Vragen van de leden Aukje deVries en De Boer (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de inkrimping dienstregeling veerdienst Vlieland en Terschelling (ingezonden 5 juli 2013).

Nader antwoord van Staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 19 september 2013).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Brandbrief Terschelling naar Minister over veerbootkwestie»?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op de brandbrief van de gemeenteraad van Terschelling, die volgens het artikel ook naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gestuurd is?

Vraag 3

In hoeverre vindt u het acceptabel dat in de komende winter honderden afvaarten van de veerboot en sneldienst worden geschrapt, met ingrijpende gevolgen voor de eilanders, toeristen en het bedrijfsleven op de eilanden (op bijvoorbeeld Vlieland mogelijk nog maar twee gewone afvaarten per dag)? Hoe past dit bij de lijn die u uiteengezet heeft in antwoorden op eerdere vragen over de dienstregeling?2 In hoeverre mogen de opbrengsten en verliezen van de eilanden onderling met elkaar verrekend worden op deze wijze?

Vraag 4

Wat is de uitkomst van de externe toetsing van de cijfers van Doeksen die op basis van het ODC (Openbare Dienst Contract) nodig zijn om de dienstregeling eventueel aan te kunnen passen? Tot welke conclusie leidt dit bij het Ministerie voor Infrastructuur en Milieu en/of Rijkswaterstaat (die onderdeel uitmaakt van de zogenaamde Commissie Bootdiensten)?

Vraag 5

Vindt u het belangrijk dat er transparantie is als het gaat om de exploitatie van Doeksen? Is daadwerkelijk inzichtelijk hoe de winst en verliesstromen lopen ten aanzien van het vervoer naar de eilanden binnen alle BV’s die er zijn? In hoeverre is er in de cijfers rekening gehouden met andere inkomsten op de veerboten (bijvoorbeeld horeca) op de boten naar Terschelling en Vlieland? In hoeverre is er bij de beoordeling van de cijfers ook rekening gehouden met de verrekening tussen de verschillende BV’s van «Doeksen» (bijvoorbeeld het bedrag voor de huur of lease van de boten)? Indien met deze zaken geen rekening is gehouden, waarom is de vraagstelling aan het externe bureau hierin te kort geschoten en bent u bereid om dit nader te onderzoeken en de inzichten (op hoofdlijnen) met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Welke rol ziet u voor uzelf om dit langslepende conflict op te lossen? Welke acties kunt en wilt u nog nemen, bijvoorbeeld richting de betrokken partijen?

Vraag 7

Welke actie heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) ondernomen naar aanleiding van uw verzoek om aan te dringen op versnelde behandeling van de zaak bij het Europese Hof van Justitie? Wat is het antwoord van het Europese Hof geweest?

Vraag 8

Kunt u de Tweede Kamer zo snel mogelijk informeren over de uitkomsten van het overleg in de Commissie Bootdiensten van 5 juli a.s.?

Nader antwoord

Uw commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft mij gevraagd de Kamer medio september nader te informeren over de laatste stand van zaken inzake het dossier veerdiensten naar Terschelling en Vlieland. Dit naar aanleiding van mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Aukje de Vries en De Boer van begin juli3.

Zoals ik in de antwoorden op de Kamervragen heb aangegeven, heb ik begin juli met de bestuurders van de gemeenten Vlieland en Terschelling afgesproken alle mogelijke maatregelen te onderzoeken en voor het eind van de zomer nadere afspraken te maken. Doel daarvan is te voorkomen dat de door Doeksen/TSM voorgestelde gewijzigde winterdienstregeling per 1 oktober zou worden ingevoerd. Dat voorstel heeft ingrijpende maatschappelijke gevolgen en dat vraagt zorgvuldige afweging. Overigens heeft TSM niet het recht de dienstregeling aan te passen zonder instemming van de overheden als contractpartijen.

De tijd voor het onderzoek bleek te krap, vooral om samen met bewoners en ondernemers van de eilanden te zoeken naar alternatieven voor de door TSM voorgestelde gewijzigde dienstregeling.

Na overleg met de betrokken overheden heeft TSM besloten de invoering van de aangepaste winterdienstregeling in elk geval met een maand uit te stellen tot 1 november en is afgesproken de onderzoekperiode te verlengen tot uiterlijk 1 oktober aanstaande. De betrokken partijen zijn gedreven om snel tot een oplossing te komen. Om deze reden is een onafhankelijk procesbegeleider aangesteld, met de opdracht om deze maand te onderzoeken welke maatregelen genomen kunnen worden, en de besluitvorming voor te bereiden.

Ik zal u zo spoedig mogelijk nader informeren over de resultaten.


X Noot
1

Harlinger Courant, d.d. 28 juni 2013

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2556

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2854

Naar boven