Vragen die de leden Özütok (GroenLinks), Den Boer (D66) en Van Raak (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over zwangere volksvertegenwoordigers (ingezonden 6 december 2017).

Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 22 december 2017).

Vraag 1

Weet u dat een raadslid uit de gemeente Nijmegen haar ontslag heeft genomen omdat zij volgens artikel X10, eerste lid, van de Kieswet geen zwangerschapsverlof meer kan nemen in de laatste vier maanden van de zittingsperiode?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Zijn er meer soortgelijke gevallen bij u bekend waarbij volksvertegenwoordigers niet tijdelijk vervangen konden worden vanwege zwangerschap en bevalling of ziekte?

Antwoord 2

Nee; dit wordt door mijn ministerie ook niet bijgehouden.

Vraag 3

Acht u het onwenselijk dat zwangere volksvertegenwoordigers op deze manier onbedoeld gediscrimineerd worden op grond van het feit dat zij zwanger zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Er is geen sprake van zwangerschapsdiscriminatie. In geval van ziekte, zwangerschap en bevalling kan een volksvertegenwoordiger tijdelijk ontslag nemen gedurende een periode van 16 weken tijdens de zittingsperiode. Gedurende die 16 weken wordt dan een vervanger benoemd. Dat is alleen niet mogelijk in de periode van 16 weken voorafgaand aan de verkiezingen. Dat betekent echter niet dat een volksvertegenwoordiger in die periode gehouden is (permanent) ontslag in te dienen. Het gevolg is wel dat de volksvertegenwoordiger gedurende zijn of haar afwezigheid in de laatste zestien weken van de zittingsperiode niet kan worden vervangen.

Deze beperking wat betreft het tijdelijk ontslag en vervanging voor volksvertegenwoordigers was een wens van de Tweede Kamer. Een aanvaard amendement heeft het tijdelijk ontslag en vervanging binnen 16 weken voor het einde van de reguliere zittingstermijn onmogelijk gemaakt (zie Kamerstuk 30 229, nr. 9). De reden voor de beperking was – zo blijkt uit de toelichting bij het amendement – dat de vervangingstermijn in de periode van 16 weken voorafgaand aan de verkiezingen niet kan worden volgemaakt.

Vraag 4

Wat zou de snelste manier zijn om een wetswijziging tot stand te brengen zodat deze onbedoelde vorm van discriminatie op grond van zwangerschap uit de wet gehaald wordt? Bent u bereid stappen te nemen om deze wetswijziging tot stand te brengen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Hoewel zoals hiervoor is toegelicht van discriminatie van zwangere vrouwen geen sprake is, acht ik een wijziging van artikel X 10, eerste lid, wenselijk, omdat ik van mening ben dat tijdelijk ontslag en vervanging gedurende de gehele zittingsperiode en dus ook in de laatste zestien weken mogelijk moet worden gemaakt. Ik ben bereid daartoe een separaat wetsvoorstel in voorbereiding te nemen en zal ernaar streven het wetsvoorstel op korte termijn aan uw Kamer aan te bieden. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat de werkbelasting van raadsleden de afgelopen jaren is toegenomen. Ik draag er graag aan bij dat deze belasting in een vaak intensieve periode van het raadswerk niet wordt versterkt door de afwezigheid van een raadslid wegens zwangerschap of ziekte.

Vraag 5

Is het, op grond van artikel 57a van de Grondwet, mogelijk om vanwege adoptie gebruik te maken van artikel X10 van de Kieswet? Bent u bereid opnieuw te bekijken of deze mogelijkheid in de wet opgenomen kan worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Artikel X 10 van de Kieswet is de uitwerking van de grondwettelijke bepaling waarin het mogelijk is gemaakt om uitsluitend bij ziekte of zwangerschap tijdelijk ontslag te nemen en een vervanger te benoemen. Het is dus voor een volksvertegenwoordiger niet mogelijk om in geval van adoptie gebruik te maken van artikel X 10 van de Kieswet omdat daarvoor de grondslag in artikel 57a van de Grondwet ontbreekt. Aan een wijziging van artikel X 10 zou een wijziging van de Grondwet vooraf moeten gaan.

Bij de eerdere wijziging van de Grondwet is de mogelijkheid van tijdelijk ontslag bij adoptie aan de orde geweest. In de eerste lezing van de Grondwetsherziening heeft de regering het standpunt verwoord dat de regeling, naast zwangerschap, tevens een vervangingsmogelijkheid wegens ziekte diende te omvatten, maar dat – ook gelet op het bijzondere van het ambt van volksvertegenwoordiger – verdere verruimingen niet aangewezen waren. Het persoonlijke karakter van het ambt stelt beperkingen aan de mogelijkheid van vervanging, zo stelde de regering (Kamerstuk 28 727, nr. 6, blz. 5).

In de behandeling in de Eerste Kamer is dat door de regering verder toegespitst: «De fysieke onmogelijkheid vormt tegelijkertijd een afgrenzing ten opzichte van andere, door sommigen gewenste redenen om tot een vervangingsregeling over te gaan, bijvoorbeeld het adoptieverlof of het ouderschapsverlof. De regering beperkt het tot de fysieke onmogelijkheid die iemand ondervindt om zijn functie te kunnen uitoefenen».

Ik zie nu geen aanleiding om tot een ander standpunt te komen en dus voor deze aangelegenheid een Grondwetswijziging voor te stellen.

Naar boven