Vragen van het lid Özütok (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Waarom dode mensen post van de belasting krijgen» (ingezonden 1 mei 2018).

Antwoord van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 29 juni 2018)

Vraag 1

Kent u het bericht «Waarom dode mensen post van de belasting krijgen»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat een DigiD van een persoon die overleden is, blijft bestaan? Zo ja, waarom en hoe lang blijft zo’n DigiD bestaan?

Antwoord 2

Ja, een DigiD wordt niet automatisch opgeheven na het overlijden van een persoon. Een DigiD wordt automatisch opgeheven nadat het drie jaar niet is gebruikt. Het uitgangspunt is dat overheidsorganisaties stoppen met het leveren van diensten aan het betreffende BSN zodra zij de melding van overlijden krijgen. Mocht een nabestaande het DigiD-account eerder willen opheffen dan na drie jaar, dan kan deze telefonisch of schriftelijk een verzoek daartoe indienen bij DigiD.

Vraag 3

Hoe kan het dat personen die overleden zijn, en waarvan een melding van overlijden aan de gemeente is doorgegeven, na het overlijden toch (digitale) post blijven ontvangen?

Antwoord 3

De problematiek is complex.

Met het overlijden gaan rechten en plichten over op de nabestaande(n), bijvoorbeeld rondom de fiscale afwikkeling van de erfenis of de APK-keuring van de auto van de overledene. De overheid weet niet altijd, bijvoorbeeld als er geen testament of verklaring van erfrecht bekend is, welke nabestaande verantwoordelijk is voor de afwikkeling van rechten en plichten van de overledene. Desalniettemin moet er nog wel aan plichten worden voldaan. De overheid verzendt de berichten om er voor te zorgen dat de nabestaande(n) aan deze plichten kan voldoen en ook een beroep kan doen op bepaalde rechten (bijvoorbeeld te veel betaalde heffingen). Idealiter adresseert de overheidsorganisatie deze berichten aan «de erven/nabestaanden van». Voor fysieke berichten is dit een gangbare en geaccepteerde procedure. Voor digitale berichten is dit echter problematisch omdat de nabestaanden geen toegang tot de berichtenbox hebben.

Daarnaast kan het voorkomen dat berichten al zijn verzonden (en/of zijn klaargezet voor verzending) voordat de melding van het overlijden bij de verantwoordelijke overheidsorganisatie bekend was. Deze berichten komen dan na het overlijden van de geadresseerde binnen.

Tot slot zetten (nog) niet alle overheidsorganisaties de melding van overlijden (meteen) om in een stopzetting van de digitale verzending van berichten. Ik wil binnenkort met overheidsorganisaties afspraken maken om aan deze ongewenste situatie een einde te maken. (Zie ook mijn antwoord op vraag 7.)

Vraag 4

Wat moet een nabestaande doen wanneer een overheidsinstantie, ondanks dat het overlijden is doorgeven, toch (digitale) post van de overheid blijft ontvangen?

Antwoord 4

Dit is afhankelijk van de overheidsinstantie die de post verstuurt. Als een nabestaande zich bij de overheidsinstantie meldt om dit onder de aandacht te brengen kan die in veel gevallen het verzenden van berichten naar de overledene stoppen. Daarbij zal dan moeten worden aangegeven naar wie de berichten wel verzonden dienen te worden. Dat is in het belang van zowel de nabestaanden als van de overheid.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het erg ongelukkig en onwenselijk is dat overheidsinstanties naar elkaar verwijzen wanneer nabestaanden contact opnemen met een overheidsinstantie met het verzoek om de (digitale) post voor de overleden persoon stop te zetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ja, zeker voor nabestaanden is dat erg ongelukkig.

Vraag 6

Welke instantie is eindverantwoordelijk voor het fatsoenlijk oplossen van problemen die ontstaan doordat overheidsinstanties naar elkaar verwijzen wanneer nabestaande proberen om de (digitale) post stop te laten zetten?

Antwoord 6

Uiteindelijk maken overheidsorganisaties hierin, binnen hun specifieke verantwoordelijkheid voor de eigen primaire processen, hun eigen afwegingen. Wanneer daardoor burgers in digitale dienstverlening structureel tussen organisaties vast komen te zitten of van de ene organisatie naar de andere worden verwezen gaat er echter iets mis. Vanuit mijn coördinerende rol acht ik het mijn verantwoordelijkheid om te voorkomen dat dit gebeurt, door overheidsbreed heldere, niet-vrijblijvende afspraken te maken, bijvoorbeeld rond het gebruik van de berichtenbox. Wanneer mij desondanks signalen bereiken, zoals in dit geval, zal ik partijen aanspreken op hun verantwoordelijkheid.

Vraag 7

Wat gaat u doen om te voorkomen dat nabestaande nog langer veel tijd moeten stoppen in het stopzetten van (digitale) post van personen die overleden zijn?

Antwoord 7

Dit is, zoals gezegd, complexe problematiek. Ik wil niet de illusie wekken dat dit eenvoudig structureel opgelost kan worden. Ik werk aan verschillende maatregelen, met twee verschillende doelen. Ten eerste voorkomen dat berichten worden geadresseerd aan overleden personen (waar nabestaanden onder kunnen lijden) en ten tweede een goede manier te vinden om berichten die na overlijden moeten worden verzonden goed af te leveren. Ik intensiveer het gesprek daarover met verzendende overheidsorganisaties, zodat op eenduidige en consequente manier met burgers wordt gecommuniceerd.

Meer concreet zijn de maatregelen waar ik aan werk:

  • Ik heb op korte termijn een rondetafelgesprek georganiseerd met (vertegenwoordigers van) overheidsorganisaties om te kijken wat, binnen de verantwoordelijkheid van eenieder, moet worden gedaan om deze specifieke problematiek aan te pakken. Daarin zal ik ook de onwenselijkheid van het versturen van digitale berichten naar overleden personen aan de orde stellen.

  • Ten aanzien van de bredere problematiek van het afhandelen van zaken met de overheid bij overlijden zorg ik ervoor dat relevante informatie nog beter en breder beschikbaar voor nabestaanden is. Op korte termijn ga ik onder andere in gesprek met de branchevereniging van uitvaartondernemingen om te onderzoeken welke rol uitvaartondernemers daarin kunnen spelen.

  • In het kader van het programma Machtigen onderzoek ik de haalbaarheid van een zogenaamde nabestaandenmachtiging, waarbij een daartoe aangewezen nabestaande toegang heeft tot de berichten van de overledene. Over het programma Machtigen zal ik de Kamer nog vóór het zomerreces nader informeren.

Naar boven