hij hield van boerenkool met worst. Hij heeft een dochter en een zoon en hij geloofde in hard werken, totdat je 's avonds uitgeput je bed in rolde. Hij had ook nog eens schoenmaatje 42. Maar deze gewone man, ons pap dus, was ook heel duidelijk. Hij was de ouder en mijn broer en ik waren zijn kinderen. We wisten ook heel goed wat hij van ons verwachtte. Daarin was hij ook nog eens redelijk spartaans. "Kan niet" bestaat niet, en: je best doen is leuk, maar je kunt nog altijd beter je best doen. We maakten in het opgroeien natuurlijk fouten. Dan hadden we ons dus niet aan die afspraken gehouden, en meestal kwamen we vervolgens thuis gebruld. Ons pap keek ons dan aan met zijn strakblauwe ogen over zijn bril en dan zei hij: dat doet zeer, hè, met je kop tegen de muur aanlopen! "Maar", zei hij, "je bent een Van Dijk, en een Van Dijk staat gewoon weer op en veegt het bloed van zijn kop." Daar leerde je van.

Over dat aspect — weten wat je van elkaar kunt verwachten, op die manier met elkaar samenleven, daar inderdaad soms ook gewoon fouten in maken, maar er volgens ook transparant over zijn en de ruimte krijgen om het de volgende keer beter te doen — ga ik het zo meteen in dit Verantwoordingsdebat hebben.

Nog even terug naar ons pap, de gewone man. De tekst van liedje eindigt met: goed beschouwd ben ik uniek. Dat was hij, en dat is iedere Nederlander; gewoon heel bijzonder. Die gewone mensen, die gewoon heel bijzonder zijn: ik beloof dat ik me de komende jaren voor hen zal inzetten.

Voorzitter. Het Verantwoordingsdebat is dit jaar toch wat anders dan anders. 2020 begon helemaal niet zo gek. 2019 liet op veel onderdelen positieve ontwikkelingen zien. Die trend leek zich in 2020 voort te zetten. Toen kwam corona en begon een periode van crisismanagement. Want daar zaten en zitten we in: een crisis. Een gezondheidscrisis. Een economische crisis. Maar laten we ook niet vergeten: een maatschappelijke crisis. We gingen van een eerste naar een tweede lockdown. Winkels en horeca gingen dicht. De hele economie moest zich aanpassen aan het nieuwe normaal. Zo ook de begroting. We zien de bewegingen van de enorme steunpakketten en uitgaven op het gebied van EZK, SZW en VWS: uitkomsten, cijfers, tekorten, EMU-schuld enzovoort. Dit alles werd beheerst door veel onzekerheid en angst. Binnen die kaders is door regering en Kamer gehandeld en zijn keuzes gemaakt. We hebben ons door het jaar geworsteld. Gelukkig lijkt het nu weer de goede kant op te gaan.

Voorzitter. Wat mij betreft zijn in deze terugblik twee dingen belangrijk. Daar wil ik dan ook vandaag in mijn bijdrage op focussen. Het eerste punt is: hebben we de dingen juist gedaan? Het tweede punt is: hebben we de juiste dingen gedaan?

Het eerste punt: hebben we de dingen juist gedaan? We hebben in Nederland een kabinet en een parlement, elk met zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Dat is natuurlijk niet zomaar bedacht. Het CDA hecht waarde aan deze roverdeling en aan de kerntaken van ons als volksvertegenwoordigers. Een ervan is: grondig en diepgaand controleren van de regering, zoals de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van collectieve middelen. Hier in Den Haag hebben we met elkaar regels vastgesteld over de rijksuitgaven. Eigenlijk zijn die in de basis heel simpel. De minister stelt een begroting op en de Kamer moet die goedkeuren. Vervolgens moet de Kamer achteraf kunnen controleren of de begroting goed is uitgevoerd, en daar een klap op kunnen geven. De reden daarvoor is dat we aan de burger willen en moeten kunnen verantwoorden dat het geld goed is uitgegeven. Het is natuurlijk niet voor niets dat mijn partijgenoten een motie hebben ingediend voor herinrichting van de commissie voor de Rijksuitgaven. Dit is ook door de Rekenkamer positief ontvangen. We zien over het afgelopen jaar dat de verantwoording op een aantal gebieden goed is gegaan, maar op een aantal plekken ook niet, zoals de Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld. Om precies te zijn gaat het over 9,1 miljard euro aan verplichtingen en 4,3 miljard euro aan uitgaven. Daarmee overschrijden we op beide punten de tolerantiegrens van 1%. Dit heeft ook een paar oorzaken. Ten eerste moet de Kamer om te kunnen controleren, op tijd de juiste informatie krijgen. We begrijpen dat in crisistijd soms snel actie moet kunnen worden ondernomen, maar daarvoor hebben we heel nadrukkelijk artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet. Deze wet staat toe dat als de situatie dat vereist, uitgaven alvast kunnen worden gedaan zonder de goedkeuring van beide Kamers af te wachten, mits de Kamers wel op de hoogte worden gesteld van zo'n besluit. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat dit in meerdere situaties niet is gebeurd. Daardoor zijn er onrechtmatige situaties ontstaan, met name bij de coronaspoedmaatregelen, maar ook bij de Catshuisregeling voor gedupeerde ouders. Bij die laatste communiceert de staatssecretaris tegelijk met de brief aan de Kamers via social media dat alle gedupeerden een compensatie van €30.000 zouden krijgen, zonder onderscheid. En ook dat er direct zou worden begonnen met de uitvoering van deze regeling. En nu, in 2021, zien we vergelijkbare communicatie over de regeling voor het overnemen van schulden. Wij willen overigens niet zeggen dat wij niet vinden dat er op dit vlak iets moet gebeuren, maar we vinden dat het proces correct doorlopen moet worden. Een burger moet kunnen vertrouwen op de rechtmatigheid van toezeggingen van een bewindspersoon zonder dat de Kamer voor een voldongen feit wordt gesteld.

Voorzitter. Dit is voor het CDA echt een belangrijk punt. Er zullen vaak goede redenen zijn om van uitgavenregels af te wijken, maar we moeten er wel voor waken dat deze manier van werken normaal wordt. Want juist in crisistijd, als er veel geld snel wordt uitgegeven, is het uitermate belangrijk dat we straks verantwoording kunnen afleggen aan de burger. Wij willen dan ook dat de minister — hij is eindverantwoordelijk voor de rijksuitgaven — deze informatievoorziening verbetert. Als het zo simpel is als een briefje sturen, willen we dat dit ook standaard gebeurt. Mocht de praktijk toch complexer blijken, dan zien we graag dat er een crisisprotocol komt met betrekking tot de informatievoorziening aan de Kamer over uitgaven in het kader van artikel 2.27. Hoe ziet de minister dit? Vindt hij ook dat de Kamer serieuzer moet worden genomen in haar budgetrecht en controlerende taak? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Graag een reactie.

Ten tweede. Om goed te kunnen controleren, moet de boekhouding van het Rijk kloppen. Oftewel, het inzicht moet op orde zijn. Nu willen wij niet elk bonnetje boven tafel halen omdat dit nu eenmaal de regel is. De Kamer heeft inderdaad ook opgeroepen tot snelheid. Wij hadden er ook iets van gevonden als door administratie de hard benodigde beademingsapparatuur een dag later geleverd zou zijn aan onze ziekenhuizen. Wij zien echter ook de consequenties als we informatie niet hebben of de financiële administratie te wensen overlaat. Dan kunnen we dus niet achteraf controleren of uitgaven rechtmatig zijn gedaan. Dan kunnen we niet controleren of er fraude heeft plaatsgevonden met uitgaven. Dan weten we niet of er voldoende toezicht is gehouden, want de informatie ontbreekt. Hoe kan een burger er dan op vertrouwen dat er verstandig en zorgvuldig met gemeenschapsgeld wordt omgegaan? We moeten hier dus van leren voor de toekomst. Dit is niet de eerste crisis en het zal ook zeker niet de laatste zijn. Ook hier vragen wij de minister met een plan te komen om het financieel beheer, waar het bij meerdere departementen aan schort, te verbeteren. Wij willen graag een rijksbrede analyse van de afdelingen financieel beheer binnen de verschillende departementen, zodat we weten waar tekorten zitten en de departementen van elkaar kunnen leren, want veel dingen gaan ook goed. Vervolgens willen we een vergelijking van deze resultaten en integrale aanbevelingen ontvangen. Is de minister bereid hier echt een stevige stap voorwaarts te zetten?

Een derde punt is de toezichthoudende rol van de minister. De Algemene Rekenkamer heeft op een paar vlakken onvolkomenheden geconstateerd. Ten eerste had de minister bij de totstandkoming van leningen en garanties als onderdeel van de steunmaatregelen moeten instemmen voordat de ministerraad erover besluit. Dat is echter slechts in 10 van de 27 gevallen gebeurd. Ook de Rekenkamer is van mening dat de minister had moeten toezien op naleving van regels rondom fiscale regelingen en dat hij eerder had kunnen handelen bij het financieel beheer bij het ministerie van VWS. Hoe beziet de minister deze onvolkomenheden? Kan hij uitleggen waarom deze zijn ontstaan en welke lessen hij daaruit trekt?

Dan het tweede aspect: hebben wij de dingen juist gedaan? Ook dit jaar heeft het CBS weer de Monitor Brede Welvaart gepubliceerd. Daarin zien we dat we in een mooi land leven, een land waar de mensen eigenlijk best gelukkig zijn. Onze ouders hebben een erfenis nagelaten van voorspoed, zorgzaamheid, vernieuwing en vrijheid. En zelfs na een ingrijpende crisis blijkt Nederland over veerkracht te beschikken. Miljoenen Nederlanders, ouders, ondernemers, verplegers, leraren, politieagenten, boeren en wetenschappers hebben hier volop aan bijgedragen. De vraag is: wat doen we met die erfenis? De oplossingen van gisteren zijn immers niet de antwoorden van morgen.

Wij zien in de monitor een stijgend vertrouwen van mensen in elkaar. We zien ook relatief gelijkblijvende welvaart en zelfs een toename van de materiële welvaart. En we zien een hoog ontwikkelde kennis- en innovatie-economie. Echter, we zien ook belangrijke negatieve trends, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid — waaronder overgewicht en oplopende wachttijden voor specialistische zorg — die vanwege de coronacrisis niet beter zijn geworden. Ook het percentage huishoudens die moeten rondkomen met een langdurig laag inkomen, is dramatisch gestegen. De werkende arme is echt een serieus aandachtpunt voor de komende jaren.

Verder zien we wederom dat dit jaar een duidelijke afname heeft plaatsgevonden van sociale contacten met familie, vrienden, buren en vrijwilligerswerk. Nu is dat niet zo vreemd in coronatijd, ware het niet dat deze dalende trend al sinds 2013 waarneembaar is. Volgens de OESO is sociale samenhang onontbeerlijk voor het goed functioneren van de samenleving, waarin familie, buren, vrienden, verenigingen en hulp en ondersteuning de basis vormen. Zoals vaker benadrukt is, is het voor mijn fractie van groot belang dat juist deze samenhang wordt gestimuleerd, door het ondersteunen van vrijwilligerswerk, mantelzorg en het verenigingsleven. Wij vragen de premier waar volgens hem deze trendmatige afname door veroorzaakt wordt, maar vooral ook hoe hij het voor zich ziet om dit weer de goede kant op te schuiven.

Nog een punt uit de Monitor Brede Welvaart: de betaalbaarheid van woningen staat steeds verder onder druk. Huizenprijzen, de prijzen van woningen, blijven stijgen en we zien een stijging van het percentage van de bevolking dat in 2020 te klein woonde. De hypotheek per huishouden loopt op en er zijn zorgen over de schuldenpositie van huishoudens naar de toekomst. Hoe koppelen we al de bovengenoemde bevindingen aantoonbaar aan beleid en uitgaven? Hoe kunnen we zien of wat we aan beleid vormen en waar we geld aan uitgeven, bijdraagt aan positieve beïnvloeding van deze bredewelvaartsindicatoren? Dan pas immers weten we of we de juiste dingen doen, nu, maar ook richting de toekomst. Kunnen maatschappelijke doelstellingen en effecten als een aparte paragraaf worden toegevoegd aan de toelichting, zoals in het kader van de pilots met artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet?

In het kader van het controleren of wij de juiste dingen doen, concludeert de Rekenkamer in het rapport Inzicht in kwaliteit dat dit echt nog tijd en aandacht verdient. De conclusie is wat ons betreft dat wij aan de bak moeten met het beter doorvertalen van besluiten, met name naar meetbare doelstellingen. Als dit de standaard wordt — en wij begrijpen echt wel dat dit niet overal een-op-een mogelijk is — kan ook een betere evaluatie van de effectiviteit plaatsvinden. Kan de minister aangeven welke mogelijkheden hij ziet voor verbetering?

De Algemene Rekenkamer is met het oog hierop met name kritisch geweest op de wildgroei aan fiscale regelingen, een punt dat wij delen. Is de minister bereid om een brede toetsing in te zetten naar de huidige fiscale regelingen? Wat kosten ze? Wat leveren ze op? En zijn ze effectief? Daarbij vinden wij het belangrijk om de gebruikers, dus onze burgers en onze bedrijven, hierbij te betrekken, zodat we ook vanuit de praktijk een sterker beeld krijgen hoe het er met de regelgeving voor staat, waar de echte problemen zitten en hoe wij die kunnen oplossen. Sommige regelingen lijken op papier heel mooi en komen goed uit een model, maar blijken in de praktijk niet te werken of niet het juiste effect te hebben.

Ten slotte. Nog even terug naar ons vader, ons pap. Soms lopen de dingen in het leven anders. Dan komt er iets voorbij wat je aan de voorkant nooit had kunnen denken. Ik denk dat corona hiervan een heel duidelijk voorbeeld is. Dan moeten wij anders acteren dan vooraf met elkaar bedacht en afgesproken. En dat is niet eens zo erg. Als we daar maar transparant en open over zijn aan de voorkant, we elkaar proactief informeren en ten slotte de zaken daarna samen beter gaan doen.

Dank u wel, voorzitter.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Ook mijn felicitaties aan u voor uw hele mooie, persoonlijke maidenspeech.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we even schorsen, tot 14.15 uur, maar dat we eerst onze felicitaties geven aan de heer Heinen en mevrouw Inge van Dijk voor hun maidenspeeches. Het is dus voor hen goed om even naar voren te komen. Ik wil aan u vragen om in ieder geval rekening te houden met de 1,5 meter. Als jullie hier gaan staan, mevrouw Inge van Dijk en mijnheer Heinen, dan kan iedereen langslopen en de felicitaties geven. Ik schors de vergadering in ieder geval tot 14.15 uur, inclusief lunchpauze.

De vergadering wordt van 13.28 uur tot 14.17 uur geschorst.

Naar boven