Vragen van de leden Ortega-Martijn en Wiegman-Van Meppelen-Scheppink (beiden ChristenUnie)
aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over kinderrechten op Bonaire, Sint Eustatius en Saba
(ingezonden 24 augustus 2012).
Mededeling van staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner (Volksgezondheid, Welzijn
en Sport) (ontvangen 28 september 2012).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de TV-uitzendingen1 over kinderrechten in Nederland die de IKON deze zomer heeft uitgezonden, waarbij
de laatste drie afleveringen (van 9, 16 en 23 augustus) over kinderen in Caribisch
Nederland gingen? Herinnert u zich de aangenomen motie over de kinderrechten binnen
het Koninkrijk?2
Vraag 2
Heeft u contact met UNICEF (Nederland) over het onderzoek «Koninkrijkskinderen» dat
zij verricht naar de situatie waarin de kinderen op deze eilanden opgroeien, en de
uitdagingen die deze kinderen en hun ouders daarbij tegenkomen?
Vraag 3
Erkent u de volledige verantwoordelijkheid voor de verwezenlijking van kinderrechten
op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba conform het VN-Kinderrechtenverdrag?
Zo ja, op welke wijze geeft u hier uitvoering aan? Bent u, conform de motie, met Curaçao,
Sint Maarten en Aruba in overleg getreden om tot een gemeenschappelijke ontwikkeling
en uitvoering van wetgeving en beleid, kennisuitwisseling, technische ondersteuning
en kinderbescherming te komen? Zo ja, op welke wijze heeft u hier aan voldaan? Zo
nee, waarom niet?
Vraag 4
Hoe verhoudt deze verantwoordelijkheid krachtens het VN-Kinderrechtenverdrag zich tot het onderscheid dat op veel punten wordt gemaakt – op basis van het
Statuut en de WOLBES en het bestuurlijk akkoord – en dat direct invloed heeft op de
toegang van kinderen en gezinnen tot basisvoorzieningen (zoals kinderbijslag)?
Vraag 5
Is dit onderscheid in overeenstemming met de Nederlandse Grondwet (art. 1) en het
VN-Kinderrechtenverdrag (art. 2)?
Vraag 6
Op welke manier organiseert u – als coördinerend minister – de contacten tussen de
vakministeries, om te waarborgen dat alle rechten van kinderen op de BES-eilanden
worden gewaarborgd conform het VN Kinderrechtenverdrag?
Vraag 7
Deelt u de eerste voorlopige conclusies die door verschillende deskundigen getrokken
worden in de uitzendingen van Spraakmakende Zaken over kinderen op de BES-eilanden
over de problemen waarmee zij geconfronteerd worden, zoals rond opvoeding, armoede,
onderwijs, toekomstkansen en tienerzwangerschappen?
Vraag 8
Bent u het eens met de constatering – zoals deze door deskundigen in Spraakmakende
Zaken werd geuit – dat verschillende kinderrechten op de BES-eilanden niet gewaarborgd
worden, zoals het recht op een adequate levensstandaard, het recht op ontwikkeling
en ontplooiing, het recht op vrije- tijdsvoorziening, het recht op adequaat onderwijs
en gezondheidszorg, het recht op bescherming tegen kindermishandeling en misbruik,
etc., en wat gaat u hieraan doen?
Vraag 9
Op welke manier onderhoudt u de komende periode contacten met zowel bewoners als gezagsdragers
op Bonaire, Sint Eustatius en Saba over de situatie van kinderen aldaar?
Vraag 10
Is de nu geschetste situatie van kinderen in Caribisch Nederland voor u aanleiding
om uw beleid te veranderen? Zo ja, is de nu geschetste kinderrechtensituatie op Caribisch
Nederland voor u aanleiding om concrete maatregelen te initiëren (vanuit verschillende
ministeries), zoals op het gebied van armoedebestrijding, bescherming tegen en hulp
bij kindermishandeling en geweld, vergroten van toekomstkansen voor kinderen, opvoedingsondersteuning
en schoolse en naschoolse mogelijkheden?
Vraag 11
Bent u bereid actie te ondernemen op basis van de aanbevelingen van het rapport «Koninkrijkskinderen»
dat UNICEF begin 2013 uitbrengt, in samenwerking met verantwoordelijke ministeries
en overheidsdiensten in Nederland en in Caribisch Nederland?
Mededeling
De vragen van de Kamerleden Ortega-Martijn (CU) en Wiegman-van Meppelen Scheppink
(CU) over kinderrechten op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (2012Z15343) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord.
De reden van het uitstel is dat blijkt dat nadere afstemming noodzakelijk is om tot
een gedegen antwoord te komen.
Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.
X Noot
1Spraakmakende Zaken (Paul Rosenmöller)