Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1059

Vragen van de leden Witteveen-Hevinga en Rehwinkel (beiden PvdA) over de aardbeving die op 19 februari jl. plaatsvond in het Noordoosten van Nederland. (Ingezonden 25 februari 1997)

1

Kunt u nadere informatie verstrekken over de aardbeving die op 19 februari jl. werd geregistreerd in het Noordoosten van Nederland, met name over de magnitude, de intensiteit en het gemeten epicentrum?

2

Is deze beving veroorzaakt door de gaswinning in dit gebied? Zo ja, welk gasveld is bij deze beving betrokken?

3

Hoe groot is de schade van deze beving voor de betrokken overheden en particulieren?

4

Welke schaderegeling is bij deze beving van toepassing, nu de risico-aansprakelijkheid van de mijnbouwonderneming nog in de herziening van de Mijnwet geregeld moet worden? Kan de Tweede Kamer een voorstel tot de wijziging van de Mijnwet spoedig tegemoet zien?

5

Toont deze beving niet aan dat de in het Wetsontwerp tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen gekozen ondergrens van 4,5 op de schaal van Richter voor Noord-Nederland te hoog is?1

6

Is er voor Noord-Holland op dit moment een andere schaderegeling van kracht dan voor Noord-Oost Nederland? Zo ja, welke verschillen bestaan er en hoe zijn deze verschillen ontstaan? Zou het niet beter zijn om voor geheel Nederland met een gelijkluidende schaderegeling te komen?

7

Moet de te verwachten maximale magnitude van aardbevingen in het Noordoosten van Nederland naar boven worden bijgesteld, nu ongeveer tien jaar na de eerste beving de maximaal te verwachten magnitude van 3,4 op de schaal van Richter al gehaald is?

Antwoord

Antwoord van minister Wijers (Economische Zaken), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken. (Ontvangen 16 april 1997) Zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 890, vergaderjaar 1996–1997

1

Door het KNMI werden de volgende gegevens verstrekt over de beving van 19 februari 1997 om 22.53 uur in Noordoost Nederland:

de beving had een kracht van 3,4 op de schaal Richter, met een maximale intensiteit van VI op de European Macroseismic Scale (vergelijkbaar met de schaal van Mercalli) in het epicentrale gebied. De haard van de beving (het hypocentrum) lag op een diepte van 1.5 kilometer, met oppervlaktelokatie van X=267,9 en Y=538,5 (Amersfoort coördinaten), dit is nabij Roswinkel.

2

Aangenomen mag worden dat de beving van 19 februari jl. het gevolg is van de jarenlange winning uit het gasveld Roswinkel, welk veld geëxploiteerd wordt door de NAM. Deze beving was de dertiende in de omgeving van dit veld en tevens de sterkste. Het KNMI stelt een rapport samen omtrent deze beving en zal alle voorgaande bevingen daar bij betrekken. Hier kom ik bij vraag 7 op terug.

3

Er zijn circa 200 schadeclaims bij de NAM ingediend welke vrijwel allemaal in behandeling zijn genomen. De NAM heeft in het betrokken gebied circa 10 000 schadeformulieren verspreid. Vrijwel alle meldingen zijn afkomstig van particulieren en hebben betrekking op (bouw)schade aan huizen.

Op dit moment is nog niet duidelijk hoe groot de schade daadwerkelijk is. Wat wel vast staat is dat het aantal aanmeldingen van schade, althans voor deze omgeving, hoog is.

4

De NAM past de schaderegeling toe zoals overeengekomen tussen de NAM en de provincies Groningen en Drenthe. Dat betekent dat een onafhankelijk bouwtechnisch deskundige de schademeldingen opneemt. Op basis van de rapportage van deze deskundige besluit de NAM om al dan niet tot uitkering over te gaan. De NAM streeft er naar om deze schademeldingen voor de zomer af te ronden.

In het kader van de herziening van de mijnwetgeving krijgt het onderwerp schade door bodembewegingen ten gevolge van mijnbouwactiviteiten nadrukkelijk aandacht. Het is de bedoeling dat de nieuwe mijnbouwwet aan het eind van dit jaar (1997) aan de Tweede Kamer voorgelegd wordt. Het ligt in de bedoeling bij die gelegenheid een regeling voor risico-aansprakelijkheid in het B.W. vast te leggen. Uiteraard zijn momenteel ook de relevante bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

5

Nee. Het kabinet is van oordeel dat schade als gevolg van een aardbeving die niet door menselijk ingrijpen is veroorzaakt primair door de gedupeerde moet worden gedragen. Het kan immers niet zo zijn dat de rijksoverheid bij iedere aardbeving, hoe gering in omvang ook, gedupeerden een tegemoetkoming in de schade verstrekt.

Eerst als de gevolgen van een aardbeving zo ernstig zijn dat nationale belangen een rol spelen doordat er bijvoorbeeld sprake is van economische ontwrichting, dat de omvang van de totaalschade zeer groot is dan wel dat burgers onevenredig zwaar worden getroffen, acht het kabinet het redelijk dat de gedupeerde recht heeft op een tegemoetkoming in de geleden schade als bedoeld in het voorstel van Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. In het wetsvoorstel is als ondergrens een magnitude van 4,5 op de schaal van Richter opgenomen, omdat de kans dat bij een lagere magnitude zich bovenstaande situatie voordoet door deskundigen zeer klein wordt geacht. Overigens leidt een aardbeving met een magnitude van meer dan 4,5 op grond van het wetsvoorstel niet automatisch tot het vergoeden van de daardoor ontstane schade. Er moet tevens een situatie zijn ontstaan waardoor er sprake is van een ramp of een zwaar ongeval in de zin van de Wet rampen en zware ongevallen.

Een gedupeerde heeft overigens op grond van het wetsvoorstel geen recht op een tegemoetkoming in de geleden schade, voor zover hij de schade kan verhalen op degene die de aardbeving heeft veroorzaakt.

6

In Noord-Holland is een schaderegeling overeengekomen tussen Amoco Netherlands BV en de gemeente Alkmaar. Deze schaderegeling is tot stand gekomen na een beving bij Alkmaar op 21 september 1994. Overigens is deze regeling ook van toepassing voor andere gemeenten in de concessie Bergen van Amoco.

De schaderegelingen in Noordoost-Nederland en Noord-Holland lijken sterk op elkaar. De enige afwijking is dat bij de uitvoering van een contra-expertise Amoco een vast bedrag rekent (f 200,– voor particulieren en f 400,– voor niet particulieren) terwijl in de regeling van de NAM de contra-expertise voor de helft voor rekening van de NAM, en voor de andere helft voor rekening van de indiener van de schadeclaim is. In de praktijk blijkt echter dat deze bedragen van Amoco en de NAM sterk overeen komen.

Gezien het feit dat de verschillen klein zijn en de regelingen in overleg met lokale overheden tot stand zijn gekomen zie ik geen noodzaak om te komen tot een eensluidende regeling.

7

Het KNMI verwerkt op dit moment de gegevens uit de serie bevingen rond Roswinkel, inclusief de laatste beving van 19 februari 1997. Het verwerken en interpreteren van deze gegevens zal enige tijd duren. Naar verwachting zal aan het eind van dit jaar een rapport van het KNMI worden gepubliceerd waarin zal worden aangegeven of de prognose ten aanzien van de maximale magnitude van aardbevingen ten gevolge van de aardgaswinning in dit gebied moet worden bijgesteld.

Ik zeg u toe dat ik u zal berichten over deze prognose.


XNoot
1

Kamerstuk 25 159, nr. 2, artikel 1c.

Naar boven