Vragen van de leden Klaver (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Ouwehand (PvdD), Azarkan (DENK), Dassen (Volt) en Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 (ingezonden 9 februari 2023).

Mededeling van Minister-President Rutte (Algemene Zaken) (ontvangen 3 april 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1757.

Vraag 1

Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030:

  • a. 60% CO2-reductie, maar in elk geval 55% CO2-reductie;

  • b. Halvering van de stikstofuitstoot;

  • c. 15% van de landbouwgrond voor biologische landbouw (& een Europees doel van 25%);

  • d. 50% minder grondstoffengebruik;

  • e. 100% schoon water in 2027 (Kaderrichtlijn Water);

  • f. Halvering van het aantal mensen in armoede (ten opzichte van 2015)

  • g. Halvering van het aantal kinderen in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015);

  • h. Halvering van het aantal mensen met problematische schulden;

  • i. 0 daklozen (Lissabon verklaring);

  • j. 0 jongeren in de gesloten jeugdzorg;

  • k. 0 thuiszittende kinderen;

  • l. 1 miljoen extra huizen, waaronder 250.000 sociale huurwoningen;

  • m. Aandeel van 30% sociale huurwoningen per gemeente;

  • n. Isoleren van 2,5 miljoen woningen in 2030, omgerekend 300.000 woningen per jaar;

  • o. Meer mensen met een passende huurquote (= tussen de 20% en 35%, afhankelijk van de gezinssituatie) ten opzichte van het WoonOnderzoek 2021;

  • p. Halvering van het aantal verkeersslachtoffers;

  • q. 3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling);

  • r. 30% afname van de gezondheidsachterstanden van mensen met een lage SES ten opzichte van mensen met een hoge SES (in 2040);

  • s. 5 jaar langere levensverwachting in goede gezondheid (in 2040);

Vraag 2

Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?

Vraag 4

Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?

Vraag 5

Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden? (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen);

Vraag 6

Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden, zeker gelet op het feit dat deze vragen al eerder zijn ingediend, maar de Minister-President ze niet heeft beantwoord?

Mededeling

Op 28 maart jl. bereikte mij via U het verzoek van het lid Klaver (GroenLinks) (Handelingen II 2022/23, nr. 66, Regeling van werkzaamheden) om een dag voor het debat van 4 april a.s. antwoord te krijgen op de eerder door hem gestelde vragen over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor, onder meer, klimaat, stikstof en de aanpak van armoede. Naar aanleiding hiervan informeer ik u als volgt.

De antwoorden op vragen van het lid Klaver en verschillende andere leden over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 op verschillende terreinen van 24 januari jl., zijn in de ministerraad van 3 februari jl. aan de orde gekomen en vervolgens op 3 februari jl. aan de Tweede Kamer gezonden (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1453). Deze antwoorden houden onder meer in dat het informeren van de Kamer over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen door brieven, begrotingen, voortgangsbrieven en anderszins een aangelegenheid is van de voor de verschillende onderwerpen eerst verantwoordelijke bewindspersonen. Hierbij is onder meer gewezen op een reactie van de Minister voor Klimaat en Energie op een rapport van de Algemene Rekenkamer dat op 25 januari jl. aan de Kamer is gezonden (Kamerstuk 32 813, nr. 1172). In de ministerraad van 3 februari heb ik de bewindspersonen verzocht bij hun contacten met de Kamer over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen de in de vragen genoemde aandachtspunten te betrekken.

In reactie op nadere, grotendeels ongewijzigde vragen van het lid Klaver en diverse andere leden over hetzelfde onderwerp van 9 februari jl., ontving U op 6 maart jl. antwoorden van mij (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 1757). Deze antwoorden houden in dat de verschillende bewindspersonen die het aangaat is verzocht de Kamers voorafgaande aan Verantwoordingsdag 2023 te informeren over de voortgang van de in de vragen van 9 februari genoemde kabinetsdoelstellingen zoals toegelicht in mijn antwoorden van 3 februari jl.

In de toelichting op het verzoek van 28 maart is opgenomen dat het lid Klaver het van belang acht te weten wat het kabinet de afgelopen tijd heeft geleverd op de in de vragen van 9 februari genoemde terreinen. Naar zijn aard komt de beantwoording van deze vragen in de jaarlijkse vaste begrotingscyclus van kabinet en Kamer aan de orde op Verantwoordingsdag en tijdens het daarna volgende Verantwoordingsdebat waaraan vanuit het kabinet onder meer de Minister van Financiën en ik zullen deelnemen. De verantwoording over wat het kabinet in het algemeen en op specifieke terreinen heeft geleverd vindt dan plaats op basis van de hiervoor aan de Kamer verstrekte informatie. Deze omvat het door het kabinet aangeleverde Financieel Jaarverslag Rijk en het Rijksjaarverslag, bestaande uit de jaarverslagen van de begrotingshoofdstukken inclusief de fondsen met de rapporten en opmerkingen van de Algemene Rekenkamer hierbij, alsmede de Staat van de Rijksverantwoording die de Algemene Rekenkamer aanbiedt aan de Tweede Kamer.

In aanvulling op dit totaaloverzicht van alle voor de verantwoording over de voortgang relevante informatie, zal de Kamer naar aanleiding van de hierboven gestelde vragen van het lid Klaver en andere leden bij de komende Verantwoordingsdag beschikken over aanvullende informatie van verschillende bewindspersonen over de in de vragen van 9 februari genoemde deelonderwerpen. Op deze wijze kan het Verantwoordingsdebat zowel in algemene zin als ten aanzien van specifieke onderwerpen, waaronder onderwerpen genoemd in de vragen van 9 februari jl., in het hiervoor bestemde kader, gestructureerd en met inachtneming van alle relevante informatie plaatsvinden.

Naar boven