Vragen van de leden Krol en Van Brenk (beiden 50PLUS) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Rechtsbescherming over het plenaire debat inzake het bericht dat het UWV ten onrechte uitkeringen verstrekt aan gevangenen d.d. 4 september 2019 (ingezonden 13 september 2019).

Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Minister voor Rechtsbescherming (ontvangen 15 januari 2020) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 675.

Vraag 1

Klopt het dat een terbeschikkinggestelde (tbs’er) die (volledig) ontoerekeningsvatbaar is verklaard en geen straf opgelegd krijgt maar wel op justitiële titel wordt opgenomen in een forensische zorginstelling, het recht op een eventuele uitkering behoudt?

Antwoord 1

De Wet sociale zekerheidsrechten gedetineerden (Wsg) uit 1999 bepaalt dat een uitkering bij detentie wordt stopgezet. De wetgever heeft daarmee beoogd een einde te maken aan de maatschappelijk ongewenste situatie dat tijdens wettelijke vrijheidsontneming verstrekking van een uit publieke middelen gefinancierde sociale verzekeringsuitkering plaats vindt, terwijl de Staat tegelijkertijd in de kosten van het levensonderhoud voorziet.

Een uitzondering op de hoofdregel dat een uitkering wordt stopgezet bij detentie is opgenomen in de regelingen ZW, WIA, WAJONG, ANW en AOW. Deze houdt in dat er behoud van uitkering is in geval van bijzondere detentievormen, zoals dwangopname in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) en artikel 37, eerste lid, Strafvordering. De reden hiervoor is dat de vrijheidsbeneming in deze gevallen primair gericht is op resocialisatie en behandeling die tot spoedige vrijheidsverlening leidt. Ook is van belang dat het hierbij gaat om personen die hun vrijheidsontneming niet kan worden aangerekend. Daarnaast lag hieraan ten grondslag dat deze personen op grond van de AWBZ na één jaar verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis een eigen bijdrage moeten betalen.

Aanvullend op deze uitzonderingen heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in uitspraken in 2004 en 2013 bepaald dat het recht op een uitkering evenmin mag worden uitgesloten als het gaat om personen die volledig ontoerekeningsvatbaar zijn en door de strafrechter van alle rechtsvervolging zijn ontslagen (OVAR)1 als ook personen die sterk verminderd toerekeningsvatbaar zijn en geen gevangenisstraf krijgen opgelegd (dus alleen tbs met dwangverpleging).2 Dit omdat in deze gevallen sprake is van een gelijksoortige situatie. Bij de combinatie van een gevangenisstraf en tbs wordt de uitkering overigens wel stopgezet.

Vraag 2

Kunt u aangeven hoeveel (volledig) ontoerekeningsvatbaar verklaarde tbs'ers die in een forensische zorginstelling verblijven een uitkering ontvangen? Kunt u een overzicht geven van de aantallen personen, de hoogte van de uitkering en het totale bedrag per maand dat hiermee gemoeid is?

Antwoord 2

Dit is niet inzichtelijk. Het UWV beoordeelt naar aanleiding van een melding van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) of een uitkering moet worden beëindigd. Bij de WIA-, Wajong-, of ZW-uitkering van een (volledig) ontoerekeningsvatbaar verklaarde tbs'er heeft de opname in een forensische zorginstelling geen gevolgen voor de uitkering. Er wordt niet geregistreerd dat deze beoordeling heeft plaatsgevonden. Een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW-uitkering) van een (volledig) ontoerekeningsvatbaar verklaarde tbs'er die is opgenomen in een forensische zorginstelling wordt wel beëindigd. De reden is dat betrokkene niet langer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, hetgeen een voorwaarde is voor het recht op een WW-uitkering. Er wordt niet geregistreerd wat de reden is dat betrokkene niet langer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt.

Vraag 3, 4, 5 en 6

Deelt u de mening dat de belastingbetaler dubbel betaalt voor deze tbs'ers, namelijk zowel voor de uitkering als voor kost en inwoning in de forensische zorginstelling, en dat ons belastinggeld op deze manier niet goed wordt besteed?

Klopt het dat de genoemde tbs’ers, omdat met de inwerkingtreding van de Wet forensische zorg per 1 januari 2019 de eigen bijdrage voor het verblijf in een forensische zorginstelling is geschrapt, het volledige uitkeringsbedrag kunnen opsparen tot het moment dat zij de kliniek weer verlaten? Deelt u de mening dat reparatiewetgeving nodig is en dat voor patiënten in een forensische zorginstelling die een uitkering ontvangen wel een eigen bijdrage in rekening moet worden gebracht?

Welke andere oplossingen ziet u?

Gaat u actie ondernemen?

Antwoord 3, 4, 5 en 6

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, is de huidige sociale zekerheidswetgeving en de bijbehorende jurisprudentie van de CRvB leidend bij het al dan niet stopzetten van een uitkering. Als gevolg daarvan kan een ZW-, WIA-, Wajong- ANW of AOW-uitkering niet worden stopgezet als geen gevangenisstraf is opgelegd, maar uitsluitend tbs met dwangverpleging vanwege volledige of verminderde ontoerekeningsvatbaarheid. De mogelijkheid bestaat dat deze uitkering wordt opgespaard.

Met het interim-besluit forensische zorg was het mogelijk een eigen bijdrage te innen voor het verblijf in een forensische zorginstelling. Ook in het regeringsvoorstel van de Wet forensische zorg (Wfz) was een eigen bijdrage opgenomen. Met het door uw Kamer aangenomen amendement van het lid Bouwmeester is de eigen bijdrage echter uit het wetsvoorstel geschrapt. Uw Kamer achtte het onwenselijk dat een tbs’er of gedetineerde met noodzakelijke forensische zorg deze zorg zelf zou moeten bekostigen.3

Ik kan mij goed voorstellen dat er inmiddels anders wordt geoordeeld over de wenselijkheid hiervan, gezien de uitwerking in de praktijk. Ik vind het daarom belangrijk dat het niet hoeven betalen van een eigen bijdrage – en de mogelijke ongewenste neveneffecten daarvan – als expliciete vraag bij de evaluatie van de Wfz wordt betrokken.

Als blijkt dat hier onbedoeld onrechtvaardige situaties zijn ontstaan, zal de Minister voor Rechtsbescherming samen met mij, DJI, UWV en eventueel de Minister van VWS naar een oplossing kijken.


X Noot
1

CRvB 18 juni 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AP4680.

X Noot
2

CRvB 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1858.

X Noot
3

Kamerstuk 32 398, nr. 12.

Naar boven