Blad gemeenschappelijke regeling van Waddenfonds
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waddenfonds | Blad gemeenschappelijke regeling 2024, 568 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waddenfonds | Blad gemeenschappelijke regeling 2024, 568 | beleidsregel |
Uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2024 - 2027
Het Waddenfonds is in 2006 door het Rijk opgericht voor de financiering van extra investeringen in het Waddengebied, gericht op bescherming van de natuur, het behoud van het unieke open landschap en een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. Het Waddenfonds is sinds 2012 een Gemeenschappelijke Regeling van de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen. Dit is vastgelegd in het bestuursakkoord decentralisatie Waddenfonds.
Het Waddenfonds hanteert vier hoofddoelen:
Deze hoofddoelen zijn nader uitgewerkt in gespecificeerde doelen. De specificatie geeft inzicht in de prioritaire ontwikkelambities voortvloeiend uit de hoofddoelen. In paragraaf 2.7 worden deze gespecificeerde doelstellingen nader toegelicht
Het Uitvoeringsprogramma heeft drie functies. In de eerste plaats geeft het programma het kader voor het dagelijks bestuur om te bepalen welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen. Dit betreft onder andere subsidieaanvragen die via het Investeringskader Waddengebied (IKW) bij het Waddenfonds terechtkomen en subsidieaanvragen waarvoor het dagelijks bestuur specifieke subsidieregelingen (thematische openstelling en Budget Lokale Innovaties) heeft vastgesteld.
In de tweede plaats heeft het programma een informerende functie voor potentiële aanvragers, die zich zo een beeld kunnen vormen van (onderdelen van) projecten die passen binnen de programmering en mogelijk voor subsidie in aanmerking komen. Tot slot heeft het Uitvoeringsprogramma een functie als toetsingskader voor het beoordelen van subsidieaanvragen.
1.3 Achtergrond Uitvoeringsprogramma
Dit uitvoeringsprogramma is in 2023 geactualiseerd. Het Waddenfonds wil binnen al haar doelstellingen goede projecten mogelijk maken, want de opgave voor het Waddengebied blijft onverminderd groot. In de Agenda voor het Waddengebied 2050 (hierna Agenda 2050) wordt richting gegeven aan de toekomst van het Waddengebied. Uit de Agenda 2050 blijkt dat de opgaven voor het Waddengebied nog groot zijn. In het vigerende Uitvoeringsprogramma van de Agenda 2050 zijn de veranderdoelen tot en met 2026 opgenomen. Via de Agenda en het UP wordt ingezet op integrale oplossingen voor het Waddengebied. Deze veranderdoelen raken de volledige breedte van de doelstellingen van het Waddenfonds.
De opgaven uit het IKW komen ook grotendeels overeen met de doelen van de Agenda 2050. Voor de realisatie van integrale doelstellingen van het IKW zijn twee-derde van de middelen van het Waddenfonds gereserveerd. Om integrale projecten mogelijk te maken is het noodzakelijk om over de gehele breedte van de doelstellingen van het Waddenfonds subsidie beschikbaar te maken.
Daarom heeft de actualisatie niet toe geleid dat er andere gespecificeerde doelstellingen zijn opgenomen, dan wel dat er gespecificeerde doelstellingen zijn afgevallen. Met andere woorden, de gespecificeerde doelstellingen zoals die door Provinciale Staten in het Uitvoeringskader zijn vastgesteld, blijven gehandhaafd. Wel zijn de relevante
(beleids-)ontwikkelingen in het Waddengebied, zoals de Agenda voor het Waddengebied 2050, en ontwikkelingen binnen sectoren, zoals de visserijsector, verwerkt in deze actualisatie. Daarnaast zijn behaalde resultaten meegenomen in dit Uitvoeringsprogramma.
Het Waddenfonds heeft al vele projecten mede mogelijk gemaakt. Bij nieuwe subsidieaanvragen dient daar rekening mee gehouden te worden. Zo ondersteunt het Waddenfonds voor de Eems-Dollard bijvoorbeeld alleen projecten die reeds bestaande dan wel reeds uitgevoerde aantoonbaar aanvullen. De afgelopen jaren heeft het Waddenfonds al veel projecten gesubsidieerd die elektriciteit uit water produceren. In dit Uitvoeringsprogramma wordt vooral gezocht naar projecten die tot 2027 kennis en een aanpak ontwikkelen die leiden tot opschaling van deze technieken.
In het Uitvoeringsprogramma zijn enkele dilemma’s opgenomen, waarmee rekening gehouden zal moeten worden. Een voorbeeld hiervan is het vasthouden van zoet water versus de behoefte aan zoet water van de Waddenzee. Of denk aan het ontwikkelen van toepassingen van slib. De kennis over sediment en slib is nog volop in ontwikkeling. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van nuttige toepassingen van slib, wat uit de Waddenzee en de Eems-Dollard komt. In elk geval dient er rekening mee gehouden te worden dat slib van belang is voor een natuurlijke balans in de Waddenzee (in zowel Nederland als Duitsland en Denemarken). Een subsidieaanvraag voor het gebruik van slib zal in dit licht bekeken worden.
In bijlage 6 bij dit Uitvoeringsprogramma staat een opsomming van de verschillende beleids- en uitvoeringskaders die betrekking hebben op het Waddengebied. Daarnaast zijn er enkele beleids- en uitvoeringskaders die de komende jaren nog zullen worden vastgesteld, die niet mee zijn genomen in dit programma. Een voorbeeld hiervan is het beleidskader natuur Waddenzee waaraan op dit moment nog gewerkt wordt. Deze kaders zijn na vaststelling echter wel mogelijk van invloed op de additionaliteit van projecten (additionaliteit wordt in hoofdstuk 3 verder toegelicht). Potentiële subsidieaanvragers dienen hier rekening mee te houden.
1.4 Juridische inbedding Uitvoeringsprogramma
Op basis van de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds hebben Provinciale Staten een Uitvoeringskader Waddenfonds (UK) vastgesteld. In dit Uitvoeringskader staat het programmatisch afwegingskader op hoofdlijnen. In het Uitvoeringskader zijn de hoofddoelen van het Waddenfonds uitgewerkt in zogenaamde doelspecificaties. Aan de hand van deze doelspecificaties subsidieert het Waddenfonds activiteiten die bijdragen aan de vier hoofddoelen. Ze zijn concreter geformuleerd dan de (meer abstracte) hoofddoelen en leggen daardoor een relatie met de doelen van concrete projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd.
De hoofdlijnen van het Uitvoeringskader zijn verder uitgewerkt in dit Uitvoeringsprogramma. Het Uitvoeringsprogramma is vastgesteld door het algemeen bestuur van het Waddenfonds. Dit betekent dat het dagelijks bestuur van het Waddenfonds zich bij subsidieverstrekking moet houden aan de bepalingen van zowel het Uitvoeringskader als het Uitvoeringsprogramma. Voor de leesbaarheid van het Uitvoeringsprogramma zijn sommige onderdelen uit het Uitvoeringskader integraal overgenomen in het Uitvoeringsprogramma.
Naast het Uitvoeringsprogramma (dat voornamelijk een inhoudelijk toetsingskader is), zijn er verschillende juridische bepalingen waar subsidieaanvragen die bij het Waddenfonds worden in gediend aan getoetst worden. Dit juridisch toetsingskader wordt verder toegelicht onder 2.4 subsidie aanvragen, in dit Uitvoeringsprogramma. In bijlage 4 staat een verdere toelichting op de gemeenschappelijke regeling Waddenfonds.
Het Uitvoeringsprogramma heeft zes hoofdstukken. Eerst worden het Waddenfonds en het Uitvoeringsprogramma toegelicht. In hoofdstuk twee worden de verschillende subsidiestromen bij het Waddenfonds besproken en wordt er verdere relevante informatie gegeven met betrekking tot Waddenfondssubsidie. Hoofdstuk drie gaat in op de uitgangspunten van het Waddenfonds. Hier worden onder andere het begrip waddenspecifiek, de kernwaarden van het Waddengebied en de verschillende fases van technische innovaties (TRL-fases) genoemd. Hoofdstuk vier bevat de uitwerking van de thema’s. Hier wordt de achtergrond per thema beschreven en er worden voorbeelden gegeven van subsidiabele en niet subsidiabele activiteiten. Hoofdstuk vijf gaat in op het Budget Lokale Innovaties en hoofdstuk zes op het laatste hoofddoel: Duurzame Kennishuishouding.
Hoofdstuk 2: Subsidieverstrekking door het Waddenfonds
Het Waddenfonds heeft drie verschillende subsidiestromen, namelijk Majeur, Thematisch en BLI. Het is voor aanvragers belangrijk om snel duidelijk te krijgen onder welke subsidiestroom hun projectidee zou kunnen passen. Het is in alle gevallen aan te raden om vroegtijdig contact op te nemen met een programmaregisseur van het Waddenfonds. Onderstaande tabel geeft de kenmerkende aspecten weer voor respectievelijk majeur, thematisch en BLI- aanvragen. Aansluitend wordt iedere subsidiestroom verder toegelicht.
Passend binnen het IKW en de hoofddoelen van het Waddenfonds en de gespecificeerde doelen |
Passend binnen de hoofddoelen van het Waddenfonds, de gespecificeerde doelstellingen en subsidieregelingen |
Passend binnen de hoofddoelen van het Waddenfonds zoals uitgewerkt in de kaders van BLI (subsidieregeling voor BLI) |
|
Activiteiten, financiering en begroting ten minste eerste twee jaar concreet en daarna globaal |
|||
Inspanning op reservering voor gehele projectperiode. Sluitende financiering minimaal eerste twee jaar * |
|||
Via IKW, na akkoord van de Stuurgroep, indiening bij het Waddenfonds |
Voortraject via lokale subsidieloketten 1 , daarna indiening bij het Waddenfonds |
||
De maximale en minimale bijdrage wordt bepaald door het dagelijks bestuur in de subsidieregeling |
|||
‘Inspanning op reservering voor de gehele projectperiode’ betekent dat er inzet moet zijn op de reservering van de totale financiering voor de projectperiode. Met een sluitend financieringsplan wordt bedoeld dat aanvrager voor het gehele overige bedrag aan financiering (buiten de gevraagde Waddenfondssubsidie) bewijzen van beschikbaarheid (cofinancieringsbewijzen) of officiële aanvragen (overige subsidieaanvragen) kan overleggen of dat een sluitende financiering aannemelijk is binnen een nader vast te stellen periode na het indienen van de aanvraag.
Bij projecten ter invulling van majeure opgaven betreft de bijdrage vanuit het Waddenfonds maximaal 50% van de subsidiabele kosten. Daarbij gelden voor verschillende onderdelen verschillende maximale subsidiepercentages. De richtlijn is dat pilots en projecten die bijdrage aan ecologische projecten en innovatieve pilots maximaal 65% subsidie krijgen en economische projecten maximaal 35%. Bij thematische subsidieregelingen kan het maximumpercentage per openstelling en activiteit verschillen. Deze is echter nooit hoger dan 90% van de subsidiabele kosten.
Majeure projecten kenmerken zich in het algemeen door een forse investeringsomvang, meerjarige uitvoering, integraliteit, een lange voorbereidingstijd en meerdere samenwerkende partners. Voor majeure projecten werkt het Waddenfonds samen met de provincies voor de realisatie van het Investeringskader Waddengebied (IKW). In 2016 is het IKW door Provinciale Staten van Noord-Holland, Fryslân en Groningen vastgesteld. De provincies willen met het IKW grootschalige projecten en programma’s realiseren in het Waddengebied. Daar waar het Waddenfonds werkt met vier hoofddoelen en acht thema’s, werkt het Investeringskader met zes opgaven met bijbehorende programmeerlijnen. Daarnaast wordt er bij het IKW gewerkt in verschillende (opgave)teams. Meer informatie over de programmeerlijnen en de opgaveteams is te vinden op de website van het IKW.
Aanvragen voor majeure projecten moeten altijd eerst via het IKW ingediend worden. Binnen het IKW wordt er gekeken of het project binnen de programmeerlijnen van het IKW past en of het binnen de hoofddoelen, doelspecificaties en themalijnen van het Waddenfonds past. De medewerkers van het investeringskader hebben in samenwerking met de regisseurs van het Waddenfonds een initiërende, sturende en begeleidende rol bij de ontwikkeling van projecten en programma’s in een samenhangend geheel. Tijdens de bespreking en behandeling in het desbetreffende (opgave)team wordt er gekeken of het majeure project bij het Waddenfonds past of enkel bij het IKW. Het advies van het (opgave)team wordt voorgelegd aan de stuurgroep Waddenprovincies, die vervolgens de initiatiefnemer van het project adviseert om een subsidieaanvraag in te dienen bij het Waddenfonds.
Na akkoord van de stuurgroep Waddenprovincies kan een subsidieaanvraag voor een majeur project vervolgens bij het Waddenfonds ingediend worden. Neem voor majeure projecten contact op met een programmaregisseur van het Waddenfonds of met een voorzitter van een opgaveteam van het IKW. Meer informatie over het IKW is te lezen op www.investeringskaderwaddengebied.nl en in bijlage 4.
Thematische projecten zijn projecten die vallen onder één of meerdere van de acht thema’s van het Waddenfonds. Vallend onder de eerste drie hoofddoelen van het Waddenfonds zijn in dit Uitvoeringsprogramma deze acht thema’s uitgewerkt in verschillende themalijnen met bijhorende doelspecificaties. Dit is terug te vinden in hoofdstuk 4 van dit Uitvoeringsprogramma. Elk thema wordt ingeleid met een achtergrondbeschrijving, waarin de kansen en bedreigingen van het betreffende thema zijn geformuleerd. Vervolgens is elke themalijn uitgewerkt in doelen, subsidiabele activiteiten en indicatoren. De genoemde subsidiabele activiteiten en outputindicatoren dienen enkel als voorbeeld en zijn niet limitatief bedoeld.
In de betreffende subsidieregeling voor thematische projectsubsidiering staan in elk geval de subsidiabele activiteiten, de periode waarin aanvragen gedaan kunnen worden, de beoordelingscriteria, het subsidieplafond en het maximale subsidiebedrag per aanvraag. Het Waddenfonds geeft tijdig aan wanneer er een nieuwe thematische subsidieregeling in werking treedt en volgens welke systematiek deze aanvragen worden beoordeeld. Raadpleeg de geldende subsidieregeling op de website van het Waddenfonds en neem contact op met een programmaregisseur van het Waddenfonds.
In dit Uitvoeringsprogramma zijn acht thema’s opgenomen vallend onder de eerste drie hoofddoelen van het Waddenfonds, elk met één of meer themalijnen
2.4 Budget Lokale Innovaties (BLI)
Als derde subsidiestroom is er een budget voor lokale innovaties waarvoor jaarlijks subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het BLI is een laagdrempelige subsidieregeling voor initiatieven uit lokale gemeenschappen in aansluiting op bestaande leefbaarheids- en ontwikkelingsprogramma’s voor het platteland. Met het BLI biedt het Waddenfonds onder andere aan samenwerkingsverbanden van initiatiefnemers de mogelijkheid om voor vernieuwende, kleinschalige projecten subsidie aan te vragen.
Activiteiten moeten bijdragen aan de vitaliteit en de sociaaleconomische duurzaamheid van gemeenschappen. Ook moet het de sociale cohesie versterken doormiddel van het versterken van bestaande netwerken of het creëren van nieuwe netwerken. Daarnaast moeten de projecten waddenspecifiek zijn. Denk daarbij aan projecten, uitgevoerd vanuit of met de lokale gemeenschap die bijdragen aan de kernwaarden van het Waddengebied en/of inspelen op specifieke kansen en bedreigingen voor het Waddengebied (zoals bijvoorbeeld beschreven in de thema’s in dit Uitvoeringsprogramma). Initiatieven op dit vlak dragen bij aan gemeenschapszin en aan het ontstaan van nieuwe netwerken of aan het versterken van bestaande netwerken, en het stimuleren van samenwerking.
De voorbereidingsfase van een BLI aanvraag loopt bij voorkeur via lokale subsidieloketten. Dit zijn loketten van de provincies waar inwoners of initiatieven, provinciale subsidies (leefbaarheid en Leader) kunnen aanvragen. Deze Adviesloketten (zie website van het Waddenfonds) doen hierbij de eerste advisering over aanvragen die vallen binnen BLI en helpen bij de verdere voorbereiding van de aanvraag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en kunde van de regio die de medewerkers hebben. Verder hebben de lokale loketten de mogelijkheid om breder te adviseren, omdat zij meerdere subsidiesporen behartigen. Op die manier wordt gekeken welke subsidie het beste bij uw project past. Lees meer over het BLI in hoofdstuk 5 of raadpleeg de geldende Subsidieregeling Budget Lokale Innovaties Waddenfonds op de website van het Waddenfonds.
Routekaart Subsidies Waddenfonds
Het onderstaande stroomschema is bedoeld als hulpmiddel om vooraf te bepalen welk subsidiespoor het beste past bij uw project. Neem bij twijfel altijd contact op met het Waddenfonds via info@waddenfonds.nl of bel naar 058 233 90 20.
Het dagelijks bestuur van het Waddenfonds is bevoegd om subsidies te verstrekken. Het algemeen bestuur heeft de Algemene Subsidieverordening Waddenfonds vastgesteld, met daarin algemene spelregels over subsidieverstrekking. Het dagelijks bestuur kan meer specifieke subsidieregelingen vaststellen. Hierin zijn, naast subsidiabele activiteiten en het subsidieplafond, onder andere het beoordelingskader (vereisten, toetsingscriteria) en bepalingen over de hoogte van de subsidie opgenomen. Daarnaast kunnen verschillende methoden voor het verdelen van subsidie door het Waddenfonds worden toegepast. Voorbeelden hiervan zijn het molenaarsprincipe (wie het eerst komt, wie het eerst maalt), prijsvragen en tenders. Per subsidieopenstelling wordt aangegeven welkeverdeelsystematiek wordt gebruikt.
Neem contact op met een van de programmaregisseurs van het Waddenfonds in de voorbereidingsfase van een thematische of majeure subsidie aanvraag. Zij kunnen aangeven of het project kansrijk is en of het past binnen de kaders. Ook kunnen zij verdere informatie geven over de manier waarop een aanvraag tot stand kan komen en hoe een aanvraag kan worden ingediend. Voor BLI projecten kunt u contact opnemen met de adviesloketten. Verdere informatie over het indienen van een aanvraag is op de website van het Waddenfonds te vinden.
Om vorm te geven aan die subsidieverlening heeft het Waddenfonds verschillende juridische instrumenten die in samenhang met elkaar, zoveel mogelijk waarborgen dat de subsidie daar terecht komt, waar die de gewenste impact heeft. Het Waddenfonds verleent op drie manieren subsidie.
Ten eerste aan majeure projecten (lees meer over majeure projecten in 2.1); de aanvragen in dit kader worden getoetst aan het Uitvoeringskader, het Uitvoeringsprogramma, de Algemene Subsidieverordening en de beleidsregels.
De andere twee gebruikelijke manieren om subsidie te verlenen zijn dat het Waddenfonds subsidieregelingen openstelt voor thematische projecten en BLI projecten (lees meer over thematische projecten en BLI in 2.2 en 2.3). Deze thematische openstelling en de openstelling voor BLI geven in de respectieve subsidieregelingen nadere inhoudelijke en procedurele regels, waaraan voldaan moet worden om subsidie te kunnen krijgen. Bij thematische openstellingen gaat het dan vaak om specifieke inhoudelijke focus op bepaalde thema's uit het Uitvoeringsprogramma. De aanvragen in dit kader worden getoetst aan de betreffende subsidieregeling, het Uitvoeringskader, het Uitvoeringsprogramma, de Algemene Subsidieverordening en de beleidsregels.
Op de website van het Waddenfonds zijn de voor subsidieverstrekking relevante documenten en formulieren te raadplegen. Zie bijlage 5 voor een overzicht van de verschillende documenten met een toelichting per document waarvoor het gebruikt kan worden. Let wel, een aantal van de formats moeten verplicht gebruikt worden. Dit staat aangegeven bij de desbetreffende subsidieregeling.
Er zijn verschillende financiële begrenzingen voor projectaanvragen. Het totaal van de overheidsbijdragen mag niet meer zijn dan de Europeesrechtelijke bepalingen met betrekking tot staatssteun. Daarnaast mag een Waddenfondssubsidie nooit meer bedragen dan 90% van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen. Deze begrenzingen zijn vastgelegd en zijn na te lezen in de van toepassing zijnde Algemene Subsidieverordening Waddenfonds, specifieke subsidieregelingen en de geldende beleidsregels (verdere toelichting over de beleidsregels is te vinden in bijlage 5).
In verband met het bereiken van de Waddenfondsdoelen kent het Waddenfonds een instandhoudingsverplichting voor majeure en thematische projecten. De subsidieontvanger is verplicht om het projectresultaat minimaal in stand te houden in overeenstemming met wat met het project wordt beoogd gedurende een periode van vijf jaar met dien verstande dat voor gebouwen een periode van tien jaar geldt en voor grondaankopen een periode van twintig jaar.
Het Waddenfonds verstrekt subsidie aan projecten die bijdragen aan de realisatie van de hoofddoelen van het Waddenfonds. Van tevoren is niet met zekerheid te zeggen en in welke mate dat het geval is. Om de gerealiseerde bijdrage van projecten aan de doelen te kunnen bepalen worden de resultaten (output) en de effecten (outcome) van projecten geëvalueerd. Hoe het Waddenfonds dit doet, staat in de beleidsregel Monitoring en Evaluatie Waddenfonds. Deze beleidsregel is te vinden op de website van het Waddenfonds.
Er ligt een verantwoordelijkheid bij de aanvrager met betrekking tot het rapporteren over de output van het project. Door middel van voortgangsrapportages en in een eindverantwoording aan het Waddenfonds. Als een subsidie is verstrekt lager dan € 50.000, - geldt de verplichting tot het overleggen van een voortgangsrapportage niet.
Daarnaast is het Waddenfonds verantwoordelijk voor het meten van de outcome van projecten. Wel vraagt het Waddenfonds van de aanvrager om bepaalde informatie te verschaffen, zodat de outcome van projecten gemeten kan worden. Elke aanvraag, met uitzondering van aanvragen voor BLI, dient daarom een monitoringsplan of -paragraaf te bevatten. In het format projectplan staat welke informatie het Waddenfonds hiervoor nodig heeft. Het format projectplan staat op de website van het Waddenfonds.
De Waddenzee strekt zich uit langs de kust van drie landen. Zowel majeure als thematische projecten die de internationale relaties met de Noordzee(kustzone), het Deense en Duitse Wad versterken kunnen door het Waddenfonds worden gesubsidieerd. Randvoorwaarde voor het Waddenfonds is wel dat het om activiteiten moet gaan die een aantoonbaar effect hebben op het Nederlandse Waddengebied (zie bijlage 1).
Het Waddenfonds subsidieert projecten die bijdragen aan de hoofddoelen. Hieronder vallen ook pilots en innovatieve projecten in het Waddengebied. Onder pilots worden projecten met een ‘leren door doen’ karakter verstaan. Dit is niet fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, maar onderzoek door middel van testen met een voorziene uitrol in het Waddengebied. Innovatief betekent dat het Waddenfonds inzet op zowel product- als procesinnovatie.
Hierbij wordt productinnovatie gezien als technologische innovatie waarbij nieuwe producten en diensten ontstaan die de regionale productie kunnen vergroten met een kleine(re) gebruiksdruk op de omgeving. Procesinnovatie kan zowel een niet-technische als een technische innovatie zijn. Niet-technische procesinnovatie kan gaan over het vernieuwend inrichten van een dienst. Een technologische proces innovatie is een innovatie waarbij er aanpassingen worden gedaan in de manier waarop producten gemaakt en geleverd worden. De productiewijze wordt op die manier bijvoorbeeld sneller, efficiënter of rendabeler. Wanneer er sprake is van een technische innovatie, wordt er gekeken naar het Technology Readiness Level (TRL)-model, dat hieronder verder wordt toegelicht.
2.6.1 Technische innovaties en het TRL-model
Het Waddenfonds richt zich vanwege de beperking in budget en looptijd van het fonds op een beperkt aantal projectfasen van dergelijke technische innovatietrajecten. Dit begint bij het testen en valideren van de technologie in een relevante omgeving. Gebruik makend van het Technology Readiness Level (TRL)-model zijn dit de TRL’s 5 tot en met 82 3 waar een bijdrage vanuit het Waddenfonds mogelijk is. Hierbij zijn vier fasen vastgesteld:
De eerste drie niveaus (TRL 1, 2, 3) behoren tot ‘discovery’, gevolgd door TRL 4, 5 en 6 van de fase ‘development’. TRL 7 en TRL 8 behoren tot de fase ‘demonstration’, met TRL 9 ‘deployment’ als laatste ontwikkelingsfase.
De definities van de niveaus zijn als volgt vastgesteld (in rood de fasen waarin het Waddenfonds kan ondersteunen):
2.7 Hoofddoelen, thema’s, themalijnen en gespecificeerde doelen
Onderstaand zijn de hoofddoelen van het Waddenfonds (A tot en met D), de bijbehorende thema’s en de gespecificeerde doelen weergegeven. De doelspecificatie geeft inzicht in de prioritaire ontwikkelambities voortvloeiend uit de hoofddoelen. Deze doelspecificatie wordt richtinggevend gehanteerd voor zowel majeure projecten als voor de thematische openstellingen.
Hoe de gespecificeerde doelen bereikt kunnen worden, is per thema uitgewerkt in hoofdstuk 4. Daar wordt de achtergrond van ieder thema beschreven en zijn de thema’s verder uitgewerkt in themalijnen. Voor elke themalijn is aangegeven waarom, hoe en welke gespecificeerde doelen worden nagestreefd. En worden er onder andere voorbeelden gegeven van de subsidiabele activiteiten.
Hoofdstuk 3: Uitgangspunten van het Waddenfonds
Het Waddenfonds hanteert bij het nastreven van de hoofddoelen een aantal uitgangspunten. Om in aanmerking te komen voor subsidie, moeten subsidieaanvragen hieraan voldoen. Hoe meer een project bijdraagt aan deze uitgangspunten, hoe beter het project past bij de manier waarop het Waddenfonds zijn middelen wil inzetten.
Duurzame ontwikkeling is een kernbegrip voor het Waddenfonds en is daarom een algemeen vereiste. Ieder project wordt getoetst op het duurzame karakter. Zo mag er geen inbreuk worden gemaakt op de ecologische, economische en sociale dimensie van de duurzame ontwikkeling van het Waddengebied. De voorkeur gaat uit naar projecten die meerdere dimensies van duurzaamheid versterken. Voor onderbouwing van een bijdrage aan duurzame ontwikkeling kan een subsidieaanvrager gebruik maken van de doelen, geformuleerd door de Verenigde Naties. In bijlage 4 staan de VN-doelen die het meest relevant zijn voor het Waddenfonds, aangevuld met illustratieve voorbeelden. Verdere toelichting over Duurzame ontwikkeling is te lezen in bijlage 4.
3.2.1 Beoordelingscriteria waddenspecifiek
Het Waddenfonds heeft het begrip waddenspecifiek op vier onderdelen geconcretiseerd:
Maatregelen en activiteiten/investeringen van een project dragen bij aan het oplossen van problemen en/of het benutten van kansen. Bij problemen en kansen gaat het om voor het Waddengebied kenmerkende kansen en bedreigingen. Veelal zijn die verbonden met de gebied specifieke kwaliteiten en cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied. Bij economische activiteiten gaat het om activiteiten die gericht zijn op een duurzame economische ontwikkeling en/of energietransitie.
Het Waddenfonds beoordeelt een aanvraag als (voldoende) waddenspecifiek als de aanvraag voldoet aan minimaal drie van bovenstaande bepalingen. De aanvraag moet altijd aan de eerste bepaling voldoen, zoals opgenomen in de ASV. Verdere uitleg over wat het Waddenfonds onder waddenspecifiek verstaat, is te lezen in bijlage 4.
Het Waddengebied is een uniek gebied dat zich niet laat vangen in enkele definities. Om te kunnen beoordelen of projecten en activiteiten waddenspecifiek zijn en om de bijdrage van projecten aan de hoofddoelen van het Waddenfonds te beoordelen, worden er kernwaarden gehanteerd. De hieronder geformuleerde kernwaarden vloeien voort uit algemeen erkende kernwaarden van het Waddengebied en zijn opgenomen in de Gebiedsagenda Wadden 2050. Projecten en programma’s mogen de kernwaarden niet substantieel aantasten en moeten die het liefst versterken.
Het Waddenfonds hanteert daarbij de onderstaande lijn en definities:
Dynamische natuur van de Waddenzee. De natuurlijke dynamiek - de getijdenwerking, sedimentatieprocessen, stromingspatronen en de (geleidelijke) zoet-zout overgangen naar de kust en de eilanden – is de kernwaarde die ten grondslag ligt aan de ecologische functies van de Waddenzee voor onder meer vogels, vissen en onderwaternatuur. Die organismen kunnen alleen floreren als de natuurlijke dynamiek niet wordt aangetast en als wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor het vervullen van de ecologische functies. Dan krijgen natuurlijke processen de ruimte om zich te ontwikkelen;
De waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee. Dat betreft voor de verschillende landschapstypes in het Waddengebied kenmerkende cultuurhistorische en landschappelijk waardevolle elementen die aanwezig kunnen zijn in landschappelijke patronen (zoals dijken, maren en terpen/wierden). Toevoeging van nieuwe landschappelijke of cultuurhistorische elementen dienen zo ontworpen te worden dat ze aansluiten bij de kernwaarden en karakteristieken van de verschillende landschapstypes in het Waddengebied. Deze kernwaarden en karakteristieken staan beschreven in de Gebiedsagenda Wadden 2050 waarin de basiskaart Landschap & Erfgoed is opgenomen. Voor een verdere uitwerking zijn de volgende provinciale kaarten van belang:
De kwaliteitsgids provincie Groningen (kwaliteitsgidsgroningen.nl);
De leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 van de provincie Noord Holland https://leidraadlc.noord-holland.nl/ met daaronder de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (noord-holland.nl);
De Cultuurhistorische Kaart Fryslân (Cultuurhistorische kaart Fryslân | Fryslan).
Het menselijk medegebruik van het Waddengebied door economische sectoren als bijvoorbeeld visserij, havenactiviteiten, landbouw, energie en recreatie/toerisme mag geen substantieel afbreuk doen aan deze kernwaarden en draagt bij voorkeur bij aan behoud en versterking ervan.
Het Waddenfonds voorziet in extra investeringen in het Waddengebied die de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap versterken. Het Waddenfonds investeert alleen in (de onderdelen van) projecten die additioneel zijn. Bij elke aanvraag worden onderstaande aspecten meegewogen:
Waddenfondsmiddelen dienen niet als substituut voor budget voor beleidsrealisatie. Wel zijn investeringen in aanvulling mogelijk als sprake is van verdergaande of versnelde ambities en doelen die passen bij de hoofddoelen van het Waddenfonds. Voor investeringen die raakvlakken vertonen met reguliere beleidsprogramma’s zoals Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water wil het Waddenfonds ook maatregelen subsidiëren vanuit die programma’s, mits is aangetoond dat de beleidsdoelen daarvan zonder steun van het Waddenfonds niet gehaald kunnen worden en/of er geen zicht is op dekking vanuit reguliere financieringsbronnen.
Het Waddenfonds zoekt projecten met impact en hanteert daarbij dat de impact van programma’s en projecten het grootst is als deze zo integraal mogelijk worden voorbereid en uitgevoerd. Het Waddenfonds denkt bij integraliteit aan:
Het aantoonbaar aansluiten op relevante bestaande visies, beleid en ontwikkelingen en in afstemming met en betrokkenheid van relevante instanties. Hiermee is de kans het grootst dat deze programma’s en projecten complementair zijn aan bestaande ontwikkelingen en een breed draagvlak hebben in de uitvoering.
De exacte uitwerking van integraliteit is afhankelijk van de specifieke context en hierdoor niet altijd hetzelfde. Zo kan het in de ene situatie passend zijn dat instanties participeren als projectpartner, terwijl het in een andere situatie passend is dat vooral afstemming plaatsvindt in de voorbereiding die daarna wordt vastgelegd in steunverklaringen. Het Waddenfonds vraagt aanvragers aan te tonen hoe deze integrale aanpak in zijn of hun specifieke context zo goed mogelijk is geborgd.
Programma’s en projecten moeten altijd bijdragen aan het realiseren van tenminste één van de vier hoofddoelen van het Waddenfonds. De voorkeur gaat uit naar programma’s en projecten die een bijdrage leveren aan de realisatie van meerdere van de eerste drie doelen van het Waddenfonds of onderliggende gespecificeerde doelen (meervoudige doelrealisatie).
Hoofdstuk 4: Uitwerking thema’s
Als uitwerking van het hoofddoel voor natuur en landschap streeft het Waddenfonds naar een rijkere Waddenzee en een meer biodivers kustgebied. Ons doel voor de Waddenzee is een evenwichtiger voedselweb waarin alle potentiële trofische niveaus (primaire producenten, consumenten en carnivoren) aanwezig zijn. Daarvoor is nodig dat de Waddenzee haar verschillende ecologische functies kan vervullen:
De Waddenzee kan momenteel deze ecologische functies niet altijd goed vervullen, omdat aan een aantal eisen daarvoor niet wordt voldaan. Dat kan alleen als natuurlijke processen in de Waddenzee zelf meer ruimte en rust krijgen. Dan pas kan de Waddenzee groter, robuuster en veerkrachtiger worden en zich blijven aanpassen aan klimaatverandering. Daarbij zal moeten worden geaccepteerd dat de soorten die voorkomen in de Waddenzee gaan veranderen, omdat de Waddenzee voor bepaalde soorten te warm of anderszins ongeschikt zal worden als leefgebied. Aandachtspunt hierbij is dat er voldoende zoet water beschikbaar moet blijven voor de Waddenzee via de waterafvoer punten langs de kust.
Ook het kustgebied is van grote betekenis om de hoofddoelstelling voor natuur en landschap te realiseren. Natuurwaarden in het kustgebied zijn veelal verbonden met de landbouw, maar zijn ook te vinden in bos- en natuurgebieden. Qua soorten dieren gaat het onder meer om akkervogels, weidevogels, vissen, en om fauna die te vinden is in en langs watergangen en op daarmee verbonden harde randen als dijken en dammen. Landschapskwaliteiten verschillen per landschapstype en zijn vastgelegd in de basiskaart Landschap & erfgoed van de Agenda voor het Waddengebied 2050. Voor de verdere uitwerking zijn de provinciale kaarten van belang die genoemd worden op pagina 21 onder toelichting van de kernwaarden.
Als uitwerking van de hoofddoelstelling voor Natuur en Landschap hanteert het Waddenfonds de gespecificeerde doelen van het Waddengebied voor het thema Natuur. Zo wil het Waddenfonds een rijkere Waddenzee helpen realiseren en de biodiversiteit in het kustgebied vergroten.
Verduurzamen menselijk medegebruik op de Waddenzee en in het kustgebied.
Uitgangspunt van de Agenda voor het Waddengebied 2050 is dat menselijk medegebruik mogelijk moet blijven. Menselijke activiteiten mogen echter geen substantiële negatieve gevolgen hebben voor de natuur en landschapswaarden van de Waddenzee. Dat impliceert dat het economisch medegebruik, zoals visserij, toerisme en recreatie, delfstofwinning en baggerwerkzaamheden van geulen, verduurzaamd dient te worden. Dit is een grote opgave. Het Waddenfonds stimuleert deze verduurzaming van het medegebruik in het kustgebied via de aparte themalijnen voor Duurzame Visserij, Landbouw, Havens, en Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme. Verduurzaming van het medegebruik buiten de gesloten gebieden van de Waddenzee wordt bevorderd via het thema Bodem, Water, Licht en Geluid. Verduurzaming van het medegebruik in voor visserij gesloten gebieden wordt met het thema Natuur gestimuleerd.
Als effect van te ondersteunen projecten wil het Waddenfonds bereiken dat de Waddenzee een rijkere Waddenzee wordt. Eén die veerkrachtig genoeg is om zich aan te passen aan de klimaatverandering en robuust genoeg om de genoemde ecologische functies te kunnen blijven vervullen. Daartoe wil het Waddenfonds programma’s en projecten ondersteunen via de onderstaande vier themalijnen. Hierbij worden de volgende principes gehanteerd:
Om de doelen van het Uitvoeringskader voor het thema Natuur te realiseren richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van investeringen die bijdragen aan en gericht zijn op meer ruimte voor natuurlijke processen, verbetering onderwaternatuur, versterken van de swim- en flywayfunctie, vergroten biodiversiteit kustgebied en verduurzaming van het economisch medegebruik en verminderen van verstoring van de natuur in de Waddenzee. Het Waddenfonds stimuleert de verduurzaming van het medegebruik buiten de - voor visserij – gesloten gebieden op de Waddenzee niet alleen via innovatieve pilotprojecten, maar ook voor investeringen die bijdragen aan de verduurzaming van het medegebruik en het terugdringen van vervuiling. Dat betreft onder andere de impact van verontreiniging door diverse bronnen, zandsuppleties, militair gebruik, aanleg van kabels en leidingen, winnen van grondstoffen en baggeren. Dit wordt verder uitgewerkt bij het thema Water, Bodem, Licht en Geluid.
Verbetering natuur Eems-Dollard door meer ruimte te bieden voor natuurlijke processen, meer kwelders, zoet-zout overgangen, meer zwevende - en bodemalgen en gezonde leefgebieden voor vogels en vissen. Gestreefd wordt naar een natuurlijk troebele Dollard en daartoe dient vanaf 1-1-2023 jaarlijks minimaal een miljoen ton slib verwijderd te worden;
Het Waddenfonds stimuleert maatregelen die zo veel mogelijk bijdragen aan herstel van natuurlijke processen in de Waddenzee. Ook wil het Waddenfonds randvoorwaarden creëren waardoor de ecologische functies van de Waddenzee beter tot hun recht komen. Verder zet het Waddenfonds in op ecologische verbetering van de Eems-Dollard. Daartoe bevordert het fonds de aanwezigheid van een kwalitatief goede mix van habitattypes in voldoende dichtheid, goed onderling verbonden en niet te ver van elkaar verwijderd. Daarmee worden de mogelijkheden voor vogels en vissen om te foerageren, broeden en migreren vergroot en wordt bijgedragen aan de instandhouding van (bedreigde) populaties.
Het realiseren van meer geleidelijke zoet-zout overgangen. De afgelopen jaren heeft het Waddenfonds al bijgedragen aan dit soort overgangen in de Afsluitdijk, de kop van Noord-Holland en het Lauwersmeergebied. Tot 2027 richt het fonds zich op het Lauwersmeergebied, Harlingen en de Eems-Dollard/Westerwoldse Aa/Eemszijlen om daar meer robuuste en geleidelijker zoet-zoutovergangen te realiseren. Activiteiten die bijdragen aan behoud van voldoende afvoer volume van zoet water naar de Waddenzee kunnen hier onderdeel van zijn;
Verbetering van de natuur in de Eems-Dollard. Daarvoor sluit het Waddenfonds aan bij de doelen van het programma ED2050: verbeteren habitatdiversiteit, kwaliteit en meegroeien slikken en kwelders met de zeespiegelrijzing, een natuurlijk troebele Dollard (wezenlijk lagere slibconcentraties en verhoging primaire productie), meer geleidelijke zoet-zoutovergangen, ruimte voor natuurlijke processen en meer zwevende en bodemalgen t.o.v. 2012;
Het Waddenfonds ondersteunt voor de Eems-Dollard alleen projecten die reeds bestaande aantoonbaar aanvullen. Het betreft hier onderdelen van het programma Vitale kust Eems-Dollard, zoals de Dubbele Dijk, de Kleirijperij, polder Breebaart, Grote polder Termunten en de Brede Groene Dijk, waar het in alle gevallen slibinvang, -verwijdering en hergebruik van slib betreft. Nieuwe projecten dienen substantieel bij te dragen aan de doelstelling van het programma ED2050 om vanaf 1-1-2023 jaarlijks 1 miljoen ton slib te verwijderen uit de Eems-Dollard. Tevens komen nieuwe pilotprojecten voor subsidie in aanmerking die doelen van het programma ED2050 versneld realiseren of daar hogere ambities aan toevoegen. Dat kunnen bijvoorbeeld projecten zijn op het gebied van slibinvang (en nuttig hergebruik van dat slib, bij voorkeur in het gebied zelf), het vergroten van de habitatdiversiteit, meer algen in de Dollard en projecten die bijdragen aan het ‘natuurlijk troebel’ worden van de Eems-Dollard;
Het vergroten van het areaal onberoerde wadbodems en het herstellen van de natuur in het voor visserij gesloten gebied in de Waddenzee. In de voor visserij gesloten gebieden wil het Waddenfonds in verschillende gebieden “leren van niets doen”, de rust gehandhaafd zien en (actieve) natuurherstelprojecten ondersteunen (zie daarvoor verder het thema 4.8 Duurzame Visserij);
Voor het in stand houden van stabiele populaties is voor broedvogels behoud van de Waddenzee als broedgebied van het grootste belang. Uit recente onderzoeken blijkt dat de aantallen van de meeste soorten broedvogels teruglopen. Aanleg van nieuwe en verbetering van bestaande binnendijkse broedgebieden in de duinen en (brakke) kustbiotopen dragen bij aan het voortbestaan van broedvogels in het Waddengebied. Kansrijke locaties daarvoor zijn onder meer de kop van Noord-Holland, de Afsluitdijk, Noordpolderzijl en Ameland. Om buitendijkse broedlocaties te stimuleren zijn kwelderophoging en kwelderontwikkeling aan de wadzijde van de eilanden een mogelijkheid, mits dat geen substantiële afbreuk doet aan de natuurlijke dynamiek. Het voorkomen en verminderen van verstoring van habitats van vogels via de uitvoering van pilots of projecten die daarop gericht zijn wil het Waddenfonds mede mogelijk maken. Voor het overige dienen projectaanvragen aan te tonen dat ze aanvullend zijn c.q. voortborduren op de (tussentijdse) resultaten van de projecten Wadvogels van Allure, Rust voor vogels, Ruimte voor mensen en Wij en Wadvogels;
Omdat de dynamiek in de Waddenzee door de bedijking sterk is afgenomen overstromen er veel broedgebieden in het vogelbroedseizoen. Daarom is het nodig om voor bepaalde soorten wad- en broedvogels predatiebestendige vogeleilanden aan te leggen, bij voorkeur nabij geschikte voedselgebieden en/of geleidelijke zoet-zoutovergangen. Locaties die voldoende bescherming bieden tegen overstroming en predatie en die bij foerageergebieden liggen zijn bij uitstek geschikt als hoogwatervluchtplaats (zie bijlage 2). De plekken die de meeste kans bieden voor visetende vogels, zoals sterns, liggen vooral langs de Afsluitdijk, op en langs de eilanden en op plekken langs de Waddenkust als onderdeel van een verbeterde kustverdediging. Broedpontons kunnen een bij voorkeur tijdelijke maatregel zijn die vooral in of nabij de havens of nabij de dijken een bijdrage kunnen leveren om extra broedgelegenheid te creëren voor wadvogels.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Biobouwers als zeegras en mossel-/oesterbanken zijn van groot belang voor de biodiversiteit van de Waddenzee en voor een evenwichtige opbouw van het voedselweb. Onderwaternatuur betreft met name de onderdelen aan de onderkant van het voedselweb zoals primaire producenten (bijvoorbeeld phytoplankton; algen; zeewier/zeegras), biobouwers (zeegras, mosselen oesterbanken, e.d.) en planteneters (zoals zoöplankton, schaaldieren zoals kokkels e.d.). Het Waddenfonds wil projecten stimuleren die de randvoorwaarden creëren of versterken voor een verbeterde ontwikkeling van de onderwaternatuur. Daarbij moeten de indieners aantonen dat zij voortborduren op de resultaten van projecten zoals Waddenmozaïek en de diverse zeegrasprojecten die het Waddenfonds heeft ondersteund.
Zeegras is één van de belangrijke biobouwers. Verder is zeegras van belang voor vele diersoorten omdat het dient als kraamkamer, foerageergebied en schuilplaats. Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn beleidsdoelen met betrekking tot zeegras geformuleerd (STOWA, 2012). Het streven is om in 2028 circa 10.000 ha zeegras in de Waddenzee te hebben gerealiseerd, met een minimale bedekking van 5%. Dit areaal moet gaan bestaan uit zowel klein zeegras (circa 2/3) en groot zeegras (circa 1/3) waarbij geen onderscheid tussen sublitoraal en litoraal4 wordt gemaakt. Het Waddenfonds heeft meerdere zeegrasprojecten gesteund en dankzij de uitkomsten daarvan is nu op hoofdlijnen bekend met welke methode het droogvallende zeegras teruggebracht kan worden. De eerste resultaten van die methode bij Griend zijn veelbelovend: daar is nu een in zichzelf instandhoudend zeegrasveld ontstaan van ca. 650 ha.
Voor de aanleg van droogvallende zeegrasvelden is een financiële bijdrage van het Waddenfonds niet meer nodig; nog wel voor het kunnen voorzien in voldoende zaad om grootschalig herstel mogelijk te maken. De beheerders van de Waddenzee kunnen de velden zelf aanleggen en beheren. De uitkomsten van het project Waddenmozaïek bepalen of en in welke mate het Waddenfonds grootschalig herstel van sublitorale zeegrasvelden meefinanciert. Voor herstel van klein zeegras wil het Waddenfonds de volgende stappen die nodig zijn voor herstel ondersteunen. Ook pilotprojecten gericht op herstel van de platte oester streeft het Waddenfonds na.
Het Waddenfonds wil initiatieven stimuleren om de bodemmosselzaadvisserij en/of de mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s) verder te verduurzamen, kweeksystemen los van de bodem te ontwikkelen en/of handmatige mosselkweek in combinatie met op natuurbehoud afgestemde oogst in voor visserij gesloten gebieden. Ook wil het Waddenfonds initiatieven voor binnendijkse mosselkweek ondersteunen. Dat gebeurt via het thema voor Duurzame Visserij.
Wadplaten hebben een rijk bodemleven en kennen een grote biodiversiteit. Daarmee staan ze aan de basis van het voedselweb. Voor deze locaties (zie bijlage 3: Vijf toplocaties) is het van belang dat ze meegroeien met de zeespiegelstijging/bodemdaling, dat de invloed van menselijk gebruik afneemt en dat de rust er wordt gehandhaafd. Deze locaties zijn de meest kansrijke voor ontwikkeling van biobouwers en schelpdierbanken.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
De Waddenzee is een belangrijke schakel in de trekroutes van vogels en vissen, die er foerageren, rusten en opvetten. Veel vogel- en vissoorten maken maar een bepaalde periode of voor specifieke behoeften gebruik van de Waddenzee. Rust en voedselaanbod in de hotspots van de fly- en swimway is voor trekvissen en –vogels noodzakelijk. Niet alleen om te kunnen overleven, maar ook om een levensvatbare populatie in stand te houden. Het verminderen en voorkomen van verstoring van habitats is daarom erg belangrijk.
Voor minimaal zestig soorten trekvogels is de Waddenzee het belangrijkste rust- en voedselgebied op hun route naar broed- en overwinteringsgebieden. Negen soorten trekvogels zijn voor meer dan 50% van hun hele flyway populatie afhankelijk van het Waddengebied. Uit onderzoek blijkt dat hoe afhankelijker een vogel is van de Waddenzee (voor o.a. voedsel, rust, broedplek), hoe slechter het met de betreffende soort gaat. Dit wordt veroorzaakt door lokale factoren in het Waddengebied, zoals verstoring door menselijk medegebruik. Het Waddenfonds heeft al veel projecten ondersteund die de flyway versterken zoals Rust voor vogels, ruimte voor mensen en Wij en Wadvogels. Nieuwe initiatieven dienen aantoonbaar aan te sluiten bij en voort te borduren op de (tussentijdse) uitkomsten van die projecten.
Er is nog onvoldoende kennis over de populatiedynamiek en gebruik van de Waddenzee van vissen en de gevolgen van menselijke activiteiten en habitatvereisten. Daardoor is er een minder scherp beeld van de betekenis van de Waddenzee voor verschillende vissoorten. Wel is bekend dat er circa honderd soorten vis voorkomen in de Waddenzee en dat veel populaties afnemen zonder dat per soort exact duidelijk is waardoor. Kenmerkende soorten die vroeger veel voorkwamen zoals haaien en kabeljauw zijn (vrijwel) verdwenen en de functie van kinderkamer voor soorten als de schol neemt af. Via kennisontwikkeling over indicatieve vissoorten wordt trilateraal ingezet op herstel van de populaties. Het Waddenfonds heeft meerdere projecten ondersteund die hier meer kennis over moeten opleveren zoals ‘Swimway’ en ‘Ruim Baan voor vissen 2’. Ook heeft het Waddenfonds de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de fysieke inrichting van het kustgebied. Zo zijn er geleidelijke zoet-zoutovergangen gekomen en werden barrières weggenomen in de trekroutes door aanleg van vispassages. Verder werden gemalen en andere kunstwerken in watergangen visvriendelijk gemaakt. Zo ontstonden paai- en doortrekgebieden voor trekvissen. Nieuwe initiatieven moeten zich vooral richten op de concrete invulling van aanbevelingen vanuit de projecten Swimway, RBVV2 en Waddenmozaïek en op het invullen van ontbrekende schakels in de systeembrede monitoring voor vis.
Waterschappen en sportvisorganisaties zijn er samen verantwoordelijk voor dat het kustgebied beter wordt ingericht en ontsloten als doortrek- en/of paaigebied voor trekvissen. Het Waddenfonds ondersteunt nieuwe initiatieven op dat gebied in principe alleen nog als onderdeel van integrale gebiedsontwikkelingsprojecten in het kustgebied en/of aanvullend zijn op de in het kader van de regiodeals en het Deltaplan Biodiversiteit of andere relevante beleidskaders gemaakte afspraken.
Fysieke maatregelen en pilot-/demoprojecten in het Waddengebied die bijdragen aan verbetering van hotspots in de swim- en flyway kunnen in aanmerking komen voor bijdragen van het Waddenfonds.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Om de natuur en landschapswaarden van het kustgebied te versterken wil het Waddenfonds projecten ondersteunen die de biodiversiteit in het kustgebied en op de Waddeneilanden vergroten, Een voorwaarde hierbij is dat ze aansluiten en/of aanvullend zijn op de in het kader van de regiodeals en het Deltaplan Biodiversiteit of andere relevante beleidskaders gemaakte afspraken. Het kan gaan om natuurwaarden die karakteristiek zijn voor het Waddengebied en die passen bij de kenmerkende landschapstypes voor dit gebied. Het gaat onder meer om akkervogels, weidevogels, vissen en natuur die te vinden is in het buitengebied, de havens en langs watergangen en op daarmee verbonden harde structuren als dijken en dammen. Het Waddenfonds stimuleert het herstel van landschapselementen waar de genoemde natuurwaarden baat bij kunnen hebben, via het thema WCL.
Het Waddenfonds streeft naar vergroting van de biodiversiteit, gerekend vanaf het jaar 2016. Dat kan gerealiseerd worden via projecten in het kader van natuur inclusieve landbouw, natuur in de havens, natuurrijke dijken via dijkversterkingsprojecten, biodivers inrichten van zonneweides en/of windparken en projecten van de beheerders van bos en natuurgebieden in het kustgebied.
Om het doelbereik voor biodiversiteit te realiseren en te vergroten zijn niet alleen fysieke investeringen nodig maar moet ook geïnvesteerd worden in verbetering en optimalisering van de instandhouding van natuurgebieden (als natuur bestemde gebieden). In de praktijk hebben beheerders daarvoor vaak onvoldoende financiële middelen. Specifiek voor terrein beherende organisaties wil het Waddenfonds tot 2027 projecten ondersteunen tot een maximum subsidie van 20% in de kosten van maatregelen (niet zijnde reguliere beheermaatregelen) voor het in stand houden van natuurgebieden., Daarbij moet aangetoond worden dat de betreffende maatregelen verder gaan dan de minimale instandhoudingsmaatregelen die nodig zijn om een natuurgebied in stand te houden, wat het effect er van zal zijn, en dat de continuïteit van de getroffen instandhoudingsmaatregelen voor na de projectperiode is geborgd.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
4.2 Werelderfgoed, Cultuurhistorie en Landschapsontwikkeling
De Waddenzee, de Waddeneilanden en de Waddenkust vormen een bijzonder natuur- én cultuurlandschap. Buitendijks is de Waddenzee een zeer dynamisch intergetijdengebied van wereldwijd ecologisch belang. Het gebied is niet voor niets door Unesco uitgeroepen tot Werelderfgoed. Binnendijks ligt het verstilde terpen- en wierdengebied: een landschap van rust, ruimte en vergezichten. Uniek voor Nederland qua schaal, aard en weidsheid.
Het Waddengebied kent een grote verscheidenheid aan natuurlijke landschappelijke structuren, zoals voormalige eilanden, kwelders en maren (voormalige kronkelende wadgeulen of wadprielen), zandplaten, strand en duinen. Ook de aardkundige waarden, elementen in het landschap die ons iets vertellen over de natuurlijke ontstaanswijze van een gebied zoals stuwwallen, zijn het behouden en herstellen waard.
Naast de natuurlijk ontstane patronen is de bijzondere verhouding tussen mens en zee goed zichtbaar in het Waddenlandschap. Het leven met de zee heeft geleid tot de aanleg van polders, dijken en terpen/wierden. Het verleden en de identiteit van het gebied is terug te zien in bebouwing en het landgebruik. Sommige menselijke bouwwerken zijn in de loop van de eeuwen uit het zicht verdwenen, denk hierbij aan verdronken nederzettingen of ondergestoven dorpen.
Met het thema Werelderfgoed, Cultuurhistorie en Landschapsontwikkeling (WCL) richt het Waddenfonds zich op het behouden, versterken en verder ontwikkelen van de kernwaarden, waaronder landschap en cultuurhistorie van het Waddengebied. Het zichtbaar en daarmee beleefbaar maken van de landschappelijke en cultureel gerelateerde kernwaarden (waaronder gebouwen en artefacten), draagt bij aan bewustwording, kennis, (her)waardering en instandhouding van fysieke structuren of bouwwerken. Het verleden geeft tenslotte context aan het heden.
Het Waddenfonds wil bereiken dat de identiteit en eigenheid van het Waddengebied behouden blijft en dat daarvoor meer draagvlak komt bij bewoners en bezoekers. Met dit thema stimuleert het Waddenfonds daarom activiteiten die bijdragen aan meer bewustzijn en trots voor het landschappelijk en cultuurhistorisch erfgoed. Behoud van cultuurhistorie is onder meer mogelijk door cultureel erfgoed van het Waddengebied een toekomstbestendige functie te geven en men het erfgoed en landschap te laten ervaren.
De kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie van het Waddengebied moeten beleefbaar zijn voor bewoners en toeristen, maar op een zodanige manier dat recreatief en toeristisch gebruik in de toekomst mogelijk blijft. Beleving als thema op zich wordt verder vormgegeven onder hoofddoelstelling C, onder Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme (DRT).
Het Waddengebied bestaat uit veel verschillende landschapstypen, zoals het kwelderlandschap, het
terpen/wierdenlandschap; dijkenlandschap en kustvormen (duinen, primaire waterkeringen, zichtbare historische dijken en verdwenen dijken). Sommige landschappelijke elementen zijn op natuurlijke wijze ontstaan, andere zijn door de mens aangelegd als gevolg van de bijzondere verhouding tussen de mens en de zee. Het Waddengebied is één van de oudst bewoonde gebieden van Noordwest-Europa, waarvan nog vele sporen getuigen, denk hierbij aan aangelegde landschapselementen en cultuurhistorische vondsten. Ook zijn het verleden en de identiteit terug te zien in de bebouwing en het landgebruik, zo vertellen historische havens in steden en dorpen hun eigen verhaal. Kenmerkend aan de eilanden is dat op een relatief klein oppervlakte een grote afwisseling van landschapstypes, cultuurhistorische elementen en schaal te vinden is.
Het doel van de themalijn is het behoud en versterking (ontwikkeling) van deze landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken gekoppeld aan de identiteit en eigenheid van het Waddengebied.
Het beoogd effect is dat het bewustzijn en de kennis van bewoners en bezoekers van de betekenis van dit unieke gebied wordt vergroot. Activiteiten gericht op het benutten, behouden en beleefbaar maken van de kernwaarden die zorgen voor draagvlak en eigenaarschap bij bewoners zijn subsidiabel.
De verschillende kenmerkende en te behouden landschapstypen, landschappelijke (natuurlijke en kunstmatige) elementen en cultuurhistorische elementen staan beschreven in de Agenda voor het Waddengebied 2050. Het Waddenfonds hanteert voor deze themalijn de basiskaart Landschap & Erfgoed uit deze agenda. Voor de verdere uitwerking zijn de provinciale kaarten van belang die genoemd worden op pagina 21 onder toelichting van de kernwaarden.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Projecten die bijdragen aan het behoud en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke structuren/elementen en die gebiedseigen (waaronder cultuurhistorische) kwaliteiten versterken.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Naast het behouden van de unieke waarden van het landschap hebben de bewoners van het Waddengebied een eigen geschiedenis en krachtige lokale identiteiten die naar voren komen in gebouwen, cultuurlandschappen en archeologie. Cultuurhistorische elementen (het karakteristiek erfgoed, het industrieel erfgoed en de bijzondere bebouwing) benadrukken vaak de historie en identiteit van steden, dorpen en eilanden.
Diverse elementen van menselijke geschiedenis zijn door natuurkrachten uit het zicht verdwenen, zoals bijvoorbeeld de verdronken nederzettingen. Onder het wateroppervlak ligt belangrijk maritiem erfgoed; scheepswrakken herbergen een geschiedenis van vele eeuwen zeevaart.
Het doel van deze themalijn is het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed van het Waddengebied. Dit kan door het versterken van cultuurhistorische elementen, waaronder gebouwen en artefacten en daar waar mogelijk het toevoegen van een toekomstbestendige functie.
Het Waddenfonds draagt alleen bij aan het restaureren of herstellen van cultuurhistorisch erfgoed of landschappelijk waardevolle elementen als hieraan een toekomstbestendige (beleefbare) functie wordt gekoppeld. Investeringen moeten leiden tot het benutten van de waarde van het cultuurhistorisch element en tot een duurzame toekomst daarvan. Verder moeten ze zo veel mogelijk (gedeeltelijk) publiek toegankelijk zijn, of het project anderszins een onmiskenbare bijdrage leveren aan de beleefbaarheid van gebiedseigen kwaliteiten. Het Waddenfonds wil het bewustzijn bij en de verbondenheid van bewoners en bezoekers met het cultuurhistorisch erfgoed vergroten. Dit echter alleen als onderdeel van projecten die zijn gericht op fysieke investeringen in behoud, herbestemming of ontwikkeling van erfgoed. Bewustzijnsprojecten zonder fysieke component komen dus niet in aanmerking voor subsidie.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Beeldbepalende gebouwen die als zodanig zijn aangemerkt of aan te merken zijn (kerken, boerderijen, schoolgebouwen, gebouwen die een relatie hebben met het maritieme verleden) versterken en openstellen, zodanig dat ze kunnen worden opgenomen in een themaroute (zie 4.4 Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme);
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
4.3 Water, Bodem, Licht en Geluid
Uit de tussentijdse evaluatie van het Waddenfonds in 2020 is naar voren gekomen dat het Waddenfonds nog weinig projecten heeft kunnen ondersteunen die bijdragen aan de hoofddoelstelling Externe Bedreigingen. Daarom is er tussen 2020 en 2023 extra inspanning geleverd op deze hoofddoelstelling. In het thema Water, Bodem, Licht en Geluid is nader uitgewerkt hoe het Waddenfonds invulling geeft aan deze hoofddoelstelling. Het Waddenfonds zal inspanning blijven leveren om aan deze doelstelling invulling te geven.
In 2020 heeft de Waddenacademie in opdracht van het Waddenfonds een quick scan uitgevoerd naar mogelijke prioriteiten voor het Waddenfonds ten aanzien van de hoofddoelstelling: ’Het verminderen en wegnemen externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee’. Deze quick scan en de Agenda voor het Waddengebied 2050 vormen tezamen de basis van de doelstellingen en subsidiabele activiteiten onder dit thema.
Bij het begrip ‘externe bedreigingen’ gaat het om bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee, waarbij het begrip ‘extern’ ruim wordt uitgelegd. Bij dit thema kan voor externe bedreigingen gedacht worden aan klimaatverandering, diverse verontreinigingen (toxische stoffen, zwerfvuil, olielozingen), storten baggerspecie en eutrofiëring. Het kan hier gaan om bedreigingen waarvan de oorzaken buiten het Waddengebied gelegen zijn, maar ook om bedreigingen als gevolg van menselijk activiteiten binnen het Waddengebied. Bedreigingen kunnen voortvloeien uit plotselinge gebeurtenissen (bijvoorbeeld een scheepsramp of (rust-)verstorende activiteiten), uit sluipende cumulatieve processen (bijvoorbeeld verspreiding van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen), maar ook als doorwerking van maatregelen uit het verleden zoals afsluitingen van estuaria. Initiatieven die gericht zijn op het verminderen van de impact van visserij, havens en recreatie en toerisme in het Waddengebied zijn ondergebracht bij de desbetreffende thema’s in dit UP. Maatregelen die in spelen op de gevolgen van klimaatverandering (bijvoorbeeld verdroging en verzilting) vallen onder andere thema’s.
Het Werelderfgoed Waddenzee is een uniek en kwetsbaar gebied. Het gebied heeft specifieke kwaliteiten (kernwaarden) en natuurwaarden die behouden of verbeterd moeten worden. Uitgangspunt voor de delen van de Waddenzee die niet gesloten gebied zijn, is dat menselijk medegebruik mogelijk moet blijven. Dat moet, conform de doelen van de Agenda voor het Waddengebied 2050, afgestemd worden op de natuur en landschapswaarden van de Waddenzee. Het kan hier gaan om bedreigingen waarvan de oorzaken buiten het Waddengebied gelegen zijn, maar ook om bedreigingen als gevolg van menselijk activiteiten binnen het Waddengebied. Bedreigingen kunnen voortvloeien uit plotselinge gebeurtenissen (bijvoorbeeld een scheepsramp), uit sluipende cumulatieve processen (bijvoorbeeld verspreiding van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen) maar ook als doorwerking van maatregelen uit het verleden zoals afsluitingen van estuaria.
Het verminderen van bedreigingen van bepaalde menselijke activiteiten in het Waddenkustgebied zijn ondergebracht bij de desbetreffende thema’s, zoals Duurzame Visserij, Duurzame Havens, Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme. Maatregelen om in te spelen op de gevolgen van de klimaatverandering (bijvoorbeeld verdroging en verzilting) vallen onder andere thema’s.
Om zo effectief mogelijk te zijn in de bestrijding van externe bedreigingen wordt er zo veel mogelijk ingezet op bronaanpak. Als er immers geen (of minder) vervuiling of verstoring plaats vindt, is het tegengaan van die vervuiling of verstoring niet of minder nodig. Echter, wanneer een bronaanpak niet mogelijk is of eerder had moeten plaatsvinden, zal er moeten worden ingezet op opruimen van de vervuiling en moet de impact van verstoring zo veel mogelijk moeten worden beperkt. Hierbij is het wel belangrijk op te merken dat kennis over bepaalde bedreigingen nog beperkt is, bijvoorbeeld omdat effecten van bepaalde verontreinigingen of geluidshinder op de ecologie onbekend zijn. De veelheid en verscheidenheid van de externe bedreigingen, de kennisleemten en het gebrek aan ‘eigenaarschap’ van de problematiek maakt het prioriteren en aanpakken van deze bedreigingen complex.
Binnen dit thema kunnen projecten op verschillende niveaus een bijdrage leveren aan de doelen. Op projectniveau kunnen oplossingen op kleine schaal juist van groot belang zijn om deze cumulatieve problemen op termijn op te lossen. Het Waddenfonds zet daarom met name (maar niet uitsluitend) in op pilots om in de praktijk kennis op te doen, met als doel deze projecten in een later stadium te kunnen opschalen. Het belangrijkste doel binnen dit thema is het voorkomen en verminderen van bodemverstoring en verontreinigingen in de Waddenzee.
Verontreiniging van de Waddenzee is onder andere een bedreiging voor de waterkwaliteit. Deze verontreiniging vindt plaats door verschillende bronnen. Verontreinigingen kunnen via de kanalen en rivieren in de Waddenzee terecht komen (zoals zwerfvuil; microplastics; geloosd afvalwater; medicijnresten). Ze kunnen het gevolg zijn van scheepsrampen (zoals olie of plastic) of menselijk handelen (afval over boord gooien).
Het type verontreinigingen is divers, het kan gaan om microverontreiniging (toxische stoffen, zwerfvuil en olielozingen), baggerspeciestortingen, microplastics, bestrijdingsmiddelen, exoten of een te hoge belasting van nutriënten.
Het doel van deze themalijn is om deze verontreinigingen te voorkomen, op te ruimen en om de negatieve effecten van deze verontreinigingen tegen te gaan. Bij voorkeur wordt er hierbij ingezet op bronaanpak. Wanneer dit niet mogelijk is kan er worden ingezet op het verminderen van de negatieve effecten. Dit thema heeft als doel om de waterkwaliteit van de Waddenzee te verbeteren op manieren die verder gaan dan bestaande wettelijke verplichtingen. Het bijdragen aan bewustwording van de oorzaken en gevolgen van verontreiniging door cumulatie, kan (een beperkt) onderdeel uitmaken als onderdeel van pilots of projecten.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Baggeren is noodzakelijk om de vaargeulen op peil te houden en om de havens en eilanden bereikbaar te houden. Het kan echter, net als andere bodemberoerende activiteiten, negatieve effecten hebben op de waterkwaliteit van de Waddenzee en de Eems-Dollard. Daarom ondersteunt het Waddenfonds onder deze themalijn pilots en additionele projecten die deze negatieve effecten verminderen en/of voorkomen, waaronder pilots gericht op het minder verspreiden van bagger, het ontwikkelen van alternatieven voor baggeren en pilots die aanzetten tot duurzaam baggeren. Dat kunnen pilots zijn waarbinnen nieuwe nuttige toepassingen van slib worden ontwikkeld, bijvoorbeeld in projecten voor natuurontwikkeling, dijkversterking en/of het ophogen van landbouwgronden. Een aandachtspunt hierbij voor met name de Waddenzee is dat er rekening mee gehouden moet worden dat slib van belang is voor een natuurlijke balans in de Waddenzee (in zowel Nederland als Duitsland en Denemarken). Aangezien de kennis over sediment en slib nog volop in ontwikkeling is, is het van belang om het ontnemen van slib voor projecten goed te motiveren. De projecten en pilots gericht op het nuttig toepassen van slib dienen daarnaast aanvullend te zijn op reeds lopende projecten, zoals de projecten binnen het programma Vitale kust Eems-Dollard (zie thema 4.1 Natuur).
Sinds 1990 wordt met verschillende vormen van zandsuppleties de basiskustlijn in stand gehouden. Sinds 2001 wordt het zandvolume in het kustfundament deels op peil gehouden. Onder invloed van zeespiegelstijging kunnen de hoeveelheden aan te voeren zand nog verder gaan toenemen. Het Waddenfonds wil (pilot) projecten ondersteunen die leiden tot kennis over hoe de negatieve effecten van zandsuppleties op de natuur van de Waddenzee of de sedimentsamenstelling voorkomen kunnen worden. Dat geldt ook voor projecten die kennis opleveren over hoe suppleties gecombineerd kunnen worden met een ‘plus’ voor de natuur
Datzelfde geldt voor pilots die via leren door doen alternatieven voor en/of andere manieren van het suppleren van zand of het stabiliseren van de kustlijn ontwikkelen. Daartoe ondersteunt het Waddenfonds projecten en pilots die eraan bijdragen dat er geen negatieve effecten van zandsuppleties meer zijn.
Het doel van deze themalijn is om meer licht en/of zuurstof in de waterkolom te krijgen door minder bodemverstoring en/of minder slib. Hierdoor kunnen de ecologische kwaliteiten van de Waddenzee en het Eems-Dollard estuarium verbeteren. Licht en zuurstof zijn namelijk noodzakelijk voor een gezond voedselweb. Daarnaast heeft deze themalijn als doel de negatieve effecten van zandsuppleties op de natuur te verminderen.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Duisternis is één van de kernwaarden van het Waddengebied. Deze kernwaarde staat onder druk door menselijke activiteiten. Lichtvervuiling heeft negatieve gevolgen voor het ecosysteem in het Waddengebied. Onderzoek laat zien dat licht negatieve invloed heeft op het gedrag, gebruik van ruimte, migratie, ontwikkeling en reproductie van verschillende organismen waaronder planten en micro-organismen. In het geval van vogels kan de aanwezigheid van licht bijvoorbeeld leiden tot verandering in trek- en broedgedrag. Daarnaast heeft geluid een verstorend effect op de dieren die leven in het Waddengebied. Geluidshinder op land, in de lucht of onder water is op zijn minst een stoorzender en kan het gedrag van dieren als vogels en zeezoogdieren beïnvloeden of hun gehoor beschadigen.
Het Waddenfonds heeft met betrekking tot licht, geluid en rust twee doelen. Ten eerste heeft het Waddenfonds het doel om duisternis te versterken door lichtvervuiling tegen te gaan. Daarnaast heeft het als doel om geluidsoverlast in het Waddengebied te verminderen. Door het wegnemen en verminderen van verstoring, kan de rust in het Waddengebied versterkt worden. Het thema Natuur is ook gericht op het verminderen van verstoring, met name voor de flyway voor vogels en de swimway voor vissen.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Voldoende beschikbaarheid van zoet water is een belangrijk en groot vraagstuk voor het Waddengebied. Door klimaatverandering staat de zoetwaterbeschikbaarheid onder druk en zal deze druk de komende jaren alleen maar toenemen. Oorzaken hiervan zijn de steeds vaker langdurige periode van grote droogte door temperatuurstijging, zeespiegelstijging en perioden van (extreem) veel neerslag die onvoldoende kan worden vastgehouden.
De beschikbaarheid van zoet water is echter van groot belang voor de landbouw, de natuur, de industrie in de havens en voor de drinkwatervoorziening. De beschikbaarheid van zoet water neemt echter af onder andere door verzilting van het grond- en oppervlaktewater, maar ook door (langdurige) perioden van droogte. Echter, om de natuurfunctie van de Waddenzee te behouden is voldoende toevoer van zoet water naar de Waddenzee essentieel. Daarom beoogt het Waddenfonds met deze themalijn ontwikkelingen in gang te zetten die de beschikbaarheid van zoet water voor alle functies zowel binnendijks als buitendijks borgen. Dit kan bijvoorbeeld door binnendijks in te zetten op zowel het vasthouden van water als het besparen van water en circulair gebruik van water, zodat er minder zoet water nodig is voor, met name, de economische functies. Om op deze manier zoet water optimaal te benutten en niet enkel in te zetten op het vasthouden van zoet water beoogt het Waddenfonds de buitendijkse beschikbaarheid van water te bevorderen.
Activiteiten voor het vasthouden van zoet water in de landbouw vallen onder het thema Duurzame Landbouw.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
4.4 Duurzame Recreatie en Duurzaam Toerisme
De Waddenzee, de Waddeneilanden en de Waddenkust vormen een bijzonder natuur- én cultuurlandschap. Buitendijks is de Waddenzee een zeer dynamisch intergetijdengebied van wereldwijd ecologische belang met de status UNESCO Werelderfgoed. Binnendijks ligt het verstilde terpen- en wierdengebied, een landschap van rust, ruimte en vergezichten, dat binnen Nederland uniek is qua schaal, aard en weidsheid. Het is één van de oudst bewoonde gebieden van Noordwest-Europa waarvan nog vele sporen getuigen (terpen/wierden, dijken, meanders, kwelders, kreken, cultureel erfgoed, etc.).
De kernwaarden van het Waddengebied die hieruit voortvloeien zijn de dynamische natuur van de Waddenzee, de rust, ruimte, stilte, duisternis, de waardevolle landschappen en het cultureel erfgoed in en om dorpen en steden, op de eilanden en in de zee. Deze kernwaarden vormen de basis voor de toeristische en recreatieve aantrekkingskracht.
Recreatie en toerisme zijn belangrijke economische dragers van het Waddengebied, vooral op de eilanden. Op de eilanden zorgt de toename van het toerisme er echter voor dat de leefbaarheid en de ecologische waarden onder druk komen te staan. Vaarrecreatie op de Waddenzee kan negatieve gevolgen hebben voor de fauna van de Waddenzee. Een toename van toerisme op de vaste wal kust kan juist bijdragen aan de leefbaarheid en de brede welvaart, doordat het bijdraagt aan het behoud van voorzieningen in krimpgebieden. Recreatie en toerisme dragen daarnaast bij aan het draagvlak voor de bescherming van het gebied. Natuurlijk mag deze groei niet ten koste gaan van de rust of andere kernwaarden.
Het doel van het Waddenfonds is om te komen tot een duurzaam toeristisch-recreatief aanbod, dat bijdraagt aan verbetering en het beleefbaar maken van de unieke kwaliteiten van het gebied, maar tegelijkertijd passend is bij de draagkracht van het gebied. Daarom gaat het niet om het aantrekken van veel toeristen, maar wordt het type toerist aangetrokken die we graag in onze regio willen zien: bewust en met belangstelling voor cultuur(historie) en natuur. Bezoekers die gaan voor de kernwaarden van het gebied zoals: stilte, rust, kwaliteit, duurzaamheid, persoonlijke contact met de aanbieders boven prijs. Oftewel, het Waddenfonds wil “waardevol toerisme” stimuleren. Dit sluit aan bij de doelstellingen in de Agenda voor het Waddengebied 2050 over recreatie en toerisme. Via andere thema’s wil het Waddenfonds negatieve effecten van toerisme op de kernwaarden verminderen of vermijden.
Het Waddenfonds zet in op de ontwikkeling van nieuw toeristisch aanbod (attracties/ arrangementen), waardoor bewoners en bezoekers de kernwaarden van het Waddengebied kunnen ervaren en beleven. Projecten dienen te passen bij en bij te dragen aan de overkoepelende verhaallijnen en/of programma’s, die gericht zijn op duurzame recreatie en duurzaam toerisme rondom natuur en cultuurhistorie in het Waddengebied. Cultuur kan als middel ingezet worden om het landschap, de cultuurhistorie en de andere kernwaarden van het Waddengebied te beleven. Ontbrekende schakels in routenetwerken kunnen hierbij onderdeel zijn van het project om dat nieuwe aanbod te ontsluiten of bereikbaar te maken.
De ‘branding’ van het Werelderfgoed Waddenzee door het merk Visit Wadden is geladen met verhalen, die de unieke natuur en cultuurhistorie van het gebied zichtbaar, toegankelijk en beleefbaar maken. Via ‘Visit Wadden’ is een platform ontstaan dat door vrijwel alle stakeholders gebruikt wordt om het toeristisch en recreatief aanbod zorgvuldig te vermarkten, gericht op het stimuleren van waardevol bezoek aan het werelderfgoed. Het Waddenfonds subsidieert projecten waarbinnen nieuwe producten worden ontwikkeld, die passen onder minimaal één van deze verhaallijnen.
Bij de uitbreiding van het toeristisch aanbod draagt het Waddenfonds bij aan projecten die passen bij de draagkracht van de leefomgeving. Bij subsidieaanvragen wordt daarom gekeken naar de schaal en aard van het project in relatie tot de omgeving.
Voor de eilanden ligt daarbij de nadruk op projecten die gericht zijn op spreiding van bezoekers over de seizoenen en op kwaliteitsverbetering.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Voor de verduurzaming van het recreatief-toeristisch aanbod zal het Waddenfonds pilots ondersteunen, bijvoorbeeld op het gebied van afval, hergebruik van materialen of het verminderen van het verbruik van zoet water. Het kan hierbij gaan om procesinnovatie of de doorontwikkeling van innovaties naar de recreatieve sector (zowel de individuele MKB-er als de keten van MKB-ers). Energiemaatregelen in de toeristische sector vallen onder het thema Verduurzaming energiehuishouding, hier geldt dat alleen innovatieve projecten mogelijk zijn.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeeld van mogelijke output voor deze themalijn kan zijn:
Voorbeeld van mogelijke output voor deze themalijn kan zijn:
Verduurzaming toeristisch vervoer
Passend bij het karakter van het Werelderfgoed en de duurzaamheidsambitie van de eilanden wordt ingezet op “passende vervoersconcepten”, dat wil zeggen het zoveel mogelijk duurzaam, veilig en slim vervoer van toeristen en recreanten. Dat betreft zowel langs de kust (elektrische fietsen in plaats van gebruik van de eigen auto), het vervoer naar de eilanden (bagagevervoer, arrangementen met de bruine vloot, eilandhoppen) als op het eiland zelf (minder auto’s mee vanaf de wal).
De uitdaging is groot om in het rurale gebied, waar het OV minder wordt en voorzieningen steeds verder weg zijn, de toerist en de recreant zoveel uit de auto te krijgen dan wel zich zo duurzaam mogelijk te verplaatsen. Dit zou in de vorm van pilots met deelmobiliteit voor specifiek het toeristisch vervoer kunnen worden uitgeprobeerd. Belangrijke voorwaarde voor het slagen van de uitrol van dergelijke pilots is het zicht op rentabiliteit of exploitatiesteun vanuit overheden.
Het Waddenfonds streeft naar een zo duurzaam mogelijk toeristisch vervoer op de vaste wal, het water en de eilanden. Daardoor vindt er minder verstoring plaats in het Waddengebied.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Gastheerschap is “het verzorgen van een gast en hem of haar oprechte aandacht bieden, met als doel de gast zich zo welkom mogelijk te laten voelen”. Het Waddenfonds wil projecten ondersteunen die zijn gericht op bevorderen van de kwaliteit van de aangeboden producten en de kwaliteit van het gastheerschap passend bij de kernwaarden van het Werelderfgoed Waddenzee.
De status van Werelderfgoed is een kans voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme in het hele Waddengebied. Bezoekers van het gebied zijn zich alleen niet altijd bewust van de uniciteit van het gebied en de Werelderfgoedstatus van de Waddenzee. Het vergroten van de kennis over en de bewustwording van het Waddengebied is wenselijk om het draagvlak onder bezoekers en bewoners voor de Werelderfgoedstatus te vergroten. De aanbieders van recreatieve en toeristische voorzieningen kunnen hieraan bijdragen en ervan profiteren door op te treden als gastheer van het Werelderfgoed.
In de afgelopen jaren is het ambassadeursprogramma ontwikkeld, een overkoepelend netwerk van ondernemers, natuur- en cultuurorganisaties, onderwijsinstellingen, gemeentes en provincies en bewoners. Het programma biedt kennis, inspiratie en informatie om het verhaal over het Waddenzee Werelderfgoed verder te vertellen. Om de bezoekers te laten zien wat die unieke Wadden-beleving én ervaring is, te laten zien hoe uniek het waddengebied is en tegelijkertijd hoe kwetsbaar het is.
Daarnaast zijn diverse partijen o.a. in het kader van het Integraal Beheerplan voor de Waddenzee aan de slag met het onderwerp gastheerschap. Hierin wordt het ambassadeursprogramma in meegenomen.
Het Waddenfonds ondersteunt alleen gastheerschapsprojecten waar de unieke kernwaarden van het Waddengebied integraal onderdeel van zijn. De projecten moeten:
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Bij de productie van energie vindt uitstoot plaats van allerlei stoffen zoals CO2, NOx, fijnstof e.d. Deze stoffen kunnen nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteiten van natuur en landschap van het Waddengebied. Om dat te voorkomen stimuleert het Waddenfonds verduurzaming van de energieproductie.
Tegelijkertijd kan het verduurzamen van de energiehuishouding een impuls geven aan de economie van het Waddengebied. Daarom is hoofddoel C het realiseren van “Een duurzaam economische ontwikkeling in het Waddengebied dan wel het gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het Waddengebied en de direct aangrenzende gebieden”. Deze doelstelling sluit goed aan bij de doelen van het Rijk voor de energietransitie en van de Agenda voor het Waddengebied 2050: “In 2030 de uitstoot van CO2 met minimaal 49 procent terugdringen”. In trilateraal verband hebben Nederland, Duitsland en Denemarken afgesproken te zullen streven naar een CO₂ neutrale Waddenzeeregio in 2030.
Door de regio’s worden hiervoor onder andere Regionale Energie Strategieën (RES) ontwikkeld. Deze richten zich primair op grootschalige zon- en windenergieprojecten. Omdat die ten koste kunnen gaan van de kernwaarden openheid en cultuurhistorie en mogelijk tot verstoring kunnen leiden van habitats en trekroutes van vogels, wil het Waddenfonds de energieproductie op basis van andere hernieuwbare bronnen stimuleren. Het Waddenfonds wil een 'waddenspecifieke’ energietransitie bevorderen door innovaties en innovatieve technieken m.b.t. decentrale opwek, opslag, distributie, afstemming van vraag en aanbod en systeemintegratie te stimuleren.
We verlangen tevens van de te ondersteunen technieken dat die zorgvuldig omgaan met ruimtegebruik en zo veel mogelijk circulair zijn en geen afbreuk doen aan de kernwaarden van het Waddengebied en die bij voorkeur versterken. Door met de innovaties in te zetten op decentrale opwek, (collectieve) opslag en distributie beperken we het transport van energie en de daarmee gepaard gaande niet duurzame emissies en energieverliezen. De lagere emissies als gevolg daarvan dragen bij aan een betere kwaliteit van natuur en landschap.
Met het thema verduurzaming van de energiehuishouding wil het Waddenfonds de volgende doelen realiseren:
Het Waddenfonds wil deze doelen bereiken door innovaties die nog niet marktrijp zijn en zich bevinden in de TRL-fases 5-8 te ondersteunen. Dit kunnen bijvoorbeeld innovaties zijn die energie opslaan, of innovaties voor warmtenetten of collectieve warmtepompen, groen gas, smart grids e.d. Pilots die bijdragen aan het versneld realiseren van de Rijksdoelen in 2026 (in plaats van regulier in 2030) in het Waddengebied komen in aanmerking voor subsidie. Specifieke Rijksdoelen die hiervoor relevant zijn:
Als effect (outcome) van deze doelen wil het Waddenfonds bereiken dat het gebruik, de distributie en de productie van energie geen negatieve effecten meer heeft op de ecologische en landschappelijke kwaliteiten van het Waddengebied. Daarbij streeft het fonds als einddoel naar een zero-emissie energievoorziening (van CO2, NOx en SO2 e.d.) en wil het fonds projecten die dat mogelijk maken ondersteunen.
Waddenfondsinzet dient altijd additioneel te zijn ten opzichte van energieprogramma’s van EU, Rijk of regionale overheden in het Waddengebied. Initiatieven kunnen voor een Waddenfondsbijdrage in aanmerking komen als deze met een zorgvuldige landschappelijke inpassing tevens bijdragen aan behoud/versterking van de kernwaarden en/of de versterking van gebied specifieke natuurwaarden.
Te ondersteunen projecten kunnen tot nieuwbouw leiden. Die moet wel zorgvuldig ontworpen worden en aansluiten bij c.q. voortborduren op de landschappelijke kernwaarden van het Waddengebied. Tevens moeten de bouwwerken qua ontwerp landschappelijk aansluitend bij de kernwaarden worden ingepast. Deze kernwaarden zijn vastgelegd in de basiskaart Landschap & Erfgoed van de Agenda voor het Waddengebied 2050. Voor de verdere uitwerking zijn de provinciale kaarten van belang die genoemd worden op pagina 21 onder toelichting van de kernwaarden. Aanvragers dienen bij de ontwikkeling van een passend ontwerp van deze nota’s gebruik te maken. Verder moet aangetoond worden dat er na optimale benutting van op energietransitie gerichte subsidieprogramma’s nog een onrendabele top is.
In zijn algemeenheid geldt dat het Waddenfonds voorkeur heeft voor het ondersteunen van innovatieve pilotprojecten (TRL 5-8) en projecten die opschaling mogelijk maken in de latere fases van de TRL-ladder (6-8) en waarvoor nog kennis, techniek ontwikkeling en/of optimalisering nodig zijn om tot rendabele businesscases te komen. Bij opschaling moet onderbouwd worden hoe de periode om te komen tot een rendabele businesscase verkort kan worden. Als onderdeel van innovatieve pilots in de fases TRL 5-8 sluit het Waddenfonds ondersteuning van specifieke maatregelen die betrekking hebben op TRL 4 niet uit. Maar dat kan alleen als die specifieke maatregelen nodig zijn voor de volgende TRL-fases in een relevante praktijkomgeving en daarmee onderdeel zijn van een project wat zich in hoofdzaak richt op de fases 5-8 van de TRL.
Om de doelen van het Waddenfonds voor het thema verduurzaming energiehuishouding te realiseren richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van investeringen die bijdragen aan en gericht zijn op de specifieke kansen met betrekking tot het produceren van groene waterstof, opslag, distributie en continue productie van duurzame, 'baseload’ (24/7) energie en het beter op elkaar afstemmen van vraag en aanbod. Dit altijd in combinatie met behoud en/of versterking van de kernwaarden, het reduceren van emissies en circulair materiaal en grondstofgebruik.
Projecten dienen invulling te geven en bij te dragen aan de doelen van één of meer van onderstaande themalijnen.
Als energiedrager voor opslag van energie toegepast worden om vraag en aanbod van duurzaam opgewekte elektriciteit in de tijd en seizoensmatig beter op elkaar aan te laten sluiten;
Ingezet worden voor verwarming van huizen;
Worden gebruikt voor de vergroening van industrie in de Waddenhavens en als brandstof voor vergroening van het zware vracht- en binnenscheepvaartverkeer in het Waddengebied.
Via het thema Duurzame Havens wil het Waddenfonds daarnaast de vergroening en verduurzaming van de scheepvaart op de Waddenzee met andere brandstoffen of technieken ondersteunen. Projecten die daarop zijn gericht moeten aantoonbaar voortborduren op het programma Green Shipping dat het Waddenfonds ondersteunt.
Het Waddenfonds heeft als doel om het ontwikkelen en/of opschalen van technieken voor de productie van groene waterstof te stimuleren. Daarbij streven we ernaar om lokale en/of regionale ketens van productie tot afname te ontwikkelen en die in hun geheel te verduurzamen en circulair te maken. Het omzetten van duurzaam geproduceerde wind- en zonne-energie in waterstof dient bij voorkeur te gebeuren wanneer er onvoldoende netcapaciteit is voor de geproduceerde zon- of windenergie en/of als er daar geen vraag naar is en de groene waterstof kan bijdragen aan balancering van het net. Geschikte locaties voor productie van groene waterstof zijn dicht bij elektriciteitsknooppunten (bijvoorbeeld bij offshore windparken of aanlandingsplaatsen daarvan), op voormalige aardgaswinlocaties en bij de afnemers zoals de industrie in waddenhavens en warmtevragers. Bij de productie is zeer zuiver water nodig wat synergiekansen op kan leveren bij (industrie)waterzuiveringsinstallaties.
Pilots die bijdragen aan de ontwikkeling en/of opschaling van productietechnieken voor groene waterstof, komen voor subsidie in aanmerking mits geen afbreuk wordt gedaan aan de kernwaarden.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Bevorderen van de energie- en warmtevoorziening met hernieuwbare bronnen door stimuleren van innovaties om energie (collectief) op te slaan, collectieve warmtenetten of collectieve warmtepompen te ontwikkelen en bevorderen van innovaties met betrekking tot groen gas, groene waterstof, smart grids, minigrids e.d. die nog niet marktrijp zijn (TRL-fases 5-8);
Om de ambities voor 2030 op het gebied van hernieuwbare energiebronnen en warmtevoorziening in het kustgebied (versneld) te realiseren zijn extra inspanningen noodzakelijk van energiecoöperaties om de eigen energie- en warmtevoorziening te verduurzamen en/of meer zelfvoorzienend te maken. Omdat er veel andere subsidieprogramma’s zijn op energiegebied, richt het Waddenfonds zich primair op ondersteuning van specifieke innovaties in de TRL-fases 5-8, die bijdragen aan realisering van de gespecificeerde doelen van het Uitvoeringskader Waddengebied. Innovaties kunnen onderdeel zijn van een breder plan van energiecoöperaties om de energievoorziening in hun werkgebied te verduurzamen.
Het fonds richt zich daarbij op de innovatieve onderdelen van plannen om energie (collectief) op te slaan (met waterstof, accu’s of anderszins), collectieve warmtenetten of collectieve warmtepompen (aardgasvrij verwarmen met duurzame bronnen zoals aquathermie, restwarmte of aardwarmte), groen gas, smart- of minigrids (in het bijzonder samen met bedrijven of boerenbedrijven in of nabij het dorp) of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRL-fase 5-8). Gezien het capaciteitsgebrek van het electriciteitsnetwerk is het een pre als de plannen van energiecoöperaties off-grid gerealiseerd kunnen worden. Hieronder kunnen innovatieve vormen van windenergie (lager dan 15 meter) op basis van andere dan reguliere opwekmethoden vallen mits die geen afbreuk doen aan de kernwaarden van de grootschalige openheid en rust in het Waddengebied en niet ten koste gaan van de natuurwaarden.
Onder een duurzame energietransitie vallen innovaties die bijdragen aan systeemintegratie en die met soft- of firmware op basis van artificiële intelligentie samenwerking tussen energietechnieken optimaliseren (bijvoorbeeld in de vorm van smart- of mini-grids) en/of gedragssturing mogelijk maken, waarbij aangetoond moet worden dat dit leidt tot emissiereductie en energiebesparing in het Waddengebied. Hiertoe kan de verduurzaming van de aanleg van hiervoor benodigde elektriciteitsleidingen horen, waarbij aangetoond moet worden dat de leidingaanleg niet ten koste gaat van bodemkwaliteit, bodemleven en/of onderwaternatuur. Het verduurzamen van reeds aanwezige leidingen en het reduceren van negatieve effecten stimuleert het Waddenfonds via het thema Bodem, Water, Licht en Geluid.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Het Waddenfonds heeft de afgelopen jaren al veel pilotprojecten gesubsidieerd die elektriciteit uit water produceren. Nu zoekt het Waddenfonds projecten die tot 2027 kennis en een aanpak ontwikkelen die leiden tot opschaling van deze technieken. Opschaling is hierbij nadrukkelijk gekoppeld aan de specifieke karakteristieken van de Waddenzee en Noordzeekustzone en moet een substantiële bijdrage leveren aan het realiseren van de Rijksdoelstelling om 70% van de elektriciteitsbehoefte duurzaam op te wekken. Kansen daarvoor liggen er langs de kust omdat daar de komende jaren de dijken worden versterkt.
Projecten die elektriciteit opwekken uit water kunnen daar mee geïntegreerd en/of gecombineerd worden. Juist dit wil het Waddenfonds stimuleren. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernwaarden.
Energieopwekking uit water is niet opgenomen in het Klimaatakkoord (juni 2019). Op dit moment heeft het evenmin een prominente plek in de Regionale Energie Strategieën (RES) van de Waddenprovincies. Om die reden is stimulering van dergelijke technieken voor het Waddenfonds veelal additioneel. Mochten de definitieve RES’n wel een dergelijke doelstelling bevatten dan zal het Waddenfonds daar rekening mee houden bij het uitwerken van deze themalijn tot concrete openstellingen.
Het Waddenfonds streeft er naar dat elektriciteitsopwekking uit water voor 100% in de elektriciteitsbehoefte van de Waddeneilanden voorziet (aanvullend op wat al met eerdere projecten is gerealiseerd zoals het zonnepanelenpark op Ameland) en in minimaal 20% tot 40% van de electriciteitsbehoefte van huishoudens in de rest van het Waddengebied. Om dat mogelijk te maken moet het uitrollen van de nu in ontwikkeling zijnde technieken mogelijk zijn. Dat vergt een nog te ontwikkelen afwegingskader in het Uitvoeringsprogramma van de Agenda voor het Waddengebied 2050. Dat afwegingskader zal mede richtinggevend zijn voor het Waddenfonds en bepaalt mede de feitelijke mogelijkheden om invulling aan dit doel te geven.
Realisering van de doelstellingen voor de eilanden en het kustgebied in 2026 vergt ca. 40-50 MW aan opgesteld vermogen. De daarvoor benodigde opschaling tot TRL-fase 9 kan stapsgewijs gerealiseerd worden. Aan de eerste stappen heeft het Waddenfonds al bijgedragen via de projecten van onder andere REDstack (blue energy), Slowmill en SeaQurrent. Uit een door het Waddenfonds uitgevoerde inventarisatie in 2023 blijkt dat de bedrijven die werken aan deze technieken inschatten dat potentieel in 2026 ca. 45 MW geplaatst kan zijn en in 2030 ca. 135 MW. Daarmee zou de geformuleerde doelstelling ruimschoots gehaald kunnen worden. Uit het in opdracht van het Waddenfonds lopende onderzoek naar het perspectief van technieken die duurzame energie opwekken uit zeewater, zal blijken of het haalbaar is deze doelen en omvang van opwekinstallaties te realiseren of dat dit opschalingspad bijstelling vraagt.
Omdat feitelijke realisatie en uitrol van bovengenoemde initiatieven afhankelijk zijn van vele factoren, streeft het Waddenfonds er als eerste stap naar om in 2026 meerdere productiecentrales op praktijkschaal gerealiseerd te hebben die aantonen dat:
Voor realisatie van deze tussenstap in 2026 en om de verdere uitrol daarna vanaf 2030 via de markt mogelijk te maken, is nog ondersteuning nodig voor onder meer:
Verder is samenwerking nodig met de energiecoöperaties, energieleveranciers en/of de netbeheerders (voor goede afstemming van vraag en aanbod) die mee kunnen investeren in deze tussenstap voor 2026 en de verdere opschaling tot TRL 9 en daarna. De energiecoöperaties kunnen de geproduceerde elektriciteit uit water gaan afnemen (via de kabel tussen het vasteland en de Waddeneilanden) als een van de bronnen waarmee hun eigen elektriciteitsvoorziening kan worden verduurzaamd. Als de kabel daarvoor te weinig capaciteit heeft, kan desgewenst de energie uit water CO2-vrij omgezet worden in waterstof. Daarin wordt dan de energie opgeslagen, een bijkomend voordeel van deze technieken.
De investeringen dienen aantoonbaar een vervolg of aanvullend te zijn op uitgevoerde of lopende projecten met betrekking tot energiewinning uit zeewater. Het Waddenfonds ondersteunt nieuwe technieken alleen als die aantoonbaar meerwaarde hebben ten opzichte van de reeds ondersteunde technieken.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Energiebesparing in combinatie met andere maatregelen voor verduurzaming van de energievoorziening is in bestaande woningbouw in steden en dorpen een grote opgave en vaak lastig te realiseren. Het Waddenfonds wil met deze themalijn de realisering van verduurzaming van energievoorziening in woningen stimuleren en ondersteunen. Het richt zich daarbij op de innovatieve onderdelen van projecten, zoals biogas en groen gas, warmtenetten/collectieve warmtepompen (aardgasvrij verwarmen), smart- of minigrids en (collectieve) opslag van energie (met waterstof, accu’s of anderszins) of andere innovatieve onderdelen die nog niet marktrijp zijn (TRL-fase 5-8).
De innovaties dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische kwaliteiten van steden en dorpen en mogen daar minimaal geen afbreuk aan doen. Projecten die plaatsvinden in de oude historische centra dienen bij te dragen aan behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden. Als er voor energiemaatregelen nieuw gebouwd moet worden dan moet het ontwerp van de nieuwbouw aansluiten op de cultuurhistorische kwaliteiten van het centrum en bijdragen aan behoud en versterking daarvan.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Om de economische sectoren van het Waddengebied fossielvrij te maken ondersteunt het Waddenfonds innovatieve (pilot)projecten waarbij (groepen van) bedrijven hun emissies van CO2, NOx en fijnstof versneld of verdergaand beperken dan wettelijk of in beleidskaders is vastgelegd. Ze dienen bij te dragen aan productie, distributie en/of opslag van lokaal geproduceerde energie (met waterstof, accu’s of anderszins) uit hernieuwbare bronnen.
Het Waddenfonds ondersteunt geen projecten van individuele bedrijven, maar richt zich op bedrijven die representatief zijn voor hun sector of op een groep samenwerkende bedrijven die de energievoorziening van een compleet bedrijventerrein willen verduurzamen. In een dergelijke context/samenwerkingsconstructie kan de innovatie wel bij één bedrijf doorontwikkeld worden mits dat onderbouwd fungeert als vliegwiel voor de uitrol van de innovatie door andere bedrijven zonder subsidie van het Waddenfonds. Daarmee fungeren de innovaties als vliegwiel/gamechanger voor verduurzaming van de energievoorziening van economische sectoren en bedrijfsterreinen.
Veel (toeristische) ondernemers moeten investeren in de kwaliteitsverbetering van hun product. Het Waddenfonds wil conform bovenstaande lijn stimuleren dat dit gecombineerd wordt met verduurzaming van hun energievoorziening. Die bovendien aansluit bij de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten in hun directe omgeving. Het fonds richt zich daarbij op de innovatieve onderdelen van projecten die nog niet klaar zijn om op de markt te worden gebracht (TRL fase 5-8). Alleen investeringen die passen bij het landschappelijk karakter en de schaal van het omliggende gebied komen voor subsidie in aanmerking. Een pluspunt hierbij is wanneer ondernemers gezamenlijk een aanvraag doen met bijvoorbeeld energiecoöperaties of wanneer geproduceerde energie geleverd wordt aan energiecoöperaties, dorpen of andere grootgebruikers.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Eén van de speerpunten van de Waddenvisie is de economische ontwikkeling van de Waddenzeehavens en de daarmee verbonden haven- en industrieterreinen in balans te brengen met ecologische belangen. De Raad van Advies Waddenzeehavens heeft in mei 2015 een programma aangeboden aan het Waddenfonds met daarin de ambities voor de komende twaalf jaar. Hierin staat dat de Waddenzeehavens the place to be zijn waar economie en ecologie elkaar kunnen versterken. Door innovatieve bedrijvigheid ontstaat een duurzame economie van wereldklasse: Werelderfgoed-waardige havens (‘Unesco’-havens). Zoals in de Agenda voor het Waddengebied 2050 staat kunnen deze havens alleen binnengaats uitbreiden.
Het Waddenfonds ondersteunt met het thema Duurzame Waddenhavens pilots die erop gericht zijn dat activiteiten in de havens de natuur minder belasten door innovatieve maatregelen onder andere door pilots die hergebruik van afvalstoffen stimuleren en grondstoffengebruik beperken. Tevens wil het Waddenfonds eraan bijdragen dat vanuit de havens de transities naar een meer circulaire economie en een duurzame energievoorziening gestimuleerd worden. Deze transitie moet bijdragen aan of gecombineerd kunnen worden met het reduceren van emissies vanuit haven gebonden activiteiten.
Het Waddenfonds heeft als doel voor het thema Duurzame Havens in het Waddengebied:
Hierbij gaat het om projecten die economische activiteiten in de havens verduurzamen en bijdragen aan een minimale tot zero footprint in de Waddenzee. Minimaal mag geen afbreuk worden gedaan aan de kernwaarden die tot aanwijzing van de Waddenzee als Werelderfgoed hebben geleid: de getijdewerking, de functie als fly- en swimway en het zo veel mogelijk ongestoord kunnen verlopen van natuurlijke processen. Voor deze themalijn kan het om heel diverse activiteiten gaan zoals: schone brandstoffen, schone technologie, building with nature, fase 2 green shipping, innovaties, beperken oilspills bij bunkeren, geluidreductie en hergebruik van visnetten. Als onderdeel van een integrale gebiedsontwikkeling kan gedacht worden aan ambitieuze nature-based solutions voor havenplaatsen (bijvoorbeeld omlegging spui en havenhoofden). Voorbeeld daarvan isde reeds ingezette ontwikkeling van onder andere ‘Ontwikkeling Kop van Noord-Holland’.
Subsidiabele activiteiten niet limitatief
Initiatieven gericht op het verder verduurzamen van het havenbedrijf aanvullend op de milieumaatregelen van de EcoPort-certificering. Het gaat om initiatieven die zich richten op versterking van Wadden gerelateerde natuurwaarden (biodiversiteit) in de havens en op schone brandstoffen en schone technologie voor de productie daarvan voor het haven gebonden transport, waardoor de overgang naar een “low carbon en een zero carbon” economie versneld wordt.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Hierbij gaat het om projecten die ketens in de havens sluiten en de circulariteit van de activiteiten in de havens vergroten. Voor deze themalijn kan het om heel diverse activiteiten gaan: ringleidingen, vermindering van het gebruik van drinkwater voor de industriewatervoorziening door deze onder andere circulair te maken, recycling afvalstromen, meer aquaculturen in havens, toepassing groene waterstof als grondstof in de industrie of als brandstof voor vergroening van de mobiliteit in en vanuit de havens en integratie van energiesystemen(incl. warmtenetten) (haven, wad, industrie en woningbouw) en koppelen van industrie aan de omgeving maar ook afzonderlijk aan elkaar.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Pilots gericht op verduurzaming van bestaande logistieke en industriële processen in de havens die daarbij perspectief bieden op de afname van de belasting van de ecologische draagkracht van de Waddenzee en of toename van de biodiversiteit in de Havens.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Hierbij gaat het er om rendabele businesscases te ontwikkelen voor hergebruik van stoffen in de industrie (als grondstof) of voor toepassing als natuurontwikkeling, landbouw (versterken bodemvruchtbaarheid en/of ophoging landbouwgronden) en dijkversterkingen. Het kan dus zowel gaan om pilots waarmee de rendabele businesscases ontwikkeld gaat worden als om uitrol in de vorm van toepassing van de betreffende stof voor natuurontwikkeling/-versterking (zoals bijvoorbeeld slib als slibmotor in project Koehol;, dijkversterking of in de landbouw). Uitvoeren via pilots en via opschalingstrajecten.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Het Waddengebied en landbouw zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De belangrijkste sectoren zijn akkerbouw en melkveehouderij en in mindere mate glastuinbouw. De landbouwsector in het Waddengebied is overwegend grondgebonden.
De landbouw heeft naast economische waarde, een sociaal maatschappelijke en culturele waarde. In een groot gebied is de culturele identiteit nauw verbonden met de landbouwsector. In het Waddengebied hebben bepaalde ontwikkelingen impact op de bestaande landbouw. Het gaat dan vooral om zaken als verzilting, piekbuien en verdroging.
De landbouwactiviteiten hebben in meer of mindere mate impact op de ecologische situatie van het Waddengebied. Te denken valt aan vooral emissies naar zowel oppervlaktewater en de Waddenzee als de lucht. Op dit moment wordt vanuit diverse regiodeals ingezet op een meer natuurinclusieve landbouw.
Het Waddenfonds wil zich inspannen voor een duurzame landbouw in het Waddengebied die past bij de ecologische draagkracht van dit gebied. En perspectief bieden hoe om te gaan met verzilting. Een onderdeel hiervan kan zijn het slim omgaan met zoet water.
Het Waddenfonds ondersteunt met het thema Duurzame Landbouw pilots en projecten die zich richten op vermindering van emissies van de landbouw. De focus is daarbij op innovatie en voor verzilting en verdroging nieuw perspectief bieden.
Door bodemdaling en stijging van de zeespiegel zal de verzilting in het Waddengebied toenemen. Daarnaast wordt verwacht dat door temperatuurstijging extremere perioden van droogte en (cluster) buien gaan toenemen. De landbouw kan hierop inspelen door zich te richten op behoud en vasthouden van zoet water (teelt onder verziltende omstandigheden) en het benutten van kansen van zilte teelten. Hierbij geldt wel dat dit in samenhang moet gaan met de andere functies in het Waddengebied (systeembenadering) In aansluiting op de diverse projecten en onderzoeken zet het Waddenfonds in op:
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Hier gaat het om het bevorderen van het extensiveren van de landbouw op de eilanden. Dit kan door in te zetten op bijvoorbeeld verbreding van het verdienmodel (minder grootvee-eenheden per hectare, het inkrimpen van de veestapel is hierbij niet subsidiabel) en het inspelen op de eilandsituatie (veel toerisme, waterproblematiek, dicht bij natuur, donkerte, transport van en naar vaste wal beperken). Doel hierbij is vermindering van de depositie op de kwetsbare natuur op de Waddeneilanden. Hoewel hier verplichtingen gelden vanuit Natura 2000 (depositiereductie) is het niet verplicht om te extensiveren. Voor het bereiken van de Waddenfondsdoelen wil het Waddenfonds extensivering stimuleren en waar mogelijk koppelkansen die bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds benutten.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Initiatieven gericht op extensivering en verlagen van de depositie, bijvoorbeeld door het verbreden van het economisch verdienmodel van de landbouw.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Aansluitend op de regiodeals ondersteunen van pilots waarbij op innovatieve wijze restproducten (inclusief mestverwaarding/kunstmestvervangers) van het eigen bedrijf, van andere landbouwbedrijven uit de regio en/of van waddenspecifieke reststromen worden ingezet om de kringloop op het landbouwbedrijf sluitend te krijgen met als doel dat er minder externe input nodig is.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Initiatieven die bij voorkeur lokaal bijdragen aan het beter benutten van rest(stromen) in de primaire agrarische sector eventueel in samenhang met andere lokale relevante reststromen.
Voorbeeld van mogelijke output voor deze themalijn kan zijn:
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Voor het gespecificeerde doel landbouw in relatie tot waddenspecifieke biodiversiteit verwijzen we naar het thema Natuur, themalijn 4.
De meeste beroepsvissers op de Waddenzee vissen op garnalen. Mosselzaad wordt in de Waddenzee ingevangen en opgevist en vervolgens uitgezaaid en opgekweekt op kweekpercelen. Daarnaast vindt in de Waddenzee handmatige kokkelvisserij, vaste vistuigvisserij, zeebaars- en hardervisserij plaats en worden er oesters geraapt. Er is van oudsher sprake van recreatieve visserij, bijvoorbeeld met staand want en het handmatig rapen van schelpdieren voor eigen gebruik.
De visserij heeft naast economische waarde gekoppeld aan de vangst en verkoop van vis, een sociaal maatschappelijke en culturele waarde. Daarnaast is de visserij regionaal belangrijk voor de ‘wadbeleving’ gekoppeld aan de besteding van vrije tijd en toerisme.
De visserij hoort bij het Waddengebied. De Waddenzee is tegelijkertijd een uniek natuurgebied. Daarom heeft de visserij te maken met natuurbeschermingsmaatregelen. De visserij-activiteiten hebben in meer of mindere mate impact op de ecologie van de Waddenzee, waarbij bodemberoering, ongewenste bijvangst en uitstoot van koolstofdioxide en stikstof een rol spelen.
Beleidsontwikkeling aangaande de Waddenzee is volop in beweging en dat raakt de visserij. Het ministerie van LNV werkt samen met de sector aan een Toekomst Perspectief Garnalenvisserij en vanuit het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021-2016 wordt er een Beleidskader Natuur ontwikkeld voor de Waddenzee. Het beheerplan Natura 2000 Waddenzee wordt geëvalueerd en moet leiden tot een nieuw beheerplan en de Europese Commissie heeft in de biodiversiteitsstrategie (2020) als doel gesteld om in 2030 30% marien gebied te beschermen, het is op moment van schrijven nog onduidelijk op hoe dit wordt geïmplementeerd op lidstaatniveau. In het kader van de Agenda voor de Waddengebied 2050 is een Waddenzee Visserij Platform opgericht waarin gewerkt wordt aan een gezamenlijke toekomstvisie voor de gehele Waddenzeevisserij. Ook wordt gewerkt aan het actualiseren van het Schelpdierenbeleid.
Als deze beleidsontwikkelingen en visies in de komende jaren leiden tot kansen die bijdragen aan de doelen van het Waddenfonds, dan zal het Waddenfonds hier proactief mee omgaan en er desgewenst via de jaarlijkse openstellingen (subsidieregelingen) op inspelen.
De garnalenvissers maken doorgaans gebruik van garnalenkorren. Deze zijn lichter in gewicht dan de boomkortuigen die gebruikt worden voor visserij op platvis. Daarnaast wordt in plaats van wekkerkettingen gebruik gemaakt van klossenpezen die over de bodem rollen. De bodemberoering wordt daardoor beperkt. Daarnaast maakt bij het vissen de kuil van het visnet bodemcontact. De garnalenvisserij kan op deze wijze een negatief effect hebben op langlevende en langzaam groeiende soorten. Tegelijkertijd kan de verstoring gunstig uitwerken voor mobiele soorten die snel in staat zijn om verstoorde gebieden te koloniseren.
Omdat de garnalenvisserij voornamelijk plaatsvindt in gebieden die van nature erg dynamisch zijn en omdat gegevens zonder visserij ontbreken, is het onderscheiden van de effecten van de garnalenvisserij bovenop natuurlijke verstoring erg lastig. Het Project Waddenmozaïek heeft een deelproject dat hierover meer kennis en data moet opleveren. Desalniettemin wordt in zijn algemeenheid bodemberoering door garnalenvisserij gezien, als een aspect dat impact heeft op het ecosysteem van de Waddenzee.
Aquacultuur van mariene schelpdieren en viskweek in kustgebieden kan een duurzame vorm van voedsel en mogelijk een inkomen voor kustgemeenschappen opleveren. De teelt van wieren kent diverse toepassingen waaronder gebruik als grondverbeteraar, diervoeding, cosmetica en menselijke consumptie. Tegelijkertijd is er in de Nederlandse kustwateren een groot ruimtegebrek. Een beweging naar aquacultuur op verzilt(te) land(bouwgrond) vermindert de druk op de mariene natuurwaarden.
De belangstelling voor binnendijkse mariene aquacultuur groeide in de afgelopen jaren. Er lopen in het Waddengebied enkele initiatieven voor binnendijkse teelt en toepassing van schelpdieren, viskweek en wieren. Het moet blijken of deze initiatieven leiden tot een positieve businesscase. Meer praktijkgericht teeltonderzoek en experimenteermogelijkheden zijn nodig en regeltechnische belemmeringen zullen moeten worden weggenomen.
Uitgangspunt is dat pilots met aquaculturen en viskweek niet leiden tot extra activiteiten in de Waddenzee inclusief te verkrijgen uitgangsmateriaal uit de Waddenzee. Indien aangetoond wordt dat (delen van) een pilot die wel in de Waddenzee plaatsvinden leiden tot verbetering van de ecologische situatie van de Waddenzee, dan is hierop een uitzondering mogelijk.
Met diverse convenanten (Viswad, Vibeg en Mosselconvenant) en afspraken met stakeholders streeft de sector naar een vermindering van de visserijdruk en een beperking van negatieve gevolgen van vissen in de Waddenzee.
Het Waddenfonds wil een duurzame visserij, die past bij de ecologische draagkracht van het natuurgebied, bevorderen. De Waddenzee heeft als hoofddoelstelling een duurzame bescherming en ontwikkeling als natuurgebied. Daarbij hoort het komen tot een economisch rendabele visserij die het herstel van de natuurwaarden, gekenmerkt door ongestoorde natuurlijke processen in de Waddenzee, niet verhindert. Dit betekent dat het Waddenfonds zich richt op: zero-emissies, stil en schoon varen, vermindering van (de impact) van bodemberoering en maximaal hergebruik van reststromen.
In lijn met onder meer het convenant VisWad en de Agenda voor het Waddengebied 2050 streeft het Waddenfonds naar toename van het areaal gesloten gebied voor de garnalenvisserij. Bij voorkeur op het niveau van kombergingsgebieden en minimaal - conform het convenant Viswad - naar circa 15.000-20.000 ha extra gesloten gebied in 2027 voor de garnalenvisserij. Als onderdeel van het convenant Viswad heeft het Waddenfonds, in samenwerking met de convenantpartijen, de Tenderregeling Garnalenvisserij Waddenzee in 2020 open gesteld. Negentien GK-vergunningen zijn destijds uit de markt genomen en circa 9000 hectare gebied is gesloten. Het Waddenfonds is van mening dat uitkoop van GK-vergunningen primair een taak is voor de Rijksoverheid.
Indien er een beroep op het Waddenfonds wordt gedaan bij te dragen aan een uitkoopregeling zal dit verzoek worden overwogen. Hierbij is het streven om, als onderdeel van het convenant Viswad, 5 tot 15 GK-vergunningen uit de markt te nemen en het sluiten van nog eens 10.000 hectare gebied in de Waddenzee.
In de gesloten gebieden wil het Waddenfonds inzetten op “leren van niets doen” of de rust gehandhaafd zien of natuurherstelprojecten ondersteunen die bijdragen aan de doelen van het thema Natuur. Indien beheerders aangeven maatregelen te willen nemen die natuurherstel bevorderen, kan het Waddenfonds bijdragen indien de activiteiten de doelen van het Waddenfonds ondersteunen.
Het Waddenfonds ondersteunt verder met het thema Duurzame Visserij pilots en projecten die zich richten op vermindering van de visserijdruk op het natuurlijk systeem van de Waddenzee en/of bijdragen aan een economisch duurzame visserij met de nadruk op innovatie, het versterken van een flexibelere visserij en versterking van ketens. Het Waddenfonds sluit hierbij aan bij de bestaande hiervoor genoemde convenanten.
Activiteiten die Europese visserijsubsidie kunnen ontvangen, worden niet door het Waddenfonds ondersteund. Wel kan het Waddenfonds subsidie verstrekken boven op de Europese subsidie (stapeling van subsidie), indien bijgedragen wordt aan de doelen van het Waddenfonds, het project additioneel is en past binnen de staatssteunkaders.
Verduurzaming energie en uitstoot reductie.
Om te voldoen aan de eisen rondom emissies in het kader van een Wnb-vergunning hebben diverse garnalenvissers in 2023 geïnvesteerd in een katalysator. In het kader van het Programma GreenShipping wordt mogelijk voor de visserij ingezet op pilots gericht op duurzaam varen. Voor de garnalenvissers bieden de uitkomsten van dergelijke pilots meer inzicht in de mogelijkheden duurzamer te varen en te vissen.
Initiatieven die leiden tot reductie van emissies dragen bij aan de doelen van het thema Duurzame Energie.
Met deze themalijn stelt het Waddenfonds zich ten doel een flexibele Wad-visserij(keten) te behouden en te versterken. Eén die past binnen de ecologische functies, ontwikkelingen en waarden van de Waddenzee. En die zich aanpast aan wat de Waddenzee biedt en kan inspelen op ontwikkelingen zoals klimaatverandering. Een visserij die afhankelijk van het seizoen en de aanwezigheid van voldoende vissen haar vangsten bepaalt. Onderdeel is het bevorderen van een geïntegreerde (kleinschalige) visserijketen in het Waddengebied passend bij deze vorm van vissen.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
In de Agenda 2050 wordt de Wad-visserij benoemd als kernwaarde in het Waddengebied. De visserij draagt bij aan directe en indirecte werkgelegenheid. Ook met name in de havens zijn de activiteiten cultuurhistorisch waardevol en toeristisch interessant. Alhoewel niet wetenschappelijk onomstotelijk bewezen, wordt algemeen aangenomen dat vooral garnalenvisserij en bodemmosselzaadvisserij in de huidige vorm negatieve impact kunnen hebben op het ecosysteem. Deze themalijn richt zich op het bevorderen van een (economisch) duurzame visserij op de Waddenzee, die qua aard, schaal en impact past bij de natuurlijke draagkracht van de Waddenzee
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Ingezet wordt op pilots die gericht zijn op het verminderen van de impact van Wad-visserij op de ecologische waarde van de Waddenzee. Projecten of pilots zijn subsidiabel indien ze bijdragen aan het voorkomen van bijvangst en gericht zijn op vistechnieken met minder bodemberoering. Ook kan gedacht worden aan pilots die bevorderen dat bodemvisserij op mosselzaad en mosselzaadinvanginstallaties verplaatst worden uit de Waddenzee of die inzetten op een duurzamere uitvoering. Dit in lijn met de eind 2020 gemaakte afspraken in de mosselsector (Addendum op Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee). Verder komen projecten voor subsidie in aanmerking die gericht zijn op kavelruil van (kweek- en verwater) percelen die zorgen voor het reduceren van het aantal percelen op ecologisch waardevolle locaties en/of projecten die zorgen voor het reduceren van negatieve ecologische effecten van herverkaveling of juist zorgt voor een natuurplus daarvan.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Daar waar themalijn 1 zich inzet voor een flexibelere visserij en themalijn 2 zich vooral richt op garnalenvisserij en mosselkweek die het ecosysteem minder aantasten, richt deze themalijn zich op het opwaarderen en/of circulair benutten van (bij)producten en/of reststromen. Door een circulair gebruik van de (bij)producten en/of reststromen kunnen vissers en andere ketenpartners wellicht meer verdienen aan de Wad-visserij.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Binnen de hiervoor genoemde kaders gaat het om het bevorderen van innovatieve projecten die inzetten op het circulair benutten van of opwaarderen van het (eind)product, bijproduct of reststroom van zowel de flexibele als reguliere visserij.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Velen zien een mooie toekomst voor eiwit uit zee. Het streven van het Waddenfonds is echter om zoveel mogelijk activiteiten in de Waddenzee te verduurzamen of af te bouwen. Om de druk op de Waddenzee in dit verband te verminderen en/of economische kansen te benutten wordt ingezet op het bevorderen van aquaculturen aan land. Indien aangetoond wordt dat (delen van) een pilot die wel in de Waddenzee plaatsvinden leiden tot verbetering van de ecologische situatie van de Waddenzee dan is hierop een uitzondering mogelijk. Hierbij gaat het niet om (bulk)productie maar om innovatieve pilots of om het kweken van bij voorkeur gebiedseigen hoogwaardig (uitgangs)materiaal.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Innovatieve activiteiten die inzetten op de kweek en/of regionale verwerking van schelpdieren, vis-, algen- wieren- en wormenkweek of combinaties hiervan aan land. Het betreft activiteiten die de ecologische druk op de Waddenzee verminderen.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Zie daarvoor de tabel met outcome-indicatoren in bijlage 2 van het Format projectplan op de website van het Waddenfonds. Daar kunnen de voor een aanvraag relevante outcome-indicatoren uit geselecteerd worden.
Hoofdstuk 5: Budget Lokale Innovaties (BLI)
Het Waddenfonds ondersteunt kleinschalige, vernieuwende initiatieven die bijdragen aan de vitaliteit en de duurzaamheid van lokale gemeenschappen. De vitaliteit van lokale gemeenschappen in relatie tot hun betrokkenheid bij het Waddengebied is van belang voor de duurzame economische ontwikkeling en leefbaarheid in de regio. Vooral (semi-)publieke en collectieve voorzieningen dragen bij aan behoud of versterking van de sociale cohesie.
Met het BLI biedt het Waddenfonds (samenwerkingsverbanden van) lokale initiatiefnemers de mogelijkheid om voor kleinschalige, vernieuwende projecten subsidie aan te vragen. Activiteiten moeten sociale cohesie versterken en daarnaast waddenspecifiek5 zijn. Denk daarbij aan projecten, uitgevoerd vanuit of met de lokale gemeenschap die bijdragen aan de kernwaarden van het Waddengebied en/of inspelen op specifieke kansen en bedreigingen voor het Waddengebied, zoals beschreven in de thema’s in dit Uitvoeringsprogramma.
Initiatieven op dit vlak dragen bij aan gemeenschapszin en aan het ontstaan van nieuwe netwerken of aan het versterken van bestaande netwerken, en het stimuleren van samenwerking.Omdat er diverse (provinciale) programma’s bestaan ter versterking van de leefbaarheid, is het BLI van het Waddenfonds aanvullend op die regionale leefbaarheidsprogramma’s, waarbij het Waddenfonds alleen waddenspecifieke projecten of waddenspecifieke onderdelen van projecten subsidieert. Het BLI valt onder hoofddoel C van het Waddenfonds.
Subsidiabele activiteiten (indicatief)
Innovatieve activiteiten die de vitaliteit en de sociaaleconomische duurzaamheid van lokale gemeenschappen verbeteren in relatie tot waddenspecifieke kansen en bedreigingen en die bijdragen aan nieuwe lokale netwerken of versterking van bestaande lokale netwerken.
Voorbeelden van mogelijke output voor deze themalijn kunnen zijn:
Hoofdstuk 6: Duurzame kennishuishouding
Hoofddoelstelling D van het Waddenfonds richt zich op het “Ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het Waddengebied”. Activiteiten die hier onder vallen zijn het zorgdragen voor kennisontwikkeling, het bepalen van de prioritaire kennisvragen, het ontsluiten en toepassen van de kennis en actieve verspreiding van de kennis. In 2021 is besloten om de duurzame kennishuishouding onder te brengen bij het Bestuurlijk Overleg Waddengebied. De Waddenacademie heeft hierbij de rol van kennisregisseur op zich genomen.
Duidelijk is dat overheden en beheerders van de Waddenzee te weinig inzicht hebben in de natuurlijke processen die zich in en rondom de Waddenzee afspelen en de betekenis daarvan voor het goed ecologisch functioneren van de Waddenzee. Gedoeld wordt op de meer fundamentele kennisvragen zoals: wat zijn de effecten van opwarming van het zeewater op habitats en soorten? Wat zijn de effecten van Noordzeevisserij op de Waddenzee? Hoe kan verdere dichtslibbing en verzanding voorkomen worden? Wat is het effect van plastics? etc. Het Waddenfonds ondersteunt - al dan niet via NWO - meerjarige onderzoeken die dergelijke kennisvragen beantwoorden.
De voorwaarde daarbij is dat die onderzoeken aansluiten bij of voortvloeien uit de te ontwikkelen kennisagenda van de Gebiedsagenda Wadden 2050 en het IKW. Bij meerjarige onderzoeken is de inzet van het Waddenfonds erop gericht ‘geen spijt’-maatregelen te ondersteunen, totdat de kennis toereikend is om inhoudelijke projecten zinvol te kunnen subsidiëren. De praktijkgerichte kennisvragen kunnen worden beantwoord aan de hand van projecten die vallen onder de thema’s van de hoofddoelen A, B en C van het Waddenfonds.
Voor kennisontwikkeling over de monitoring gaat het om projecten die invulling geven aan ontbrekende schakels in de evaluatie- en monitoringssystematiek. Met deze systematiek worden de impact en effectiviteit van projecten en de bijdrage aan de doelen van het Waddenfonds gemeten en beoordeeld. Het Waddenfonds financiert additioneel alleen die onderdelen waar bij provincies en Rijk geen financiering voor is, maar die wel noodzakelijk zijn voor de beantwoording van de evaluatievragen van het Waddenfonds.
Bijlage 1: Kaart Werkingsgebied Waddenfonds
Via onderstaande link kan de inzoombare kaart van het werkingsgebied ook worden bezocht.
https://waddenfonds.nl/wp-content/uploads/2021/03/04-03-2021-Werkingsbebied-Waddenfonds-algemeen-met-energietransitiegrens.pdf
Bijlage 2: Hoogwatervluchtplaatsen en broedlocaties (Brakke Parels)
Reeds gefinancierde hoogwatervluchtplaatsen en broedgebieden
Kansrijke en prioritaire locaties voor hoogwatervluchtplaatsen en broedgebieden
Bijlage 4: Toelichting op termen en begrippen Waddenfonds
Hieronder worden een aantal begrippen uit dit Uitvoeringsprogramma nog wat nader toegelicht.
Investeringskader Waddengebied (IKW)
Het Investeringskader Waddengebied (IKW) is het meerjarig investeringsprogramma van de provincies Noord-Holland, Friesland en Groningen om onderscheidende en bijzondere projecten in het Waddengebied mogelijk te maken. Het Waddenfonds is in veel gevallen de grootste financier van de majeure projecten die voortkomen uit het IKW, omdat ze een grote bijdrage leveren aan de doelstellingen van het Waddenfonds. Daarom werkt het Waddenfonds nauw samen de provincies in het IKW.
Door deze samenwerking van het IKW op provinciaal niveau wordt er bijgedragen aan de duurzame economische en ecologische versterking van het Waddengebied. Dit doen het Waddenfonds en IKW in afstemming met (natuur)organisaties, overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen.
Om robuuste waddenbrede projecten en programma’s te realiseren, werken de provincies in het IKW samen met de regisseurs van het Waddenfonds. Hierbij hebben provincies en het Waddenfonds een initiërende, sturende en begeleidende rol bij de ontwikkeling van projecten en programma’s in een samenhangend geheel. Het gaat bij het IKW en Waddenfonds niet over kortlopende en afgebakende projecten, maar om het signaleren en leggen van dwarsverbanden met lokale en provinciale beleidsthema’s, gebiedsvisies en projecten om zo samen met de initiatiefnemers grote waddenbrede projecten en programma’s uit te werken die vanuit verschillende financieringsstromen worden gefinancierd.
Bij het IKW ligt de nadruk op de ontwikkeling van het hele Waddengebied. Hierbij geldt dat de projecten en programma’s in ieder geval bijdragen aan
Een project te ontwikkelen dat bijdraagt aan de duurzame economische en ecologische ontwikkeling van het Waddengebied? Bekijk de routekaart subsidies Waddengebiedof bezoek de website investereninhetwaddengebied.nl om te bepalen welke subsidievorm voor u interessant is. Komt u uit bij het IKW? Neem dan contact op met een programmaregisseur van het Waddenfonds of met het IKW.
Het Waddenfonds is een Gemeenschappelijke Regeling van de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen en wordt bestuurd door het algemeen bestuur (AB). Het AB bestaat uit negen leden, waarvan drie per provincie. Drie leden uit het algemeen bestuur vormen tevens het dagelijks bestuur (DB). Dat zijn in de praktijk de drie gedeputeerden die in hun eigen provincie het Waddenfonds in portefeuille hebben. Het DB kent subsidies toe en stuurt de uitvoeringsorganisatie van het fonds aan.
Een gemeenschappelijke regeling is een besluit tot samenwerking tussen bestuursorganen van gemeenten, provincies, waterschappen, rechtspersonen of andere openbare lichamen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die bestuursorganen. In het geval van het Waddenfonds is het dus een samenwerking tussen de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen. De gemeenschappelijke regeling is het besluit waarin deelnemers afspraken maken over hun onderlinge samenwerking. De vier hoofddoelen van het Waddenfonds zijn hier onder andere in opgenomen. In de Gemeenschappelijke Regeling Waddenfonds staan de afspraken van deze gemeenschappelijke regeling.
Alle aanvragen die bij het Waddenfonds binnenkomen, moeten waddenspecifiek zijn om in aanmerking te komen voor subsidie. Het Waddenfonds heeft waddenspecifiek op vier onderdelen geconcretiseerd:
Maatregelen en activiteiten/investeringen van een project dragen bij aan het oplossen van problemen en/of het benutten van kansen. Bij problemen en kansen gaat het om voor het Waddengebied kenmerkende kansen en bedreigingen. Veelal zijn die verbonden met de gebiedsspecifieke kwaliteiten en cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het Waddengebied. Bij economische activiteiten gaat het om activiteiten die gericht zijn op een duurzame economische ontwikkeling en/of energietransitie.
Het Waddenfonds beoordeelt een aanvraag als (voldoende) waddenspecifiek als de aanvraag voldoet aan minimaal drie van bovenstaande bepalingen. Hierbij gaat het om het Nederlandse Waddengebied. De aanvraag moet altijd aan de eerste bepaling voldoen, zoals opgenomen in de ASV. Dit betekent dat een project als waddenspecifiek wordt gezien wanneer je voldoet aan onderdeel 1, 2 en 3; 1, 3 en 4 of 1, 2 en 4.
Hierbij is het verschil tussen onderdeel 2 en 3 gericht op de aansluiting van het project bij de kernwaarden. Een project dat voldoet aan onderdeel 2 (geen substantieel afbreuk doet aan de kernwaarden), draagt niet automatisch bij aan het behoud of versterking van de kernwaarden. Daarentegen zal in bijna alle gevallen wanneer een project voldoet aan onderdeel 3 (bijdragen aan behoud of versterking van de kernwaarden), ook voldaan worden aan onderdeel 2. Dit betekent dat een project als waddenspecifiek wordt gezien wanneer een project in het werkingsgebied voldoende substantieel bijdraagt aan het behoud of versterking van de kernwaarden (en het project dus voldoet aan 1, 2 en 3).
Ook wordt een project als waddenspecifiek gezien wanneer het zich in het werkingsgebied richt op het oplossen van (de voor het Waddengebied kenmerkende) problemen en/of het benutten van kansen, onder de voorwaarde dat er geen afbreuk gedaan wordt aan de kernwaarden (en het project dus voldoet aan 1, 2, en 4).
Om maximaal doelbereik te halen van het Waddenfonds voldoet idealiter iedere aanvraag bij het Waddenfonds aan alle onderdelen van waddenspecifiek. Hoe meer een project bijdraagt aan deze onderdelen van waddenspecifiek, hoe beter het project past bij de wijze waarop het Waddenfonds zijn middelen wil inzetten. Daarom wordt er bij ieder project gekeken naar de mogelijkheid om beter bij deze onderdelen aan te sluiten.
De afgelopen jaren is gebleken dat het niet altijd duidelijk is, wanneer een project (voldoende) waddenspecifiek is. Neem daarom contact op met een van de programmaregisseurs van het Waddenfonds, wanneer u twijfelt of uw project voldoende waddenspecifiek is of als er onduidelijkheden zijn met betrekking tot dit uitgangspunt.
Voor het Waddenfonds is het belangrijk dat projecten geen substantieel afbreuk doen aan de kernwaarden van het Waddengebied, maar dat projecten deze kernwaarden juist behouden en versterken. Dit is een van de uitgangspunten van het Waddenfonds. Sinds 2014 behoort de gehele Waddenzee tot UNESCO Werelderfgoed. Een werelderfgoed vraagt daarom om behoud en versterking van de kernwaarden ten behoeve van de natuur en economie. De kernwaarden van het Waddengebied omvatten alle kwaliteiten die maken dat het wat het wad is. Het gaat daarbij onder andere om de ruimte, openheid, ruimte en duisternis. Lees meer over de Kernwaarden van het Waddengebied in hoofdstuk 3 ‘Uitgangspunten van het Waddenfonds’ onder het kopje ‘Kernwaarden’.
Het Waddenfonds voorziet in extra investeringen in het (Nederlandse) Waddengebied die de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap versterken. Het Waddenfonds investeert alleen in (de onderdelen van) projecten die additioneel zijn. Bij elke aanvraag worden onderstaande aspecten meegewogen:
Waddenfondsmiddelen dienen niet als substituut voor budget voor beleidsrealisatie. Wel zijn investeringen in aanvulling mogelijk als sprake is van verdergaande of versnelde ambities en doelen die passen bij de hoofddoelen van het Waddenfonds. Voor investeringen die raakvlakken vertonen met reguliere beleidsprogramma’s zoals Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water wil het Waddenfonds ook maatregelen subsidiëren vanuit die programma’s, mits is aangetoond dat de beleidsdoelen daarvan zonder steun van het Waddenfonds niet gehaald kunnen worden en/of er geen zicht is op dekking vanuit reguliere financieringsbronnen.
Het eerste punt betekent dat het Waddenfonds geen subsidie verstrekt aan projecten die onderdeel zijn van reguliere investeringen. Reguliere investeringen betreffen bijvoorbeeld investeringen bedoeld voor regulier onderhoud. Ook verstrekt het Waddenfonds geen subsidie aan projecten die onder verplichtingen vallen. Het Waddenfonds richt zich dus op projecten die verder gaan dan wettelijke verplichtingen. Aangezien verschillende beheerplannen en beleidskaders nog in ontwikkeling zijn, wordt er per project gekeken of dit wettelijke verplichtingen betreft.
Bij punt twee gaat het niet alleen om beleidsrealisatie van overheden, maar ook om beleidsrealisatie van organisaties en ondernemingen. Een project kan hierbij als additioneel worden beschouwd wanneer aangetoond kan worden dat activiteiten verder gaan dan beleidsdoelen, reguliere taken of wettelijke verplichtingen Daarnaast kan een project ook als additioneel worden beschouwd wanneer aangetoond kan worden dat een project beleidsdoelen of wettelijke verplichtingen (dermate) versneld kan realiseren (en daarbij bijdraagt aan de doelen van het Waddenfonds).
Neem contact op met een van de programmaregisseurs van het Waddenfonds wanneer u twijfelt of uw project voldoende additioneel is of als er onduidelijkheden zijn met betrekking tot dit uitgangspunt.
Het Waddenfonds investeert alleen in projecten die bijdragen aan een duurzamere wereld en geen schade veroorzaken aan het Waddengebied. Het toetst daarom ieder project op zijn duurzame karakter. Hierbij is belangrijk dat er op zijn minst geen inbreuk wordt gemaakt op de ecologische, economische en/of sociale dimensie van de duurzame ontwikkeling (3P’s) van het Waddengebied. De voorkeur gaat uit naar projecten die meerder dimensies van duurzaamheid versterken.
Het Waddenfonds vraagt aanvragers om bij het ontwikkelen van een project aandacht te besteden aan duurzame ontwikkeling en verwacht van aanvragers dat ze in hun projectplan beschrijven en onderbouwen met welke maatregelen/activiteiten wordt bijgedragen aan de 3P’s van duurzame ontwikkeling, te weten People, Planet en Profit. Aanvragers kunnen voor de selectie van te treffen maatregelen en voor de onderbouwing en afweging daarvan gebruikmaken van de uitwerking naar doelen zoals de Verenigde Naties die hanteert: de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen.
Werelddoelen voor duurzame ontwikkeling: Global Goals
De Verenigde Naties hebben het begrip duurzame ontwikkeling uitgewerkt in zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen. De grote kracht van deze Global Goals is dat ze aanzetten tot het proactief ontwikkelen van synergie tussen verschillende maatschappelijke opgaven en belangen. Dat hiervan ook de sociale en sociaal-culturele doelen onderdeel uitmaken is van toegevoegde waarde.
Inspirerende voorbeelden/netwerken zijn te vinden op de website: https://www.sdgnederland.nl/hoe-jouw-organisatie-kan-bijdragen/
Door Rijkswaterstaat en partners is in het kader van de Green deal duurzaam GWW (Grond, weg en waterbouw) een instrument ontwikkeld: “Aanpak duurzaam GWW”. Deze aanpak kan online geraadpleegd en toegepast worden. Hierdoor worden projectspecifieke (koppel)kansen zo vroeg mogelijk in beeld gebracht, waardoor de duurzaamheidswinst van het project toeneemt. Door slimme verbindingen te leggen tussen de verschillende projecten (integraal werken) kunnen ze zo duurzaam mogelijk worden gemaakt. Inmiddels is gebleken dat de methodologie ook voor projecten buiten de GWW toepasbaar is. https://www.duurzaamgww.nl/wp-content/uploads/2018/06/Aanpak-Duurzaam-GWW-schema.pdf
Vertalen van Global Goals naar duurzame Wadden
Niet alle Global Goal-doelen van de VN hebben direct betrekking op het Waddengebied. Voor sommige van deze Global Goal-doelen, bijvoorbeeld op het gebied van water en natuur, is de relatie met het Waddengebied direct zichtbaar. Als het gaat om het ‘sociale’ thema gezondheid geldt dit minder. Echter de gezondheid van mensen kan positief worden beïnvloed door doelbe-wuste ingrepen in de omgeving. Denk hierbij ook aan het openstellen van privéterreinen.
Hieronder lichten wij een aantal Global Goals toe die bijdragen aan duurzamere Wadden. Deze voorbeelden zijn niet volledig maar geven een indicatie hoe naast het projectdoel, ook duurzaamheid in het project kan worden vorm gegeven.
Globlal Goal 7. Toegang tot betaalbare en duurzame energie voor iedereen
De bijdrage die het project kan leveren aan een Zero Emissie-doelstelling en of het beperken van gebruik van fossiele energie. Hierbij bedoelen wij vooral waddenspecifieke emissies als bestrijdingsmiddelen in water en emissies in de lucht, breder dan CO2, NOX, SO2-;
Globlal Goal 13. Aanpak klimaatverandering
Hittestress tegengaan door aantrekkelijk groen, parkjes, geveltuinen, stadstuinen, groene daken. Planten van bomen en (her)bebossing;
Globlal Goal 15. Beschermen van ecosystemen, bossen en biodiversiteit
Het streven naar circulariteit, gesloten productieketens en gebruik van lokaal geproduceerde producten. Grondstoffenwinning uit de aarde reduceren (ook import van grondstoffen van elders) en vervangen door hergebruikte en/of hernieuwbare materialen. Materialen en grondstoffen steeds zo hoogwaardig mogelijk inzetten. Concrete bijdragen aan biodiversiteit en het verminderen van lichtschade en geluidsuitstoot;
Globlal Goal 17. Partnerschap versterken
Streven naar maximaal maatschappelijk draagvlak door (regionale) samenwerking en lokale betrokkenheid. Fysieke ruimte bieden aan maatschappelijk (geen tussenstreepje omdat maatschappelijk en initiatief los van elkaar staan) en buurtinitiatief. Inzetten van lokale bevolking, vrijwilligers of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Bijlage 5: Relevante beleidsdocumenten Waddenfonds
De onderstaande documenten zijn relevant bij de beoordeling van subsidieaanvragen.
Subsidieregeling Thematische Uitvoering Waddenfonds (STUW): Jaarlijks is er een thematische openstelling waarvoor subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Uw thematische aanvraag dient primair te voldoen aan de deze jaarlijkse subsidieregeling. Wil je een subsidieaanvraag doen voor de thematische openstelling? Lees dan de STUW en kijk of je voldoet aan de bepalingen.
Subsidieregeling Budget Lokale Innovaties Waddenfonds: Jaarlijks is er voor BLI projecten een openstelling waarvoor subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Uw BLI aanvraag dient primair te voldoen aan de deze subsidieregeling. Wil je een subsidieaanvraag doen voor een BLI project? Lees dan deze subsidieregeling en neem contact op met het Streekbureau bij jou in de buurt.
Algemene Subsidieverordening (ASV): Hierin staan specifieke bepalingen van de geldende subsidieverordening. In de ASV zijn verschillende procedureregels opgenomen en zijn verschillende uitgangspunten uit het Uitvoeringskader vertaald in regelgeving. Daarnaast is de ASV een aanvulling op de wettelijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht. De ASV is van toepassing op alle door het dagelijks bestuur te verstrekken subsidies. Er staan bepalingen over subsidieverlening (het aanvragen van een subsidie; de beslissing op de aanvraag; de voorwaarden en verplichtingen), subsidievaststelling (aanvraag tot subsidievaststelling; beslissing op de aanvraag; verantwoording van subsidies) en enkele slotbepalingen. Wil je meer weten over het juridisch kader van het Waddenfonds en wat dat betekent voor jou als aanvrager? Lees dan de ASV door.
Beleidsregels: Het Waddenfonds hanteert een aantal beleidsregels bij het beoordelen en toekennen van uw aanvraag. Hierin staat hoe het Waddenfonds bepaalde begrippen uitlegt, bijvoorbeeld over subsidiabele kosten en monitoring. Op het moment van het schrijven van dit UP zijn er drie beleidsregels.
Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2022: In deze beleidsregel staat meer over welke kosten subsidiabel zijn, maar ook hoe er wordt omgegaan met onder andere loonkosten, vrijwilligers en subsidiepercentages.
Beleidsregel voorbereiding, toezicht en handhaving subsidievertrekking Waddenfonds: Hierin wordt onder andere de verplichting van het aanleveren van een voortgangsrapportage toegelicht, de verschillende vormen van toezicht worden beschreven en verschillende handhavingsinstrumenten worden beschreven (waaronder terugbetaling, aanmaning, verrekening en invordering).
Beleidsregel monitoring & evaluatie Waddenfonds (BME): Hierin wordt beschreven hoe het Waddenfonds omgaat met de monitoring van projecten. De monitoringssystematiek van het Waddenfonds, de betekenis van outcome-indicatoren en streefwaarden, en de informatie die een aanvrager moet beschrijven in de monitoringsparagraaf in het projectplan, wordt in deze beleidsregel beschreven.
Bijlage 6: Beleids- en uitvoeringskaders die betrekking hebben op het Waddengebied
Hieronder volgt een opsomming van de verschillende beleids- en uitvoeringskaders die betrekking hebben op het Waddengebied. Deze beleidsdocumenten en kaders zijn van belang bij het toetsen of een subsidieaanvraag al dan niet additioneel is. Deze lijst is niet limitatief. Zorg daarom dat u voor het indienen van een aanvraag eerst goed de op dat moment geldende beleidskaders en documenten in beeld heeft.
Agenda voor het Waddengebied 2050
Begin 2021 is door een groot aantal partijen de Agenda voor het Waddengebied 2050 getekend (Agenda). Het doel van deze Agenda is om als gezamenlijke overheden en maatschappelijke partijen het Waddengebied -ook in de toekomst- veilig, vitaal en veerkrachtig te houden. Deze Agenda is voor het Waddenfonds, net als andere beleidsvisies en -programma’s, mede richtinggevend. Om uitvoering te geven aan de Agenda is ook het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021-2026 in 2023 vastgesteld. Hierin hebben partijen uit het Waddengebied de vertaling van de Agenda gemaakt door concrete doelen en uitvoeringsinitiatieven op te stellen. Bij de uitwerking van dit Uitvoeringsprogramma is zowel rekening gehouden met de Agenda als het Uitvoeringsprogramma van de Agenda.
De toekomstige Natura 2000-beheerplannen voor de Waddenzee zijn nog niet bekend tijdens de publicatie van dit Uitvoeringsprogramma. Met de bestaande beheerplannen is rekening gehouden in het schrijven van deze actualisatie. Het is voor nieuwe projecten belangrijk om rekening te houden met deze nieuwe beheerplannen, zodra deze zijn vastgesteld. Op het moment dat er nieuwe beheerplannen bekend zijn, heeft dit invloed op de additionaliteit van projecten en daarmee de mogelijkheid tot subsidie van het Waddenfonds (lees meer over additionaliteit in het volgende hoofdstuk).
Aansluiting bij lopende programma’s
In de actualisatie van dit Uitvoeringsprogramma en in de uitwerking van de thema’s is er gekeken naar hoe de verschillende doelen van het Waddenfonds gekoppeld kunnen worden aan de doelen van grote programma’s die bezig zijn in het Waddengebied en de bestuursakkoorden van de drie provincies. Relevant zijn onder andere:
De Programmatische Aanpak grote wateren (PAGW)
Met de PAGW wordt er gewerkt aan verbetering van de natuurlijke dynamiek en onderwaternatuur van het Waddensysteem door systeemingrepen en grootschalige inrichtingsmaatregelen. Het heeft als doel de ecologische waterkwaliteit te verbeteren en de natuur te versterken in vier gebieden, waaronder het Waddengebied. Vanuit de opdracht van LNV en IenW worden er met de PAGW bestaande projecten ondersteund of nieuwe projecten gestart.
Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)
In het HWBP werken Nederlandse waterschappen en Rijkswaterstaat aan een grootschalige dijkversterkingsoperatie. Om Nederland waterveilig te houden worden in het HWBP honderden kilometers aan dijken versterkt.
Provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG)
Door uitdagingen als klimaatverandering, ruimtelijke ontwikkelingen, stikstof en andere schadelijke stoffen staat het landelijk gebied onder druk. Daarom zijn de provincies bezig met het verbeteren van waterkwaliteit, het verminderen van de uitstoot van schadelijke stoffen en het versterken van de natuur. De doelen hiervoor komen samen in het (PPLG). Samen met andere overheden, natuurorganisaties, landbouworganisaties, industrie en inwoners werkt de provincie samen aan veerkrachtige natuurgebieden, een vitaal platteland en een gezond watersysteem.
In de bestuursakkoorden geven de provincies hun ambities voor de lopende bestuursperiode aan. Hieronder zijn de opgenomen teksten over het Waddengebied weergegeven. Daarnaast staat in de bestuursakkoorden natuurlijk op themaniveau aangegeven waar de focus en ambitie van de desbetreffende provincies op ligt. Dit kan van invloed zijn op de additionaliteit van een subsidie-aanvraag.
Noord-Holland: In het bestuursakkoord ‘Verbindend vooruit!’ wordt met betrekking tot de Wadden aangegeven dat de provincie zich sterk wil maken voor de bescherming van het gebied. Hierbij zal er blijven gewerkt worden aan de Agenda voor de Wadden 2050, waarbij natuurversterking, vismigratie en het realiseren van een recreatieve impuls benoemd worden.
Fryslân: In het bestuursakkoord ‘Oparbeidzje foar Fryslân’ wordt er met betrekking tot de Wadden het belang aangegeven voor het waarborgen van de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en het verstandig gebruik van zoetwater. Hierbij ligt de focusactie in het Waddengebied waarbij het geld wordt ingezet ten behoeve van het Waddengebied en de mensen.
Groningen: Bestuursakkoord ‘Veur Mekoar’ benadrukt de schoonheid van de natuur van onder andere het Werelderfgoed Waddenzee en benoemd. In het akkoord word voor de gebieden in Groningen het belang van het herstellen en het versterken van natuur aangegeven.
Onder de Omgevingswet is de omgevingsvisie voor het Rijk, provincies en gemeenten een verplicht instrument. De gemeente maakt een gemeentelijke omgevingsvisie, de provincie een provinciale omgevingsvisie en het Rijk een nationale omgevingsvisie. In deze verschillende omgevingsvisies leggen bestuursorganen verschillende sectorale visies vast in één integrale langetermijnvisie voor de fysieke leefomgeving en haar grondgebied. Omdat het Waddenfonds een gemeenschappelijke regeling is, zullen voor subsidieaanvragen de omgevingsvisies van de gemeentes en de provincies van Noord-Holland, Fryslân en Groningen van invloed zijn. Evenals de nationale omgevingsvisie van het Rijk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2024-568.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.