Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie, van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de MH17 (ingezonden 17 januari 2017).

Antwoord van Minister Blok (Veiligheid en Justitie), mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 17 februari 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1191.

Vraag 1

Herinnert u zich dat u over art. 68 Grondwet aan de Kamer schreef: «Als het Kamerlid vasthoudt aan zijn verzoek, kan de bewindspersoon de gevraagde inlichtingen uiteindelijk alleen weigeren met een beroep op het belang van de staat, nadat hij dit aan de orde heeft gesteld in de ministerraad»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Herinnert u zich dat u verschillende keren gevraagd bent om de volgende documenten te delen met de Tweede Kamer:

  • a. de interviewverslagen met de sleutelinformanten van het WODC-onderzoek naar het handelen van de regering na het neerhalen van de MH17, uitgevoerd door de universiteit Twente;

  • b. de concept-interviewverslagen – van het ditzelfde WODC onderzoek – zoals zij zijn teruggestuurd door de bewindspersonen aan de onderzoekers;

  • c. de Joint Investigation Team (JIT) overeenkomst MH17 (inclusief wijzingen en verlengingen)?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Kunt u aangeven of u voor elk van de gevraagde documenten een toetsing aan artikel 68 van de Grondwet uitgevoerd heeft door het aan de orde te stellen in de ministerraad? Zo ja, kunt u dan voor elk van de toetsingen aangeven

  • I. op welke datum die uitgevoerd is door het kabinet,

  • II. wat de uitkomst was,

  • III. welk belang van de staat zich tegen het integraal sturen aan het parlement verzette,

  • IV. welk belang van de staat zo groot was dat de documenten niet gedeeltelijk aan het parlement verstrekt konden worden,

  • V. welk belang van de staat zo groot was dat de documenten niet vertrouwelijk aan het parlement gestuurd zijn?

Antwoord 3

Ten aanzien van de in vraag 2 genoemde informatie heb ik uw Kamer meerdere malen toegelicht waarom ik van mening ben dat die informatie niet (vertrouwelijk) met uw Kamer kan worden gedeeld. Ten aanzien van de (concept) interviewverslagen heb ik uiteengezet dat aan de geïnterviewden is toegezegd dat hun gesprek strikt vertrouwelijk zou zijn en blijven. Die vertrouwelijkheid was nodig om geïnterviewden in een veilige omgeving hun verhaal te kunnen laten doen en daarmee om de validiteit van het onderzoek te waarborgen. De schriftelijke aantekeningen van de onderzoekers die de gesprekken hebben gevoerd en de verslagen die van de gesprekken zijn gemaakt, worden uitsluitend bewaard met het oog op de wetenschappelijke controleerbaarheid van het onderzoek. Daartoe zijn de schriftelijke aantekeningen en het verslag alleen onder strikte voorwaarden van geheimhouding toegankelijk en uitsluitend vanuit het oogmerk om de wetenschappelijke validiteit/kwaliteit te controleren. De verslagen worden niet voor de Kamer openbaar gemaakt of vertrouwelijk ter inzage gelegd, omdat dit strijdig is met de afspraak tussen de Universiteit Twente en de geïnterviewden dat hun verslag enkel voor wetenschappelijke controleerbaarheid zou kunnen worden ingezien. Het schenden van deze afspraak zou vanuit het oogpunt van wetenschappelijke ethiek niet correct zijn jegens de geïnterviewden en bovendien een bedreiging vormen voor de validiteit van toekomstig onderzoek. Zie voor deze toelichting onder meer Kamerstuk 33 997, nrs. 58 en 70, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nrs. 2771 en 3563 en Kamerstuk 28 362, nr. 10.

De JIT-overeenkomst leent zich niet voor openbaarmaking omdat hierin operationele afspraken over een lopend strafrechtelijk onderzoek zijn vastgelegd. Vanzelfsprekend hecht Nederland eraan dat het onderzoek niet wordt geschaad en dat dit in vertrouwelijkheid kan plaatsvinden. Zie voor mijn eerdere toelichting op dit onderwerp onder meer Kamerstuk 33 997, nr. 30, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nrs. 267 en 881 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nrs. 2771 en 3563 en Kamerstuk 28 362, nr. 10.

Zoals volgt uit de brief van mijn ambtsgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet (Kamerstuk 28 362, nr. 2), kunnen zowel de omstandigheid dat ten aanzien van informatie vertrouwelijkheid is toegezegd als het feit dat de informatie een rol speelt bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten eraan in de weg staan dat informatie met de Kamer wordt gedeeld. Uit de hierboven – en in de daar genoemde Kamerstukken – gegeven toelichting volgt dat deze situatie zich hier voordoet.

Gelet op de vragen 3 en 4 heb ik mijn voornemen om de gevraagde informatie in verband met bovenstaande redenen ook nu niet openbaar te maken, op 10 februari 2017 aan de orde gesteld in de ministerraad. De ministerraad heeft ermee ingestemd dat de gevraagde informatie niet aan de Kamer wordt verstrekt.

Vraag 4

Wilt u, gezien het feit dat er meerdere keren verzocht is om al deze documenten, dit formeel aan de ministerraad voorleggen en op elk van deze punten een toets uitvoeren op basis van artikel 68 van de Grondwet en het resultaat daarvan aan de Kamer meedelen?

Antwoord 4

Zie het antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Indien de JIT overeenkomst zelfs niet gedeeltelijk openbaar gemaakt kan worden, op welke wijze kan de Staten-Generaal zich er dan van vergewissen dan de JIT overeenkomst niet de volgende elementen bevat (waarnaar meerdere keren tevergeefs gevraagd is), die belemmerend zouden kunnen zijn voor het onderzoek en de waarheidsvinding:

  • clausules die een deelnemend land de mogelijkheid geven om bepaalde informatie in het onderzoek niet in te brengen,

  • clausules die een deelnemend land de mogelijkheid geven om de openbaarmaking van bepaalde informatie in de rechtszaak te blokkeren,

  • clausules die een deelnemend land de mogelijkheid geven om het gebruik van bepaalde informatie in de rechtszaak te blokkeren?

Antwoord 5

Zoals eerder aan uw Kamer toegelicht is ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17 een Joint Investigation Team (JIT) opgericht. In het JIT werken de opsporingsdiensten van Australië, Maleisië, Oekraïne, België en Nederland samen. De instelling van het JIT en de praktische en juridische invulling van het JIT zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen de betrokken opsporingsdiensten.

Een overeenkomst tot het instellen van een JIT heeft betrekking op de wijze en intensiteit van samenwerking in een strafrechtelijk opsporingsonderzoek en om die reden wordt de overeenkomst niet openbaar gemaakt.

Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd, onder meer in de antwoorden op schriftelijke vragen over de onderzoeken naar het neerhalen van vlucht MH17 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 267).

Vraag 6

Herinnert u zich dat de onderzoekers van de Universiteit Twente schreven: «De Nationale Politie heeft de onderzoekers geen inzage willen geven in de eigen, interne evaluatie van de crisisbeheersing rond vlucht MH17. De reden die hiervoor werd opgegeven is dat deze evaluatie nog niet was afgerond.»?2

Antwoord 6

Ja.

Vraag 7

Wie heeft opdracht gegeven voor de evaluatie, wanneer is de evaluatie gestart en welke periode bestrijkt deze evaluatie?

Antwoord 7

De interne evaluatie ziet op de eigen crisisorganisatie van de politie. De opdracht is gegeven door de toenmalig plaatsvervangend korpschef. De evaluatie bestrijkt de periode dat de Staf Grootschalig- en Bijzonder Optreden (SGBO) actief is geweest; van 17 juli 2014 tot en met 31 december 2015.

Vraag 8

Herinnert u zich dat u 10 maanden, later, in oktober 2016 schreef: «Deze interne evaluatie van de politie van de crisisbeheersing rond vlucht MH17 is op dit moment nog niet gereed.»?3

Antwoord 8

Ja.

Vraag 9

Is de interne evaluatie van de politie al gereed? Zo ja, kunt u deze aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wat is dan de reden van de enorme vertraging en wanneer verwacht u dat die evaluatie gereed zal zijn?

Antwoord 9

Het evaluatierapport is nog niet klaar. Ik stuur u zo snel mogelijk alvast de conceptconclusies en aanbevelingen.

Vraag 10

Kunt u zich herinneren dat u aangaf dat de «restore» van de mailbox van de toenmalig politiek assistent van de Minister van Veiligheid en Justitie over het jaar 2014 niets heeft opgeleverd?4

Antwoord 10

Ja, dit antwoord ziet op het vinden van een versie of versies van de Kamerbrief met aantekeningen van het Kamerlid Van der Steur, gestuurd tussen 28 mei en 2 juni 2014. Op dit specifieke punt heeft de «restore» niets opgeleverd. Dit betekent echter niet dat er in het geheel geen e-mailverkeer uit 2014 beschikbaar is.

Vraag 11, 12, 13

Hoe lang moeten volgens de archiefwet de mails in de mailbox van een politiek assistent van de Minister van V&J bewaard blijven?

Is de archiefwet overtreden nu blijkt dat mails uit die mailbox (nota bene uit het voor de MH17 cruciale jaar 2014!) gewist zijn?

Wat is de oorzaak van de overtreding van de archiefwet in dit geval?

Antwoord 11, 12, 13

Er zijn geen algemeen geldende uitspraken te doen over de bewaar- c.q. vernietigingstermijnen voor e-mails. Of een e-mail voor bewaring dan wel voor vernietiging in aanmerking komt, is afhankelijk van de waardering in een selectielijst. Het verwijderen van e-mail dat niet geschiedt op basis van de selectielijst is niet conform de Archiefwet.

Zoals in de brief aan uw Kamer van 16 september 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3563) aangegeven, zijn met het aanmerken van de casus MH17 als hotspot (tijdens een interdepartementaal overleg dat vanuit de NCTV was georganiseerd op 7 april 2016), bijzondere bepalingen gaan gelden ten aanzien van het bewaren van archiefbescheiden. Dit betekent dat niets vernietigd mag worden dat relevant is voor onderzoek en reconstructie. Hiermee wordt een nadere invulling van artikel 5, lid 1 sub e van het Archiefbesluit 1995 gegeven.

Op 6 juli 2016 heb ik uw Kamer per brief (Kamerstuk 34 362, nr. 25) gemeld dat het Kabinet in reactie op de motie Segers (Kamerstuk 34 362, nr. 21) dit jaar ingaat op de vraag welke aanpassingen van de regelgeving, waaronder de Archiefwet 1995, in het licht van de digitalisering van de informatiehuishouding noodzakelijk of gewenst lijken ten behoeve van een geordende toegankelijke staat van de archieven.

Vraag 14

Wie is verantwoordelijk voor overtreding van de archiefwet in dit geval?

Antwoord 14

In algemene zin geldt dat bij strijdigheid met bepalingen uit de Archiefwet 1995, de Minister van Veiligheid en Justitie als zorgdrager eindverantwoordelijk is.

Vraag 15

Zijn er andere stukken, mails of andere zaken rond de MH17 die niet (meer) gearchiveerd kunnen worden omdat ze gewist zijn, zoek zijn of verloren zijn gegaan?

Antwoord 15

Op dit moment wordt bij de verschillende archiefvormers die betrokken waren bij de ramp met de MH17 een eenduidige aanpak gehanteerd om de beschikbare en relevante informatie in kaart te brengen. Iedere betrokken overheidsorganisatie blijft zelf verantwoordelijk voor de inhoud en de volledigheid van de informatie conform de geldende wet- en regelgeving.

Ik verwacht dat het project dat deze aanpak coördineert op 1 oktober 2017 is afgerond. Conform de toezegging in de Kamerbrief (Kamerstuk 33 997, nr. 89) wordt de Kamer voor het zomerreces geïnformeerd over de voortgang van het project.

Vraag 16

Herinnert u zich dat u geen andere voorbeelden (dan de MH17) kon noemen van een vliegtuigongeval in Europa in de afgelopen tien jaar waarbij de onderzoekers radardata wilden hebben, maar ze niet kregen?

Antwoord 16

Ja.

Vraag 17

Herinnert u zich dat de Russische Federatie nota bene tijdens het Tweede Kamerdebat over MH17 de radargegevens van de MH17 overhandigde aan Nederland?

Antwoord 17

Ja.

Vraag 18

Is ondertussen vastgesteld of het gaat over authentieke, ruwe, primaire radargegevens van de MH17?

Antwoord 18

Het OM heeft laten weten dat het aangeleverde materiaal zorgvuldig en uitgebreid wordt onderzocht.

Voor informatieuitwisseling tussen luchtverkeersleidingsorganisaties wordt vaak het ASTERIX-format gebruikt, ontwikkeld door Eurocontrol. ICAO stelt hier geen verplichting voor, maar noemt in een handleiding het ASTERIX-format als nuttig format. Dit format is inmiddels internationaal breed geaccepteerd. Uit verschillende Russische overheidspublicaties blijkt dat de Russische Federatie in andere gevallen wel gebruik maakt van de ASTERIX-standaard.

De Russische data zijn aangeleverd in een afwijkend format. Om de beelden te kunnen analyseren hebben de Russische autoriteiten een softwarepakket meegeleverd, Russischtalig en zonder handleiding voor het gebruik hiervan. Pas na vertaling en uitvoering van noodzakelijke, maar tijdsintensieve tests op functionaliteit en betrouwbaarheid van de software konden de data worden geanalyseerd. Op de overgedragen data is minder te zien dan wanneer het materiaal aangeleverd zou zijn volgens de ASTERIX-standaard. Over de authenticiteit en nauwkeurigheid van de verstrekte data kan daarom nog geen uitspraak worden gedaan.

Het OM heeft de justitiële autoriteiten van de Russische Federatie naar aanleiding daarvan inmiddels in een brief laten weten dat een aanvullend rechtshulpverzoek zal worden gestuurd.

Het OM heeft tijdens de presentatie van de onderzoeksresultaten van het JIT in september 2016 al aangegeven dat het feit dat de BUK niet op radarbeelden te zien is, niet betekent dat deze daar ook niet gevlogen heeft.

Vraag 19

Kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) ook de beschikking krijgen over deze radargegevens, aangezien dit nieuwe belangrijke informatie betreft en zij dan mogelijk kan besluiten om het onderzoek te heropenen?

Antwoord 19

Het OM heeft de informatie die op 26 oktober 2016 van de Russische Federatie is verkregen, reeds met de OVV gedeeld.

Vraag 20

Kunt u aangeven of de volgende punten uit VN Veiligheidsraadsresolutie 2166 over MH17 zijn uitgevoerd:

  • «9. Calls on all States and actors in the region to cooperate fully in relation to the international investigation of the incident, including with respect to immediate and unrestricted access to the crash site as referred to in paragraph 6

  • 11. Demands that those responsible for this incident be held to account and that all States cooperate fully with efforts to establish accountability.

  • 13. Welcomes the full cooperation of the United Nations offered by the Secretary-General in this investigation, and requests the Secretary-General to identify possible options for United Nations support to the investigation and to report to the Security Council on relevant developments;»?

Antwoord 20

De OVV heeft het internationale onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17 succesvol afgerond. De OVV heeft sluitende conclusies getrokken over de toedracht en heeft daartoe medewerking ontvangen van regionale actoren. In zijn rapport beschrijft de OVV op welke manier het onderzoek is uitgevoerd en welke medewerking ze hebben ontvangen (OVV, MH17 onderzoeksverantwoording).

Zoals bekend is het strafrechtelijk onderzoek naar degenen die verantwoordelijken zijn voor het neerhalen van MH17 nog in volle gang. De eerste resultaten van het onderzoek werden op 28 september 2016 aan de nabestaanden gepresenteerd. Het is niet bekend hoe lang het onderzoek nog zal duren.

De secretaris-generaal van de VN is door Nederland geïnformeerd over de eerste resultaten van het strafrechtelijk onderzoek. De secretaris-generaal heeft deze resultaten verwelkomd. Ook sprak de secretaris-generaal zijn steun uit voor het onderzoek van het JIT en riep opnieuw alle landen op volledige medewerking te verlenen, in lijn met VN Veiligheidsraadresolutie 2166.

Vraag 21

Op welke wijze bent u van plan het onderzoek naar de daders van MH17 en de berechting van daders aan de orde te stellen in de VN Veiligheidsraad, nu Italie en Nederland sinds 1/1/2017 samen twee jaar lid zijn van de Veiligheidsraad?

Antwoord 21

Nederland heeft zich vanaf het begin ingezet voor betrokkenheid van de VN Veiligheidsraad. Mede door de inspanningen van Nederland is VN Veiligheidsraadresolutie 2166 aangenomen. Nederland heeft zich ook ingezet voor het oprichten van een door de VN Veiligheidsraad gemandateerd tribunaal, dat uiteindelijk verhinderd is door een veto van Rusland.

Het lidmaatschap van de VN Veiligheidsraad biedt Nederland de gelegenheid op het hoogste niveau bij de VN mee te praten en mee te beslissen. Uiteraard zal Nederland het lidmaatschap ook aangrijpen om zich sterk te blijven maken voor de uitvoering van VN Veiligheidsraadresolutie 2166.

Vraag 22

Welke vooruitgang is de afgelopen maanden geboekt bij het formuleren van een vervolgingsstrategie?

Antwoord 22

Zoals in een brief aan uw Kamer van 24 oktober 2016 is gemeld worden verschillende opties uitgewerkt voor vervolging en berechting van de daders van het neerhalen van vlucht MH17 (Kamerstuk 29 754, nr. 403). Samen met de JIT-landen worden twee opties nader uitgewerkt: een op te richten internationaal tribunaal of nationale vervolging in en door een van de JIT-landen. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat naar Nederland zal worden gekeken bij een keuze voor nationale vervolging door één van de JIT-landen. Voor beide vervolgingsopties wordt onderzocht of, en zo ja welke, aanpassingen van nationale wetgeving nodig zijn.

De keuze voor het meest effectieve strafrechtelijke vervolgings- en berechtingsmechanisme zal gemaakt worden zodra het strafrechtelijk onderzoek dat toelaat.

Vraag 23

Kunt u deze vragen een voor een (inclusief de deelvragen) en binnen de reguliere termijn beantwoorden?

Antwoord 23

De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.


X Noot
1

Antwoorden op de vragen uit de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken in een nader schriftelijk overleg over de toepassing van artikel 68 van de Grondwet, 13/1/2017.

X Noot
2

Pag. 58 van Evaluatie nationale crisisbeheersingsorganisatie MH17, december 2015.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, nr. 3563, vergaderjaar 2015–2016.

X Noot
4

idem.

Naar boven