Vraag 2, 3
Sinds wanneer bepalen gewelddadige moslims wie er mag protesteren in Nederland?
Bent u bereid alle burgemeesters een brief te sturen om ze eraan te herinneren dat
in Nederland onze eigen wetten gelden, en niet de sharia? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3
Het in goede banen leiden van demonstraties is een bevoegdheid van het lokale gezag
(de burgemeester). Op de burgemeester rust een positieve verplichting om noodzakelijke
en passende maatregelen te nemen – bijvoorbeeld politiebescherming – om een vreedzame
betoging te beschermen tegen «vijandelijke elementen» of tegenbetogingen. Belangen
van anderen dan de demonstranten, zoals die van inwoners en omstanders, mogen op zichzelf
niet leiden tot het beperken van een demonstratie. Daarbij geldt dat het verbieden
of beëindigen van een (vreedzame) demonstratie een uiterst middel is en uitsluitend
aan de orde is als dat noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, in
het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
De inhoud van een demonstratie mag nooit een reden zijn voor beperkende maatregelen,
ook niet als deze door sommigen als hinderlijk, aanstootgevend of choquerend wordt
ervaren. Het strafrecht stelt wel grenzen aan gedragingen van demonstranten, bijvoorbeeld
wanneer er discriminerende uitlatingen worden gedaan of geweld wordt gebruikt.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 13 juli 2018 (Kamerstuk 34 324, nr. 3) heb
uiteengezet, staan burgemeesters soms, met name bij risicovolle demonstraties waar
de verantwoordelijkheid van burgemeesters voor het borgen van het belang van de openbare
orde en veiligheid en het beschermen van burgers die niet demonstreren sterk wordt
gevoeld, voor ingewikkelde beslissingen. Die beslissingen vragen om maatwerk en om
inschattingen van de plaatselijke openbare orde. Dat kan er in uitzonderlijke omstandigheden
toe leiden dat een demonstratie niet kan plaatsvinden op de plaats waar de demonstranten
dat willen of in het uiterste geval helemaal niet kan plaatsvinden, ondanks het uitgangspunt
dat het demonstratierecht zoveel mogelijk moet worden beschermd en dat dreigen met
tegenreacties niet mag lonen. Ik wil er hier nog op wijzen dat burgemeesters dergelijke
beslissingen – zeker in situaties die zich kenmerken door grote polarisatie – niet
lichtvaardig nemen, en ik vind het onacceptabel hoe de betrokken bestuurders in deze
kwestie worden geïntimideerd en bedreigd.
Er vinden per jaar duizenden demonstraties in Nederland plaats. Gemeenten weten daar
doorgaans goed mee om te gaan. Zoals ik in mijn hiervoor genoemde brief van 13 juli
2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34 324, nr. 3) heb aangegeven, is het zeker geen algemeen
gebruik om demonstraties te beperken of te verbieden. Het betreft uiteindelijk maatwerk
en een inschatting van de burgemeester als het lokale gezag, die nauw samenhangt met
zijn kennis van de plaatselijke situatie en de openbare orde. De burgemeester legt
over zijn beslissing verantwoording af aan de gemeenteraad en eventueel aan de rechter.
Het is niet aan mij om daar in te treden.
Over het demonstratierecht zijn inmiddels de nodige handvatten voor gemeenten verschenen.
Zo heb ik eind vorig jaar aan alle gemeenten de handreiking demonstratierecht «Demonstreren
bijkans heilig» toegezonden, opgesteld door de gemeente Amsterdam in samenwerking
met de politie en het Openbaar Ministerie. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld ook gebruik
maken van het meest recente rapport van de Nationale ombudsman over dit onderwerp,
«Demonstreren, een schurend grondrecht».
Gelet op het vorengaande zie ik geen reden om alle burgemeesters een brief te sturen
over het toepasselijke wettelijke kader voor demonstraties.