Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1857

Vragen van de leden De Nerée tot Babberich en Omtzigt (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Financiën over de dividendnota. (Ingezonden 28 januari 2010)

1

Kunt u bevestigen dat onder de wettelijke regeling tot 1 januari 2010 bij het uitbetalen van dividend een dividendnota moest worden uitgereikt en dat het niet, onjuist of onvolledig uitreiken daarvan op grond van artikel 68 Algemene wet inzake rijksbelastingen als een strafbaar feit werd aangemerkt? In hoeveel gevallen is wegens het niet uitbrengen van een dividendnota gedurende de afgelopen vijf jaar een vervolging ingesteld? Meer in zijn algemeenheid, is er enig inzicht in hoeveel gevallen er in het recente verleden nog dividendnota’s werden uitgebracht?

2

Kunt u bevestigen dat door een wetswijziging per 1 januari 2010 het niet, onjuist of onvolledig uitreiken van een dividendnota een beboetbaar feit is geworden? Is er, gezien de ervaringen uit het verleden en mede naar aanleiding van herhaalde uitlatingen van de zijde van uw ambtsvoorgangers dat het uitreiken van een dividendnota gedateerd is en aan herijking toe is, nog aanleiding vast te houden aan het vereiste om bij het uitbetalen van dividend een dividendnota uit te reiken?

3

Kunt u bevestigen dat er overgangsrecht in het leven is geroepen bij deze wetswijziging, inhoudende dat de nieuwe regels ook gelden voor de «verzuimen» ter zake van het niet, onjuist of onvolledig uitreiken van een dividendnota die hebben plaats gehad vóór 1 januari 2010? Is er aanleiding om aan deze materieel terugwerkende kracht vast te houden?

Antwoord

Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 10 maart 2010)

1

Het is juist dat het niet, onjuist of onvolledig uitreiken van een dividendnota tot 1 januari 2010 als een strafbaar feit werd aangemerkt op grond van artikel 68 Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Belastingdienst heeft mij laten weten niet bekend te zijn met enige vervolging in de afgelopen jaren voor deze feiten.

In zijn algemeenheid is er geen inzicht in de aantallen dividendnota’s die worden uitgereikt. Het uitreiken van dividendnota’s vindt over het algemeen plaats door financiële instellingen die dividend uitkeren aan cliënten waarvan de aandelen door de bank in depot worden gehouden. Dit speelt zich buiten het gezichtsveld van de fiscus af. Van een van de grote Nederlandse banken is bekend dat deze jaarlijks enkele miljoenen dividendnota’s uitreikt.

2

De huidige dividendnota kan worden gemoderniseerd. Ik heb daarom besloten dat de dividendnota elektronisch kan worden verstrekt. Met de e-dividendnota wordt bij financiële instellingen een aanzienlijke administratieve lastenverlichting bereikt.

Verder heb ik ook besloten dat er geen dividendnota meer hoeft te worden uitgereikt aan de directeur-grootaandeelhouder en in de situaties dat de deelnemingsvrijstelling of een fiscale eenheid van toepassing is. Deze versoepelingen hebben tot gevolg dat in deze situaties geen boetes zullen worden opgelegd.

Aan de dividendnota kan nog steeds een rol worden toegekend. De voorwaarden zullen echter, bij komende wetgeving, nader worden bezien en daar waar mogelijk versoepeld.

3

Voor een verzuim begaan vóór 1 januari 2010 wordt de strafrechtelijke afdoening slechts voortgezet indien strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 1 heeft de Belastingdienst mij echter laten weten niet bekend te zijn met enige vervolging voor deze feiten in de afgelopen jaren. In alle andere gevallen volgen verzuimen begaan vóór 1 januari 2010 het nieuwe bestuurlijke traject. Aan de materieel terugwerkende kracht voor deze gevallen wordt vastgehouden, omdat deze gunstiger is voor belanghebbende. Los van het verschil in strafrechtelijke en bestuurlijke afdoening is de nieuwe bestuurlijke boete namelijk lager.

Naar boven