Vragen van het lid Peters (GroenLinks), van Bommel (SP), Voordewind (CU), Thieme (PvdD) en Pechtold (D66) aan de ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse zaken over de gerechtelijke uitspraak die de Staat aansprakelijk stelt voor de dood van drie mannen tijdens de genocide in Srebrenica (ingezonden 21 september 2011).

Antwoord van minister Rosenthal (Buitenlandse Zaken) en de minister van Defensie (ontvangen 10 januari 2012).

Vraag 1

Bent u bereid af te zien van cassatie tegen de uitspraak van het hof Den Haag van 5 juli 2011, die de Staat aansprakelijk houdt voor de dood van drie mannen tijdens de genocide in Srebrenica in 1995? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1

De uitspraak van het hof is juridisch-technisch gezien een tussenarrest. Het hof heeft in zijn uitspraak bepaald dat nog getuigen moeten worden gehoord over de wisseling van de rechters die in de procedure bij de rechtbank heeft plaatsgevonden. Pas nadat deze getuigen zijn gehoord zal het hof met een eindarrest komen. De hoofdregel is dat pas cassatieberoep mogelijk is wanneer het hoger beroep volledig is afgerond en er dus een eindarrest is van het hof.

Vraag 2

Bent u bereid namens de regering excuses te maken aan de nabestaanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord 2

Toenmalig Minister-President Kok stelde in 2002 bij het aftreden van het Kabinet: «Nederland neemt nadrukkelijk niet de schuld op zich voor de gruwelijke moord op duizenden Bosnische moslims. Wél wordt op deze wijze de politieke medeverantwoordelijkheid van Nederland voor de situatie waarin dit kon gebeuren zichtbaar gemaakt.» Deze woorden gelden voor het Kabinet.

Naar boven