Vragen van de leden De Mos en Gerbrands (beiden PVV) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over met dioxine vervuilde wateren (ingezonden 11 maart 2011).

Antwoord van staatssecretaris Atsma (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 26 mei 2011) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2143).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel over besmette rivierpaling?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u van mening dat de betreffende met dioxine vervuilde wateren zo snel mogelijk moeten worden opgeschoond, teneinde te voorkomen dat er steeds meer besmette rivierpaling komt in deze wateren en mogelijk vele andere negatieve gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu zich kunnen ontwikkelen? Zo ja, wat zijn uw voornemens tot het opschonen van deze wateren?

Antwoord 2

Voor het waterkwaliteitsbeleid is de Kaderrichtlijn Water richtinggevend.

Door een stringente aanpak aan de bron, mede voortvloeiend uit internationale regelgeving, zijn emissies naar lucht en water van dioxines en dioxineachtige PCB’s vergaand teruggedrongen. De lozingen naar het oppervlaktewater zijn sinds 1990 met meer dan 90% afgenomen. Resterende emissies naar het milieu (afkomstig van chemische industrie, vuilverbrandingsinstallaties en afvalverwerkende bedrijven) worden verder teruggedrongen via toepassing van Best Beschikbare Technieken.

Met het terugdringen van de emissies van dioxines en dioxineachtige PCB’s naar het oppervlaktewater zijn de aanwezige verontreinigingen in de waterbodem hoofdzakelijk een gevolg van historische lozingen. Als gevolg van de stringente brongerichte maatregelen is de verwachting dat de kwaliteit van nieuw gevormd sediment geleidelijk aan verbetert. Deze kwaliteitsverbetering ijlt echter aanzienlijk na op de sanering van bronnen. Omdat dioxines en dioxineachtige PCB’s zich gemakkelijk ophopen in langlevende vette vis als de paling geldt dit mogelijk ook voor de concentraties van deze stoffen die in paling worden aangetroffen.

Het opruimen van alle historisch verontreinigde waterbodems in het benedenrivierengebied is geen optie: dat zou een enorme operatie vergen, is zeer kostbaar en gegeven de verwachte kwaliteitsverbetering op termijn ook niet overal kosteneffectief. In het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren zijn locaties opgenomen waar gedurende de planperiode 2010 – 2015 waterbodemmaatregelen worden genomen.

Op Europees niveau zijn dioxines met inbegrip van dioxineachtige PCB’s genomineerd om bij de komende herziening toegevoegd te worden aan de prioritaire stoffenlijst van de Kaderrichtlijn water. Opname op de lijst verhoogt de druk om ook in bovenstrooms gelegen landen aanvullende maatregelen te nemen om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Hiervan zal ook de kwaliteit in het benedenrivierengebied op termijn profijt hebben.

Vraag 3

Kunt u aangeven hoe lang deze wateren al zwaar vervuild zijn en waarom er kennelijk niet afdoende stappen zijn ondernomen om de paling; maar ook de andere visstanden in deze wateren, te beschermen?

Antwoord 3

Het gaat bij de waterbodems in het benedenrivierengebied hoofdzakelijk om een erfenis van historische emissies die de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden. Sinds er eind 2006 een strengere Europese voedselveiligheidsnorm geldt voor dioxines en dioxineachtige PCB's in consumptievis, waarbij deze voor paling is gesteld op maximaal 12 pg/g, is uit RIKILT /IMARES onderzoek gebleken dat paling uit het benedenrivierengebied niet aan de gewenste kwaliteit voldoet.

In het kader van de Kaderrichtlijn Water worden ook maatregelen genomen die noodzakelijk zijn voor het verbeteren van de visstanden in algemene zin; deze maatregelen hebben geen directe relatie met het oplossen van de dioxine-verontreiniging. Het gaat daarbij onder meer om het vispasseerbaar maken van kunstwerken, de aanleg van natuurvriendelijke oevers en nevengeulen die voor diverse vissoorten belangrijk zijn als paaiplaatsen. Juist voor de paling zijn deze maatregelen van zeer groot belang, nu de achteruitgang van de palingstand mede te wijten is aan het feit dat palingen niet vrij kunnen migreren door het watersysteem.

Voor de Kaderrichtlijn water worden van 2009 – 2015 voor ca. 350 miljoen euro maatregelen uitgevoerd voor de Rijkswateren. Voor «afdoende stappen» om de paling en andere soorten te beschermen is meer nodig. Op grond van het Regeerakkoord heb ik evenwel een deel van de voorgenomen maatregelen uit het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren getemporiseerd tot na 2015. Met mijn brief van 15 april 2011 (IENM/BSK-2011/48617) heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.

Vraag 4

Bent u bereid om de boetes voor illegale lozingen door chemische en metaalverwerkende industrieën fors, bijvoorbeeld met 500%, te verhogen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Resterende lozingen naar oppervlaktewater zijn niet de hoofdoorzaak van de verontreinigde situatie van het benedenrivierengebied. Van belang is wel dat emissies naar lucht en water waar dit kosteneffectief en redelijkerwijs mogelijk is verder worden teruggedrongen. Dit loopt via de vigerende vergunningverlening, waarbij toepassing van de Best Beschikbare Techniek (BBT) en geleidelijke aanscherping daarvan, en specifiek voor water de toepassing van de emissie-immissietoets, uitgangspunt is. Mede door de inspectie wordt via gerichte acties toegezien op naleving. Het fors verhogen van de boetes voor illegale waterlozingen acht ik in dat licht niet proportioneel en zal bovendien zijn doel voorbij schieten.


X Noot
1

AD, «Bleker verbiedt vangst rivierpaling», 9 maart 2011.

Naar boven