Vragen van het lid RemcoDijkstra (VVD) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister van Buitenlandse Zaken over schaarse grondstoffen (ingezonden 4 maart 2013).

Nader antwoord van minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 5 juli 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1971

Vraag 1

Heeft de Nederlandse overheid er voldoende zicht op welke schaarse grondstoffen kritiek zijn voor de Nederlandse economie? Zo ja, welke grondstoffen zijn dit?

Antwoord 1

In de CBS materiaalmonitor (gepubliceerd op 2 april 2013 en bijgevoegd)1 wordt ingegaan op a-biotische en biotische grondstoffen die op sectorniveau in kaart zijn gebracht. Het gaat hierbij om ruwe grondstoffen, halffabricaten en eindproducten die op kilogramniveau te achterhalen zijn. In het rapport wordt ook een schatting gegeven hoeveel kritische materialen geaggregeerd per sector worden verbruikt. Het gaat hierbij om de 41 metalen en industriële mineralen van de EU-lijst uit 2010, aangevuld met fosfaat, goud en tin. Deze EU-lijst, die dit jaar wordt herzien en voor het eerst biotische grondstoffen zal bevatten, weegt af welke materialen een aanvoerrisico kennen, de relevantie voor de belangrijkste sectoren binnen de EU en de mate van substitueerbaarheid. Daarmee vormen ze een goed uitgangspunt voor de Nederlandse situatie, omdat de Nederlandse economie veel exporteert naar EU-landen. Op basis van de EU-lijst en aanvullende materialen aangedragen vanuit het bedrijfsleven2, zal vanaf de zomer een verdiepend onderzoek in samenwerking met bedrijven en kennisinstellingen worden uitgevoerd. Ambitie van dit onderzoek is om zo feitelijk en nauwkeurig mogelijk te achterhalen waar in de Nederlandse economie deze materialen gebruikt worden.

Vraag 2

Wat is de strekking van het plan om bepaalde essentiële grondstoffen veilig te stellen en zo de kwetsbaarheid voor onze economie te verminderen?

Antwoord 2

De Grondstoffennotitie vormt de strategie om de kwetsbaarheid voor onze economie voor bepaalde essentiële grondstoffen te verminderen. Naast het goed in kaart brengen van de voor Nederland belangrijke grondstoffen zoals beschreven in het antwoord op vraag 1, worden er tegelijkertijd bilaterale contacten aangegaan met voor Nederland interessante grondstofrijke landen zoals Bolivia en Australië en belangrijke handelspartners zoals Duitsland en Frankrijk. Het kabinet zoekt hierbij aansluiting bij landen die meer marktmacht hebben in de a-biotische ketens. Door het bevorderen van internationale stabiliteit en het vergroten van transparantie over contracten en financiële stromen in grondstofrijke landen, dragen we actief bij aan het goed functioneren van grondstoffenmarkten. Daarnaast is de strategie is gericht op grondstoffenefficiëntie en innovatie om minder afhankelijk te worden van het buitenland. Dat dient wel binnen de draagkracht van de aarde plaats te vinden.

Vraag 3

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking met het bedrijfsleven? In welke mate zijn er reeds bilaterale afspraken gemaakt met herkomstlanden van kritieke grondstoffen (bijvoorbeeld analoog aan de Duitse Rohstoffallianz)?

Antwoord 3

Vele beleidsvelden waarbij samengewerkt wordt met het bedrijfsleven dragen bij aan grondstoffen voorzieningszekerheid, te noemen zijn het topsectoren en innovatie beleid, buitenlands economisch beleid en het ambassade netwerk en de green deal aanpak. Specifiek voor grondstoffen worden samen met het bedrijfsleven ronde tafelbijeenkomsten georganiseerd. Verder organiseert de overheid sinds 2010, in samenwerking met het Raw Materials Supply Platform, ieder jaar een internationale grondstoffenconferentie. Verder wordt in veel biotische grondstofketens al vele jaren actief opgetrokken met bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties om hele ketens te verduurzamen.

Handelspolitiek is in de eerste plaats een EU-competentie en het ligt dan ook voor de hand op dat niveau specifieke bilaterale afspraken te maken. De EU is actief op dat terrein. In aanvulling daarop initieert Nederland zelf samenwerking met derde landen. Voorbeelden daarvan zijn de Conflict Vrije Tinketen uit de DRC en de zich ontwikkelende relatie op de productie van Lithium – Ion batterijen met Bolivia. Daarnaast is Nederland overleg aangegaan met EU-lidstaten met nationale grondstoffenstrategieën zoals Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Finland en Zweden om deze strategieën op elkaar af te stemmen en samen te werken.

Met Duitsland wordt al langer samengewerkt vanwege de verwevenheid van de Nederlandse en Duitse economieën. Zo trekken beide landen gezamenlijk op richting de Europese Unie en kunnen Nederlandse bedrijven desgewenst nu ook inkopen via de Duitse Rohstoff Allianz. Deze samenwerking was ook onderwerp van gesprek tijdens de Nederlands-Duitse top in Kleef op 23 mei jongstleden.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

: FME-CVM, «Kritische materialen en de Nederlandse technologische industrie», april 2012

Naar boven