Financiële verordening 2025

[Het algemeen bestuur van DCMR Milieudienst Rijnmond;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 9 oktober 2025:

BESLUIT:

  • 1.

    Vast te stellen van Verordening financieel beleid, beheer en

  • 2.

    organisatie DCMR Milieudienst Rijnmond 2025.

  • 3.

    In te trekken de financiële verordening DCMR Milieudienst Rijnmond 2018.

Hoofdstuk 1 — Algemene bepalingen

Artikel 1 — Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Gemeenschappelijke regeling: Gemeenschappelijke regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond

  • 2.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling

  • 3.

    Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling

  • 4.

    Directeur: de directeur van de gemeenschappelijke regeling

  • 5.

    Dienst: de DCMR Milieudienst Rijnmond

  • 6.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd

  • 7.

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeenschappelijke regeling, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt

  • 8.

    Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het dagelijks bestuur waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving

Hoofdstuk 2 — Begroting en verantwoording

Artikel 2 — Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De begroting van de gemeenschappelijke regeling bevat een raming per deelnemer en een raming van de (externe) projecten.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt bij aanvang van iedere bestuursperiode op voorstel van het dagelijks bestuur per programma vast:

    • 1.

      de taakvelden, en

    • 2.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van het dagelijks bestuur bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

Artikel 3 — Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De begroting en jaarstukken van de dienst zijn ingericht volgensde eisen van het BBV.

  • 2.

    Bij de begroting wordt een uitvoeringskader opgesteld en per taakveld per programma een raming van de in het begrotingsjaar te realiseren producten. Bij de jaarstukken wordt verantwoording afgelegd over het gerealiseerde beleid en per programma een overzicht gegeven van de in het begrotingsjaar gerealiseerde producten.

  • 3.

    De begroting bevat een raming en de jaarstukken bevatten een realisatie van de baten en lasten per taakveld per programma. De begroting bevat voor de programma's en externe projecten een raming en de jaarstukken bevatten een vaststelling van de meerjarige baten en lasten. Nieuwe investeringen worden per investeringscategorie weergegeven.

  • 4.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 5.

    De te hanteren tarieven voor het komende jaar worden tegelijkertijd met de begroting vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 6.

    De begroting wordt per deelnemer nader geconcretiseerd in een werkplan. Een werkplan is beleidsmatig en financieel afgeleid van de begroting.

  • 7.

     

Artikel 4 — Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de begrotingde baten en de lasten per programma per taakveld. De totale baten en lasten per taakveld van de dienst zijn gelijk aan de totale kosten van de werkplannen voor de deelnemers en de kosten voor de opdrachtgevers voor de externe projecten.

  • 2.

    Indiende directeur voorziet dat een werkplan dreigt te worden over- of onderschreden, meldt de directeur dit aan de betreffende deelnemer en voor zover relevant voor de gemeenschappelijke regeling als geheel in de vergadering van het dagelijks bestuur gemeld.

  • 3.

    Indien de directeur voorziet dat een werkplan per saldo met meer dan 15% dreigt te worden over- of onderschreden, meldt de directeur dit aan de betreffende deelnemer en in de vergadering van het dagelijks bestuur. De directeur voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget, of een voorstel voor bijstelling van het beleid. Tevens vindt bij de (wijziging van) programma's voor de deelnemers vooraf overleg met de betrokken deelnemer plaats.

    • 1.

      Twee keer per jaar legt het dagelijks bestuur een begrotingswijziging voor aan het algemeen bestuur. Van een begrotingswijziging is sprake wanneer de totale baten en lasten van de dienst en/of het financieel kader van een deelnemer afwijken van de oorspronkelijk door het algemeen bestuur vastgestelde kader. Wanneer er geen sprake is van een begrotingswijziging meldt het dagelijks bestuur dit ook aan het algemeen bestuur.

Artikel 5 — Tussentijdse rapportages

  • 1.

    De directeur stelt de deelnemer door middel van tussentijdse rapportages op de hoogte over de realisatie van het werkplan.

  • 2.

    De directeur stelt het dagelijks bestuur door middel van tussentijdse rapportages op de hoogte over de realisatie van de begroting van de dienst. Er wordt minimaal acht maal per jaar gerapporteerd en minimaal twee maal geagendeerd voor bespreking. Dit betreft de rapportage over de eerste vier en de eerste acht maanden van het kalenderjaar.

  • 3.

    De rapportage over afwijkingen ten opzichte van de begroting bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de eventuele bijstelling van het beleid, programma’s en de werkplannen en een overzicht met de bijgestelde raming van de baten en lasten per programma.

Artikel 6 — Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het dagelijks bestuur het algemeen bestuur het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het dagelijks bestuur het algemeen bestuur voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Hoofdstuk 3 — RechtmatigheidsverantwoordingArtikel 7. Verantwoordelijkheid rechtmatigheid toetsHet dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de toetsing van de rechtmatigheid en legt hierover verantwoording af aan het algemeen bestuur in de vorm van een rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening.Artikel 8. Verantwoordings- en rapporteringsgrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan vaststellen op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 2% van de totale lasten van DCMR, exclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) beschreven groter dan 5% van de 2% verantwoordingsgrens (omvang is totale lasten van DCMR, exclusief de dotaties aan de reserves).

 Artikel 9. Voorwaardencriterium

Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheers handelingen. De eisen/ voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheers handelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 10. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door het algemeen bestuur geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma's, waarbinnen de financiële beheers handelingen tot stand zijn gekomen.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door het algemeen bestuur is geautoriseerd.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

  • 5.

    a. Een voorstel van het dagelijks bestuur tot wijziging van de begroting is goedgekeurd door het algemeen bestuur.b. Bij investeringsprojecten wordtde begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.c. De overschrijding past binnen het door het algemeen bestuur geaccordeerde beleid.d. Er sprake is van een kostenoverschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.e. De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse management rapportage.f. De overschrijding gerelateerd is aan onvoorziene personele omstandigheden zoals bij langdurige ziekte.g. Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.h. Overschrijdingen van baten en/of onderschrijdingen van lasten en baten zijn op zichzelf niet onrechtmatig, indien dit via gebruikelijke wijze tijdig gemeld is aan het AB.

Gebruikelijke meldingen aan het AB zijn opgenomen in een tussentijdse rapportage, of een in de P&C cyclus opgenomen product en/of zijn gemeld in de jaarstukken over het betreffende boekjaar.

  • 1.

    Begrotingsonrechtmatigheden die binnen de beleidskaders van het algemeen bestuur passen neemt het dagelijks bestuur op in de rechtmatigheidsverantwoording. Dit voor zover deverantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden. Het dagelijks bestuur licht deze onrechtmatigheden nader toe in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • 2.

    Afwijkingen in realisatie die ontstaan na opstellen van de laatste tussentijdse rapportage worden door het dagelijks bestuur gemeld in de jaarrekening en toegelicht.

 Artikel 11. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en eigendommen bij financiële beheers handelingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zorgt voor en legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Hoofdstuk 4 — Financieel beleid

Artikel 12  Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjaren periode.

Artikel 13 — Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van de producten en diensten van de dienst wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Alle (directe en indirecte) kosten worden toegerekend aan de tarieven die in rekening worden gebracht. De directe uren zijn de uren die besteed worden aan het te leveren product of de te leveren dienst.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur doet het algemeen bestuur jaarlijks bij de begroting een voorstel voor de hoogte van de te hanteren (uur)tarieven voor deelnemer en niet-deelnemer.

Artikel 14 — Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor wordt in ieder geval aangegeven:

    • 1.

      het specifieke doel van de reserve;

    • 2.

      het bestedingsplan van de reserve

    • 3.

      de voeding van de reserve;

    • 4.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • 5.

      de maximale looptijd; en

    • 6.

      als een bestemmingsreserve binnende aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een uitgave, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 3.

    De algemene reserve wordt mede bepaald op basis van de omvang van de geïdentificeerde risico's in de paragaaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting. Dit borgt dat incidentele tekorten kunnen worden opgevangen binnen de exploitatie van de gemeenschappelijke regeling en niet hoeven te worden geïnd bij de deelnemers.

  • 4.

    Wanneer dealgemene reserve niet volledig is aangevuld tot de omvang van de risico's, wordt het jaarrekeningresultaat als eerste gebruikt om deze aan te vullen.

  • 5.

    Uiterlijk in december van het lopende begrotingsjaar informeert het dagelijks bestuur het algemeen bestuur over de verwachte onttrekkingen en dotaties van de reserves van het lopende jaar.

Artikel 15 — Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de organisatie aan overheidsbedrijven en derden waarbij de organisatie in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Besluiten van het algemeen bestuur met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

 

Artikel 16 — Financieringsfunctie

De directeur zorgt voor de kaders en de inrichting van de financieringsfunctie en zorgt voor:

  • 1.

    het aantrekken van voldoende financiële middelen om de productramingen binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

  • 2.

    het voldoen van de dienst aan de eisen die worden gesteld aan deze functie vanuit wet- en regelgeving; en

  • 3.

    een door het Algemeen Bestuur vast te stellen treasurystatuut waarin de kaders voor uitvoering en de bijbehorende limieten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 5 — Paragrafen bij begrotingen jaarstukken

Artikel 17 — Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    1. Het dagelijks bestuur neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • 1.

      a. het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • 2.

      b. de wijze waarop met conjuncturele risico's en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan

    • 3.

      2. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het dagelijks bestuur naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval de volgende indicatoren op.

      • 1.

        Netto schuldquote;

        • 1.

          Solvabiliteitsratio; Structurele exploitatieruimte

  • 1.

    Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond wordt een vermogen aangehouden met een rationorm tussen 1,0 en 1,4. De rationorm wordt berekend op basis van de beschikbare weerstandsvermogen en benodigde weerstandsvermogen.

Artikel 18  Onderhoud kapitaalgoederen

Het dagelijks bestuur neemt in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel  19  —  Financiering

Het dagelijks bestuur neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 20 - Bedrijfsvoering

Het dagelijks bestuur neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • 1.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • 2.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Hoofdstuk 6 — Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21- Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de organisatie als geheel en in de afdelingen;

 

  • 1.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • 2.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • 3.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de organisatorische productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het organisatorisch beleid;

  • 4.

    het afleggen van verantwoording door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur inrelatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • 5.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22 — Financiëleorganisatie

Het dagelijks bestuur draagt in ieder geval zorg voor:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de organisatie en een eenduidig toewijzing van de taken aan de afdelingen;

    • 1.

      een adequate scheiding van taken, functies,bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • 2.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • 3.

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • 4.

      de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

      • 1.

        het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

      • 2.

        het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

      • 3.

        het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur kunnen worden getoetst; en

      • 4.

        De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 23 - Interne controle

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het dagelijks bestuur daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 20 onder a. Daarnaast informeert het dagelijks bestuur het algemeen bestuur over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de organisatie met dien verstande dat – voor zover van toepassing – de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het dagelijks bestuur maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7 — Slotbepalingen

Artikel  24   Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid, beheer en

organisatie DCMR Milieudienst Rijnmond 2025.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 11 december 2025.

Bijlage afschrijvingsbeleid

  • 1.

    Kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden geactiveerd indien sprake is van een identificeerbaar individueel project, met een concreet toekomstig economisch of maatschappelijk nut. De activering vindt uitsluitend plaats indien wordt voldaan aan de voorwaarden uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Deze kosten worden lineair afgeschreven in maximaal 5 jaar.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

3 De vaste activa met economisch nut worden, ingaande op de datum van oplevering of ingebruikname, lineair afgeschreven. Hierbij worden de volgende termijnen gehanteerd:

Materiële vaste activa

  • 1.

    10 jaar: technische installaties en apparatuur in gebouwen

  • 2.

    10 jaar: kantoormeubilair en (veiIigheids)voorzieningen in gebouwen

  • 3.

    5 jaar: transportmiddelen, aanhangwagens en personenauto's

  • 4.

    5 jaar: (automatiserings)apparatuur, telefooninstallaties en/of mobiele (communicatie) apparaten

  • 5.

    5 jaar: meetapparatuur

Immateriële vaste activa

  • 1.

    Applicaties met een investering groter dan € 150.000 worden lineair afgeschreven gedurende de contractduur (licentie enonderhoud) mits de contractduur groter is dan 3 jaar en het actief voldoet aan de criteria voor activering zoals opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

  • 1.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van € 50.000 of lager, of een verwachte levensduur van 3 jaar of korter, worden niet geactiveerd. Een uitzondering hierop vormt meetapparatuur: deze wordt altijd geactiveerd vanwege het structurele en duurzame karakter binnen de bedrijfsvoering, ongeacht de aanschafwaarde of levensduur.

5 De componententheorie wordt toegepast. Dit houdt in dat investeringen met een individueel investeringsbedrag lager dan € 50.000 maar met een afschrijvingstermijn van 5 jaar of langer, toch kunnen worden geactiveerd.

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot het afstoten van roerende goederen tegen minimaal de marktwaarde.

7 Restwaarde van de activa die geheel is afgeschreven, wordt bij verkoop via de resultaatbestemming toegevoegd aan de algemene reserve van de organisatie.

Voor het bepalen van de afschrijvingsduur wordt de economische levensduur bepaald. De economische levensduur is beëindigd op het moment dat de aan het actief toe te rekenen jaarlasten hoger zijn dan de aan het actief toe te rekenen jaaropbrengsten.

 

Naar boven