Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1040
Vragen van de leden Van Bommel en De Wit
(beiden SP) aan de minister van Justitie over het alimentatierecht. (Ingezonden 1 maart 2007)
1
Kent u het bericht «Duitse wil alimentatie van Hoorns paar»?1
2
Is het waar dat naar Duits familierecht alimentatie kan worden geëist
van grootouders, terwijl dit naar het Nederlands familierecht niet mogelijk
is? Zo ja, komt dit vaak voor?
3
Zijn er meer landen in de Europese Unie die op dit punt een van ons land
afwijkend alimentatierecht hebben? Zo ja, welke landen zijn dat?
4
Is het wenselijk dat op dit vlak harmonisatie plaatsheeft?
5
Acht u het wenselijk dat op dit vlak een uitzondering wordt genomen in
het Haags Kinderalimentatieverdrag om te voorkomen dat uitsluitend om reden
van alimentatie voor vestiging in Duitsland wordt gekozen?
Antwoord
Antwoord van minister Hirsch Ballin (Justitie). (Ontvangen 20 maart 2007)
2
Het Duitse recht kent een alimentatieplicht van grootouders jegens
kleinkinderen in het geval dat de ouders niet in staat zijn in het levensonderhoud
van het kind te voorzien. In Duitsland komt het met enige regelmaat voor dat
een dergelijke alimentatieplicht wordt opgelegd. Veelal gaat het daarbij overigens
om het verhaal van bijstandsuitkeringen die ten behoeve van minderjarigen
zijn verstrekt. Er zijn geen gegevens bekend over de frequentie waarmee dergelijke
beslissingen in Nederland ten uitvoer worden gelegd.
3
Een dergelijke alimentatieplicht bestaat, behalve in Duitsland, ook in
België, Frankrijk, Spanje, Italië, Griekenland, Oostenrijk, Hongarije,
Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen,
en Malta.
4
Het alimentatierecht behoort tot de kern van het familierecht. Het materiële
alimentatierecht vertoont van land tot land belangrijke verschillen, die verband
houden met van elkaar afwijkende opvattingen over gezin en samenleving. Er
is ook een samenhang tussen het alimentatierecht van een land en het daar
bestaande niveau van sociale voorzieningen. Van harmonisatie van het materiële
familierecht op het niveau van de Europese Unie kan geen sprake zijn, niet
alleen omdat daarvoor een rechtsgrondslag in het EG-Verdrag ontbreekt, maar
ook omdat de nationale stelsels van familierecht een facet vormen van de culturele
diversiteit binnen Europa. Daarentegen is er behoefte aan uniforme regels
van internationaal privaatrecht, opdat er zekerheid bestaat over de internationale
bevoegdheid van de rechter, het op een alimentatieverzoek toepasselijke recht
en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen. Op het onderhavige
terrein zijn in de betrekkingen tussen Nederland en Duitsland uniforme regels
van internationaal privaatrecht van kracht, welke in EG-recht en in verdragen
zijn neergelegd.
5
In een geval als het onderhavige is de Duitse rechter op grond van het
Haags Alimentatieverdrag 1973 gehouden het recht van het land van de gewone
verblijfplaats van het alimentatiegerechtigde kind toe te passen. In dit geval
is dat het Duitse recht. De gedachte die aan de genoemde regel omtrent het
toepasselijke recht ten grondslag ligt, is dat de regels van het recht van
de gewone verblijfplaats het meest in overeenstemming zijn met de leefsituatie
van het alimentatiegerechtigde kind. Het Haags Alimentatieverdrag voorziet
niet in de mogelijkheid om de hier aan de orde zijnde alimentatieverplichting
van de toepassing ervan uit te sluiten. Een dergelijke uitzondering zou leiden
tot een ongelijke behandeling van alimentatiegerechtigde kinderen die in eenzelfde
land woonachtig zijn. Om die reden, en gelet op het feit dat een groot aantal
landen de hier bedoelde alimentatieplicht kent, zou ik een dergelijke uitzondering
ook niet willen bepleiten.
Ik merk in dit verband ten slotte op er tot op heden geen indicaties zijn
dat maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat alimentatiegerechtigden
uitsluitend om redenen van alimentatie kiezen voor vestiging in een bepaald
land.
XNoot
1 Noordhollands Dagblad, 17 februari 2007.