Wijzigingsbesluit Leidraad invordering gemeentelijke belastingen Tribuut 2023

Besluit van het bestuur van Tribuut belastingsamenwerking tot wijziging van de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen Tribuut 2023 (2 e wijziging).

 

Het bestuur van Tribuut belastingsamenwerking;

 

gelezen het voorstel van de juridisch beleidsmedewerker van 18 maart 2025;

 

B E S L U I T :

 

Artikel I

De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen Tribuut 2023, vastgesteld bij besluit van 1 juni 2023, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 april 2024, wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A

    In artikel 24.6.1 wordt ‘artikel 24, vierde lid, van de wet’ vervangen door ‘artikel 24, derde lid, van de wet’.

    In de titel van artikel 24.6.5 wordt 'bestuur' vervangen door 'directeur'.

     

  • B

    Artikel 25.5.7 komt te luiden:

    25.5.7

    [vervallen per 1-1-2025]

     

  • C

    In artikel 26.2.12 wordt ‘€ 86’ vervangen door ‘€ 77’ en wordt ‘€ 66’ vervangen door ‘€ 68’.

     

  • D

    In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 42’ vervangen door ‘€ 45’ en wordt ‘€ 95’ vervangen door ‘€ 101’.

     

  • E

    Artikel 26.4.2 komt te luiden:

    26.4.2. Administratief beroep of nieuw verzoek om kwijtschelding bij de invorderingsambtenaar

    De invorderingsambtenaar merkt een door de belastingschuldige gemaakt bezwaar tegen de beslissing op het verzoek om kwijtschelding aan als een administratief beroep dat is gericht aan de directeur. Dit geldt ook als de belastingschuldige een nieuw verzoek om kwijtschelding indient voor dezelfde belastingschuld waarvoor de invorderingsambtenaar eerder een verzoek om kwijtschelding geheel of gedeeltelijk heeft afgewezen en daarbij geen andere feiten of veranderde omstandigheden vermeldt.

    In de hiervoor genoemde situaties geeft de invorderingsambtenaar een nieuwe voor administratief beroep vatbare beschikking af als hij aanleiding ziet om een voor de belastingschuldige gunstigere beslissing te nemen.

    Als de belastingschuldige een nieuw verzoek om kwijtschelding doet voor dezelfde belastingschuld en hij vermeldt hierin andere feiten of veranderde omstandigheden, dan beslist de invorderingsambtenaar op dat verzoek bij voor administratief beroep vatbare beschikking. Bij deze beslissing houdt hij rekening met deze andere feiten of veranderde omstandigheden. Dit geldt ook als het een belastingschuld betreft waarvoor de directeur al op een administratief beroep afwijzend heeft beslist.

    Als de belastingschuldige opnieuw verzoekt om kwijtschelding ter zake van een belastingschuld waarvoor de directeur al op een administratief beroep afwijzend heeft beslist zonder daarbij andere feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, wijst de invorderingsambtenaar dit verzoek af onder verwijzing naar de uitspraak van de directeur bij voor administratief beroep vatbare beschikking.

     

  • F

    Artikel 30 komt te luiden:

    Artikel 30. Beschikking invorderingsrente

    In aansluiting op artikel 30 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:

    – verzoek tot vermindering rente is bezwaar;

    – invorderingsrente: (hoger) beroep en cassatie.

     

  • G

    Artikel 30.1 vervalt onder vernummering van 30.2 en 30.3 tot 30.1 en 30.2.

     

  • H

    Artikel 30.2 (nieuw) komt te luiden:

    30.2. Invorderingsrente - (hoger) beroep en cassatie

    Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

     

  • I

    Artikel 30.4 vervalt.

     

  • J

    Artikel 30.5 vervalt.

     

  • K

    In artikel 73.4.15 wordt ‘EG-insolventieverordening’ vervangen door ‘EU-insolventieverordening’.

     

  • L

    In artikel 73.5.1 vervalt in de achtste alinea ‘ (zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting)’.

     

  • M

    De eerste zin van artikel 8.2 wordt vervangen door ‘De wijze van bekendmaking van de belastingaanslag, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wet, is ter beoordeling van de invorderingsambtenaar.’.

     

  • N

    De tweede zin van de eerste alinea van artikel 19.1.6 vervalt.

     

  • O

    De eerste zin van artikel 25.1.15 wordt vervangen door ‘De invorderingsambtenaar houdt de invordering aan als een verzoekschrift is ingediend bij de raad of het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente, de (gemeentelijk) ombudsman of bij het bestuur tot op dat verzoekschrift is beslist.'.

     

  • P

    De eerste zin van artikel 26.1.11 wordt vervangen door ‘De invorderingsambtenaar houdt de invordering aan als een verzoekschrift is ingediend bij de raad of het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente, de (gemeentelijk) ombudsman of bij het bestuur tot op dat verzoekschrift is beslist.’.

     

  • Q

    In artikel 73.6.8, eerste zin, wordt 'invorderingsambtenaar' vervangen door 'directeur'.

     

  • R

    Artikel 11.5 komt te luiden:

    • 1.

      Nadat de betaaltermijn is verstreken verstuurt de invorderingsambtenaar in beginsel eerst een kosteloze betalingsherinnering.

    • 2.

      De kosteloze herinnering noemt een termijn van 7 dagen om alsnog de belasting te voldoen.

    • 3.

      Nadat deze termijn ongebruikt is verstreken verstuurt de invorderingsambtenaar een aanmaning.

       

  • S

    Artikel 26.6 komt te luiden:

    Als de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor kwijtschelding maar de invorderingsambtenaar voortzetting van de invordering niet gewenst vindt, wijst de invorderingsambtenaar het verzoek om kwijtschelding af. De invorderingsambtenaar kan in die beschikking opnemen in hoeverre hij geen invorderingsmaatregelen zal treffen. Tegen het besluit van de invorderingsambtenaar om geen invorderingsmaatregelen meer te treffen staat geen administratief beroep open.

    Als de invorderingsambtenaar besluit tot het niet meer nemen van invorderingsmaatregelen voor de nog openstaande schuld zonder dat hij daaraan voorwaarden verbindt, heeft de beslissing voor de belastingschuldige materieel dezelfde gevolgen als kwijtschelding.

    De invorderingsambtenaar kan ook besluiten geen invorderingsmaatregelen meer te nemen voor de nog openstaande schuld onder de voorwaarde dat eventuele uit te betalen bedragen verrekend worden met de buiten de invordering gelaten schuld. De termijn waarbinnen verrekening plaatsvindt bedraagt maximaal drie jaar, te rekenen vanaf de datum van de beschikking, dan wel - als dit minder is - de tijd die nog overblijft voor dat de verjaring van de belastingaanslag intreedt. De invorderingsambtenaar neemt deze verrekeningsvoorwaarde uitdrukkelijk in de beschikking op.

    Als de invorderingsambtenaar besluit voorlopig geen invorderingsmaatregelen meer te nemen, kan hij in zijn beschikking voorwaarden of een tijdsbepaling opnemen. Anders dan kwijtschelding is een dergelijke beschikking herroepelijk. Als de belastingschuldige de voorwaarden niet nakomt, neemt de invorderingsambtenaar een nieuwe beschikking, waarbij hij zijn eerdere beschikking intrekt. De invorderingsambtenaar kan hiertoe pas overgaan nadat hij de belastingschuldige een brief heeft gestuurd over zijn voornemen de eerdere beschikking in te trekken en niet binnen veertien dagen alsnog aan de voorwaarden of de tijdsbepaling is voldaan.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2025.

 

Aldus vastgesteld door het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Tribuut belasting belastingsamenwerking,

Epe, 17 april 2025

H. van den Berge

Voorzitter

B.J. Groot Wesseldijk

Ambtelijk secretaris

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A is een technische wijziging van artikel 24.6.1. Met ingang van 1 januari 2024 is artikel 24 van de Invorderingswet 1990 vernummerd.2 Gelijktijdige aanpassing van artikel 24.6.1 van deze leidraad is toen abusievelijk achterwege gelaten, waardoor er in artikel 24.6.1 van deze leidraad werd verwezen naar een onjuist artikellid. Deze wijziging herstelt dit. Verder stond in de titel van 24.6.5 nog 'bestuur'. In deze Leidraad is ervoor gekozen om in plaats van het bestuur de gemandateerde functionaris te noemen. Dat is de directeur. Er is geen beleidswijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel B laat artikel 25.5.7 vervallen. Per 1 januari 2025 is aan artikel 15, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 onderdeel h toegevoegd.3 Hierin is bepaald dat andere uitgaven van de belastingschuldige dan al vermeld in dit artikel in aanmerking moeten worden genomen bij het vaststellen van het netto-besteedbare inkomen indien deze uitgaven door de ontvanger noodzakelijk worden geacht. Met deze toevoeging in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is het belang van artikel 25.5.7 van de leidraad vervallen.

 

Artikel I, onderdeel C, wijzigt de in artikel 26.2.12 opgenomen forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen naar de per 1 januari 2025 geldende bedragen.

 

Artikel I, onderdeel D, wijzigt de in artikel 26.2.19 genoemde bedragen die zien op de normpremie zorgverzekering voor een alleenstaande of alleenstaande ouder, en de normpremie ziektekostenverzekering voor echtgenoten, naar de per 1 januari 2025 geldende bedragen.

 

Artikel I, onderdeel E, wijzigt artikel 26.4.2. Met deze wijziging wordt een uniforme werkwijze beoogd in het geval een belastingschuldige voor dezelfde belastingschuld opnieuw om kwijtschelding verzoekt, nadat het eerdere verzoek door de invorderingsambtenaar is afgewezen.

Uitgangspunt daarbij is dat de invorderingsambtenaar toetst of de belastingschuldige in het herhaalde verzoek om kwijtschelding andere feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd (artikel 4:6, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht). In die situatie beoordeelt de invorderingsambtenaar het verzoek inhoudelijk en neemt hij een nieuwe voor administratief beroep vatbare beschikking. Het gaat hierbij om nieuw gemelde feiten of omstandigheden die bij de invorderingsambtenaar niet bekend waren bij het nemen van de eerdere beschikking. Het kan dus ook gaan om feiten of omstandigheden die al ten tijde van de eerste beschikking aanwezig waren, maar niet door de invorderingsambtenaar zijn meegewogen.

Als de belastingschuldige zich niet beroept op andere feiten of veranderde omstandigheden, toetst de invorderingsambtenaar eerst of hij alsnog een voor de belastingschuldige gunstigere beslissing kan nemen. Als hij die mogelijkheid niet ziet, merkt hij het nieuwe verzoek om uitstel van betaling of kwijtschelding aan als een beroepschrift.

In het geval een belastingschuldige voor dezelfde belastingschuld opnieuw om uitstel van betaling of kwijtschelding verzoekt terwijl de directeur al op een beroepschrift tegen de beslissing van de invorderingsambtenaar heeft beslist, zonder dat daarbij andere feiten of veranderde omstandigheden zijn vermeld, kan de invorderingsambtenaar het verzoek afwijzen en daarbij verwijzen naar de beslissing van de directeur. De afwijzing is een voor administratief beroep vatbare beslissing. Dit houdt in dat de directeur enkel zal beoordelen of de invorderingsambtenaar terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd.

 

Artikel I, onderdelen F en G zijn technische wijzigingen van de artikelen 30 en 30.2 (nieuw). Artikel 30.2 regelt dat de invorderingsambtenaar handelt overeenkomstig de voorschriften van het Besluit beroep in belastingzaken. Dat besluit is niet van toepassing voor Tribuut. De onderdelen H, I en J laten de artikelen 30.1, 30.4 en 30.5 vervallen. Deze artikelen waren al niet van toepassing voor Tribuut.

 

Artikel I, onderdeel K is een technische wijziging van artikel 73.4.15. De verwijzing naar de EG-insolventieverordening4 is niet meer juist. Op 25 juni 2015 is de herschikte EU-Insolventieverordening in werking getreden.5 Er is geen beleidswijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel L is een technische wijziging van artikel 73.5.1. Abusievelijk werden in deze leidraad als voorbeeld genoemd belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting. Motorrijtuigenbelasting is echter een rijksbelasting. Overigens vervalt in de rijksleidraad de verwijzing naar aanslagen motorrijtuigenbelasting ook omdat de ontvanger van de Belastingdienst per 1 januari 2025 onder de reguliere voorwaarden ook kwijtschelding kan verlenen voor belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting.

 

Artikel I, onderdeel M, betreft een redactionele wijziging waarmee artikel 8.2 in lijn wordt gebracht met de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Invorderingswet 1990. Hier is geen beleidswijziging mee beoogd.

 

Artikel I, onderdeel N, is een technische wijziging van artikel 19.1.6. De tweede zin van de eerste alinea uit deze bepaling bevat geen andere regels dan wat al in de wet is vastgelegd en kan daarom vervallen. Er is geen beleidswijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdelen O en, P, betreffen redactionele wijzigingen van de artikelen 25.1.15 en 26.1.11. Hiermee is beoogd het voor de invorderingsambtenaar duidelijker te maken tot wanneer hij de invordering moet aanhouden als een verzoekschrift is ingediend bij de raad, het college, de (gemeentelijke) ombudsman of het bestuur. De invorderingsambtenaar zal in de genoemde gevallen de invordering aanhouden vanaf het moment dat hij op de hoogte is van het feit dat er een verzoekschrift is ingediend bij een van de in de artikelen genoemde instanties en dit zal duren tot op het verzoekschrift is beslist. Verder is het college als instantie toegevoegd. Deze was niet opgenomen vanwege de vertaling van de modelleidraad. De collegebevoegdheden zijn bij de gemeenschappelijke regeling overgedragen aan het bestuur van Tribuut. Het kan voorkomen dat iemand een verzoek indient bij de gemeente. Dat kan zowel bij de raad als het college zijn. Het was niet de bedoeling dat de invorderingsambtenaar de invordering zou voortzetten als zo'n verzoek bij het college was ingediend. Dat is met deze wijziging verduidelijkt.

Omdat een verzoekschrift ook ingediend zou kunnen worden bij de Nationale ombudsman, is in de artikelen 25.1.15 en 26.1.11. het woord gemeentelijke tussen haakjes geplaatst.

 

Artikel I, onderdeel Q, is een technische wijziging. Hier stond dat de invorderingsambtenaar de resterende schuld oninbaar lijdt. Oninbaar verklaren is echter een bevoegdheid de directeur, namens het bestuur.

 

Artikel I, onderdeel R is toegevoegd in verband met het invoeren van de kosteloze betalingsherinnering. Het management team van Tribuut heeft in 2024 besloten dat dit met ingang van 1 januari 2025 plaatsvindt. Het bestuur is hier in de bestuursvergadering van 12 september 2024 over geïnformeerd. Om dit beleid vast te leggen is een aanpassing van deze Leidraad nodig.

Het uitgangspunt is dat de invorderingsambtenaar altijd een betalingsherinnering verstuurt voordat hij een aanmaning verstuurt. Er zijn situaties waarin een herinnering achterwege blijft. Bijvoorbeeld als de invorderingsambtenaar overgaat tot versnelde invordering.

De herinnering is bedoeld om mensen eraan te herinneren dat zij hun belasting nog niet (helemaal) hebben betaald. Bij een aanmaning moeten we direct kosten in rekening brengen. Vooral voor mensen die een keer per ongeluk zijn vergeten te betalen is dat vervelend. Een kosteloze betalingsherinnering is een klantgerichte manier om dit duidelijk te maken.

Mensen kunnen de belasting dan binnen 7 dagen alsnog betalen. Of uitstel van betaling of een betalingsregeling aanvragen. Die termijn is kort gehouden omdat van mensen verwacht mag worden dat ze direct actie ondernemen na het ontvangen van de herinnering. Blijft volledige betaling of een verzoek uit, dan sturen we alsnog een aanmaning.

 

Artikel I, onderdeel S wijzigt het artikel van een dwingende bepaling naar een ‘kan’ bepaling. De huidige redactie verplichtte tot het opnemen van bepaalde tekst in de afwijzende beschikking. Met de nieuwe redactie is er meer ruimte voor maatwerk. Dit artikel is bijvoorbeeld van toepassing in de gevallen waarin iemand kwijtschelding krijgt voor diftar. Die kwijtschelding is beperkt tot een aantal ledigingen/inworpen of tot een bepaald bedrag. Als mensen dan meer afval aanbieden, moeten ze dat meerdere formeel wel betalen. In de praktijk is het invorderen daarvan niet zinvol. Er zijn immers geen mogelijkheden om de schuld te verhalen. Die mensen ontvangen nog wel een herinnering dat zij een deel moeten betalen.

 

 

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.

 

 

Naar boven