Blad gemeenschappelijke regeling van Regio Hart van Brabant
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Regio Hart van Brabant | Blad gemeenschappelijke regeling 2024, 2021 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Regio Hart van Brabant | Blad gemeenschappelijke regeling 2024, 2021 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant 2024
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
De bestuursorganen van de GR RHvB zijn bevoegd bijzondere regelingen vast te stellen omtrent verstrekking van subsidies ieder voor zover het hun eigen bevoegdheid betreft. In deze regelingen kunnen de bestuursorganen van de GR RHvB afwijken van hetgeen in deze verordening is bepaald, voor zover dat is bepaald in het desbetreffende artikel.
Een aanvraag wordt getoetst aan de staatssteunregels (artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europese Steunkader noodzakelijk is, kan het bevoegde bestuursorgaan bij subsidieverlening afwijken van deze verordening en deze aanvullen.
Hoofdstuk 4 Weigering, intrekking en terugvordering van de subsidie
Hoofdstuk 5 Verlenen van subsidie
Indien de subsidieontvanger naast de subsidie van GR RHvB ook nog middelen van derden ontvangt, dient in het financieel verslag duidelijk zichtbaar te worden gemaakt, welk deel van het tekort, c.q. overschot respectievelijk ten laste dan wel ten gunste van de egalisatiereserve is gebracht. Indien dit niet mogelijk is, dan zal het aandeel van GR RHvB in het totale resultaat naar rato van het aandeel in de totale baten worden bepaald.
Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of geheel niet aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het bevoegde bestuursorgaan.
Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies hoger dan € 30.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.
Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.
Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan de GR RHvB een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Hoofdstuk 7 Verstrekking en eindverantwoording van de subsidie
De in de artikelen 17 t/m 20 genoemde bedragen zien toe op de in totaal aan een aanvrager in een kalenderjaar toegekende subsidiebedragen.
Artikel 17. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 9000
Indien bij de verleningsbeschikking de subsidieontvanger wordt verplicht om op de daarbij aangewezen wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 21. Vergoeding voor vermogensvorming
De vergoeding bedraagt maximaal het aandeel van Regio Hart van Brabant in de vermogensvorming, Het aandeel van Regio Hart van Brabant betreft de verhouding tussen de subsidie van Regio Hart van Brabant waarmee is bijgedragen aan de vermogensvorming ten opzichte van de andere middelen die daartoe hebben bijgedragen.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidie ontvangen is.
Het bevoegde bestuursorgaan kan op een daartoe strekkend verzoek besluiten dat geen vergoeding verschuldigd is indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.
Aan de GR RHvB verschuldigde bedragen verband houdend met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend kunnen worden verrekend met te betalen subsidiebedragen.
In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het bevoegde bestuursorgaan van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.
De Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant wordt ingetrokken.
Op subsidies die zijn aangevraagd c.q. verstrekt onder de Algemene subsidieverordening gemeenschappelijke regeling Regio Hart van Brabant blijft die verordening van toepassing.
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van GR Regio Hart van Brabant op 16 oktober 2024.
De voorzitter
Th.L.N. Weterings
Van belang is erop te wijzen, dat een groot deel van het juridisch kader, dat voor subsidieverlening geldt, al in de landelijke wetgeving is opgenomen, te weten in Titel 4.2. van Hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Algemene Subsidieverordening vormt een aanvulling op die bepalingen in de subsidieverordening van Regio Hart van Brabant. De Awb bevat een aantal zogenaamde facultatieve bepalingen. Als de wens bestaat zo'n bepaling toe te passen dan moet dat in de algemene subsidieverordening gebeuren. Als er een relatie bestaat tussen de bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening en de Awb wordt dit vermeld in de navolgende artikelsgewijze toelichting.
In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.
Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht. Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
De-minimissteun is steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2). Kort gezegd komt het erop neer dat een onderneming in sommige gevallen moet verklaren dat het niet meer (overheids-)steun ontvangt dan de drempel die is opgenomen in de genoemde Europese Verordeningen.
Het betreft een onderneming in de zin van het Europees staatssteunrecht. Dat betekent dat ook een stichting of een vereniging een onderneming kan zijn. Dit moet beoordeeld worden aan de hand van de activiteiten die ze uitvoert.
Met het eerste lid krijgt het DB de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening RHvB 2024 (hierna: ASV GR RHvB 2024) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarin in een verordening een uitputtende regeling is opgenomen.
De bestuurscommissie Jeugd blijft bevoegd tot het verlenen van subsidie op basis van de deelbegroting Jeugd.
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV GR RHvB eveneens van toepassing.
Een begrotingsubsidie dient te worden opgenomen in de begroting. Op grond van artikel 34b/35 van de wet gemeenschappelijke regelingen wordt een begroting, voorafgaand aan het jaar waarvoor zij dient, voorgelegd aan de verschillende raden. Dit borgt de democratische legitimatie van de begrote subsidie.
Met dit artikel krijgt het DB de bevoegdheid om in nadere regels de te subsidiëren activiteiten te bepalen (‘subsidieregeling'). Ook kan het DB in de subsidieregeling bepalen welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en op welke wijze de subsidie wordt uitbetaald. In andere artikelen van de ASV GR RHvB worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Voor zover het DB geen gebruik maakt van de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
De Algemene wet bestuursrecht bepaalt in artikel 4:35, derde lid, dat subsidie moet worden geweigerd, wanneer dit niet verenigbaar is met het bepaalde in de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dat betekent dat er bij een aanvraag voor subsidie altijd een toets dient plaats te vinden aan deze artikelen. Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de ASV GR RHvB, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het DB daartoe bevoegd. Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader.
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Het bevoegd orgaan stelt de subsidieplafonds vast (eerste lid); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd. In dat laatste geval zal verwezen moeten worden naar een reeds geldende subsidieregeling. In andere gevallen zal geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. De raad stelt de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het DB de subsidieplafonds kan vaststellen.
Het DB, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).
De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:
Om te waarborgen dat het DB alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het tweede, derde en vierde lid opgenomen. Het komt erop neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier gedaan moet worden. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit de Algemene verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).
Er moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook die afkomstig zijn van de overheid (met staatsmiddelen bekostigd). Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs etc. bestaan.
Daarnaast kan het DB vragen om een de-minimisverklaring.
Bij subsidieregeling kan het DB besluiten hiervan af te wijken bijvoorbeeld door voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt, en subsidies die voor een andere periode worden aangevraagd.
Uit het derde lid van dit artikel volgt dat het DB in een subsidieregeling kan besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die zijn vastgesteld in het eerste en tweede lid.
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het DB gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar, en subsidieaanvragen voor een andere periode. Op basis van artikel 27, algemene hardheidsclausule, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld.
Indien er sprake is van staatssteun moet de beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, worden verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, aangevuld met andere gronden waarop het DB de subsidie kan weigeren.
De onder 9 e opgenomen weigeringsgrond benadrukt, dat subsidieverlening veelal pas aan de orde komt als de aanvrager zelf onvoldoende financiële middelen heeft om de activiteiten, die de GR RHvB in het algemeen belang acht te bekostigen. Beschikt een organisatie over een substantieel eigen vermogen, te denken is aan een eigen vermogen dat meer dan 40 % bedraagt van het totaal vermogen, dan wordt bekeken of de aanvraag geheel of gedeeltelijk geweigerd moet worden. Dit geldt ook als een organisatie een begroting overlegt die een positief exploitatiesaldo laat zien of ruimte lijkt te bevatten.
Artikel 10. Verlening subsidie
De Awb kent twee manieren om een subsidie te verstrekken. De meest gebruikelijke is om voordat de activiteiten plaats zullen vinden een beschikking tot subsidieverlening te nemen. Als dan de activiteiten (al dan niet) hebben plaatsgevonden, wordt een beschikking tot subsidievaststelling genomen. Pas dan ontstaat er een definitief recht op subsidie. De subsidie wordt in beginsel vastgesteld op de verleende subsidie (artikel 4:46 Awb), tenzij de activiteiten niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. In dat geval kan de subsidie lager of zelfs op nihil worden vastgesteld. Een andere uitzondering is het geval waarin vooraf, dus bij de subsidieverlening, wordt bepaald dat de vaststelling achteraf op een andere manier zal plaatsvinden, bijvoorbeeld op nacalculatiebasis.
De tweede manier om subsidie te verstrekken, is te volstaan met alleen een beschikking tot subsidievaststelling. In dit artikel is bepaald, dat voor subsidie tot en met € 9.000 wordt volstaan met alleen een beschikking tot subsidievaststelling en dat voor hogere bedragen – uitzonderingen daargelaten – wordt gewerkt met twee beschikkingen, een verlenings- en een vaststellingsbeschikking.
De mogelijke vorming van een egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een subsidieontvanger kan op grond van dit artikel worden aangewezen een egalisatiereserve te vormen. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waar alle exploitatieresultaten die betrekking hebben op de subsidies van de GR RHvB toegevoegd dan wel onttrokken worden aan de voor de GR RHvB gevormde egalisatiereserve.
Indien een subsidieontvanger behalve een negatief exploitatieresultaat ook andere onttrekkingen aan deze reserve wil doen dan heeft de subsidieontvanger van de GR RHvB hiervoor toestemming nodig.
Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 van de Awb alleen van toepassing in het geval van per kalenderjaar verstrekte subsidie. Daarvoor is vereist dat in het verleningsbesluit of Algemene subsidieverordening de verplichting daartoe wordt opgenomen. Met het oog hierop is in artikel 2 lid 4 de afdeling 4.2.8 Awb van toepassing verklaard.
Artikel 11.3 regelt de situatie dat de subsidieontvanger ook van andere financiers dan de GR RHvB middelen ontvangt en hoe je dan het aandeel GR RHvB in het exploitatieresultaat en vervolgens egalisatiereserve bepaalt. Als de subsidieontvanger in de administratie en verantwoording de lasten en baten van de verschillende financiers apart zichtbaar maakt is dit aandeel eenvoudig vast te stellen. Indien een subsidieontvanger dit niet per financier in beeld brengt zal het aandeel van de gemeenschappelijke regeling in het totale resultaat naar rato van het aandeel in de totale baten worden bepaald. Ter illustratie: Als de subsidies van de GR RHvB 75% van de omzet vormt dan kan van het gerealiseerde exploitatieresultaat 75% toegevoegd of onttrokken worden aan de egalisatiereserve GR RHvB.
Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met ‘schriftelijk’ in het eerste en tweede lid is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het DB de digitale weg open heeft gesteld. Voor het derde lid geldt dat de subsidieontvanger toestemming van het DB nodig heeft.
Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het DB om aan de subsidie bepaalde ‘bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) van de Awb. In beginsel dient de ASV hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.
Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.
Dit artikel beschrijft de indexeringsmethodiek voor subsidies die voor meerdere jaren wordt verleend behoudens wanneer in de beschikking anders is bepaald.
In de artikelen 17 t/m 20 zijn de verschillende verantwoordingsverplichtingen vastgesteld. Welke verplichting geldt is afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag. In artikel 16 is bepaald dat deze hoogte moet worden vastgesteld door het – waar van toepassing – optellen van de verschillende subsidiebedragen, die aan een subsidieontvanger in een kalenderjaar worden verleend. Als aan een subsidieontvanger bijvoorbeeld een jaarlijkse subsidie van 100.000 euro is verleend en een eenmalige subsidie van 30.000 euro, geldt voor de verantwoordingsverplichting, dat artikel 20 van toepassing is (subsidie boven de 125.000 euro).
Artikel 17 t/m 20. Eindverantwoording subsidies
In de verantwoordingsplicht wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidies tot en met € 9.000 , subsidies tussen € 9.000 en € 30.000, subsidies tussen € 30.000 en € 125.000 en subsidies van € 125.000 en meer. Subsidies tot en met € 9.000 worden op grond van artikel 10 verstrekt middels een eenmalige vaststellingsbeschikking. De verantwoording bestaat slechts uit een melding of de activiteit heeft plaatsgevonden.
Subsidies van € 9.000 en meer worden verstrekt door een beschikking tot subsidieverlening en vervolgens een beschikking tot subsidievaststelling. Deze laatste kan pas gegeven worden nadat verantwoording is afgelegd.
Tot € 30.000 moet er een inhoudelijk verslag worden geleverd, tot € 125.000 een inhoudelijk verslag en een jaarrekening, en indien aan een subsidieontvanger € 125.000 of meer subsidie is verleend moet daar een controleverklaring van de accountant bijgevoegd worden. Voor subsidies met een projectmatig karakter kan het DB afwijken en in plaats van een jaarrekening kan het DB vragen om een financieel verslag te overleggen die bestaat uit een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten. In aanvulling kan het DB vragen om een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
Onder een jaarrekening dient in dit verband verstaan te worden een balans, exploitatierekening en toelichting. Voor de jaarrekening of een financieel verslag zijn er de volgende richtlijnen:
Artikel 21 Vergoeding voor vermogensvorming
In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
Deze vergoedingsplicht geldt echter alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen).
Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan hetgeen in de ASV RHvB is opgenomen kan leiden tot een onredelijke situatie.
De ASV treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2024. Op subsidies die zijn aangevraagd c.q. verstrekt onder het regime van de oude, in te trekken, ASV RHvB blijft de oude verordening van toepassing. Dat biedt zekerheid aan subsidieontvangers van eerdere beschikkingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2024-2021.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.