Vragen van de leden Sterk , Koopmans en Omtzigt (allen CDA) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economie, Landbouw en Innovatie over voedselbanken (ingezonden 28 juni 2011).

Antwoord van staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 15 juli 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de brief die het bestuur van Stichting Voedselbanken Nederland aan de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestuurd heeft, waarin zij vraagt gebruik te kunnen maken van het EU-voedselhulpprogramma?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat 20 van de 27 EU landen, waaronder België, gebruik maken van dit programma, onder andere om hun voedselbanken te voorzien en dat Nederland niet meedoet?

Antwoord 2

Ja, dat klopt. Echter, het budget van het jaarprogramma 2011 wordt voor de helft benut door drie welvarende lidstaten, Frankrijk, Italië en Spanje. Dit sterkt mij in de overtuiging dat binnenlandse voedselhulp niet communautair geregeld zou moeten worden.

Vraag 3

Zou het logisch zijn, dat nu de Stichting Voedselbanken Nederland aangeeft, dat ook zij dit extra voedsel nodig heeft, om namens Nederland een aanvraag te doen om ook mee te doen aan dit programma?

Antwoord 3

Nee, het kabinet is niet voornemens deel te nemen aan het programma. Op 27 oktober 2010 (Kamerstuk 22 112, nr. 1078) bent u over het standpunt van het kabinet geïnformeerd.

Ondersteuning van voedselbanken is naar het oordeel van het kabinet geen zaak van de Europese Unie en is, vanwege het sterk sociale karakter, wat het kabinet betreft evenmin onderdeel van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De lidstaten dienen zelf te bepalen hoe in het levensonderhoud van behoeftigen wordt voorzien.

Voorts heb ik met belangstelling kennis genomen van de brief van de Voorzitters van Eerste en Tweede Kamer namens het parlement aan de vicevoorzitter van de Europese Commissie in het kader van de zogeheten «gele kaart»-procedure (uw kenmerk: 32553). Hierin staat dat beide Kamers der Staten-Generaal eveneens van oordeel zijn dat voedselhulp primair een zaak van de lidstaten is en niet van de Europese Unie.

Vraag 4

Bent u bereid om samen met de Stichting Voedselbanken Nederland om tafel te gaan zitten om te kijken op welke wijze deelname aan het EU-programma mogelijk is en de Kamer over de uitkomsten te berichten?

Antwoord 4

Gezien het antwoord op vraag 3, zie ik daar geen aanleiding toe.


X Noot
1

Brief d.d. 1-06-2011.

Naar boven