Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Drugstest wassen neus» (ingezonden 7 december 2017).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 januari 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 838.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Drugstest wassen neus»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat de politie alleen bloedonderzoek doet bij ernstige verkeersongevallen met ernstig gewonden of doden, en waarbij de bestuurder vermoedelijk onder invloed is van drugs of als een speekseltest uitwijst dat de bestuurder meerdere soorten drugs heeft gebruikt? Zo ja, wat is daarvan de reden?

Antwoord 2

Ja. Het betreft een tijdelijke beheersmaatregel gericht op beperking van analyses van bloed tot de ernstigste gevallen. Deze tijdelijke maatregel is nodig, omdat het aantal aangevraagde bloedanalyses veel groter is dan was voorzien met de inwerkingtreding van de Wet drugs in het verkeer op 1 juli 2017. De beschikbare capaciteit bij het NFI is daardoor onvoldoende gebleken. De analysecapaciteit zal op korte termijn fors worden uitgebreid. Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Politie van 21 december 2017 zal ik uw Kamer hierover eind januari nader informeren.

Vraag 3

Welke criteria worden er gehanteerd bij de beoordeling of een bloedonderzoek dient te worden uitgevoerd na ontvangst bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)? Worden de nog niet uitgevoerde bloedonderzoeken op termijn wel uitgevoerd? Zit daar een verjaringstermijn op?

Antwoord 3

Bij de beslissing om wel of niet een bloedanalyse door het NFI uit te laten voeren wordt rekening gehouden met de volgende punten in volgorde van belangrijkheid:

  • 1) is er sprake geweest van een ernstig verkeersongeval waarbij dodelijke slachtoffers of ernstig gewonden zijn gevallen en waarbij de bestuurder vermoedelijk onder invloed is van drugs en/of alcohol (altijd meenemen met voorrang);

  • 2) is er sprake van het gebruik van meerdere soorten drugs.

In de toegezegde brief van eind januari zal ik uw Kamer informeren over de capaciteit die beschikbaar komt en de wijze waarop met de opgelopen achterstand wordt omgegaan.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de wijziging van de Wegenverkeerswet die op 1 juli jl. in werking is getreden, juist was bedoeld om de aanpak van het rijden onder invloed van drugs te verbeteren?

Antwoord 4

Ja.

Vraag 5

Welke voorbereidingen hebben de nationale politie, het NFI en het openbaar ministerie na de aanvaarding van het genoemde wetsvoorstel door de Eerste Kamer op 23 september 2014 getroffen om de wet te kunnen handhaven?

Antwoord 5

Om de wet te kunnen handhaven, zijn verschillende trajecten door politie, OM en NFI afgerond, zoals: de aanbesteding van een speekseltester, het organiseren van de opleidingen van de politie en aanpassing van de ICT door de politie.

Door het NFI zijn onder andere een onderzoeksstrategie en protocolafspraken opgesteld en zijn fysieke aanlevercriteria voor de bloedblokken en de procesinrichting vastgesteld. Er is voor de uitvoering van deze nieuwe wet een onderzoeksmethode voor de 9 soorten drugs gevalideerd, geïmplementeerd en geaccrediteerd. Het OM heeft onder andere de ICT aangepast en een strafvorderings- en vervolgingsbeleid vastgesteld.

In overleg met OM, politie en NFI is destijds ook een gezamenlijke schatting op de benodigde capaciteit vastgesteld. Deze blijkt nu helaas onvoldoende te zijn. Het was niet voorzien dat de Wet drugs in het verkeer al zo snel na de inwerkingtreding op 1 juli 2017 tot deze aantallen bloedonderzoeken zou leiden. Dit tekort aan onderzoekscapaciteit is een bijzonder onbevredigende situatie. Zoals hiervoor onder vraag 2 weergegeven worden zo snel mogelijk stappen genomen om dit aan te passen. Ik zal uw Kamer in de toegezegde brief van eind januari hierover informeren.

Vraag 6

Welke maatregelen neemt u om te bevorderen, dat de aanpak van het rijden onder invloed van drugs verbeterd wordt?

Antwoord 6

Mijn eerste prioriteit is nu om de analysecapaciteit uit te breiden. Ik zal uw Kamer in de toegezegde brief van eind januari hierover informeren.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Arno Rutte (VVD), ingezonden 7 december 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 970).

Naar boven