Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

810

Vragen van het lid Gill’ard (PvdA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over overtredingen bij orgaandonatie. (Ingezonden 8 november 2007)

1

Kent u het artikel «Bijna altijd in overtreding»1

2

Was u op de hoogte van het feit dat in de praktijk van de orgaandonatie vaak overtredingen worden begaan? Zo ja, waarom heeft u deze praktijk laten voort bestaan? Hoe vaak komen deze overtreding per jaar voor? Zo neen, wat is uw reactie?

3

Deelt u de mening dat het niet realistisch is om voorbereidende handelingen voor donatie pas na het intreden van de dood (hersendood of hartdood) te doen plaatsvinden? Zou dat verlies van organen opleveren? Zo ja, wat bent u voornemens hiertegen te doen?

4

Wat is uw mening over de oplossing die wordt voorgesteld om de familie om een voorlopige toestemming te vragen, om zo het hiaat tussen de huidige praktijk en de wetgeving te dichten?

5

Deelt u de mening dat het gesprek over orgaandonatie met de familie van patiënten die geen geregistreerde donor zijn, al voor de dood (hersendood of hartdood) intreedt gehouden moet worden of kleeft hieraan een ethisch bezwaar? Zo ja, welk (ethisch) bezwaar zou naar voren gebracht kunnen worden?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Koşer Kaya (D66), ingezonden 2 november 2007 (nr. 2070804090), Kant (SP), ingezonden 2 november 2007 (nr. 2070804120) en Agema (PVV), ingezonden 7 november 2007, (nr. 2070804380).

Antwoord

Antwoord van minister Klink (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). (Ontvangen 4 december 2007)

1

Ja.

2 en 3

De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) heeft ons in de loop van dit jaar van de ontwikkelingen op de hoogte gesteld. Zoals ook aangegeven in reactie op de vragen van het lid Koşer Kaya (2070804090) en het Kant (2070804120) kwamen wij tot de conclusie dat de gevolgde werkwijze weliswaar in strijd zou kunnen zijn met de letter van de wet, maar dat deze, als het gaat om handelingen die niet belastend zijn en niet uitgesteld kunnen worden tot na het moment van overlijden, niet strijdig lijkt met de geest van de wet.

Met NTS is overleg gevoerd waarbij eerst is getracht te verkennen of met een interpretatie van de wet tot een oplossing kon worden gekomen. De conclusie was uiteindelijk dat het onwenselijk is om de nu bestaande onduidelijkheid te laten bestaan. Ambtelijk was vervolgens al geconcludeerd dat een wetswijziging wenselijk is teneinde aan de onzekerheid die in het veld bestaat een einde te maken. Omdat er geen concrete aanwijzingen waren dat dit in de dagelijkse praktijk tot het verlies van donoren zou leiden, had de wetswijziging een lagere prioriteit dan de vele werkzaamheden voor het masterplan orgaandonatie. Het artikel en de verschillende Kamervragen naar aanleiding daarvan, hebben het voorbereiden van een wetsvoorstel dus vooral in een kleine stroomversnelling gebracht.

In antwoord op vraag 2 van het lid Koşer Kaya (2070804090) heb ik aangegeven dat in het bijzonder bij transplantatie van longen en levers die ter beschikking kunnen komen door middel van een non-heart-beating procedure veel haast is geboden. In die gevallen maakt de beperkte tijd die ter beschikking is, voorbereidende handelingen in een vroeg stadium, vaak al voor het moment van overlijden, noodzakelijk. Blijkens de jaarverslagen van de NTS over de jaren 2005 en 2006 zijn er in die periode 36 levers en 8 longen voor transplantatie beschikbaar gekomen na een non-heart-beating procedure. Niet bekend is in hoeveel gevallen plaatsvervangend toestemming moest worden gegeven en dus niet hoe vaak hier de situatie aan de orde was waar in Medisch Contact ook wordt gerefereerd.

4

Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel ter wijziging van de WOD zullen de mogelijkheden om het probleem op te lossen zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Om de zorgvuldigheid van de afweging niet onder druk te zetten wil ik nu niet op die keuze vooruitlopen.

5

Gesprekken met de familie over orgaandonatie, of het nu een geregistreerde donor is of niet, moeten gevoerd worden op een moment dat dit passend is. Het gesprek zelf moet ook op een manier worden gevoerd die past bij de omstandigheden. Als het register is geraadpleegd hoeft, wanneer er geen bezwaar is aangetroffen, het ter sprake brengen van orgaandonatie voordat de dood is ingetreden ethisch niet bezwaarlijk te zijn en de wet verbiedt dat ook niet. Zorgvuldigheid en compassie daarbij zijn uiteraard heel belangrijk. Alleen van het feitelijk toestemming vragen voor donatie kan pas sprake zijn als de patiënt is overleden.


XNoot
1

 Medisch Contact, 2 november 2007, P.1802 e.v..

Naar boven