Vragen van het lid Van der Steur (VVD) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het persbericht «pooier vrij, slachtoffer duikt onder» (ingezonden 24 maart 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 28 april 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1749.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht over de vrijlating van mensenhandelaar Choukri S.?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de vrijlating voor het slachtoffer onverteerbaar is?

Antwoord 2

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was in deze zaak van oordeel dat er geen gronden meer waren om de voorlopige hechtenis van de verdachte voort te laten duren. Op 4 april 2014 heeft het gerechtshof de verdachte vrijgesproken van bijna alle tenlastegelegde feiten. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.

Vraag 3

Wordt het slachtoffer tegen de mogelijke wraak van de verdachte beschermd?

Antwoord 3

Over eventueel genomen veiligheidsmaatregelen doe ik in het belang van de slachtoffers geen mededelingen.

Vraag 4

Is dit slachtoffer, en zijn de slachtoffers uit de eerdere strafzaken, over de vrijlating geïnformeerd?

Antwoord 4

Ja, de slachtoffers zijn door het OM tijdig geïnformeerd over de vrijlating van betrokkene.

Vraag 5

Wat is uw mening over de opmerkingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld in hierboven genoemd bericht over de te lage straffen en het ontbreken van een duidelijk afwegingskader voor de straftoemeting?

Antwoord 5

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft in haar rapporten gewezen op het belang van de ontwikkeling van oriëntatiepunten voor de straftoemeting bij mensenhandel. Ik heb in mijn brief van 25 februari 2013 aan uw Kamer gereageerd op deze aanbeveling.2 De ontwikkeling van oriëntatiepunten voor de straftoemeting is enkel mogelijk als er voldoende jurisprudentie en voldoende gegevens over de strafoplegging beschikbaar zijn. Tevens moet er sprake zijn van een bestendige praktijk waarin voldoende tijd is verstreken om de praktische uitwerking van een wettelijke bepaling te kunnen vaststellen. Binnen de rechtspraak heeft in 2012 wederom onderzoek naar de mogelijkheid tot ontwikkeling van oriëntatiepunten voor straftoemeting inzake mensenhandel plaatsgevonden. Over de conclusies hiervan heb ik uw Kamer eveneens in mijn brief van 25 februari 2013 geïnformeerd. De Raad voor de rechtspraak heeft toen aangegeven dat zodra het onderwerp verder is uitgekristalliseerd en er voldoende jurisprudentie is, opnieuw zal worden onderzocht of oriëntatiepunten voor de straftoemeting kunnen worden opgesteld.

Vraag 6

Welke concrete stappen hebt u naar aanleiding van deze zaak ondernomen of zult u ondernemen?

Antwoord 6

De waardering van feiten in individuele strafzaken is voorbehouden aan de rechter. Het is inherent aan de strafrechtspleging dat de zienswijze van het gerechtshof kan afwijken van de zienswijze van de rechtbank of het Openbaar Ministerie. Het vonnis in deze zaak is nog niet onherroepelijk. Het is dan ook te vroeg om te oordelen over eventuele stappen naar aanleiding van deze zaak.

Vraag 7

Zou onderhavige kwestie zich niet hebben voorgedaan als het wetsvoorstel dat voorziet in onmiddellijke tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf al van kracht zou zijn?

Antwoord 7

Het wetsvoorstel dat voorziet in de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van meer dan één jaar is vorig jaar in consultatie gegeven. De over het wetsvoorstel ontvangen adviezen worden op dit moment verwerkt. Dat maakt dat nu nog niet vaststaat hoe de regeling van dadelijke tenuitvoerlegging er precies uit zal komen te zien.

De toepassing van de regeling zoals die in het in consultatie gegeven wetsvoorstel is opgenomen, zou – indien zij in die vorm tot wet zou zijn verheven – in de onderhavige zaak niet tot een wezenlijk andere uitkomst hebben geleid. Het gerechtshof heeft de verdachte in deze zaak – anders dan de rechtbank – grotendeels vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Ook als de voornoemde regeling van dadelijke tenuitvoerlegging van kracht zou zijn geweest, zou naar verwachting sprake zijn geweest van de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte door het gerechtshof. De grondslag voor de detentie van betrokkene is met de vrijspraak voor het grootste deel van de tenlastegelegde feiten komen te ontvallen.


X Noot
1

«Pooier vrij, slachtoffer duikt onder», NRC Handelsblad, 19 maart 2014

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 28 638, nr. 96.

Naar boven