Vragen van het lid De Mos (PVV) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het artikel «DCMR: Odfjell lekte regelmatig benzeen» (ingezonden 3 november 2011).

Antwoord van staatssecretaris Atsma (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 22 november 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «DCMR: Odfjell lekte regelmatig benzeen»1, de website www.dcmr.nl2 en de website van de Haven Amsterdam3?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat benzeen en andere zogenaamde Vluchtige Organische Stoffen (VOS), stapelgiffen, die bij een minimaal contact al kankerverwekkend zijn, nooit in de open lucht terecht mogen komen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Benzeen is een zeer ernstige zorgstof. Europa heeft daarom voor benzeen als wettelijke grenswaarde 5 μg/m3 (jaargemiddelde) gesteld. Deze waarde is verwerkt in de Nederlandse milieuregelgeving.

Daarnaast valt benzeen onder het prioritaire stoffenbeleid van dit kabinet. Het streven is om voor dit soort ernstige zorgstoffen de concentratie in het milieu naar verwaarloosbaar risico te brengen. Voor benzeen is dat beneden 1 μg/m3.(jaargemiddelde). Benzeen is daarom een zogenaamde minimalisatieplichtige stof. Dit betekent dat bedrijven naast het voldoen aan de wettelijke grenswaarde een inspanningsverplichting hebben om tot een zo laag mogelijke uitstoot te komen. De regionale overheid, zijnde het bevoegd gezag, moet dit regelen in de omgevingsvergunning van het bedrijf.

Vraag 3

Bent u van mening dat er zo snel mogelijk een diepgaand onderzoek dient te komen, dat in kaart brengt of er in de Rotterdamse haven ook door schepen benzeen en/of andere Vluchtige Organische Stoffen worden uitgestoten? Zo ja, om welke hoeveelheden gaat dit? Hoe is daar met de handhaving op geanticipeerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Bij het laden en lossen door schepen van gevaarlijke stoffen zoals benzeen, zijn in de milieuvergunning voor de betreffende bedrijven zodanige eisen opgenomen (zoals bijvoorbeeld een dampretourinstallatie) dat emissies zo veel mogelijk voorkomen worden. Bij het IMO (International Maritime Organization) in Londen is ook een melding gedaan over dampverwerking bij Nederlandse terminals.

Tevens wordt de luchtkwaliteit in het Rijnmondgebied en in de Amsterdamse haven continue op meerdere punten gemeten om de vinger aan de pols te houden. Incidenten worden dan ook geregistreerd waarbij de inspectie zo nodig handhavend optreedt tegen bedrijven waar een omvangrijke emissie heeft plaatsgevonden.

Volgens de beschikbare meetgegevens is de wettelijke luchtkwaliteitseis van 5 μg/m3 niet overschreden.

Wel heeft er een piekemissie plaatsgevonden bij het bedrijf Odfjell. Wegens deze incidentele piekemissie en eerdere emissies waarbij benzeen vrijgekomen is, is er een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen Odfjell. Tegelijkertijd wordt dit bedrijf door het bevoegde gezag DCMR en door de inspectie van de rijksoverheid nauwlettend in de gaten gehouden. Ter voorkoming van dergelijke benzeenemissies heeft Odjfell een Plan van Aanpak opgesteld dat in uitvoering is genomen.

Ik acht dit continu monitoren in combinatie met het strafrechtelijk onderzoek en het optreden van de inspectie voldoende toereikend. Ik zie op dit moment geen noodzaak ander diepgaand onderzoek in te stellen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat alle havens in Nederland een systeem dienen te hebben, zoals het VentoClean-system in de haven van Amsterdam, waarmee benzeen en andere Vluchtige Organische Stoffen eventueel kunnen worden afgevangen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Bij de omgevingsvergunningverlening voor havenbedrijven die vluchtige organische stoffen overslaan uit (zee)schepen zal het bevoegd gezag eisen aan de overslaginstallaties stellen. De provincie Noord-Holland heeft als beleid om voor alle terminals dampterugwinningstechnieken voor te schrijven als daarmee economisch haalbaar VOS emissies te voorkomen zijn. In de afgelopen jaren is aan alle terminals met een opslag van meer dan 100 000 m3 de verplichting van het gebruiken van een dampterugwinninginstallatie opgelegd.

In het algemeen is het milieubeleid er op gericht om de Best Beschikbare Technieken door het bevoegd gezag te laten opnemen in de omgevingsvergunningen voor milieu. Het is beleid dat dampterugwinningsinstallaties in de havens meer en meer zullen worden geëist; zeker als daarmee omvangrijke VOS emissies op economisch haalbare wijze voorkomen worden.

Het Ventoclean systeem is een kleinschalig(er) systeem vooral bedoeld om binnenschepen die vluchtige organische stoffen hebben vervoerd, te kunnen ontgassen. Als er echter steeds vluchtige organische stoffen vervoerd worden is dat ontgassen niet nodig omdat bij het laden en lossen van benzine het gebruik van dampretourvoorzieningen vereist is. Dat laatste, de zogenoemde «dedicated vaart», komt het meeste voor. De eventuele emissie van vluchtige organische stoffen door de beperkte groep binnenschepen met wisselende vaart is niet zodanig dat een Ventocleansysteem wettelijk voorgeschreven is. Wel wordt dat systeem evenals gelijkwaardige systemen, gestimuleerd doordat het onder de Vamil/Mia regeling valt. Door de Vervroegde afschrijving van de milieu-investering (Vamil) of de Milieuinvesteringsaftrek regeling (Mia) is het eerder economisch haalbaar voor binnenschepen om een ontgassingsysteem aan te schaffen.


X Noot
1

http://www.Rijnmond.nl/Homepage/Nieuws?view = /News%2FDefault%2%F2011%2Foktober%FDCMR%3A%2011dfjell%2oktober%zorgmatig

%benzeen

X Noot
2

http://www.dcmr.nl/luchtkwaliteit/Maassluis.htm

X Noot
3

http://www.portofamsterdam.nl/smartsite24153.dws?highlight=118101110116111099108101097110

Naar boven