Vraag 1
Kent u het bericht op de website van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), waarbij
men aangeeft dat de leidraad vervroegd aflossen hypotheken (volgend uit de Mortgage
Credit Directive, MCD), niet van toepassing is bij rentemiddeling?1
Vraag 2, 3 en 4
Hoe moet de mededeling van de AFM op haar website worden gezien in relatie tot andere
uitingen in de media waar een woordvoerder van de AFM zegt «Het financiële nadeel
dat hypotheekverstrekkers sinds de invoering van de MCD op 14 juli in rekening mogen
brengen bij het vervroegd aflossen, oversluiten én bij rentemiddeling, geldt ook voor
bestaande hypotheekklanten»?2
Hoe moet de mededeling van de AFM op haar website worden gezien in relatie tot de
antwoorden op eerdere vragen, waarin de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst
stelt dat de nieuwe regels ook van toepassing zijn op rentemiddeling (antwoord op
vraag3?
Bent u bereid om op zeer korte termijn met de AFM in gesprek te gaan om de ontstane
onduidelijkheid weg te nemen en er geen misverstand over te laten bestaan dat ook
bij rentemiddeling alleen het financiële nadeel in rekening mag worden gebracht en
geen verdere boetes of kosten? Kunt u dit dan ook terugkoppelen aan de Kamer en de
communicatie hierover richting consumenten starten?
Antwoord 2, 3 en 4
Op 14 juli 2016 is de Mortgage Credit Directive (MCD) geïmplementeerd in onder andere
de Wet op het financieel toezicht (Wft), het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen
Wft (BGfo) en het Burgerlijk Wetboek. In de nieuwe wet- en regelgeving is opgenomen
dat de vergoeding die een aanbieder vraagt voor vervroegde aflossing van een hypothecair
krediet voortaan niet hoger mag zijn dan het werkelijk geleden financiële nadeel dat
de aanbieder heeft bij vervroegde aflossing.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft na de implementatie van de MCD aan kredietverstrekkers
gevraagd op welke wijze zij de vergoeding bij vervroegd aflossen berekenen. Naar aanleiding
hiervan heeft de AFM een leidraad opgesteld waarin enkele uitgangspunten zijn geformuleerd
op basis waarvan kredietverstrekkers de vergoeding kunnen berekenen. De AFM heeft
bij de totstandkoming van deze leidraad met diverse partijen gesproken, waaronder
De Nederlandsche Bank, de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars,
Vereniging Eigen Huis, de Consumentenbond en de Autoriteit Consument en Markt.
Uit gesprekken met de sector is gebleken dat er meerdere interpretaties bestaan over
de vraag of de regels met betrekking tot vervroegd aflossen (artikel 81c BGfo) en
de leidraad van de AFM ook van toepassing zijn op de kosten die kredietverstrekkers
bij rentemiddeling in rekening brengen bij hun klanten. Bij rentemiddeling wordt niet
direct een vergoeding betaald door de klant, maar wordt een nieuwe rente overeengekomen
die de klant gaat betalen over een nieuwe rentevast periode. Er zijn methodes waarbij
de vergoeding wordt uitgesmeerd over de looptijd van de nieuwe rentevast periode en
er zijn methodes waarbij de oude rente en de nieuwe rente gemiddeld worden. Kredietverstrekkers
hebben aangegeven dat de consument bij rentemiddeling feitelijk niets aflost van het
hypothecair krediet. De regels die zien op de berekening van de vergoeding voor vervroegde
aflossing zijn daarom niet van toepassing. Juridisch gezien is deze analyse juist,
waardoor het huidige wettelijk kader en daardoor de uitgangspunten in de leidraad
niet van toepassing zijn op rentemiddeling.
Zoals ik in eerdere berichten aan uw Kamer heb aangegeven vind ik het onwenselijk
als kredietverstrekkers bij rentemiddeling een hogere vergoeding dan het financieel
nadeel in rekening brengen bij de consument. Ik ben daarom een wijziging van de regelgeving
aan het voorbereiden, zodat ook bij rentemiddeling niet meer dan het financieel nadeel
in rekening mag worden gebracht. Op korte termijn zal een voorstel tot wijziging van
het BGfo openbaar worden geconsulteerd en zal ook uw Kamer, evenals de Eerste Kamer,
middels een voorhangprocedure bij het proces betrokken worden.
De AFM heeft aangegeven een onderzoek te starten naar de vergoeding die in rekening
wordt gebracht bij rentemiddeling en bij oversluitingen van de rentevast periode bij
de huidige kredietverstrekker. Als uit het onderzoek blijkt dat de vergoeding hoger
is dan het financieel nadeel dan zal de AFM in het licht van de voorgestelde wetswijziging
kredietverstrekkers hier op aanspreken. Indien nodig zal de AFM verduidelijking bieden
over de berekening van de vergoeding.