Blad gemeenschappelijke regeling van Fijnder
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fijnder | Blad gemeenschappelijke regeling 2024, 997 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fijnder | Blad gemeenschappelijke regeling 2024, 997 | beleidsregel |
Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ Fijnder 1 juli 2024
Het Dagelijks Bestuur van Fijnder;
artikel 4, eerste lid van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder en het Delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Fijnder 2024, waarin het bestuur de zelfstandige bevoegdheid voor de uitvoering van bovengenoemde taken gedelegeerd heeft gekregen van zijn deelnemende gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk, en;
Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ Fijnder 1 juli 2024
De verwijtbaarheid is hoeveel het de betrokken persoon wordt aangerekend dat hij de inlichtingenverplichting niet nakomt of niet heeft nagekomen. De verwijtbaarheid is te verdelen in vier gradaties. Hierbij wordt verstaan onder:
verminderde verwijtbaarheid: het juist wel of niet uitvoeren van handelingen die de betrokken persoon niet volledig kan worden aangerekend door sociale, psychische of medische redenen of door een niet verwachte en niet gewenste situatie waardoor de persoon eigenlijk niet in staat is zijn verplichting na te komen.
In deze beleidsregels wordt verder verstaan onder:
inlichtingenverplichting: de verplichting om het zowel op verzoek van het Dagelijks bestuur of uit eigen beweging te melden als zich feiten en situaties voordoen die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand of een uitkering, zoals is vastgelegd in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet Suwi, artikel 17, eerste lid, van de PW, artikel 13, eerste lid, van de IOAW en artikel 13, eerste lid, van de IOAZ;
Artikel 3 Direct melden van feiten en omstandigheden
Volgens de inlichtingenverplichting meldt de betrokken persoon het direct en uit eigen beweging als er feiten of situaties zijn waarvan logisch gezien duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand of uitkering. Onder direct wordt in dit verband verstaan: onmiddellijk, maar in ieder geval binnen de tijd van 14 dagen nadat dit feit of deze situatie is gebeurd, of dit feit of deze situatie bij de betrokken persoon bekend is of bekend had kunnen zijn.
Het Dagelijks Bestuur stelt de maximale boete volgens de artikelen 18a, eerste lid, van de PW, 20a, eerste lid, van de IOAW en 20a, eerste lid, van de IOAZ in samenhang met artikel 2 van het Boetebesluit vast. Hierbij wordt vastgehouden aan de boetemaxima van artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht. De mate van verwijtbaarheid: opzet, grove schuld, normale verwijtbaarheid of verminderde verwijtbaarheid wordt hierin meegenomen.
Voor het vaststellen van de maximale boete telt mee het inkomen, de (minimum) berekende draagkracht, net zoals de periode waarin het voor de betrokken persoon mogelijk is deze draagkracht te gebruiken voor de aflossing van de boete. De (minimum) berekende draagkracht wordt vastgesteld op 5% van de juiste bijstandsnorm of grondslag voor de uitkering. Als de betrokken persoon een hoger inkomen heeft, wordt het meerdere volledig meegerekend. De uitkomst van de maandelijkse (minimum) berekende draagkracht vermeerderd met het maandelijks meerdere inkomen, wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden dat van de betrokken persoon wordt verwacht dat deze persoon kan aflossen. Hierbij wordt er geen rekening mee gehouden of de betrokken persoon deze ruimte in die periode echt beschikbaar heeft. Het aantal maanden betreft:
Het Dagelijks Bestuur ziet af van het opleggen van een boete als de betrokken persoon heeft aangetoond dat er daarvoor dringende redenen zijn.
Artikel 5 Vaststelling (minimum) berekende draagkracht
Bij het vaststellen van de boete gaat het Dagelijks Bestuur uit van de feiten en situaties zoals die op dat moment bekend zijn. Voor het bepalen van de (minimum) berekende draagkracht betekent dit dat het Dagelijks Bestuur uitgaat van het inkomen van de betrokken persoon op het moment dat het besluit genomen wordt. Het Dagelijks Bestuur vraagt om de gegevens die het daarvoor nodig heeft op het moment dat het Dagelijks Bestuur de betrokken persoon de kans geeft om zijn mening te geven. Als de betrokken persoon de gegevens dan niet deelt, gaat het Dagelijks Bestuur uit van de bij het bestuur bekende gegevens.
Als de financiële situatie van de betrokken persoon tijdens een bezwaar- of een beroepsprocedure op zo’n manier verandert dat de boete daarmee niet meer passend is, houdt het Dagelijks Bestuur rekening met de nieuwe financiële situatie en verandert het de hoogte van de boete, behalve als de betrokken persoon op dat moment de boete al helemaal heeft betaald.
Als de in lid twee genoemde situatie speelt is het de verantwoordelijkheid van de betrokken persoon om dit aan het Dagelijkse Bestuur te melden en de juiste informatie aan te geven.
Tenzij het Dagelijks Bestuur in een voorgaande periode van 2 jaar al eerder een waarschuwing heeft gegeven voor een overtreding van de inlichtingenverplichting, ziet het Dagelijks Bestuur af van een bestuurlijke boete en volstaat het met het geven van een schriftelijke waarschuwing als:
het benadelingsbedrag niet hoger is dan € 150,- en er geen sprake is van opzet of grove schuld; of de betrokken persoon buiten de termijn van 14 dagen of toch binnen een termijn van 60 dagen alsnog zelf de juiste en volledige informatie heeft gegeven tenzij het Dagelijks Bestuur de overtreding van de inlichtingenverplichting al heeft vastgesteld of als de betrokken persoon de informatie heeft gegeven binnen het toezicht op de naleving van de inlichtingenverplichting.
Het Dagelijks Bestuur neemt de mening van de betrokken persoon daarna mee bij het bepalen van hoe verwijtbaar de betrokken persoon is. Als de betrokken persoon geen gebruik maakt van de mogelijkheid zijn mening te geven gaat het Dagelijks Bestuur uit van normale verwijtbaarheid, behalve als uit het eigen onderzoek van het Dagelijks Bestuur blijkt dat er redenen zijn om dit anders te beoordelen.
Artikel 8 Invordering en kwijtschelding
Als de betrokken persoon het schuldtraject op een goede manier heeft doorlopen en dit succesvol wordt afgerond, zal het Dagelijks Bestuur de rest van de boete niet opeisen onder de voorwaarde dat de betrokken persoon binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van dit besluit niet opnieuw de inlichtingenverplichting overtreedt. Als de persoon dit wel doet zal het Dagelijks Bestuur weer overgaan tot het opeisen van de boete.
Als de betrokken persoon in de periode van 5 jaar na het besluit genoemd in het vijfde lid zijn inlichtingenverplichting juist is nagekomen, vervalt deze voorwaarde. Als de betrokken persoon in de periode van 5 jaar na het besluit genoemd in het vijfde lid opnieuw de inlichtingenverplichting overtreedt, neemt het Dagelijks Bestuur een besluit om het eerdere besluit opnieuw te overwegen of in te trekken.
Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding
Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ Fijnder 1 juli 2024’. Deze beleidsregels treden in werken met ingang van 1 juli 2024. Vanaf dat moment vervallen de eerder vastgestelde ‘Beleidsregels bestuurlijke boete PW, IOAW en IOAZ 2022 en volgende jaren’.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2024-997.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.