Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Financiën over het arrest van de Hoge Raad op 24 december 2021 over Box 3 (ingezonden 3 januari 2022).

Nader antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 15 april 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1482.

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het arrest van de Hoge Raad, waarin zij de vermogensrendementsheffing over de jaren 2017 en 2018 in strijd vindt met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod en de overheid gelast over te gaan tot rechtsherstel?1

Vraag 2

Herinnert u zich dat de indiener meerdere keren zeer precieze vragen gesteld heeft over box 3 en mogelijke strijdigheid met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), die nu is vastgesteld door de Hoge Raad?

Vraag 3

Herinnert u zich met name nog de schriftelijke vragen van het lid Omtzicht over de houdbaarheid van box 3 en het EVRM (Aanhangsel Handelingen 2019–2020, 594)?

Vraag 4

Is het u duidelijk dat er vanuit de Tweede Kamer nu al enkele jaren op gewezen wordt dat de rechter het stelsel van box 3 strijdig acht met het EVRM, gezien het eerdere vonnis van de Hoge Raad over de jaren tot en met 2016 en twee adviezen van de advocaat-generaal Wattel (maart 2021) en Advocaat-Generaal Niessen (1 november 2021) over box 3?

Vraag 5

Herinnert u zich de eerdere vragen naar een lijst van alle (interne en externe, inclusief de landsadvocaat) adviezen die sinds 2010 (mede) uitgebracht zijn over de vraag of de box 3-tarieven mogelijk een schending van het eerste protocol van het EVRM opleveren?

Vraag 6

Herinnert u zich het antwoord dat zo’n lijst niet voorhanden was?

Vraag 7

Wilt u een lijst met alle uitgebrachte adviezen (interne en externe, inclusief de landsadvocaat) over box-3 vanaf 2010 samenstellen en doen toekomen aan de Tweede Kamer?

Vraag 8

Als u niet van plan bent deze lijst op te sturen, wilt u dan deugdelijk gemotiveerd uitleggen waarom de uitzondering in artikel 68 van de Grondwet (belang van de staat) hierop van toepassing zou zijn?

Vraag 9

Welke voorbereidingen heeft u het afgelopen jaar getroffen voor deze uitspraak, die na de twee adviezen van de advocaten-generaal niet geheel onverwacht was?

Vraag 10

Wanneer gaat u de Tweede Kamer informeren over hoe u rechtsherstel gaat bieden over 2017 en 2018?

Vraag 11

Gaat u alleen rechtsherstel bieden voor mensen die bezwaar gemaakt hebben of gaat u rechtsherstel bieden voor iedereen die teveel box 3 belasting betaald heeft?

Vraag 12

Deelt u de mening dat de Hoge Raad met zeer grote waarschijnlijkheid zal vaststellen dat het stelsel ook in de jaren 2019, 2020 en 2021 in strijd was/is met het EVRM en dat u gedwongen zult worden rechtsherstel te bieden?

Vraag 13

Op welke wijze gaat u het rechtsherstel voor die jaren voorbereiden?

Vraag 14

Verwacht u net als de indiener van deze vragen dat u een lawine van bewaarschriften over 2021 kunt verwachten en mogelijk ook nog over 2020, voor mensen voor wie de termijn nog niet in verstreken? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er een uitvoerbaar en beheersbaar proces komt?

Vraag 15

Deelt u de mening dat er ook voor het jaar 2022 sprake zal zijn van een schending van het EVRM?

Vraag 16

Bent u bereid met een tegenbewijsregeling te komen over 2022 of een andere wijziging waarmee het stelsel in overeenstemming gebracht wordt met het EVRM?

Vraag 17

Kunt u een berekening geven hoeveel u verwacht dat de belastingdienst zal moeten nabetalen? Hoe is dat bedrag opgebouwd?

Vraag 18

Herinnert u zich het rapport van de drie deskundigen, waarin deze deskundigen aangaven dat inzake de box 3 kwesties jaren 2013–2016 er niet gewacht moet worden (p. 8 advies) tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak doet in die massaal bezwaarprocedures?2

Vraag 19

Bent u bereid hun advies op te volgen en dus niet af te wachten tot het EHRM oordeelt, maar nu op redelijk korte termijn over te gaan tot een vorm van compensatie inzake de jaren 2013–2016, waarbij het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 als richtsnoer wordt genomen (tegenbewijs op basis van werkelijk rendement)?

Vraag 20

Indien antwoord op vraag 19 nee is, waarom – indachtig de substantiële budgettaire risico’s die hieraan kleven voor de Staat – dan niet?

Vraag 21

Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?

Nader antwoord

Met deze brief ontvangt uw Kamer de lijst waar het lid Omtzigt in zijn op 3 januari jl. ingezonden vragen om had verzocht1, alsmede de op deze lijst genoemde documenten2. Zoals ik in mijn brief van 4 april jl. heb aangekondigd, heb ik in lijn met een van de vragen van het lid Omtzigt, namelijk adviezen die uitgebracht zijn over de vraag of de box 3-tarieven mogelijk een schending van het eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) opleveren, in het bijzonder laten zoeken naar interne nota’s aan bewindspersonen die over box 3 in samenhang met het EVRM gaan. Daarnaast maken ook al eerder gepubliceerde adviezen van externen onderdeel uit van de lijst, alsmede een uitgebreid intern onderzoek dat nog niet eerder gepubliceerd is. De zoektocht heeft daarnaast uitgewezen dat geen van mijn voorgangers de Landsadvocaat om advies over box 3 in het licht van het EVRM heeft gevraagd.


X Noot
1

HR, 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963.

X Noot
2

Rijksoverheid, 9 maart 2020, «advies deskundigen over vermogensrendementsheffing». (www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/24/bijlage-1-advies-deskundigen-over-vermogensrendementsheffing)

X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven