Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
651
Vragen van het lid Koşer Kaya (D66) aan de minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het aanpassen van de Wet
op de orgaandonatie. (Ingezonden 2 november 2007)
1
Wat is uw reactie op het artikel «Artsen overtreden meestal de wet
bij orgaandonatie»?1
2
Hoe beoordeelt u het feit dat orgaandonatie van niet-geregistreerden praktisch
onmogelijk is, indien artsen zich aan de Wet op de orgaandonatie (WOD) houden?
3
Kunt u in dit licht inzicht geven in uw afweging het huidige vrijblijvende
systeem van donorregistratie te handhaven en niet over te gaan tot bijvoorbeeld
het systeem van actieve donorregistratie, waarbij mensen verplicht worden
een keuze te maken en het probleem van «niet-geregistreerden»
zich dus niet meer voor zal doen?
Antwoord
Antwoord van minister Klink (Volksgezondheid, Welzijn
en Sport). (Ontvangen 14 november 2007)
1
Het artikel geeft een beeld van de werkwijze zoals die in sommige gevallen
in de praktijk wordt gehanteerd. De auteurs leggen deze werkwijze langs de
letter van de Wet op de orgaandonatie (WOD). De beschreven werkwijze lijkt
mij echter op zichzelf beschouwd zorgvuldig en redelijk. Gesteld zou weliswaar
kunnen worden dat sprake is van strijd is met de letter van de wet, maar tegelijkertijd
ook dat deze werkwijze, als het gaat om handelingen die niet belastend zijn
en niet uitgesteld kunnen worden tot na het moment van overlijden, niet strijdig
lijkt met de geest van de wet.
Als het bijvoorbeeld gaat om het tijdstip waarop met nabestaanden over
orgaandonatie wordt gesproken, moet men in de praktijk kiezen voor een moment
waarop dat prudent is. Zo zal er, als iemand met een infauste prognose op
een intensivecareafdeling is opgenomen, veelvuldig contact zijn met de familie.
In die situatie kan het ter sprake brengen van het onderwerp orgaandonatie
passend zijn. Een positieve reactie van de familie wordt dan zonodig later,
na het overlijden, nog formeel in de vorm van toestemming bevestigd. De auteurs
kwalificeren deze benadering als «juridisch omzeilen» van de wet.
Mijns inziens doen zij daarmee de betrokken hulpverleners te kort.
Ronduit verwarrend voor de praktijk is de mening van de auteurs dat «in
zekere zin ook het EEG (elektro-encefalogram) en de apneutest voorbereidende
handelingen zijn», waarmee zij suggereren dat met het doen van die onderzoeken
ook de wet zou worden overtreden. Echter juist omdat de aanvullende onderzoeken
ter verificatie van de diagnose hersendood – die gesteld wordt aan de
hand van onderzoek naar reflexen en dergelijke – alleen worden verricht
als sprake zal zijn van orgaandonatie, is er destijds al voor gekozen deze
procedure in de WOD te benoemen en te legitimeren.
2
Een belangrijke aanleiding voor twijfels over de interpretatie van de
artikelen in de WOD over voorbereidende handelingen vormt de relatief nieuwe
mogelijkheid om in een zogenoemde non-heart-beating procedure1,
behalve nieren ook levers en longen uit te nemen, nu deze ook verantwoord
kunnen worden getransplanteerd. Bij de laatste twee organen is nog meer haast
geboden dan bij niertransplantatie. De beperkte tijd die in die gevallen ter
beschikking is, maakt voorbereidende handelingen in een vroeger stadium, vaak
al voor het moment van overlijden, noodzakelijk. Zoals gezegd in het antwoord
op vraag 1, lijkt de in de praktijk gehanteerde werkwijze niet in strijd met
de geest van de wet.
Als de artsen zich in de bovenbedoelde gevallen strikt aan de letter van
de wet zouden houden, zouden er aanmerkelijk minder levers en longen voor
transplantatie beschikbaar komen. Ik vind het niet wenselijk dat er veel ruimte
ontstaat tussen het volgen van de letter van de wet en het handelen naar de
geest van de wet. Nu die er, mede door de opkomst van nieuwe technische mogelijkheden
in bepaalde gevallen kennelijk wel is, lijkt het mij het beste om iedere onduidelijkheid
weg te nemen door de wet te wijzigen. Ik ben dan ook, mede gelet op het feit
dat de vraag naar organen als levers en longen de laatste jaren juist is toegenomen,
voornemens een voorstel van wet voor een wijziging van de WOD op te stellen.
3
In de brief van 29 juni jongstleden (Kamerstukken II 2006/2007, 28 140,
nr. 43) die ik de Tweede Kamer samen met de Minister van Justitie stuurde
is aangegeven «dat het kabinet een wijziging van het systeem van orgaandonatie
gaat verkennen en daarna een besluit zal nemen om die wijziging al dan niet
in te voeren». Deze verkenning vindt plaats binnen de kaders van het
masterplan orgaandonatie dat door de Coördinatiegroep Orgaandonatie wordt
opgesteld.
De Coördinatiegroep heeft aangegeven het masterplan naar verwachting
in maart 2008 te kunnen afronden. Het kabinet zal zijn standpunt op dat masterplan
nog in het voorjaar van 2008 aan de Tweede Kamer sturen. Hierover heb ik u
geïnformeerd in mijn brief van 6 november 2007.
XNoot
1 Trouw, 1 november 2007.
XNoot
1 Het betreft in het bijzonder donoren die worden beademd maar waarbij
de hersendood niet vastgesteld kan worden. De nieren, de lever en longen kunnen
voor transplantatie worden gebruikt als zij zeer spoedig na de hartstilstand
die optreedt wanneer de beademing wordt gestaakt, worden uitgenomen.