Artikel 1 Inleiding en toepassingsgebied
Dit artikel bevat de inleiding van de Leidraad Invordering (hierna: Leidraad) van de Gemeenschappelijke Regeling Sabewa Zeeland (hierna: Sabewa Zeeland) en het beleid over het toepassingsgebied zoals opgenomen in artikel 1 van de Invorderingswet 1990 (hierna: Invorderingswet). De Invorderingswet is van toepassing op de invordering van rijksbelastingen. Op grond van artikel 231, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 123, tweede lid, van de Waterschapswet is de Invorderingswet ook van toepassing op de invordering van gemeentelijke- en waterschapsbelastingen.
1.1. Inleiding
Voor u ligt de Leidraad Invordering Sabewa Zeeland. Bij de opmaak van deze Leidraad is aansluiting gezocht bij de Rijksleidraad. Het betreft echter geen kopie. Daar waar noodzakelijk heeft de ontvanger bepalingen opgenomen die afwijken van de (Rijks)Leidraad.
Opzet van de Leidraad
Qua indeling in afdelingen, artikelen en paragrafen volgt de Leidraad de Rijksleidraad. Een aantal artikelen uit de Invorderingswet 1990 en onderdelen van de Rijksleidraad treft u niet aan. Reden hiervoor is dat deze niet van toepassing zijn voor Sabewa Zeeland.
Bij diverse paragrafen treft u de opmerking aan: ‘deze paragraaf is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland’. Reden hiervoor is om de nummering van de originele Leidraad niet te veranderen, de (half)jaarlijkse wijzigingen van het Ministerie van Financiën kunnen dan sneller gevonden en veranderd worden.
In de tekst is de benaming ‘ontvanger’ gebleven, vanwege de leesbaarheid. In de Waterschapswet en de Gemeentewet is gekozen om de term ontvanger te vertalen door: ambtenaar belast met de invordering. Hierbij wordt dan ook verwezen naar dit vertaalartikel. In de andere gevallen is wel gekozen voor de directe vertaling van (Rijks)belastingfunctionarissen naar de lokale benamingen.
Gelijk aan de Rijksleidraad bevat deze Leidraad Invordering alleen maar beleidsregels. Werkinstructies zijn niet opgenomen.
Vaststelling Leidraad
Vaststelling van deze Leidraad gebeurt door het dagelijks bestuur van Sabewa Zeeland.
1.1.1. Lijst met gebruikte afkortingen
Afkorting Omschrijving
Awir Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Awb Algemene wet bestuursrecht
AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen
BW Burgerlijk Wetboek
FW Faillissementswet
MSNP minnelijke schuldsanering natuurlijke personen
Pw Participatiewet
Rv Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Sr Wetboek van Strafrecht
Sv Wetboek van Strafvordering
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Wfsv Wet financiering sociale verzekering
WHOA Wet homologatie onderhands akkoord
WSF Wet Studiefinanciering 2000
WSNP wettelijke schuldsanering natuurlijke personen
GR Gemeenschappelijke Regeling
Gemw Gemeentewet
Wsw Waterschapswet
1.1.2. Definities
- •
algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de GR Sabewa Zeeland;
- •
belasting(en): belastingen die door de GR Sabewa Zeeland worden geheven;
- •
belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub d, van de Gemw en artikel 124, vijfde lid, onder d, van de Wsw;
- •
belastingschuldige: de natuurlijke of rechtspersoon die door de deelnemer is aangeslagen voor één of meer al dan niet op één biljet samengevoegde belastingen;
- •
belastingverordening: de verordening tot de heffing en invordering van belasting of rechten van het algemeen bestuur en gemeenteraden van de deelnemers aan het Openbaar Lichaam Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland;
- •
beleidsregels: beleidsregels in de zin van titel 4.3 van de Awb op het gebied van de heffing en invordering van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;
- •
besluit (het): het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990;
- •
dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Sabewa Zeeland;
- •
echtgenoot: de echtgenoot, bedoeld in artikel 3 van de Pw;
- •
inspecteur: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Sabewa Zeeland, als bedoeld in artikel 232, lid 4, sub a, van de Gemw en artikel 124, vijfde lid, onderdeel a, van de Wsw, bevoegd tot het heffen van belastingen, en tot de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;
- •
ministerie: ministerie van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst, team particulieren en formeel recht of team ondernemingen;
- •
negatieve definitieve aanslag: de aanslag als bedoeld in artikel 15 van de
- •
AWR, waarbij de aldaar bedoelde verrekeningen hebben geleid tot een per saldo negatief bedrag;
- •
negatieve voorlopige aanslag: de aanslag als bedoeld in artikel 13, eerst lid, van de AWR tot een negatief bedrag;
- •
ondernemer: de belastingschuldige die een onderneming drijft of
- •
zelfstandig een beroep uitoefent;
- •
ontvanger: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar belast met de invordering, bedoeld in artikel 232, lid 4, sub b, van de Gemw en artikel 124, lid 5, onderdeel b, van de Wsw, bevoegd tot de invordering van belastingen;
- •
particulier: de belastingschuldige die niet als ondernemer wordt aangemerkt;
- •
regeling (de): de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;
- •
wet (de): de wet van 30 mei 1990 op de invordering van rijksbelastingen (Invorderingswet 1990).
Onder de overige in deze leidraad gebruikte begrippen wordt hetzelfde verstaan als de wet daaronder verstaat.
1.1.3. Reikwijdte beleidsvoorschriften n.v.t.
1.1.4. Aansprakelijkgestelden en andere derden
De invordering met betrekking tot aansprakelijkgestelden en andere derden vindt voor een groot deel op overeenkomstige wijze plaats als de invordering met betrekking tot belastingschuldigen. Omwille van de leesbaarheid is vermeden steeds de aansprakelijkgestelden en andere derden te noemen, zonder dat hiermee wordt beoogd de toepasselijkheid van die voorschriften te beperken.
1.1.5. Awb en algemene beginselen van behoorlijk bestuur
In de invordering wordt zoveel mogelijk gehandeld in overeenstemming met de Awb en het Besluit Fiscaal bestuursrecht, ondanks het feit dat artikel 3:40, titels 4.1 tot en met 4.3, artikel 4:125, titel 5.2, de hoofdstukken 6 en 7 en afdeling 10.2.1 Awb niet van toepassing zijn op de wet.
Dit betekent onder meer dat de beslistermijnen uit de Awb inclusief de mogelijkheden tot verlenging van toepassing zijn, tenzij de wet4, de regeling of deze leidraad anders bepaalt. Voor beschikkingen op aanvraag geldt daarom een termijn van acht weken met de mogelijkheid hiervan af te wijken door een redelijke termijn te noemen (zie artikel 4:13, 4:14 en 4:15 Awb).
Voor het beslissen op bezwaarschriften geldt een verdagingstermijn van maximaal zes weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in gezamenlijk overleg (artikel 7:10 Awb). Voor het beslissen op beroepschriften bij administratief beroep geldt een verdagingstermijn van maximaal zes weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in gezamenlijk overleg (artikel 7:24 Awb).
Het uitgangspunt met betrekking tot de Awb-conforme werkwijze geldt niet voor de regeling inzake de dwangsom bij niet tijdig beslissen (artikel 4:17 Awb)5. Het laatste betekent dat bij de uitvoering van de wet de dwangsom uitsluitend van toepassing is op de volgende gevallen:
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen invorderingsrente als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet;
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de wet;
- •
bezwaar- en beroepschriften als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen.
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen kostenvergoeding bij een onrechtmatig opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, van de wet;
- •
bezwaarschriften tegen beschikkingen bestuurlijke boete als bedoel in artikel 63b van de wet.
Naast het zoveel mogelijk handelen in overeenstemming met de Awb moet de ontvanger bij zijn handelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen, ook als sprake is van privaatrechtelijke handelingen (beslag, executoriale verkoop en dergelijke). Dit betekent onder meer dat als de belastingschuldige in een verzoek aan de gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat er gegronde twijfels zijn bij de verschuldigdheid van een onherroepelijk geworden belastingaanslag, de ontvanger de belastingaanslag marginaal toetst. Onder een onherroepelijk vaststaande belastingaanslag wordt in dit verband verstaan een belastingaanslag waartegen geen bezwaar of beroep meer open staat en waarvoor evenmin een ambtshalve beoordeling mogelijk is in verband met termijnoverschrijding. Wanneer bij de marginale toetsing blijkt dat een belastingaanslag in materiële zin niet verschuldigd kan worden geacht, neemt de ontvanger voor een dergelijke aanslag geen invorderingsmaatregelen. Onder invorderingsmaatregelen worden niet alleen dwangmaatregelen zoals de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, maar ook de verrekening van een belastingaanslag met belastingteruggaven begrepen. Uitgangspunt hierbij is dat de marginale toetsing zich beperkt tot feiten die de ontvanger bekend zijn op het moment dat hij tot invordering overgaat. De verrekening van een belastingaanslag waarvan is gebleken dat die in materiële zin niet verschuldigd is met een belastingteruggave wordt niet ongedaan gemaakt, tenzij het verzoek daartoe heeft plaatsgevonden binnen één maand nadat de verrekening is bekendgemaakt.
1.1.5a Toepassing artikel 4:84 Awb
Artikel 4:84 Awb is van overeenkomstige toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen. Op grond hiervan is het onder omstandigheden mogelijk om af te wijken van beleidsregels zoals die zijn opgenomen in een beleidsbesluit dat van toepassing is voor de praktijk van de ontvanger, zoals deze leidraad. Afwijking van beleidsregels is gerechtvaardigd als toepassing van die regels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de beleidsregels dienen.
Toepassing van artikel 4:84 Awb zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er moet dus sprake zijn van daadwerkelijk bijzondere omstandigheden waardoor onverkorte toepassing van de beleidsregels onevenredig nadeel voor de betrokkene zou opleveren. Dit criterium gaat aanzienlijk verder dan een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 Awb.
1.1.6. Keuze uit verschillende invorderingsmaatregelen
Als de invordering op verschillende manieren kan plaatsvinden, heeft de eenvoudigste, snelste en minst kostbare wijze voor de BelastingsamenwerkingSabewa Zeeland de voorkeur.
1.1.7. Invorderingsmaatregelen tegen grote bedrijven
Als de ontvanger invorderingsmaatregelen wil treffen die het voortbestaan kunnen bedreigen van een bedrijf met meer dan vijftig werknemers, dan vraagt hij daartoe toestemming van het dagelijks bestuur. Onder een bedrijf wordt in dit verband ook verstaan een geheel van bij elkaar behorende bedrijven of een zelfstandig uitgeoefend beroep. De betreffende gemeente wordt in kennis gesteld van de te treffen invorderingsmaatregelen.
Beslaglegging hoeft niet het hiervoor bedoelde effect te hebben, als de ontvanger op een zodanige wijze kan handelen dat derden daarvan geheel onwetend blijven.
De ontvanger vraagt altijd toestemming als:
- •
met de beslaglegging op korte termijn de verkoop van (een deel van) de
- •
activa van het bedrijf wordt beoogd;
- •
door de beslaglegging de werkvoorraad en/of geldmiddelen geheel of
- •
nagenoeg geheel worden vastgelegd;
- •
derden niet onkundig blijven van de beslaglegging, zoals steeds het
- •
geval is bij derdenbeslag;
- •
de ontvanger aan een schuldeiser zodanige inlichtingen omtrent
- •
openstaande belastingaanslagen verstrekt, dat deze kunnen dienen als
- •
steunvorderingen bij het aanvragen van faillissement door die schuldeiser.
1.1.8. Voor de invordering minder geschikte dagen
Onverminderd het bij of krachtens artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e
en artikel 18 van de wet, van de wet doet de deurwaarder geen exploten of
verricht geen executiehandelingen tussen 20.00 uur ’s avonds en 07.00 uur ’s
ochtends, op een zondag en op een algemeen erkende feestdag, behalve na
een daartoe strekkend verlof van de voorzieningenrechter.
De ontvanger zal geen invorderingsmaatregelen nemen tegen particulieren
op dagen die daarvoor minder geschikt kunnen worden geacht, als die
maatregelen zonder bezwaar naar een later tijdstip kunnen worden
verschoven.
Deze terughoudendheid geldt bij ondernemers slechts voor zover sprake is
van invorderingsmaatregelen die betrekking hebben op bezittingen die tot
de privésfeer kunnen worden gerekend.
Voor invordering minder geschikte dagen zijn met name:
- •
landelijk of regionaal vrij algemeen erkende feest- en gedenkdagen met
- •
inbegrip van de daaraan voorafgaande en de daarop volgende dag;
- •
de dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaarsdag
- •
De Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de
- •
Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, de vijfde mei en de
- •
Goede Vrijdag, alle met inbegrip van de daaraan voorafgaande en de daarop volgende dag.
1.1.9. Binnenkomst van bescheiden
Als aan het indienen van bepaalde bescheiden rechtsgevolgen zijn
verbonden dan wel rechten kunnen worden ontleend dan geldt als datum
van binnenkomst van die stukken de datum van binnenkomst bij de Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland.
Dit geldt ook als dergelijke bescheiden worden ingediend bij een andere autoriteit waarvan de indiener meende – en redelijkerwijs kon menen – dat deze autoriteit de tot ontvangst bevoegde instantie was.
Als de ontvanger in de tussentijd heeft verrekend of dwangmaatregelen
heeft genomen ter invordering van de belastingschuld, dan blijven deze
gehandhaafd als hij niet van de indiening op de hoogte was en er
redelijkerwijs ook niet van op de hoogte kon zijn. Onder dwangmaatregelen
moeten in dit verband worden verstaan: alle maatregelen in het kader van
de dwanginvordering respectievelijk invordering langs civielrechtelijke weg,
en het aansprakelijk stellen van derden.
1.1.10. Positie belastingdeurwaarder
Belastingdeurwaarder is een door of namens het dagelijks bestuur
aangewezen ambtenaar van Sabewa Zeeland,
dan wel een als belastingdeurwaarder van de Belastingsamenwerking
Sabewa Zeeland aangewezen deurwaarder.In de uitoefening van zijn functie
is de belastingdeurwaarder bestuursorgaan in de zin van de Awb, dan wel
handelt hij onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan (de
ontvanger).
Als zodanig vervult hij zijn taak zonder vooringenomenheid. Hij gebruikt zijn
bevoegdheid niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is
verleend. Hij waakt ervoor dat de nadelige gevolgen van zijn handelen niet
onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die hij met die handelingen
dient.
Om misverstanden te voorkomen, meldt de belastingdeurwaarder steeds in
welke hoedanigheid hij optreedt en hij legitimeert zich desgevraagd. Op
grond van artikel 67 van de wet is het de belastingdeurwaarder verboden
om hetgeen hem over de persoon of de zaken van een ander blijkt of wordt
meegedeeld - in enige werkzaamheid bij de uitvoering van de wet, of in
verband daarmee - verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering
van de wet of voor de heffing van enige belasting.
De leiding van de invordering berust steeds in handen van de ontvanger. Dit
brengt met zich mee dat de belastingdeurwaarder de bevoegdheden die hij
rechtstreeks ontleent aan de wet en aan het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, slechts uitoefent nadat hij daartoe een opdracht van de
ontvanger heeft verkregen en zich bij de uitoefening van die bevoegdheden
houdt aan diens aanwijzingen.
Op grond van artikel 9:1 van de Awb heeft een ieder het recht om een klacht in te
dienen over de wijze waarop de belastingdeurwaarder zich jegens hem of
een ander heeft gedragen. Klachten in verband met zijn ambtsuitoefening
kunnen worden ingediend bij de ontvanger in wiens opdracht en onder
wiens verantwoordelijkheid de belastingdeurwaarder werkzaam is.
1.1.11. Bewaren invorderingsbescheiden
De ontvanger bewaart de bescheiden die direct betrekking hebben op de
invordering gedurende drie jaar na afdoening, of zoveel langer als het recht
tot dwanginvordering van de belastingaanslag die daaraan ten grondslag ligt niet is verjaard.
De bescheiden die op kwijtschelding betrekking hebben, worden gedurende
ten minste drie jaar na de verleende kwijtschelding bewaard, of zoveel
langer als redelijkerwijs nog niet kan worden aangenomen dat zij hun
belang definitief hebben verloren.
Bescheiden die geen betrekking hebben op één of meer bepaalde
belastingaanslagen, worden eveneens gedurende ten minste drie jaar
bewaard, of zoveel langer als redelijkerwijs nog niet kan worden
aangenomen dat zij hun belang definitief hebben verloren.
1.1.12. Verklaring inzake nakoming fiscale verplichtingen
Op verzoek van de belastingschuldige of zijn gemachtigde geeft de
ontvanger een verklaring af, dat op dat moment geen belastingaanslagen of
andere vorderingen openstaan waarvan de invordering aan de ontvanger is
opgedragen. Tevens verklaart de ontvanger desgevraagd dat zich in het
verleden -voor wat betreft de invordering -geen moeilijkheden hebben
voorgedaan. In de verklaring kan de ontvanger nadere bijzonderheden
vermelden.
De ontvanger zendt de verklaring aan het adres van de belastingschuldige
of reikt deze aan hem uit. Toezending of uitreiking aan een ander dan de
belastingschuldige blijft achterwege, tenzij de ontvanger zich ervan heeft
overtuigd dat die ander tot ontvangst van de verklaring bevoegd is.
1.1.13. Informatieplicht
De ontvanger maakt van de bevoegdheden van hoofdstuk VII van de wet
enkel gebruik bij een betalingsachterstand, dat wil zeggen als niet is betaald
binnen de betalingstermijn(en) die voor de belastingaanslag gelden. De
informatieplicht vervalt zodra volledige betaling plaatsvindt.
De ontvanger kan altijd gebruik maken van zijn bevoegdheid van hoofdstuk
VII als de toepassing van artikel 10 van de wet aan de orde kan komen.
1.1.14. Diplomatieke status
De invordering van belastingschulden van personen met een diplomatieke
status gebeurt door tussenkomst van de minister van Buitenlandse Zaken.
De ontvanger richt een verzoek om bemiddeling rechtstreeks tot:
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Directie Kabinet en Protocol
Postbus 20061
2500 EB 's-Gravenhage
1.2. Toepassingsgebied
Het eerste lid van artikel 1 van de wet regelt het toepassingsgebied van de
wet. Het tweede lid bepaalt dat een deel van de Awb niet van toepassing is
op de wet.
De ontvanger handelt zoveel mogelijk in overeenstemming met de Awb en
het Besluit fiscaal bestuursrecht (zie ook artikel 1.1.5 van deze leidraad).
Artikel 2 Begrippen
In aansluiting op artikel 2 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over het
begrip 'woonplaats' en de vertaalbepaling van de Wsw en
Gemw.
2.1. Woonplaats
De begrippen 'woonplaats' en 'plaats van vestiging' hebben bij de uitvoering
van de wet niet steeds dezelfde inhoud.
Als het gaat om de betekening van stukken of om andere handelingen
overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, sluit de
ontvanger aan bij het begrip 'woonplaats' als bedoeld in de artikelen 1:10 en
volgende van het BW.
Bij de aansprakelijkheidsbepalingen van Afdeling 1 van Hoofdstuk VI van de
wet ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de begrippen 'woonplaats' en
'plaats van vestiging' die gelden voor de heffingswet op grond waarvan de
belastingschuld -waarvoor de aansprakelijkheid bestaat -is ontstaan.
2.2. Vertaalbepalingen Wsw en Gemw
In artikel 123, lid 2, van de Wsw en artikel 231, lid 1, van de
Gemeentewet is de Invorderingswet 1990 van toepassing verklaard op de
invordering van waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen.
Tegelijkertijd zijn in artikel 138 van de Wsw en artikel 249 van de
Gemw enkele artikelen uit de Invorderingswet 1990 genoemd die buiten
toepassing blijven.
In artikel 123 van de Wsw en artikel 231 van de Gemw is tevens
bepaald aan welke colleges of functionarissen van de waterschappen en
gemeenten de in de Invorderingswet 1990 genoemde bevoegdheden
toekomen. Het gaat daarbij om een vertaling van de functionarissen die in
artikel 2 van de Invorderingswet 1990 worden genoemd naar colleges en
functionarissen van de waterschappen en gemeenten.
In de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland worden deze bevoegdheden overgedragen aan Sabewa Zeeland.
Artikel 3 Bevoegdheden ontvanger
Artikel 3 van de wet geeft een afbakening van de bevoegdheden van de
ontvanger.
De ontvanger treedt in alle rechtsgedingen die voortvloeien uit de
uitoefening van zijn taak als zodanig in rechte op (artikel 3 tweede lid).
De bepalingen van deze leidraad zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing op de invordering op civielrechtelijke wijze. Dat het
bestuursorgaan ten aanzien van de invordering ook over de bevoegdheden
beschikt die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft is thans
geregeld in artikel 4:124 van de Awb. De invorderingsambtenaar treedt in alle rechtsgedingen die voortvloeien uit de uitoefening van zijn taak als zodanig in rechte op.
In aansluiting op artikel 3 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de fiscale en civiele bevoegdheden van de ontvanger;
- •
het leggen van conservatoir beslag;
- •
het vragen van toestemming bij gerechtelijke procedures;
- •
3.1. Fiscale en civiele bevoegdheden
De ontvanger beschikt op grond van de wet over diverse specifieke
bevoegdheden om een belastingschuld in te vorderen. Daarnaast heeft hij
alle bevoegdheden die op grond van enigerlei wettelijke bepaling aan een
schuldeiser toekomen. Dit leidt er in veel gevallen toe dat de ontvanger
zowel gebruik kan maken van zijn specifieke fiscale bevoegdheden, als van
zijn algemene civielrechtelijke bevoegdheden om zijn doel te bereiken.
De ontvanger is vrij in de keuze van de invorderingsinstrumenten die hij het
meest geschikt acht voor een juiste uitoefening van zijn taak. Als de
ontvanger het wenselijk of noodzakelijk acht van fiscale bevoegdheden over
te schakelen op civielrechtelijke bevoegdheden of andersom, dan doet hij dit
alleen als het belang van de invordering opweegt tegen de belangen van de
belastingschuldige en eventuele derden.
3.2. Conservatoir beslag
Om de rechten van Sabewa Zeeland veilig te
stellen heeft de ontvanger naast de versnelde invordering de mogelijkheid
conservatoir beslag te leggen. Feiten en omstandigheden bepalen de keuze
van de ontvanger.
3.2.1. Geen conservatoir beslag dan ook geen versnelde invordering
Als de voorzieningenrechter van de rechtbank geen toestemming verleent
tot het leggen van conservatoir beslag omdat hij gegronde vrees voor
verduistering van de goederen niet aanwezig acht, dan legt de ontvanger
niet alsnog om dezelfde reden executoriaal beslag op grond van de
artikelen 10 en 15 van de wet.
3.2.2. Ontbreken belastingaanslag en conservatoir beslag
Als het niet mogelijk is eerst een belastingaanslag op te leggen, vraagt de
ontvanger slechts verlof om conservatoir beslag te leggen aan de
voorzieningenrechter als de belasting in redelijkheid materieel verschuldigd
geacht mag worden. Het opleggen van de belastingaanslag wordt
beschouwd als het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in
artikel 700, derde lid Rv.
3.3. Gerechtelijke procedures: toestemming
3.3.1 Juridische bijstand
Op grond van artikel 3, lid 3, van de Invorderingswet 1990 treedt de
ontvanger zelfstandig in rechte op bij rechtsgedingen die voortvloeien uit de
uitoefening van zijn taak. Hij voorziet zich daarbij in alle gevallen van
procesvertegenwoordiging, met uitzondering van:
- •
Beroepsprocedures op grond van artikel 26 van de AWR;
- •
Hoger beroepsprocedures op grond van art. 27h van de AWR;
- •
(Hoger) Beroepsprocedures op grond van art. 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen;
- •
- •
Kort geding procedures, indien de ontvanger gedaagde is.
3.3.2 Toestemming
In gerechtelijke procedures waarin de ontvanger als eiser optreedt, moet hij
toestemming hebben van het dagelijks bestuur. Behalve voor in hoger
beroep te voeren zaken geldt het voorgaande niet voor:
- •
verklaringsprocedures in het kader van derdenbeslagen;
- •
- •
verzoekschriftprocedures;
- •
aansprakelijkheidsprocedures.
- •
procedures die worden ingesteld naar aanleiding van een verzet ex. artikel 435 lid 3, dan wel artikel 708 lid 2 Rv.
3.4. Faillissementsaanvraag
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
Artikel 3a
Er zijn in deze leidraad op artikel 3a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 4 Bevoegdheid belastingdeurwaarder
Op grond van artikel 4 van de wet is voor het verrichten van
deurwaarderswerkzaamheden in opdracht van een ontvanger voor de
invordering van gemeentelijke- en waterschapsbelastingen, uitsluitend een belastingdeurwaarder
bevoegd is. In aansluiting op artikel 4 van de wet beschrijft dit artikel het
beleid over de reikwijdte van die bevoegdheid.
4.1. Reikwijdte bevoegdheid belastingdeurwaarder
De belastingdeurwaarder is bevoegd tot het uitbrengen van alle exploten en
het treffen van alle invorderingsmaatregelen die rechtstreeks verband
houden met de invorderingstaak en de hieruit voortvloeiende bevoegdheden
van de ontvanger.
Dit brengt met zich dat de belastingdeurwaarder ook bevoegd is tot die
werkzaamheden die voortvloeien uit de invordering langs civielrechtelijke
weg, waartoe de ontvanger op grond van artikel 4:124 van de Awb
gerechtigd is en tot die werkzaamheden die verricht moeten worden,
wanneer de ontvanger zelfstandig eisend en verwerend in rechte optreedt.
4.2. Bescherming
Belastingdeurwaarders zijn ambtenaar in de zin van de artikelen 179 en 180
Sr. Daardoor genieten zij van de strafrechtelijke bescherming, voor zover zij
hun wettelijke taken en bevoegdheden uitoefenen.
4.3. Aanwijzing
Belastingdeurwaarders worden aangesteld door het dagelijks bestuur van
Sabewa Zeeland.
Indien de ontvanger gebruik wil maken van belastingdeurwaarders die niet
in loondienst zijn van Sabewa Zeeland, dient
aanstelling plaats te vinden door het dagelijks bestuur. Deze
laatstgenoemde bevoegdheid tot aanstelling kan het dagelijks bestuur
mandateren aan de ontvanger.
4.4. Legitimatie
Voor de uitoefening van de aan hem opgedragen invorderingstaken kan de
belastingdeurwaarder op verzoek zich legitimeren aan de belastingschuldige
en/of zijn/haar gemachtigden.
Artikel 5 N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
Artikel 6 Reikwijdte van de wet
Artikel 6 van de wet bepaalt dat de wet ook van toepassing is op:
In aansluiting op artikel 6 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over rente en kosten.
6.1. Rente en kosten in het kader van de reikwijdte van de wet.
Onder rente als bedoeld in artikel 6 van de wet wordt alleen verstaan: de
invorderingsrente.
Onder kosten wordt verstaan: alle kosten die op de voet van de Kostenwet
invordering rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden
gebracht. Hieronder vallen ook de kosten die zijn verbonden aan de
werkzaamheden die de belastingdeurwaarder verricht bij de invordering
langs civielrechtelijke weg.
De leges worden geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, een zegel, een nota of andere schriftuur, of een kennisgeving langs elektronische weg. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving of langs elektronische weg aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7 Betaling en afboeking
Artikel 7 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 6:
- a.
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
- b.
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen […] dagen na de dagtekening van de kennisgeving;
- c.
langs elektronische weg in het aanvraagproces wordt gedaan onverwijld, dan wel als die mogelijkheid wordt geboden binnen […] dagen na het indienen van de aanvraag langs elektronische weg;
- d.
langs elektronische weg na indiening van de aanvraag wordt gedaan, binnen […] dagen na dagtekening van de kennisgeving.
Artikel 7 van de wet schrijft voor hoe de toerekening van betalingen plaats
moet vinden:
- •
Lid 1 bepaalt dat toerekening van betalingen achtereenvolgens gebeurt
- •
aan de kosten, de betalingskorting, de rente en de belastingaanslag;
- •
Lid 2 bepaalt hoe de afboeking aan de verschillende componenten van
- •
de belastingaanslag plaatsvindt;
In aansluiting op artikel 7 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
het tijdstip van de betaling;
- •
de afboeking van de betaling;
- •
- •
het rekenen van rente en kosten bij afboeking;
- •
het toerekenen van kosten bij meerdere aanslagen;
- •
de afboeking van de betaling op de bestuurlijke boete;
- •
de afboeking van betalingen door aansprakelijkgestelden;
- •
- •
het verzenden van een mededeling bij een afboeking van een betaling;
- •
ontvangen bedragen uit de wettelijke saneringsregeling en faillissement.
7.1. Tijdstip betaling
Als tijdstip van betaling geldt de datum van bijschrijving op de rekening
van Sabewa Zeeland.
7.2. De afboeking van de betaling
Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen:
- •
Betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt
- •
overeenkomstig de opgave van de betaler, tenzij de aangegeven
- •
bestemming strijdig is met de in artikel 7 van de wet neergelegde wijze
- •
van toerekening van betalingen;
- •
Betalingen waarvoor geen bestemming is aangegeven (de zogenoemde
- •
ongerichte betalingen) worden afgeboekt op de oudste openstaande
- •
belastingaanslagen, met dien verstande dat de aard van die
- •
belastingaanslagen aanleiding kan zijn hiervan af te wijken;
- •
Wanneer de ontvanger tevens de invordering van lokale belastingen ten behoeve van een ander
waterschap of gemeente uitvoert is het bovenstaande van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat verdeling van de gelden naar rato van de grootte van de
belastingschuld plaatsvindt.
7.3. Ongerichte betaling
Als de aangegeven bestemming van de betaling een belastingaanslag
betreft die al is betaald terwijl nog diverse andere belastingaanslagen
openstaan, wordt die betaling aangemerkt als een ongerichte betaling en
dienovereenkomstig behandeld.
7.4. Rente en kosten bij afboeking betalingen
Onder kosten wordt verstaan: alle kosten die op de voet van de Kostenwet
invordering rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden
gebracht. Hieronder vallen ook de kosten die verbonden zijn aan de
werkzaamheden die de belastingdeurwaarder verricht bij de invordering
langs civielrechtelijke weg.
Onder rente als bedoeld in artikel 7 van de wet wordt alleen verstaan: de
invorderingsrente.
7.5. Het toerekenen van kosten bij meerdere aanslagen
Kosten die niet betrekking hebben op één specifieke belastingaanslag
worden toegerekend aan een van de belastingaanslagen waarvoor de
kosten zijn gemaakt.
7.6. Afboeking betaling op bestuurlijke boeten waarvoor uitstel van
betaling is verleend
Niet van toepassing op Sabewa Zeeland.
7.7. Afboeking van betalingen door aansprakelijkgestelden
Als een betaling wordt verricht door een aansprakelijkgestelde, worden
eerst de vervolgingskosten afgeboekt die aan de aansprakelijkgestelde zelf
in rekening zijn gebracht.
Het resterende bedrag wordt afgeboekt op de onderliggende
belastingaanslag -waarbij artikel 7 van de wet wel van toepassing is echter
met dien verstande dat de invorderingsrente en kosten die op die
aanslag zelf betrekking hebben alleen worden afgeboekt indien en voor
zover men hiervoor aansprakelijk is gesteld.
Als na afboeking van genoemd resterend bedrag nog een bedrag overblijft,
dan wordt dit op de belastingaanslag afgeboekt, met inachtneming van de
toerekeningsbepaling van artikel 7, tweede lid, van de wet. Zowel de
belastingschuldige als de aansprakelijkgestelde worden schriftelijk in kennis
gesteld over de wijze van afboeking van de betaling die de ontvanger heeft
ontvangen van de aansprakelijkgestelde.
7.8. Betaling bij vergissing
Met de terugbetaling van een bedrag dat is voldaan ten gevolge van een
evidente vergissing of misverstand aan de zijde van de betaler, wordt
bijzondere voorzichtigheid betracht.
Het is zeer wel mogelijk dat de betaling niet onverschuldigd heeft
plaatsgehad, zodat de schuldvordering is tenietgegaan en invordering niet
zonder meer opnieuw kan plaatshebben.
In die gevallen wordt het betaalde bedrag niet terugbetaald, tenzij voor de
ontvanger wordt verklaard dat geen beroep zal worden gedaan op het feit
dat de schuld in een eerder stadium teniet is gegaan en dat de schuld te
gelegener tijd op juiste wijze zal worden voldaan.
Indien een bedrag wordt betaald als gewetensgeld, wordt dit gezien als het
voldoen aan een natuurlijke verbintenis. Terugbetaling vindt dan niet plaats.
7.9. Mededeling afboeking betaling
De ontvanger stelt de belastingschuldige van de afboeking van een betaling
waarbij invorderingsrente of invorderingskosten in rekening is gebracht
schriftelijk op de hoogte, tenzij het een slotbetaling betreft op een
belastingaanslag waarbij geen kosten en rente worden afgeboekt.
Een kennisgeving blijft achterwege als betaling plaatsvindt op grond van
een machtiging tot automatische afschrijving en daarbij geen
vervolgingskosten worden afgeboekt.
7.10. Betaling van kleine bedragen
Betalingen van belastingaanslagen in kleinere bedragen dan die van de
termijnen worden niet geweigerd, tenzij dit door de ambtenaar belast met
invordering aangemerkt wordt als nodeloos overlast. In dat geval treedt hij
in contact met de belastingschuldige om de betalingswijze aan te passen.
7.11. Ontvangen bedragen uit de wettelijke saneringsregeling en faillissement
Uit de wettelijke schuldsaneringsregeling of uit een faillissement ontvangen
bedragen dienen steeds te worden afgeboekt overeenkomstig de gegevens van
de uitdelingslijst, met inachtneming van 7.2. van deze leidraad.
7.12 Oninbaar lijden
Per kwartaal maakt de invorderingsambtenaar een lijst op van openstaande aanslagbedragen die, ondanks alle mogelijke invorderingsmaatregelen, niet te innen zijn. Redenen voor oninbaar zijn:
- •
Geen verhaalsmogelijkheden (GV)
- •
Vordering is verjaard (VJ);
- •
Debiteur vertrokken onbekend waarheen (VO);
- •
- •
Kosten-baten invordering wegen niet tegen elkaar op (AF);
- •
Beëindiging WNSP met schone lei-verklaring (WS);
- •
Debiteur overleden, erven onbekend (EO);
- •
Debiteur heeft volledige kwijtschelding ontvangen (KW);
- •
Bedrag naar verhouding te laag om dwanginvordering toe te passen (SA);
- •
Debetsaldo volledig verminderd (VM);
- •
Invorderingsmaatregelen niet verdedigbaar op grond van eisen van behoorlijkheid (OH);
- •
Vordering om andere reden niet oninbaar (ON);
- •
Debiteur bevindt zich in minnelijk schuldhulpverleningstraject (SH).
- •
Debiteur is gedupeerde van de Toeslagenaffaire (TA)
Artikel 7a Uitbetaling van belastingteruggaven
Artikel 7a van de wet regelt de wijze waarop de ontvanger bedragen uitbetaalt.
Op grond van artikel 4:89, eerste lid, Awb dient een schuldenaar te betalen
op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening. Het komt in de
praktijk echter regelmatig voor dat een belastingschuldige aan wie de
ontvanger een bedrag moet betalen, geen bankrekening(nummer) heeft
aangewezen waarop de betaling moet plaatsvinden. Wanneer zich een
dergelijke situatie voordoet, regelt artikel 7a van de wet dat de ontvanger
betaalt op een bankrekening die op naam van de belastingschuldige staat.
In aansluiting op artikel 4:89 Awb en artikel 7a van de wet beschrijft dit
artikel het beleid over:
- •
de aanwijzing van het rekeningnummer voor uitbetaling;
- •
controle van een aangewezen bankrekening op de tenaamstelling;
- •
- •
uitbetaling correctieaanslag
7a.1. Aanwijzen bankrekeningnummer voor uitbetaling
De aanwijzing door de belastingschuldige vindt in beginsel plaats bij de
aangifte of het verzoek in verband waarmee het desbetreffende uit te
betalen bedrag wordt vastgesteld. Als de belastingschuldige niet reageert
op het schriftelijk ter verificatie aanbieden van het bij Sabewa Zeeland bekende bankrekeningnummer door de Sabewa Zeeland, geldt dit ook als aanwijzing.
Als de belastingschuldige bij een volgende gelegenheid met betrekking tot
hetzelfde belastingmiddel en hetzelfde soort uit te betalen bedrag een ander
bankrekeningnummer aanwijst, dan wordt laatstbedoeld bankrekeningnummer
geacht ook te zijn aangewezen voor het doen van uitbetalingen voortvloeiend uit
eerdere aangiften of verzoeken.
Aanwijzing moet voor het overige per uitbetaling schriftelijk plaatsvinden en
wel op een zodanig tijdstip, dat daarmee redelijkerwijze bij de uitbetaling
rekening kan worden gehouden.
7a.2. Controle van een aangewezen bankrekening op de tenaamstelling
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
7a.3. Uitbetalingsfouten
Als uitbetaling van een uit te betalen bedrag plaatsvindt op een andere
rekening van de belastingschuldige dan die daarvoor door hem is
aangewezen, dan moet de ontvanger in beginsel opnieuw uitbetalen. De
ontvanger verbindt daaraan de voorwaarde dat het eerder betaalde bedrag
eerst wordt gerestitueerd.
In afwijking van de vorige volzin vindt hernieuwde uitbetaling direct plaats als de belastingschuldige aantoont dat:
- •
hij tijdig vóór de uitbetaling bij de ontvanger heeft aangegeven dat de uitbetaling niet meer op de desbetreffende rekening moet geschieden, en
- •
hij niet over het uitbetaalde bedrag kan beschikken omdat de bankinstelling heeft aangegeven dat de rekening waarop de uitbetaling heeft plaatsvonden, geblokkeerd is.
Indien en voor zover aan de daartoe gestelde (wettelijke) voorwaarden
wordt voldaan, zal de ontvanger het aldus teveel betaalde bedrag
vervolgens terugvorderen uit ongerechtvaardigde verrijking.
Uitbetalingfouten die het gevolg zijn van een onjuiste aanwijzing door de
belastingschuldige, blijven voor diens rekening. De ontvanger beroept zich
in dat geval op het bevrijdende karakter van de (uit)betaling (artikel 6:34 BW).
Desgevraagd wordt de belastingschuldige op de hoogte gesteld
omtrent de naam-, adres-en woonplaatsgegevens van de derde aan wie
onverschuldigd is betaald.
7b Cessie en verpandingsverbod uitbetaling inkomstenbelasting
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
Artikel 8 Bekendmaking aanslag
Artikel 8 van de wet regelt dat de ontvanger de belastingaanslag bekend
maakt door toezending of uitreiking aan de belastingschuldige. De
belastingschuldige is de belastingaanslag in zijn geheel verschuldigd
In aansluiting op artikel 8 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de verzending of uitreiking van het aanslagbiljet in bijzondere situaties;
- •
de gehoudenheid tot betalen belastingaanslag en aanslagbiljet;
- •
het verzenden van een uitnodiging tot betaling aan erfgenamen.
8.1. Verzending of uitreiking van het aanslagbiljet in bijzondere situaties
- •
De toezending of uitreiking van het aanslagbiljet gebeurt aan de
- •
belastingschuldige of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, met dien
- •
- •
aanslagbiljetten ten name van een onder curatele gestelde aan de curator worden gezonden;
- •
ingeval van faillissement het aanslagbiljet aan de curator wordt gezonden als de belastingschuld in het faillissement valt dan wel een boedelschuld vormt;
- •
als de belastingschuldige minderjarig is, het aanslagbiljet aan de wettelijke vertegenwoordiger wordt gezonden als bekend is dat verzending aan de belastingschuldige zelf al eerder problemen heeft opgeleverd;
- •
aanslagbiljetten ten name van een belastingschuldige van wie bekend is dat hij is overleden, worden gezonden aan de executeur, de bewindvoerder over de nalatenschap of de erfgenamen;
- •
aanslagbiljetten aan de bewindvoerder worden gestuurd, indien bekend is dat de belastingplichtige onder bewind staat, aan het bij de ontvanger bekende correspondentieadres van de bewindvoerder dan wel het bij de ontvanger bekende adres van de belastingplichtige.
8.2. Bekendmaking als de rechtspersoon (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan
Als een rechtspersoon (vermoedelijk) is opgehouden te bestaan, is de wijze van bekendmaking van de belastingaanslag ter beoordeling aan de invorderingsambtenaar. Bij deze beoordeling kunnen onder andere de volgende factoren een rol spelen:
- •
het recht waarnaar de rechtspersoon is opgericht;
- •
het belang van een snelle bekendmaking in verband met vrees voor onverhaalbaarheid
8.3. Gehoudenheid tot betalen belastingaanslag en aanslagbiljet
De gehoudenheid tot betalen wordt niet ongedaan gemaakt door de
omstandigheid dat de schuld vermeld op de belastingaanslag afwijkt van
hetgeen materieel is verschuldigd, noch door de omstandigheid dat de
belastingaanslag ten name staat van een ander dan degene die de
belasting materieel is verschuldigd.
8.4. Vooraf uitnodigen erfgenamen tot betalen belastingaanslag
Als voor een belastingaanslag ten name van een overledene tegen de
erfgenamen afzonderlijk moet worden opgetreden, worden zij zoveel
mogelijk vooraf schriftelijk uitgenodigd het verschuldigde binnen een redelijk
termijn te voldoen.
Artikel 9 Betalingstermijnen
Artikel 9 van de wet regelt binnen welke betalingstermijnen
belastingaanslagen moeten worden betaald.
In aansluiting op artikel 9 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de afwijking van de betalingstermijnen bij voorlopige aanslagen;
- •
de afwijking van de betalingstermijn bij voorlopige teruggaven;
- •
de uitbetaling van een voorlopige teruggave in één termijn;
- •
de dagtekening van het aanslagbiljet;
- •
het begrip maand bij betalingstermijnen;
- •
regeling betalingstermijnen;
- •
9.1. Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige aanslagen
In de gemeentelijke-/ waterschapsverordeningen kan een afwijkende termijn worden bepaald.
9.2. Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige teruggaven
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
9.3. Uitbetaling voorlopige teruggave in één termijn
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
9.4. Dagtekening aanslagbiljet
De dagtekening van het aanslagbiljet wordt normaliter zodanig bepaald dat
de belastingschuldige het biljet enige dagen voor de dag van dagtekening
ontvangt. Hiervan kan worden afgeweken als op grond van artikel 10 van de
wet versnelde invordering wordt toegepast.
9.5. Begrippen bij betalingstermijnen
Als de betalingstermijn van een aanslag is gesteld op een maand of is
gesteld op twee maanden, dan houdt dat in dat als de dagtekening van een
aanslagbiljet valt op 31 oktober, de betalingstermijn van een maand vervalt
op 30 november en de betalingstermijn van twee maanden vervalt op 31
december.
Als de dagtekening van het aanslagbiljet valt op een andere dag dan de
laatste dag van de kalendermaand, vervalt de termijn een maand later (bij
een betalingstermijn van een maand), of twee maanden later (bij een
betalingstermijn van twee maanden) op de dag die hetzelfde nummer heeft
als dat van de dagtekening. Als de dagtekening bijvoorbeeld 15 maart is,
vervalt de termijn dus op 15 april (resp. 15 mei).
9.6. Verzuim ontvanger bij uitbetaling
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
9.7. Regeling betalingstermijnen
Op grond van artikel 139, lid 1, van de Waterschapswet en artikel 250, lid 1,
van de Gemeentewet kan de belastingverordening van een waterschap of
gemeente van artikel 9 van de Invorderingswet 1990 afwijkende
voorschriften inhouden. Is in de belastingverordening niets geregeld, dan
zijn dus automatisch de betalingstermijnen uit de Invorderingswet 1990 van
toepassing. Een betaalregeling kan enkel op aanvraag worden getroffen. Enkel een (deel)betaling is geen aanvraag.
9.8. Regeling automatische incasso
Onder bepaalde voorwaarden en voor bepaalde belastingsoorten is het mogelijk de aanslag(en) te voldoen via een aan Sabewa Zeeland afgegeven machtiging voor automatische incasso. Het dagelijks bestuur stelt in verband met de automatische incasso een incassoreglement vast. Bij automatische incasso kan de belastingschuldige (een) afwijkende, ruimere betalingstermijn(en) worden toegestaan in overleg met de ontvanger.
Automatische incasso is niet mogelijk voor een aanslag van meer dan € 10.000. Een intrekking geschiedt schriftelijk en betreft enkel de aangegeven tenaamstelling.
Artikel 10 Versnelde invordering
Artikel 10, eerste lid, van de wet geeft een limitatieve opsomming van
bijzondere situaties waarin de ontvanger met doorbreking van de in artikel 9
van de wet voorgeschreven betalingstermijnen een belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag kan invorderen.
Artikel 10, tweede en derde lid, van de wet bevatten
uitzonderingsbepalingen met betrekking tot de toepassing van deze
versnelde invordering.
In aansluiting op artikel 10 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de reikwijdte van de versnelde invordering;
- •
de vrees voor verduistering;
- •
het metterwoon verlaten van Nederland;
- •
geen vaste woonplaats in Nederland;
- •
- •
de verkoop namens derden;
- •
de vordering ex artikel 19.
10.1. Reikwijdte versnelde invordering
Als de ontvanger het in een specifiek geval noodzakelijk acht daadwerkelijk
tot versnelde invordering (als bedoeld in artikel 10 van de wet) over te gaan,
dan vermeldt hij op het uit te reiken of te verzenden aanslagbiljet dat de
belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is. Voorts
vermeldt de ontvanger op het aanslagbiljet het onderdeel van het eerste lid
van artikel 10 van de wet op grond waarvan hij tot versnelde invordering
overgaat.
Als versnelde invordering zich voordoet nadat het aanslagbiljet is uitgereikt
of verzonden -maar voordat de belastingaanslag (geheel) invorderbaar is deelt
de ontvanger de belastingschuldige schriftelijk mee dat hij de
belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar verklaart en
dat de op het aanslagbiljet vermelde betalingstermijnen niet meer gelden.
Hij doet dit eveneens onder opgave van het onderdeel van het eerste lid van
artikel 10 van de wet op grond waarvan hij tot versnelde invordering
overgaat.
Veelal zal dan ook gebruik worden gemaakt van de versnelde
dwanginvorderingsprocedure als bedoeld in artikel 15 van de wet, zodat
vermelding op het dwangbevel dat de belastingaanslag terstond en tot het
volle bedrag invorderbaar is verklaard tot de mogelijkheden van mededeling
behoort. In het laatste geval zal de betekening van het dwangbevel
overigens niet per post kunnen plaatsvinden. De belastingdeurwaarder zal
voordat tot de versnelde dwanginvordering als bedoeld in artikel 15 van de
wet wordt overgegaan -als sprake is van direct contact met de
belastingschuldige -deze eerst in de gelegenheid stellen om onmiddellijk te
betalen.
Als versnelde invordering zich voordoet nadat een dwangbevel is betekend maar
voordat de termijn van twee dagen van het bevel tot betaling is
verstreken (bij een per post betekend dwangbevel in feite vier dagen) vermeldt
de ontvanger op het beslagexploot of op een aparte schriftelijke
kennisgeving: artikel 15 in combinatie met artikel 10, eerste lid, van de wet,
gevolgd door het desbetreffende onderdeel.
Hetzelfde geldt als de noodzaak tot versnelde invordering zich voordoet na
het betekenen van het hernieuwd bevel tot betaling en de tweedagentermijn
die daarbij geldt nog niet is verstreken. Er hoeft geen nieuw dwangbevel te
worden betekend. De belastingschuldige wordt -als sprake is van direct
contact met laatstgenoemde -eerst in de gelegenheid gesteld om onmiddellijk te betalen.
Een belastingaanslag die op grond van artikel 10, eerste lid, van de wet
terecht geheel opeisbaar is geworden, blijft geheel opeisbaar ook al zouden
de feiten en omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gevormd zich
niet langer voordoen. Op verzoek van de belastingschuldige verleent de
ontvanger in zo'n situatie altijd uitstel van betaling, welk uitstel overeenkomt
met de betalingstermijn(en) die normaal zou(den) gelden.
10.2. Vrees voor verduistering en versnelde invordering
Van gegronde vrees voor verduistering van goederen van de
belastingschuldige als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de
wet is sprake, als de ontvanger aannemelijk kan maken dat redelijkerwijs te
verwachten is dat niet alleen het verhaal op een aantal goederen van de
belastingschuldige metterdaad onmogelijk zal worden gemaakt, maar ook
dat daardoor de verhaalbaarheid van de belastingschuld in ernstig gevaar
zal komen.
De vrees voor verduistering zal in de regel gelegen zijn in gedragingen van
de belastingschuldige, maar kan in bepaalde situaties ook ontstaan door
gedragingen van derden (bijvoorbeeld crediteuren), die aanleiding geven
voor de veronderstelling dat voor onverhaalbaarheid moet worden gevreesd.
Als verduistering wordt gevreesd van goederen waarvan na versnelde
beslaglegging blijkt dat deze uitsluitend van een derde zijn, is niet voldaan
aan artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet en is het beslag niet
rechtsgeldig. Het beslag hoeft dan niet formeel te worden opgeheven maar
de ontvanger moet de betrokkenen wel informeren over het feit dat er geen
beslag ligt.
10.3. Metterwoon verlaten van Nederland en versnelde invordering
Naast het redelijke vermoeden van de ontvanger dat de belastingschuldige
van plan is Nederland metterwoon te verlaten, dan wel zijn plaats van
vestiging naar een plaats buiten Nederland wil verplaatsen, moet de
ontvanger -alvorens de belastingaanslag op grond van artikel 10, eerste lid,
onderdeel c, van de wet dadelijk en tot het volle bedrag invorderbaar te
verklaren -er in redelijkheid van overtuigd zijn dat de belastingaanslag na
het verstrijken van de gebruikelijke betalingstermijn niet meer verhaald kan
worden op goederen van de belastingschuldige die zich in Nederland
bevinden.
10.4. Geen vaste woonplaats in Nederland en versnelde invordering
Het enkele feit dat de belastingschuldige buiten Nederland woont of is
gevestigd, is op zich geen reden voor de ontvanger om de belastingaanslag
dadelijk en tot het volle bedrag in te vorderen. Er moet een situatie bestaan
waarin de ontvanger er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat de belastingschuld
niet binnen de termijnen zal worden voldaan en de belastingschuld niet in
Nederland kan worden verhaald.
10.5. Beslag en versnelde invordering
Nadat de ontvanger verhaalsbeslag heeft doen leggen op bepaalde
goederen, zijn andere belastingschulden van de belastingschuldige waaronder
hier wordt verstaan alle schulden waarvan de invordering aan de
ontvanger is opgedragen -dadelijk en ineens invorderbaar.
10.6. Verkoop namens derden en versnelde invordering
Ingeval van dwanginvordering door derden kan de dadelijke
invorderbaarheid pas ontstaan door de (aankondiging van de) executoriale
verkoop, zodat de ontvanger op deze grond niet eerder maatregelen kan
treffen dan op het moment dat redelijkerwijs vaststaat dat verkoop zal
plaatshebben.
10.7. Vordering ex artikel 19 en versnelde invordering
De ontvanger mag geen vordering als bedoeld in artikel 19 van de wet doen,
enkel om te bereiken dat daardoor een belastingaanslag terstond en tot het
volle bedrag invorderbaar wordt.
Als de ontvanger met betrekking tot een bepaalde belastingaanslag een
vordering jegens een derde heeft gedaan en nadien worden andere
belastingaanslagen opgelegd, dan kunnen ook die aanslagen tot het volle
bedrag worden ingevorderd, ook als de betalingstermijnen van die nieuwe
aanslagen nog niet zijn verstreken.
Artikel 11 Aanmaning
In artikel 11 van de wet is opgenomen dat als een belastingaanslag niet
binnen de daartoe gestelde termijnen wordt betaald, de ontvanger overgaat
tot vervolging van de belastingschuldige door de verzending van een
aanmaning.
In aansluiting op artikel 11 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de geadresseerde van de aanmaning;
- •
als de aanmaning ten onrechte is verzonden;
- •
het achterwege laten van tussentijdse vervolging;
- •
de gedeeltelijke voldoening na aanmaning;
- •
- •
de aanmaning bij invordering langs civielrechtelijke weg.
11.1. De geadresseerde van de aanmaning
De ontvanger zendt de aanmaning aan degene aan wie het aanslagbiljet is
verzonden of uitgereikt.
Als naderhand blijkt dat de ontvanger de vervolging voort moet zetten voor
een belastingschuldige die minderjarig is of onder curatele staat, dan zendt
de ontvanger alsnog een aanmaning naar het adres van de wettelijke
vertegenwoordiger.
Als de belastingschuldige is overleden, dan zendt de ontvanger de
aanmaning naar de gezamenlijke erfgenamen. Als de ontvanger weet dat de
nalatenschap al is verdeeld, dan zendt hij een aanmaning aan iedere
erfgenaam afzonderlijk.
Als bekend is dat de belastingschuldige onder bewind staat, dan zendt de ontvanger de aanmaning naar het bij de ontvanger bekende correspondentieadres van de bewindvoerder dan wel het bij de ontvanger bekende adres van de belastingplichtige.
11.2. Aanmaning ten onrechte verzonden
Als een belanghebbende zich tot de ontvanger wendt met de mededeling
dat hem ten onrechte een aanmaning is toegezonden, dan wordt de
vervolging niet voortgezet voordat dit is opgehelderd.
Als de ontvanger concrete aanwijzingen heeft dat moet worden gevreesd
voor de verhaalbaarheid van de belastingaanslagen, of dat de mededeling is
gedaan om de invordering te traineren, dan kan hij maatregelen nemen die
de rechten van Sabewa Zeeland veilig stellen.
11.3. Achterwege laten van tussentijdse vervolging en aanmaning
Vervolging -niet zijnde de eindvervolging -blijft in het algemeen achterwege
als het achterstallige bedrag:
- 1.
kleiner is dan een tiende deel van de (verlaagde) belastingaanslag; en
- 2.
minder bedraagt dan € 182,-.
De ontvanger kan zich in bijzondere gevallen gerechtigd achten de
tussentijdse vervolging achterwege te laten, ook al valt het bedrag buiten de
gestelde grenzen.
Een tussentijdse vervolging die terecht is aangevangen, wordt ook na de
verzending van de aanmaning voortgezet.
11.4. Gedeeltelijke voldoening aan de aanmaning
Als na de verzending van een aanmaning een gedeelte van het
achterstallige bedrag wordt voldaan, dan wordt de uitvaardiging van een
dwangbevel voor het restant niet door een nieuwe aanmaning
voorafgegaan.
11.5. Betalingsherinnering
Overeenkomstig de Invorderingswet en Kostenwet worden geen betalingsherinneringen verzonden.
11.6. Aanmaning bij invordering langs civielrechtelijke weg
Als de ontvanger invordert langs civielrechtelijke weg, dan gaat de
ontvanger over tot het uitbrengen van een dagvaarding. De dagvaarding
hoeft niet vooraf te worden gegaan door een ingebrekestelling. Wel
verzendt de ontvanger eerst een aanmaning.
De ontvanger verzendt echter geen aanmaning als reeds conservatoir
beslag is gelegd.
Artikel 12 Dwangbevel
Artikel 12 van de wet bepaalt dat de invordering van de belastingaanslag
kan geschieden bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel.
Op grond van dit dwangbevel kan de ontvanger overgaan tot invordering
van de belastingaanslag.
In aansluiting op artikel 12 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
het onderwerp van het dwangbevel;
- •
tegen wie een dwangbevel wordt verleend.
12.1. Onderwerp van het dwangbevel
De ontvanger vaardigt een dwangbevel uit voor het per saldo verschuldigde
bedrag vermeld op een aanslagbiljet van voorkomende belastingaanslagen
en beschikkingen.
De ontvanger vermindert het bedrag van een dwangbevel met:
- •
de inmiddels gedane betalingen;
- •
verleende verminderingen;
- •
bedragen waarvoor kwijtschelding of uitstel van betaling is verleend.
Indien de belastingschuldige na de vervaldatum van de aanmaning de
verschuldigde belasting inclusief de invorderingsrente en/of aanmaningskosten
niet heeft voldaan, zal, zonder voorafgaande betalingsherinnering of
waarschuwing, een dwangbevel worden uitgevaardigd. Ook voor die
belastingschuldigen die wel het bedrag van de belasting betalen maar niet de
invorderingsrente en/of vervolgingskosten, wordt, zonder voorafgaande
betalingsherinnering of waarschuwing, tot uitvaardiging en betekening van het
dwangbevel overgegaan. Alleen indien het niet aan de belastingschuldige is te
verwijten dat niet tijdig is voldaan wordt de in rekening gebrachte
invorderingsrente en/of kosten voor het betekenen van het dwangbevel buiten
invordering gelaten.
12.2. Tegen wie vaardigt de ontvanger een dwangbevel uit
De ontvanger vaardigt een dwangbevel uit tegen de belastingschuldige of diens
rechtsopvolgers. Als de ontvanger het dwangbevel uitvaardigt aan een ander
dan de belastingschuldige, moet duidelijk blijken op welke gronden dit
gebeurt.
Als de ontvanger bekend is met de minderjarigheid of curatele van een
belastingschuldige, dan brengt hij dit in het dwangbevel tot uitdrukking. Als
de ontvanger hiermee niet bekend is, hoeft hij niet vooraf een daarop
gericht onderzoek in te stellen.
Als de ontvanger een belastingschuld van een overledene moet verhalen op
diens onverdeelde nalatenschap, vaardigt hij één dwangbevel uit tegen de
gezamenlijke erfgenamen.
Als bekend is dat de belastingschuldige onder bewind staat, dan betekent de ontvanger het dwangbevel aan het bij de ontvanger bekende correspondentieadres van de bewindvoerder dan wel het bij de ontvanger bekende adres van de belastingplichtige.
Als betekening ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen van een
overledene op de voet van artikel 53 Rv niet mogelijk of niet wenselijk is,
dan vermeldt de ontvanger alle erfgenamen met naam en adres alsmede
met hun kwaliteit van erfgenaam van de overleden belastingschuldige in het
dwangbevel. De ontvanger brengt daarbij evenwel niet het deel van ieders
aansprakelijkheid tot uitdrukking.
Artikel 13 Betekening van het dwangbevel
In artikel 13 van de wet is de wijze van betekening van het dwangbevel
beschreven. Het dwangbevel vermeldt expliciet dat de belastingschuldige
tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet kan komen.
Het dwangbevel wordt bekendgemaakt door middel van betekening. De
betekening van het dwangbevel met bevel tot betaling kan plaatsvinden:
- •
door de belastingdeurwaarder;
- •
per post door de ontvanger.
In aansluiting op artikel 13 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- •
de betekening van het dwangbevel per post;
- •
de betekening van het dwangbevel door de deurwaarder;
- •
bijzondere gevallen van betekening van het dwangbevel.
13.1. Betekening dwangbevel per post
De betekening van het dwangbevel per post met het bevel tot betaling vindt
plaats door het ter post bezorgen door de ontvanger van een voor de
belastingschuldige bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot
betaling.
Onder ter post bezorging wordt verstaan: het door de ontvanger ter
verzending aanbieden van het afschrift aan PostNL. Als betekeningsdatum
geldt in het algemeen de datum van de ter post bezorging.
De ontvanger maakt zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid het
dwangbevel per post te betekenen.
13.1.1. Adressering van per post betekende dwangbevelen
Verzending van het voor de belastingschuldige bestemde afschrift van het
dwangbevel met bevel tot betaling vindt plaats aan het in de administratie
van Sabewa Zeeland bekende adres van de
belastingschuldige.
Voor in Nederland woonachtige natuurlijke personen zal dit over het
algemeen het adres van de belastingschuldige zijn, dat in de Basisregistratie
Personen is vermeld.
Als de belastingschuldige te kennen heeft gegeven voor hem bestemde
poststukken te willen ontvangen op een ander adres dan het adres volgens
de Basisregistratie Personen -bijvoorbeeld een postbusadres- kan verzending
ook plaatsvinden aan dat adres.
Als achteraf mocht blijken dat het afschrift van het dwangbevel aan een ten
tijde van de terpostbezorging -onjuist adres is verzonden en de
belastingschuldige niet heeft bereikt, dan wordt aan het dwangbevel geen
rechtsgevolg verbonden.
Als het afschrift van het dwangbevel aan het juiste adres van de
belastingschuldige is verzonden, maar laatstgenoemde beweert het afschrift
niet te hebben ontvangen, dan geldt het dwangbevel als betekend. Dit is
niet het geval als de belastingschuldige bijzondere omstandigheden
aannemelijk kan maken op grond waarvan moet worden aangenomen dat
het afschrift van het dwangbevel het bestemde adres niet heeft bereikt.
De eisen waaraan een dwangbevel moet voldoen zijn genoemd in
artikel 4:122 Awb. Deze eisen gelden in aanvulling op de eisen die de
Awb en Rv in het algemeen stellen aan het dwangbevel en de
bekendmaking ervan.
13.2. Betekening dwangbevel door de belastingdeurwaarder
Als bij de betekening van een dwangbevel door de belastingdeurwaarder
aanwijzingen bestaan dat de belastingschuldige bezwaar heeft tegen
kennisneming van de inhoud van het dwangbevel door de huisgenoot aan
wie de belastingdeurwaarder het afschrift moet achterlaten, dan betekent de
belastingdeurwaarder het dwangbevel op de wijze als bepaald in artikel 47,
eerste lid, Rv.
Deze handelwijze volgt de belastingdeurwaarder ook als hij verwacht dat
achterlating van het afschrift van het dwangbevel aan de huisgenoot er niet
toe zal leiden dat het afschrift de belastingschuldige ook daadwerkelijk zal
bereiken.
Bij de betekening van het dwangbevel wordt domicilie gekozen op het adres
van Sabewa Zeeland waar de
belastingdeurwaarder zijn standplaats heeft. Dit geldt ook voor de situaties
waarin het dwangbevel is uitgevaardigd door de ontvanger van een ander
waterschap of andere gemeente.
13.3. Bijzondere gevallen van betekening dwangbevel
Een dwangbevel dat -hetzij door terpostbezorging, hetzij door de
belastingdeurwaarder -is betekend aan een minderjarige of onder curatele
gestelde, moet mede worden betekend aan de wettelijke vertegenwoordiger
alvorens tot tenuitvoerlegging ervan kan worden overgegaan. Zo nodig zal
aan de laatstbedoelde betekening het verzenden van een aanmaning aan
de wettelijke vertegenwoordiger voorafgaan.
Ten aanzien van schippers zonder vaste woonplaats aan de wal, is
betekening mogelijk op het adres van het verplicht gekozen domicilie.
Artikel 14 Tenuitvoerlegging van het dwangbevel
Artikel 14 van de wet gaat over de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
In aansluiting op artikel 4:116 van de Awb en artikel 14 van de wet beschrijft
dit artikel het beleid over:
- •
de algemene regels over tenuitvoerlegging;
- •
beslag op roerende zaken die geen registergoederen;
- •
beslag op onroerende zaken;
- •
- •
14.1. Tenuitvoerlegging algemeen
Het dwangbevel levert een executoriale titel op. Na betekening aan de
belastingschuldige, kan de belastingdeurwaarder het dwangbevel met
toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke
rechtsvordering ten uitvoer leggen (zie artikel 4:116 Awb)
Als het dwangbevel per post is betekend moet de belastingdeurwaarder een
hernieuwd bevel tot betaling betekenen, voordat hij tot tenuitvoerlegging van
het dwangbevel overgaat (artikel 14, eerste lid, van de wet).
Als de betekening van het hernieuwd bevel tot betaling plaatsvindt conform
artikel 47 Rv -dat wil zeggen door achterlating van het bevel in een
gesloten envelop of door terpostbezorging van het bevel -gaat de
belastingdeurwaarder pas na twee dagen na betekening van het hernieuwde
betalingsbevel over tot tenuitvoerlegging (artikel 14, eerste lid, van de wet).
In de overige gevallen kan de belastingdeurwaarder onmiddellijk tot
tenuitvoerlegging van het dwangbevel overgaan. Betekening van een
hernieuwd bevel tot betaling hoeft overigens niet plaats te vinden als het
dwangbevel met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel
c, van de wet, terstond ten uitvoer kan worden gelegd (artikel 14, tweede lid,
van de wet).
14.1.1. Keuze van invorderingsmaatregelen
14.1.2. Houding van de belastingdeurwaarder tijdens tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van verschillende dwangbevelen tegen dezelfde
belastingschuldige gebeurt zoveel mogelijk tegelijkertijd. Bij de
tenuitvoerlegging wordt onnodige ruchtbaarheid vermeden. Ook wordt de
nodige soepelheid betracht. Dit brengt met zich mee dat de formeel
voorgeschreven handelwijze wordt onderbroken, als het uit menselijk of
tactisch oogpunt wenselijk is eerst persoonlijk contact met de
belastingschuldige op te nemen.
In dit verband kan het verantwoord zijn dat de belastingdeurwaarder niet
dadelijk tot beslaglegging overgaat of deze onderbreekt of beëindigt, als hij
vermoedt dat de ontvanger de beslagopdracht niet zou hebben gegeven als
alle omstandigheden bekend waren geweest.
Dit geldt ook als de belastingschuldige aantoont dat de betaling inmiddels
heeft plaatsgevonden of dat een verzoek om uitstel van betaling of
kwijtschelding, dan wel een verzoekschrift als genoemd in artikel 25.1 of
26.1 van deze leidraad, en de beslagopdracht elkaar hebben gekruist.
Als het dwangbevel eenmaal ten uitvoer is gelegd door middel van beslag,
wordt onverwijld tot uitwinning van de goederen waarop beslag is gelegd,
overgegaan. Hiervan kan worden afgeweken als de belastingschuldige een
voorstel doet tot minnelijke afdoening van het beslag. Voorwaarde is dan
wel dat met de afdoening -gelet op de omstandigheden -naar het oordeel
van de ontvanger akkoord kan worden gegaan. Hierbij geldt als
uitgangspunt dat een minnelijke afdoening moet passen in het in deze
leidraad geformuleerde beleid.
14.1.3. Tenuitvoerlegging dwangbevel als de belastingschuldige is overleden
Als degene tegen wie het dwangbevel is uitgevaardigd, is overleden, gaat
de belastingdeurwaarder pas tot tenuitvoerlegging over nadat de termijn van
drie maanden als bedoeld in artikel 4:185 BW, is verstreken.
Als de nalatenschap wordt vereffend, kan de ontvanger gedurende de
vereffening zijn vordering niet op de nalatenschap verhalen.
14.1.4. Volgorde van uitwinning bij beslag
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
14.1.5. Verhaal op met vruchtgebruik of recht van gebruik bezwaarde zaken
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
14.1.6. Beslaglegging voor vordering van derden
Als de ontvanger voor een belastingschuld beslag heeft gelegd, gaat hij ook
over tot beslaglegging voor vorderingen van derden met gelijke preferentie,
waarvan de invordering aan hem is opgedragen, ongeacht de
executiewaarde van de in beslag genomen zaken.
14.1.7. Opheffing beslag na gedeeltelijke betaling of voldoening aan voorwaarden
De ontvanger kan een beschikking afgegeven, die inhoudt dat voor een
openstaande belastingschuld geen invorderingsmaatregelen meer worden
getroffen wanneer alsnog een bepaald bedrag wordt voldaan dan wel dat
aan bepaalde voorwaarden moet zijn voldaan.
De ontvanger heft de gelegde beslagen op nadat dit bedrag is betaald of
aan die voorwaarden is voldaan.
14.1.8. Opheffing beslag tegen betaling door een derde
Als de ontvanger van een derde een bedrag krijgt aangeboden ter opheffing
van het beslag, dan kan de ontvanger hieraan zijn medewerking verlenen
als ten minste is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1.
Het aangeboden geldbedrag komt niet direct of indirect uit het
vermogen van de belastingschuldige;
- 2.
Het aangeboden geldbedrag is aanzienlijk hoger dan de opbrengst die
naar verwachting zou zijn verkregen bij een executie;
- 3.
De belangen van Sabewa Zeeland worden
De ontvanger houdt bij zijn beslissing rekening met de gerechtvaardigde
belangen van andere schuldeisers die op de betreffende zaken verhaal
zoeken, en hij kan aan zijn medewerking nadere voorwaarden verbinden.
14.1.9. Opschorten van de executie
De belastingdeurwaarder stelt bij het opmaken van het proces-verbaal van
beslag een verkoopdatum vast. Op deze datum vindt de openbare verkoop
plaats, tenzij de ontvanger ervan overtuigd is dat betaling van de
belastingschuld alsnog op zeer korte termijn zal plaatsvinden. In dat geval
kan de ontvanger besluiten de verkoopdatum op te schorten tot (in totaal)
maximaal vier maanden na de datum waarop het beslag is gelegd.
Als sprake is van beslag op roerende zaken, dan deelt de
belastingdeurwaarder de nieuwe verkoopdatum bij exploot aan de
belastingschuldige mee, tenzij deze nieuwe datum op grond van een
schriftelijke overeenkomst tussen de ontvanger en de belastingschuldige is
verschoven. Het opschorten van de verkoopdatum houdt op zich geen
uitstel van betaling in, in de zin van artikel 25 van de wet.
14.1.10. Onderhandse verkoop
14.1.11. Samenloop opheffing beslag en onderhandse verkoop
14.1.12. Strafrechtelijk beslag
Als op een in beslag genomen goed ook een strafrechtelijk beslag ex artikel
94 Sv rust -dat wil zeggen niet zijnde een beslag in het kader van een
ontnemingsmaatregel -dan wordt het beslag dat de belastingdeurwaarder
heeft gelegd pas vervolgd nadat het strafrechtelijke beslag is opgeheven.
Zolang niet duidelijk is wat er met het strafrechtelijke beslag gebeurt, kan
het fiscale beslag blijven liggen.
14.1.13. Invordering en ontnemingswetgeving
Sabewa Zeeland belemmert zo min mogelijk de
strafrechtelijke sanctionering en ontneming van wederrechtelijk verkregen
voordelen.
In geval van samenloop van de strafrechtelijke sanctionering en ontneming
van wederrechtelijk verkregen voordelen en het nemen van
invorderingsmaatregelen tot verhaal van een belastingschuld, treedt de
ontvanger terughoudend op. Dit houdt in dat de ontvanger in beginsel niet
direct overgaat tot uitwinning van gelegd beslag tenzij hiermee de belangen
van Sabewa Zeeland worden geschaad.
Als de verdachte/veroordeelde naast illegaal inkomen nog legaal inkomen heeft
waarvoor belastingaanslagen zijn opgelegd, dan kan de ontvanger wel tot
daadwerkelijke uitwinning van die vermogensbestanddelen overgaan, die –
anders dan door onderzoek van politie of openbaar ministerie – zijn opgespoord.
Voor zover sprake is van een maatregel tot schadevergoeding, als bedoeld in
artikel 36f, eerste lid, Sr ten behoeve van slachtoffers of benadeelde derden, of
anderszins aan slachtoffers of benadeelde derden tegemoet wordt gekomen,
treedt de ontvanger niet terughoudend op.
Indien Sabewa Zeeland – op het moment dat de
invordering wel is gestart, maar nog niet tot beslaglegging is overgegaan – in
kennis is gesteld van een ontnemingszaak en van het geschatte wederrechtelijk
verkregen voordeel van de belastingschuldige, treft de ontvanger
invorderingsmaatregelen met een conservatoir karakter. Als de belangen van
Sabewa Zeeland worden geschaad door opschorting
van uitwinning, gaat de ontvanger echter wel over tot uitwinning.
Hierbij kan onder meer – doch niet uitsluitend – worden gedacht aan:
- •
een situatie waarin door de daadwerkelijke uitwinning van hetgeen
in beslag is genomen niet ter hand te nemen, de verhaalswaarde daarvan in
onevenredige mate vermindert (denk hierbij onder meer aan voorraden, personenauto’s en dergelijke);
- •
een situatie waarin het niet uitwinnen van de beslagen zaak leidt tot een schadeactie, hetzij van de zijde van de belastingschuldige, hetzij van de zijde van de medecrediteuren.
14.2. Beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn
14.2.1. Kennisgeving vooraf en beslag roerende zaken
Als de belastingdeurwaarder op het woonadres van de belastingschuldige
niemand thuis treft en beslag op roerende zaken alleen kan plaatsvinden
met gebruikmaking van artikel 444 Rv, dan blijft deze wijze van
tenuitvoerlegging vooralsnog achterwege.
De belastingdeurwaarder laat in dat geval een schriftelijke kennisgeving
achter met vermelding van dag en uur waarop hij zich weer op het
woonadres zal vervoegen.
Deze handeling blijft achterwege als een belastingschuldige het stelselmatig
hierop laat aankomen, dan wel van deze handelwijze misbruik wordt
gemaakt of op andere wijze het belang van de invordering zich tegen deze
handelwijze verzet.
14.2.2. Domiciliekeuze en beslag roerende zaken
Als het beslag wordt gelegd door een belastingdeurwaarder van een ander
Waterschap dan het kantoor waar bij de betekening van het dwangbevel
domicilie is gekozen, dan wordt in het beslagexploot tevens domicilie
gekozen ten kantore van Sabewa Zeeland waar
de belastingdeurwaarder die het beslag legt zijn standplaats heeft.
14.2.3. Aanbod van betaling en beslag roerende zaken
Als de belastingschuldige ter voorkoming van beslaglegging aan de
belastingdeurwaarder aanbiedt om ter plekke te betalen middels een betaalverzoek, dan aanvaardt de
deurwaarder deze betaling.
Van de betaling wordt een kwitantie opgemaakt, waarvan een afschrift aan
de belastingschuldige wordt gelaten.
14.2.4. Omvang van het beslag op roerende zaken
Het beslag wordt gelegd op zoveel zaken als -naar het oordeel van de
belastingdeurwaarder -ruimschoots voldoende is voor dekking van de
openstaande schuld inclusief rente en kosten.
Gezien het bepaalde in artikel 441, derde lid, Rv, wordt geen beslag gelegd op zaken indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst die gerealiseerd kan worden door het verhaal op die zaken aanmerkelijk minder bedraagt dan de kosten van de beslaglegging en de daaruit voortvloeiende executie. De belastingdeurwaarder kan wel beslag leggen op deze zaken als de belastingschuldige door het beslag en de executie niet op onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen. Daarvan is sprake als het aannemelijk is dat het onbetaald blijven van de belastingschulden waarvoor beslag wordt gelegd, te wijten is aan onwil van de belastingschuldige of als het aannemelijk is dat door de executoriale verkoop van de betreffende zaken kan worden voorkomen dat belastingschulden verder oplopen.
14.2.5. Beslag op roerende zaken van derden
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
14.2.6. Beroep of verzet door een derde tegen inbeslagneming roerende zaken
Als een derde bij de belastingdeurwaarder bezwaar maakt tegen de
inbeslagname van bepaalde roerende zaken waarvan hij de eigendom
claimt, wijst de belastingdeurwaarder op de mogelijkheid een beroepschrift
in te dienen bij het dagelijks bestuur op grond van artikel 22, eerste lid, van
de wet en eventueel in verzet te gaan op grond van artikel 456 of artikel 435 Rv.
Als aan de eigendom van een derde niet kan worden getwijfeld en vaststaat
dat de ontvanger zijn verhaalsrecht niet kan effectueren, blijft inbeslagname
achterwege.
14.2.7. Voldoening zekerheidsschuld door ontvanger en beslag roerende zaken
De ontvanger kan het restant van de schuld van belastingschuldige aan een
derde op grond van artikel 6:30 BW voldoen in afwachting van verrekening
met de belastingschuldige, als de belastingdeurwaarder de volgende zaken
aantreft:
- •
zaken die niet onder het bodemrecht vallen en;
- •
eigendom zijn van een derde en;
- •
strekken tot zekerheid voor de voldoening van een schuld die de belastingschuldige aan de derde heeft (bijvoorbeeld huurkoop, eigendomsvoorbehoud) en;
- •
waarop de ontvanger zich na voldoening van die schuld zou kunnen
De ontvanger maakt van deze mogelijkheid slechts gebruik als de
executiewaarde van de desbetreffende zaken beduidend hoger is dan het
restant van de schuld. Dit geldt ook als het gaat om zaken van de
belastingschuldige die bij een derde in beslag zijn genomen en waarop deze
derde een retentierecht heeft.
14.2.8. Beslag roerende zaken bij derden
Op zaken van de belastingschuldige die zich bij een derde bevinden,
verhaalt de belastingdeurwaarder de belastingschuld zoveel mogelijk door
het leggen van een beslag op roerende zaken.
De deurwaarder zal in de volgende gevallen echter beslag onder derden
leggen als:
de derde geen medewerking verleent aan het leggen van een beslag roerende zaken;
het voor de belastingdeurwaarder feitelijk onmogelijk is om de zaken zelf te zien, dan wel te inventariseren;
de derde een beroep doet als bedoeld in artikel 461d Rv, voordat het exploot van beslag op roerende zaken is afgesloten.
Als de derde een dergelijk beroep doet nadat het exploot van beslag op
roerende zaken is afgesloten, legt de belastingdeurwaarder geen
afzonderlijk derdenbeslag maar geldt het beslag roerende zaken als
derdenbeslag. De belastingdeurwaarder betekent in dat geval een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid Rv, binnen drie dagen nadat de derde zich erop heeft beroepen dat hij het beslag niet behoeft te dulden.
14.2.9. Wegvoeren van beslagen zaken
Nadat op roerende zaken beslag is gelegd, wordt zoveel mogelijk aan de
belastingschuldige het feitelijk gebruik gelaten.
Onder bijzondere omstandigheden kan de belastingdeurwaarder beslagen
zaken wegvoeren. Hij stelt daartoe een gerechtelijke bewaarder aan als
bedoeld in Rv. Het aanstellen van een bewaarder ontheft de ontvanger niet
van zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot de in beslag genomen
zaken.
Het wegvoeren van zaken is mogelijk, als dit voor het behoud van die zaken
redelijkerwijze noodzakelijk is (artikel 446 Rv). Dit is bijvoorbeeld aan de
orde als de zaken dreigen te worden verduisterd of beschadigd. Hetzelfde
geldt als er gegronde vrees bestaat dat verhaal op de zaken ernstig
bemoeilijkt wordt of feitelijk onmogelijk is, indien de zaken niet worden
afgevoerd.
Van de mogelijkheid tot het wegvoeren van de beslagen zaken wordt
slechts gebruik gemaakt:
-als de verwachting bestaat dat zonder het wegvoeren de schuld niet kan
worden ingevorderd en;
-de ontvanger na marginale toetsing niet heeft kunnen constateren dat
de belastingaanslagen materieel onverschuldigd moeten worden geacht.
Het wegvoeren van zaken gebeurt niet door de belastingdeurwaarder dan
na daartoe verkregen toestemming van de ontvanger van
Sabewa Zeeland.
Bij het in beslag nemen van een voertuig is het aan de
belastingdeurwaarder ter keuze om een wielklem, of een ander middel, aan
te brengen ter zekerheid tegen verduistering.
De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de
desbetreffende ontvanger of van een andere door die ontvanger daartoe
aangewezen functionaris.
14.2.10. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen en belasting zware motorrijtuigen en beslag roerende zaken
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
14.2.11. Afsluiting en beslag roerende zaken
De deurwaarder kan tot afsluiting van de ruimte
overgaan waarin ten laste van de onderneming in beslag genomen zaken
zich bevinden, als:
- de omstandigheden zich voordoen als genoemd in artikel 14.2.9 van
deze leidraad en
- de desbetreffende zaken niet of slechts tegen naar verhouding zeer
hoge kosten kunnen worden afgevoerd.
Voor de afsluiting is voorafgaande toestemming vereist van de ontvanger.
De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de
ontvanger of van een andere door de ontvanger daartoe aangewezen
functionaris. Na afsluiting zal zo spoedig mogelijk tot executoriale verkoop worden
overgegaan.
14.2.12. Bewaarder en beslag roerende zaken
Als zaken op grond van artikel 14.2.9 van deze leidraad worden
weggevoerd of op grond van artikel 14.2.11 van deze leidraad afsluiting
plaatsvindt, stelt de belastingdeurwaarder daarbij een bewaarder aan die in
staat moet worden geacht ook daadwerkelijk de taken verbonden aan het
bewaarderschap met betrekking tot die zaken uit te oefenen. De aanstelling
van de bewaarder wordt vermeld in het proces-verbaal als genoemd in
artikel 14.2.9 respectievelijk artikel 14.2.11 van deze leidraad.
Als een ambtenaar van Sabewa Zeeland als
bewaarder wordt aangesteld, is dit zoveel mogelijk een
belastingdeurwaarder, niet zijnde de belastingdeurwaarder die het beslag
heeft gelegd. Aan de ambtenaar die tot bewaarder is aangesteld, wordt
hiervoor geen vergoeding gegeven.
De tot bewaarder aangestelde ambtenaar draagt er zorg voor dat de
beslagen zaken waarover hij tot bewaarder is aangesteld zo nodig worden
vervoerd of opgeslagen op een wijze die het risico van fysiek of economisch
bederf minimaliseert, meer dan voor de onderhavige zaken onder normale
omstandigheden gebruikelijk is. De in dit verband te nemen maatregelen en
de daaraan verbonden kosten moeten in een redelijke verhouding staan tot
de aard en de waarde van de desbetreffende zaken.
Tijdens de periode dat het beslag ligt, wordt in de navolgende gevallen aan de bewaarder het bewaarderschap ontnomen en een ander tot bewaarder
aangesteld:
- als de bewaarder geacht moet worden gedurende langere tijd
lichamelijk of geestelijk niet in staat te zijn de aan het bewaarderschap
verbonden taken uit te oefenen;
- als de bewaarder is overleden; in dit geval hoeft het bewaarderschap
niet uitdrukkelijk te worden ontnomen;
- als een ambtenaar van Sabewa Zeeland tot
bewaarder is aangesteld en deze ambtenaar door oorzaken van
personele of organisatorische aard redelijkerwijs moet worden geacht
geen betrokkenheid meer te (kunnen) hebben bij het beslag.
Ontslag van een bewaarder gebeurt steeds schriftelijk; in voorkomend geval
kan dit bij deurwaardersexploot.
14.2.13. Executoriale verkoop computerapparatuur
Als de belastingdeurwaarder beslag legt op computerapparatuur, dan valt
alleen de zogenoemde 'hardware' onder dit beslag. De
belastingdeurwaarder moet -voordat tot executoriale verkoop wordt
overgegaan -nagaan of deze apparatuur nog de zogenoemde 'software'
bevat (bestanden, programma's en dergelijke). Als dat het geval is, dan
moet de belastingschuldige de mogelijkheid worden geboden om die
software te verwijderen en een back-up te maken.
14.2.14. Executoriale verkoop zilveren, gouden en platina werken
De ontvanger moet er voor zorgdragen dat geen zilveren, gouden of platina werken die niet zijn voorzien van de stempeltekenen die volgens de Waarborgwet 2019 vereist zijn, in openbare verkoop worden gebracht of met dat doel worden tentoongesteld.
Van het houden van een openbare verkoop waarin zilveren, gouden of platina werken voorkomen - al dan niet met het vereiste stempelteken - moet de ontvanger aangifte doen zoals artikel 35 van de Waarborgwet 2019 dat voorschrijft.
14.2.15. Beslag op illegale zaken
Als voor beslag vatbare zaken worden aangetroffen waarvan in beginsel de
vervaardiging, het bezit of het gebruik strafbaar is (of het vermoeden van
strafbaarheid bestaat), kan de beslaglegging op de normale wijze doorgang
vinden. Wel wordt direct of zo snel mogelijk na de beslaglegging de politie
ingeschakeld om te bezien in hoeverre aanleiding bestaat om
strafrechtelijke maatregelen te nemen. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 14.1.12 van deze leidraad. Als geen strafrechtelijke maatregelen worden getroffen (de voormelde zaken
worden niet verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer), dan moet de
ontvanger contact opnemen met het dagelijks bestuur voordat maatregelen
worden getroffen om tot executoriale verkoop van de in beslag genomen
zaken over te gaan.
14.2.16. Bieden voor rekening Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland en beslag roerende zaken.
Om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, kan de ontvanger een
andere belastingdeurwaarder dan de deurwaarder die met de verkoop
belast is, opdragen voor rekening van Sabewa Zeeland
te bieden. Daarnaast kan de invorderingsambtenaar de belastingdeurwaarder opdracht geven om de executie plaats te laten vinden via internetveiling. De regels hiervoor dienen openbaar gemaakt te worden.
14.2.17. Opheffing van het beslag op roerende zaken
Als de belastingschuldige er uitdrukkelijk om verzoekt of als de ontvanger
dit wenselijk acht, wordt opheffing van het beslag bij deurwaardersexploot
kenbaar gemaakt.
Opheffing van het beslag op roerende zaken als bedoeld in artikel 445 Rv,
wordt altijd kenbaar gemaakt bij deurwaardersexploot.
14.2.18. Afboeking executie-opbrengst verkoop roerende zaken
De ontvanger verhaalt de openstaande schuld waarvoor het beslag
roerende zaken is gelegd op de executieopbrengst, inclusief de daarin
begrepen omzetbelasting. Voordat de opbrengst op de openstaande schuld
wordt afgeboekt, worden eerst de kosten van de executie verrekend. De
ontvanger boekt de opbrengst vervolgens af met inachtneming van het
bepaalde bij artikel 7 van deze leidraad.
Als er andere schuldeisers zijn die beslag hebben gelegd of als er beperkt
gerechtigden zijn van wie het recht door de executie is vervallen, dan wordt
zoveel mogelijk getracht in der minne overeenstemming te bereiken over de
toedeling van de netto-executieopbrengst. Als dat niet mogelijk blijkt, dan
zijn de artikelen 481 en volgende Rv van toepassing.
14.2.19. Proces-verbaal van verkoop roerende zaken
Als de belastingschuldige te kennen geeft dat hij een afschrift van het
proces-verbaal van verkoop wenst, wordt hem dit zo spoedig mogelijk
toegezonden, met dien verstande dat de namen en woonplaatsen van de
kopers onleesbaar zijn gemaakt.
14.2.20. Gegevensverstrekking omtrent beslag roerende zaken
Als de belastingschuldige of een belanghebbende derde de ontvanger
vraagt of een beslag nog ligt, dan verstrekt de ontvanger deze informatie
tenzij het belang van de invordering zich daartegen verzet.
14.2.21 Relaas van onttrekking
Ingeval goederen aan het beslag zijn onttrokken (art. 198 Sr) kan van dat
feit op grond van art. 162 Sv aangifte worden gedaan. De ontvanger beslist
over de inzending van een relaas van onttrekking aan de Officier van
Justitie.
14.3. Beslag op onroerende zaken
14.3.1. Bewaring van in beslag genomen roerende zaken bij beslag onroerende zaken
Indien het beslag op een onroerende zaak mede omvat de in of op die zaak
aanwezige bestanddelen of natuurlijke vruchten, geldt het volgende. De
belastingdeurwaarder kan die bestanddelen of die vruchten wegvoeren om
in bewaring te geven indien dit voor het behoud van die bestanddelen of
vruchten noodzakelijk is. Het wegvoeren vindt niet plaats dan na daartoe
verkregen toestemming van de ontvanger. Het bepaalde in artikel 14.2.9 is
van overeenkomstige toepassing.
14.3.2. Nieuwe belastingschuld en beslag onroerende zaken
Als de ontvanger voor een belastingschuld beslag op een onroerende zaak
heeft gelegd, zal hij voor een nader opgekomen belastingschuld zoveel
mogelijk opnieuw tot beslaglegging overgaan.
In gevallen waarin de ontvanger zelf de eerste beslaglegger is, gaat hij altijd
tot beslaglegging over voor vorderingen van derden waarvan de invordering
aan hem is opgedragen.
14.3.3. Verhuurde of verpachte onroerende zaken
De ontvanger die beslag op de onroerende zaak heeft laten leggen en
tevens de huur of pacht wil incasseren, doet hiervoor zoveel mogelijk een
vordering ex artikel 19 van de wet onder de huurder of pachter. Er wordt in
zo’n geval dus niet gehandeld als bedoeld in artikel 507, derde lid Rv.
14.3.4. Voorwaarden van verkoop van onroerende zaken
De ontvanger vraagt de notaris een afschrift van de veilingvoorwaarden die
op de verkoop van toepassing zijn en hij treedt zo nodig in overleg over de
inhoud van deze voorwaarden.
In overleg met de notaris wordt in de voorwaarden van verkoop bepaald dat
de kosten van executie, toewijzing en eventuele rangregeling door de
executant zullen worden voldaan uit de koopprijs en dat het tekort -als de
koopprijs niet toereikend mocht zijn -door de executant zal worden
aangezuiverd.
14.3.5. Opheffing van het beslag onroerende zaken
Van de opheffing van een beslag op een onroerende zaak wordt schriftelijk
mededeling gedaan aan de belastingschuldige. Als het beslag aan de
huurder of pachter is betekend, ontvangt deze ook een schriftelijke
mededeling.
Ook wordt van deze opheffing bij deurwaardersexploot mededeling gedaan
aan de (eventuele) derde-eigenaar, aan alle (eventuele) hypotheekhouders
en - indien van toepassing -aan de bewaarder.
14.4. Beslag onder derden
14.4.1. Beslag op vordering van een derde
In de artikelen 475 Rv en volgende is de mogelijkheid gegeven ten laste van
de belastingschuldige beslag te leggen onder een derde. Als blijkt dat -na
het afleggen van de buitengerechtelijke verklaring -de derde geen gelden of
zaken onder zich heeft, dan blijkt het beslag nooit te hebben gelegen. De
ontvanger stelt de derde hiervan op de hoogte.
Een belastingaanslag kan ook worden verhaald door het leggen van
derdenbeslag op een vordering die formeel aan een ander dan de
belastingschuldige toebehoort, dan wel op naam van die ander bijvoorbeeld
door een bank -wordt geadministreerd. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de echtgenoot met wie de belastingschuldige in
gemeenschap van goederen is gehuwd. In dat geval wordt het derdenbeslag
gelegd ten laste van de echtgenoot van de belastingschuldige, als de
echtgenoot alleen gerechtigd is de vermogensbestanddelen te vorderen die
onder het beslag vallen.
In het beslag-exploot (waarvan afschrift wordt gelaten aan de
derde-beslagene) dat zowel aan de belastingschuldige als aan de
echtgenoot binnen acht dagen na het leggen van het beslag moet worden
betekend, moet de ontvanger zoveel mogelijk aangeven op welke gronden
hij de vordering die op naam van de echtgenoot is geadministreerd, meent
te kunnen uitwinnen ter verhaal van een vordering op de belastingschuldige.
14.4.1a. Geen beslag op coronabonus zorgprofessional
De ontvanger laat geen derdenbeslag leggen onder een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor een bonus die door de zorgaanbieder wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Als reeds beslag is gelegd onder de zorgaanbieder, verzoekt de ontvanger niet om afdracht van de bonus of betaalt de ontvanger de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de ontvanger heeft afgedragen.
14.4.1b Bankbeslag en energietoeslag
Als de ontvanger bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die op grond van artikel 35, vierde of vijfde lid, Participatiewet, een energietoeslag heeft ontvangen, geldt het volgende.
Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de ontvanger het door de bank op het bankbeslag afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van de ontvangen energietoeslag.
14.4.2. Derdenbeslag of vordering ex artikel 19
Als naast een derdenbeslag ook een vordering op grond van artikel 19 van
de wet mogelijk is, kiest de ontvanger voor het doen van een vordering.
14.4.3. Roerende zaken bij derden
Als zich onder de derde roerende zaken van de belastingschuldige
bevinden, wordt gehandeld overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel
14.2.8 van deze leidraad.
14.4.4. Plaats beslaglegging en derdenbeslag
Aan de nauwkeurige vermelding in het exploot van beslag van de naam en
de eventuele rechtsvorm van de derde wordt bijzondere aandacht
geschonken. De situatie kan zich voordoen dat de derde een hoofdkantoor
heeft en een of meerdere bijkantoren. In dat geval legt de
belastingdeurwaarder het beslag zoveel mogelijk bij het hoofdkantoor dan
wel het filiaal of bijkantoor dat bemoeienis heeft met de gelden of zaken
waarop verhaal wordt gezocht.
In spoedeisende gevallen kan het beslag worden gelegd onder een ander filiaal of bijkantoor. De executant kiest in alle gevallen domicilie bij de
belastingdeurwaarder.
Als er aanleiding toe bestaat, kan de ontvanger de omvang van het beslag
bij de beslaglegging beperken. Voor zover niet door een andere schuldeiser
beslag is gelegd, kan de omvang ook op een later tijdstip nog worden
beperkt. Van de beperking wordt in het beslagexploot of in een afzonderlijk
geschrift aan de derde uitdrukkelijk melding gemaakt.
14.4.5. Derdenbeslag op een vordering waar geen beslagvrije voet voor geldt
Als beslag is gelegd in een situatie als bedoeld in artikel 475e dan wel
artikel 475f Rv en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn
levensonderhoud volledig afhankelijk is van de beslagen betalingen, dan
past de ontvanger zonder rechterlijke tussenkomst de regeling van de
beslagvrije voet toe als bedoeld in de artikelen 475b en 475d Rv.
Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de ontvanger gestelde termijn aanlevert, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.
Indien de belastingschuldige niet binnen de door de ontvanger gestelde termijn de juiste informatie aanlevert om de beslagvrije voet opnieuw vast te stellen, dan wordt uitgegaan van de juistheid van de eerder vastgestelde beslagvrije voet.
14.4.5a Derdenbeslag en kosten van levensonderhoud
Wanneer de invorderingsambtenaar derdenbeslag legt als gevolg waarvan de belastingschuldige niet meer kan voorzien in zijn levensonderhoud, verleent de invorderingsambtenaar zijn medewerking aan (gedeeltelijke) opheffing van het beslag dan wel stelt hij een passend deel van het door de derde betaalde bedrag beschikbaar aan de belastingschuldige. De invorderingsambtenaar verleent slechts medewerking onder voorwaarde dat de belastingschuldige voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het beslag gedurende een bepaalde periode niet meer kan voorzien in de kosten van levensonderhoud. Voor de vaststelling van het passend deel gaat de invorderingsambtenaar uit van de kosten van bestaan als bedoeld in artikel 16 van de regeling.
14.4.5b. Vrij te laten bedrag en beslag onder derden bij geen adres in Nederland
Als de ontvanger bankbeslag legt ten laste van een belastingschuldige die op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, geldt het volgende. Als de belastingschuldige inzicht geeft in zijn leefsituatie en aannemelijk maakt dat hij door het beslag onvoldoende middelen van bestaan overhoudt, kan hij de ontvanger verzoeken alsnog rekening te houden met het voor
hem geldende vrij te laten bedrag. De ontvanger stelt in dat geval het voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast. De ontvanger betaalt het verschil tussen het initieel vastgestelde vrij te laten bedrag en het op verzoek vastgestelde vrij te laten bedrag aan de belastingschuldige. Dit doet de ontvanger nadat de bank op het beslag heeft afgedragen.
14.4.6. Bij derdenbeslag in gebreke blijven tot het doen van verklaring
14.4.7. Bij derdenbeslag niet afdragen na het doen van verklaring
14.4.8. Afdracht binnen de vierwekentermijn bij derdenbeslag
14.4.9. Derdenbeslag op polis van levens-of spaarverzekering of lijfrente
Bij een derdenbeslag op een polis van een levens-of spaarverzekering of
lijfrente geldt -naast de voorschriften in artikel 479l en volgende Rv het
volgende:
- De ontvanger stelt zich terughoudend op bij het leggen van
derdenbeslag als er sprake is van een niet-bovenmatige
oudedagsvoorziening;
- De ontvanger betrekt in zijn overwegingen de verhouding tussen de
openstaande belastingschuld en de opbrengst bij afkoop of belening van
de polis. Bij de bepaling van de opbrengst houdt de ontvanger rekening
met het feit dat een (voortijdige) afkoop of belening van de polis in
bepaalde gevallen wordt aangemerkt als een verboden handeling die tot
negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen leiden als gevolg
waarvan een aanslag in de inkomstenbelasting kan worden opgelegd;
- als de netto-opbrengst van de polis minder dan € 2.500,-bedraagt, de
polis wordt afgekocht of het derdenbeslag is gelegd drie jaren voor de
expiratiedatum, wint de ontvanger het derdenbeslag niet uit en gaat hij
niet over tot afkoop of belening. In dat geval laat de ontvanger -in
overleg met belastingschuldige -het beslag liggen tot de expiratiedatum;
- de omstandigheid dat het verzekerde bedrag pas na lange tijd tot
uitkering komt, staat op zich een derdenbeslag niet in de weg;
- de belastingaanslagen waarvoor het derdenbeslag wordt gelegd
moeten onherroepelijk vaststaan en in redelijkheid materieel
verschuldigd worden geacht.
14.4.10. Retentierecht en derdenbeslag
Als de derde-beslagene een retentierecht heeft op de zaken die door het
derdenbeslag van de ontvanger zijn getroffen, dan kan de ontvanger op
grond van artikel 6:30 BW overgaan tot betaling van het bedrag waarvoor
het retentierecht geldt in afwachting van verrekening met de
belastingschuldige. Het bedrag moet dan wel beduidend lager zijn dan de
executiewaarde van de desbetreffende zaak.
14.4.11. Opheffing van het derdenbeslag
Als de belastingschuldige er uitdrukkelijk om verzoekt of als de ontvanger
dit wenselijk acht, wordt opheffing van het beslag bij deurwaardersexploot
kenbaar gemaakt aan zowel de belastingschuldige als de derde.
In andere gevallen wordt van de opheffing schriftelijk kennis gegeven aan
de derde-beslagene. De ontvanger zendt aan de belastingschuldige een
afschrift van deze kennisgeving.
14.4.12. Onverschuldigde betaling en derdenbeslag.
Als een derde tegen de ontvanger een vordering uit onverschuldigde
betaling instelt en de ontvanger aan deze vordering voldoet, wordt de
belastingaanslag waarvoor het derdenbeslag is gelegd, geacht in zoverre
niet te zijn voldaan.
De ontvanger kan de invordering van die aanslag dan ook hervatten alsof er
geen derdenbeslag is gelegd.
14.4.13. Derdenbeslag onder de Staat of de ontvanger en het doen van verklaring
Als derdenbeslag wordt gelegd onder de Staat of de ontvanger, dan is
specificatie verplicht; er wordt in dit verband verwezen naar artikel 479 Rv.
De verplichting tot specificatie heeft niet tot doel het verhaal te belemmeren,
maar de taak van de Staat of de ontvanger te verlichten. Dit betekent dat de
verklaring in het kader van het derdenbeslag zich niet moet beperken tot de
ex artikel 479 Rv genoemde vermogensbestanddelen, maar zich ook moet
uitstrekken tot alles wat de geëxecuteerde te vorderen heeft van de Staat of
de ontvanger en wat bij de Staat of de ontvanger bekend was op het
moment van beslaglegging.
14.4.14. Derdenbeslag op voorlopige teruggaaf
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
14.5.1. Beletten van het vertrek van het schip
De belastingdeurwaarder kan een bewaarder aanstellen en de nodige
maatregelen nemen om het vertrek van het schip te beletten. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan het 'aan de ketting leggen' van het schip. Zo nodig voorziet
de belastingdeurwaarder zich -na daartoe overleg te hebben gepleegd met
de ontvanger -van deskundige bijstand. De kosten van deze bijstand komen
voor rekening van de belastingschuldige.
In daartoe aanleiding gevende gevallen kan het feitelijk gebruik van het
schip weer aan de belastingschuldige worden gelaten, bijvoorbeeld wanneer
ter voorkoming van een executoriale verkoop door de belastingschuldige
een voorstel tot minnelijke afdoening is gedaan en dit voorstel voor de
ontvanger -gelet op de omstandigheden -aanvaardbaar is.
In ieder geval zal een minnelijke afdoening moeten passen in het bij artikel
25 van deze leidraad geformuleerde uitstelbeleid.
14.5.2. De executie van schepen
Tenzij een andere wijze van verkoop is toegestaan of voorgeschreven
gebeurt de executoriale verkoop van een schip ten overstaan van een
bevoegde notaris.
De verkoop van een buitenlands zeeschip kan ook plaatsvinden ten
overstaan van de rechtbank. Van deze mogelijkheid zal met name gebruik
moeten worden gemaakt als het land van herkomst de verkoop door een
notaris niet erkent.
De executie van niet te-boek-gestelde schepen gebeurt op dezelfde wijze als
de executie van andere roerende zaken die geen registergoederen zijn. Om
een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, kan de ontvanger een
andere belastingdeurwaarder dan de belastingdeurwaarder die met de
verkoop is belast, opdragen voor rekening van Sabewa Zeeland te bieden. De ontvanger geeft deze belastingdeurwaarder zo nodig nadere aanwijzingen.
14.5.3. Afgelasting van de verkoop van een schip
Als een aangekondigde verkoop van een schip om enigerlei reden geen
doorgang kan vinden, dan draagt de ontvanger er zorg voor dat de
aanplakbiljetten onmiddellijk worden verwijderd. Hij treft ook voor op andere
wijze gedane aankondigingen dienovereenkomstige maatregelen.
Als de belastingschuldige niet van de afgelasting op de hoogte is, dan wordt
hem hiervan onverwijld schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan. Als
verwacht mag worden dat deze mededeling de belastingschuldige niet meer
voor het aangekondigde tijdstip van verkoop bereikt, dan stelt de ontvanger
hem zo mogelijk op een andere wijze in kennis.
14.5.4. Deskundige hulp en beslag op schepen
Als bij een executie deskundige hulp is gewenst, kan de ontvanger een
makelaar of een andere ter zake kundige inschakelen.
14.5.5. Opheffing van het beslag op schepen
Van de opheffing van het beslag wordt schriftelijk mededeling gedaan aan
de belastingschuldige. Ook wordt -ingeval van te-boek-gestelde schepen van
de opheffing bij deurwaardersexploot mededeling gedaan aan de
ingeschreven schuldeisers.
Artikel 15 Invordering restant belastingbedrag
Er zijn geen nadere regels vastgesteld door Sabewa Zeeland.
Artikel 16 Doorlopend beslag
In aansluiting op artikel 16 van de wet beschrijft dit artikel het beleid
over derdenbeslagen op een voorlopige teruggaaf en/of voorschot.
16.1 Derdenbeslag op een voorlopige teruggaaf of een voorschot
Als door de ontvanger onder de Belastingdienst derdenbeslag op een voorlopige
teruggaaf in de inkomstenbelasting is gelegd, geldt het volgende.
Dit beslag wordt geacht mede te omvatten een in termijnen uit te betalen bedrag
op grond van een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting als bedoeld
in artikel 9, zesde lid, van de wet over een volgend jaar, voor zover de uit
te betalen termijnen van de voorlopige aanslagen op elkaar aansluiten
en de schuld waarvoor het beslag is gelegd niet geheel is voldaan.
Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor een beslag dat is gelegd op een in een of meer termijnen uit te betalen bedrag op grond van een voorschot, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van de Awir.
Artikel 17 Verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel
Artikel 17 van de wet geeft een zelfstandige regeling voor het instellen van
verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Naast de
belastingschuldige kan een ieder tegen wie de dwanginvordering is gericht
in verzet komen.
Verzet is mogelijk zodra de betekening van het dwangbevel heeft
plaatsgevonden. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het
dwangbevel, voor zover dit door het verzet wordt bestreden. Ook kan verzet
worden gedaan tegen een vordering als bedoeld in artikel 19 van de wet.
Er kan geen verzet worden ingesteld tegen de in rekening gebrachte kosten
van de aanmaning en de betekeningskosten van het dwangbevel.
In aansluiting op artikel 17 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- de schorsing van de invordering bij verzet tegen tenuitvoerlegging
dwangbevel;
- verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevel bij onjuiste adressering.
17.1. Schorsing van de invordering bij verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel
Als naar de mening van de ontvanger het doen van verzet zo duidelijk
kansloos is dat er sprake is van misbruik van een bevoegdheid als bedoeld
in artikel 3:13 BW, kan hij -na verkregen toestemming van het dagelijks
bestuur besluiten de tenuitvoerlegging van het dwangbevel voort te zetten.
Als de belastingschuldige zich in rechte verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, houdt de invorderingsambtenaar de (verdere) tenuitvoerlegging van het dwangbevel aan, tenzij:
- de gronden van het verzet naar het oordeel van de ontvanger kansloos zijn, en
- de belangen van de Staat zich verzetten tegen schorsing van de tenuitvoerlegging.
Als sprake is van een beslag onder een derde, en de derde heeft een
buitengerechtelijke verklaring afgelegd die de ontvanger onjuist of
onvolledig acht, dan deelt de ontvanger de schorsing van de executie
schriftelijk aan de derde mee onder vermelding van de grond waarop deze
schorsing berust.
De ontvanger vermeldt daarbij tevens onder verwijzing naar artikel 476 Rv, dat door deze mededeling de schorsing ook tegen de derde werkt. Ook wordt in de mededeling vermeld dat de verklaring wordt betwist en dat tot dagvaarding zal worden overgegaan, nadat de schorsende werking van het verzet is opgeheven.
17.2. Verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevel bij onjuiste adressering
Als het aanslagbiljet, de aanmaning of het afschrift van het per post
betekende dwangbevel aan een onjuist adres is verzonden en daarom de
belastingschuldige niet heeft bereikt, is verzet mogelijk.
Artikel 18
Er zijn geen nadere regels vastgesteld door Sabewa Zeeland
Artikel 19 Doen van een vordering
De in artikel 19 van de wet omschreven vordering geeft de ontvanger de
mogelijkheid om in bepaalde gevallen op eenvoudige wijze belastingschuld
te verhalen op hetgeen een derde aan de belastingschuldige is verschuldigd
of ten behoeve van hem onder zich heeft of zal krijgen.
In aansluiting op artikel 19 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- de algemene regels over het doen van een vordering;
- de faillissementsvordering;
- vorderingen met betrekking tot periodieke uitkeringen;
- de overheidsvordering, als bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet.
19.1. Vordering algemeen
Als het doen van een vordering rechtens mogelijk is, wordt mede ter
besparing van kosten aan dit eenvoudige invorderingsmiddel de voorkeur
gegeven boven derdenbeslag.
Ingeval van twijfel of degene aan wie de vordering zou moeten worden
gericht wel houder van penningen is, moet al naar gelang de
omstandigheden worden beoordeeld of het leggen van derdenbeslag de
voorkeur verdient.
19.1.1. Bekendmaking vordering
De ontvanger maakt de vordering bekend door toezending van een brief aan
degene aan wie de vordering is gedaan en aan de belastingschuldige.
Als de ontvanger dat wenselijk acht, kan hij de vordering ook aan genoemde
personen laten betekenen door de belastingdeurwaarder. Bij de betekening
van een vordering handelt de belastingdeurwaarder overeenkomstig de voor
betekening van exploten geldende regels van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering.
Voor de betekening brengt de belastingdeurwaarder geen kosten in
rekening.
19.1.2. Voldoen aan de vordering
Als de derde betaalt op een vordering die betrekking heeft op twee of meer
belastingaanslagen heeft hij niet het recht om aan te geven ter voldoening
van welke belastingaanslag de betaling strekt.
19.1.3. Niet voldoen aan de vordering
Derdenbeslag wordt alleen gelegd als aan de vordering ten onrechte niet is
voldaan, dan wel de derde hierop ten onrechte niet heeft gereageerd.
Hiervan is zeker sprake als blijkt dat het uitblijven van het voldoen aan de
vordering te wijten is aan de derde.
Als de ontvanger in verband met de kosten of om andere redenen
derdenbeslag niet opportuun acht, wordt daarvan afgezien en wordt de
vordering ingetrokken.
Als wordt overgegaan tot het leggen van derdenbeslag wordt in het
beslagexploot melding gemaakt van de vordering die aan het beslag is
voorafgegaan en van de datum waarop die vordering is gedaan.
19.1.4. Intrekken van een vordering
Zodra een vordering om enigerlei reden niet langer hoeft te worden
gehandhaafd, trekt de ontvanger deze bij beschikking in.
De ontvanger maakt deze beschikking bekend aan degene aan wie de
vordering is gedaan.
19.1.5. Vermindering of vernietiging van de belastingaanslag in relatie tot vordering
Als een derde op vordering van de ontvanger betaalt en naderhand
vermindert of vernietigt de inspecteur de belastingaanslag, dan wordt de
hieruit voortvloeiende teruggaaf verrekend of uitbetaald aan de
belastingschuldige.
19.1.6. Doorbreken beslagverboden en vordering
Bij de toepassing van artikel 19, eerste lid, van de wet (het vereenvoudigd
beslag op vorderingen van de belastingschuldige op derden) bestaat onder
voorwaarden de mogelijkheid een wettelijk beslagverbod gedeeltelijk te
negeren. Van deze mogelijkheid maakt de ontvanger alleen gebruik als de
belastingschuldige kan worden gekwalificeerd als een notoire wanbetaler in
de zin van artikel 19, tweede lid, van de wet.
De vordering waarbij een beroep wordt gedaan op de verruimde
beslagmogelijkheid vindt steeds separaat plaats en wordt vooraf schriftelijk
aangekondigd aan de belastingschuldige, onder vermelding van het
bijzondere karakter daarvan.
De vordering kan niet plaatsvinden voor kinderbijslag onder welke benaming
dan ook. In voorkomend geval wordt voor de toepassing van de verruimde
beslagmogelijkheid uitgegaan van het maximale bereik: een tiende deel van
het bedrag dat op grond van de wet niet vatbaar is voor beslag.
19.1.6a. Toepassing 5%-regeling
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
19.1.6b. Geen vordering voor corona bonus zorgprofessional
De ontvanger doet geen vordering op grond van artikel 19, eerste lid, van de wet, voor een bonus die door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder voor de bonus een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Als reeds een vordering is gedaan, is de zorgaanbieder niet verplicht die bonus aan de ontvanger af te dragen, of betaalt de ontvanger de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de ontvanger heeft afgedragen.
19.1.7. Notoire wanbetaler en vordering
In afwijking in zoverre van artikel 19, tweede lid, van de wet vindt de
vordering waarbij de doorbreking van een wettelijk beslagverbod wordt
ingeroepen slechts plaats indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a. op het tijdstip waarop de vordering plaats vindt heeft de
belastingschuldige meer dan één aanslag onbetaald gelaten;
b. de enige of laatste betalingstermijn van deze aanslagen is op het tijdstip
waarop de vordering plaats vindt met ten minste twee maanden
overschreden;
c. de belastingschuldige komt niet voor uitstel van betaling of
kwijtschelding in aanmerking omdat hij, naar de ontvanger bekend is,
beschikt over voldoende vermogen of voldoende betalingscapaciteit om
de belastingaanslagen te voldoen;
d. Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Voor deze aanslagen geldt – naast de voorwaarden genoemd onder a
en b -als extra voorwaarde dat op het tijdstip waarop de vordering
plaatsvindt sprake moet zijn van een belastingschuld die door middel
van reguliere invorderingsmiddelen (voor particulieren: de vordering;
voor ondernemers: de tenuitvoerlegging van het dwangbevel) naar
verwachting niet zal worden voldaan binnen een termijn van drie
maanden te rekenen vanaf genoemd tijdstip.
19.1.8. Vordering ten laste van de echtgenoot
Als de echtgenoot van de belastingschuldige recht heeft op gelden, penningen of een vordering heeft op een derde die in de huwelijksgemeenschap vallen, dan kan de ontvanger een vordering ten laste van de echtgenoot doen. Als de vordering ziet op een belastingschuld die niet tot de gemeenschap behoort, beperkt de ontvanger zijn vordering tot de helft van het voor beslag vatbare deel van de vordering op de derde. Deze beperking geldt niet als de echtgenoot instemt met verhaal op het geheel. De bekendmaking van de vordering dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen acht dagen na het doen van de vordering, te geschieden aan de belastingschuldige en de echtgenoot afzonderlijk. Voor zover het periodieke uitkeringen betreft die onder de opsomming van artikel 19, eerste lid, van de wet vallen, past de ontvanger de beslagvrije voet toe alsof de echtgenoot de belastingschuldige is. Voor zover de vordering wordt gedaan op een vordering die de echtgenoot van de belastingschuldige heeft op een betaaldienstverlener, is het bepaalde in artikel 1cbis.2 van de regeling van overeenkomstige toepassing.
19.2. De faillissementsvordering
19.2.1. Aan te melden schulden in faillissement
In een faillissement vallen de belastingschulden -en ook de
invorderingsrente en heffingsrente -voor zover zij materieel zijn ontstaan
vóór de dag van de faillietverklaring. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de
materiële belastingschuld ontstaat van dag tot dag tenzij het tegendeel
blijkt:
- Belastingschulden ontstaan tot aan de datum van het faillissement
worden als faillissementsschulden aangemerkt;
- Belastingschulden ontstaan vanaf de datum van het faillissement zijn
niet verifieerbaar en moeten eventueel als boedelschuld worden
aangemeld.
De ontvanger splitst de belastingaanslag naar tijdsevenredigheid of tijdstip
en doet twee aparte vorderingen:
- één voor het gedeelte dat ter verificatie kan worden aangemeld;
- één voor het gedeelte dat als boedelschuld kan worden aangemerkt.
Voorlopige aanslagen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet kan
de ontvanger niet eerder aanmelden dan nadat de termijnen die aan die
aanslagen verbonden zijn, zijn vervallen. De ontvanger splitst de voorlopige
aanslagen naar tijdsevenredigheid of tijdstip.
Bij het bepalen of een bestuurlijke boete in een faillissement valt, is
uitsluitend van belang de dagtekening van de desbetreffende beschikking.
Als die beschikking is gedagtekend voor het faillissement, kan de ontvanger
de boete in het faillissement aanmelden. Als de dagtekening ligt na
uitspraak van het faillissement, dan kan de ontvanger de boete niet meer in
het faillissement aanmelden, ook al heeft de boete betrekking op een
situatie vóór het faillissement.
19.2.2. Belastingschulden ontstaan gedurende een surseance zijn
boedelschulden in faillissement
Belastingschulden die materieel zijn ontstaan gedurende de periode van
een surseance van betaling die aan het faillissement voorafgaat, kunnen op
grond van artikel 249 FW worden beschouwd als boedelschulden in het
faillissement.
Het bepaalde in artikel 19 lid 1, van de wet is op deze schulden en de
belastingaanslagen die hierop betrekking hebben op soortgelijke wijze van toepassing.
19.2.3. Opkomen in faillissement
Van de bevoegdheid om van de curator dadelijke voldoening aan de
vordering te verlangen maakt de ontvanger geen gebruik, tenzij bijzondere
omstandigheden met het oog op het belang van de invordering daartoe
noodzaken.
In alle gevallen waarin de ontvanger in het faillissement opkomt, vermeldt hij
in de vordering dat hij aanspraak maakt op eventuele voorrang. Als de
curator tijdens het faillissement materieel ontstane belastingschulden die als
boedelschuld kunnen worden aangemerkt, ten onrechte niet voldoet, dan
wendt de ontvanger zich in beginsel eerst tot de curator om langs minnelijke
weg alsnog voldoening te bewerkstelligen.
Als dit niet leidt tot een bevredigende oplossing, wendt de ontvanger zich
met zijn grieven tot de rechter-commissaris. In het uiterste geval kan de
ontvanger zich rechtstreeks verhalen op de boedel.
19.3. Vorderingen met betrekking tot periodieke uitkeringen
19.3.1. Overwegen van vordering op periodieke uitkeringen
Bij de beoordeling van de vraag of een vordering wordt gedaan met
betrekking tot een periodieke uitkering, is doorslaggevend het feit dat de
vordering een bijzonder invorderingsinstrument betreft waarmee een
doelmatige en doeltreffende invordering van belastingschulden is beoogd.
Dit betekent dat de vordering in beginsel de voorkeur verdient boven andere
invorderingsmaatregelen waarbij het dwangbevel ten uitvoer wordt gelegd
door middel van beslag. Als het invordering van zeer geringe bedragen
betreft, bestaat er aanleiding eerst andere invorderingsmaatregelen te
proberen alvorens de derde via de vordering te betrekken.
19.3.2. Vooraankondiging van vordering op periodieke uitkeringen
Als de ontvanger het dwangbevel per post heeft betekend en de invordering vervolgt door een vordering onder de werkgever of door een andere vordering op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is hij verplicht de belastingschuldige vooraf schriftelijk in kennis te stellen van zijn voornemen een vordering te doen.
De ontvanger doet de vooraankondiging niet eerder dan nadat vier dagen zijn verstreken na de datum waarop hij het afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling ter post heeft bezorgd.
19.3.3 Beslagvrije voet en vordering op periodieke uitkeringen
Als een vordering wordt gedaan op periodieke uitkeringen waarvoor geen beslagvrije voet geldt en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van deze uitkeringen, dan past de ontvanger de artikelen 475b en 475d tot en met 475e Rv toe.
In dat geval geldt de vordering nog slechts voor het gedeelte waarmee de periodieke uitkering de beslagvrije voet overtreft. Hetzelfde geldt bij vorderingen ten laste van een belastingschuldige die niet in Nederland woont of vast verblijft.
Artikel 19.3.3a Beslagvrije voet en vakantiegeld
19.3.4. Beslagvrije voet voor belastingschuldige zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
Als de ontvanger een vordering doet op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, ten laste van een belastingschuldige van wie geen woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv. Zodra de ontvanger bekend wordt met het feit dat de belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de eerstvolgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem te wijten is.
19.3.5. Belastingschuldige woont in buitenland en beslagvrije voet
Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv de beslagvrije voet vast bij het doen van een vordering op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Na de vooraankondiging van de vordering kan de belastingschuldige door middel van het aanleveren van informatie de ontvanger op de hoogte stellen over zijn leefsituatie en bronnen van inkomsten. Als de belastingschuldige aantoont wat zijn leefsituatie en inkomen is, stelt de ontvanger op basis van de verstrekte informatie de beslagvrije voet vast. Als de belastingschuldige geen inzicht verschaft of onduidelijkheid blijft bestaan over zijn leefsituatie en inkomstenbronnen blijft de ontvanger uitgaan van de beslagvrije voet overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv.
Eventuele periodieke inkomsten die de belastingschuldige uit zijn woonland geniet, komen in mindering op de beslagvrije voet. Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de ontvanger gestelde termijn aanlevert, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.
Indien de belastingschuldige niet binnen de door de ontvanger gestelde termijn de juiste informatie aanlevert om de beslagvrije voet opnieuw vast te stellen, dan wordt uitgegaan van de juistheid van de eerder vastgestelde beslagvrije voet.
Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan hij uit Nederland een periodieke uitkering genieten die in het woonland belast is op grond van een overeenkomst inzake voorkoming van dubbele belasting. In dat geval wordt op verzoek van de belastingschuldige het beslag op de periodieke uitkering beperkt met de belasting die in het woonland over die uitkering verschuldigd is. De belastingschuldige moet bij zijn verzoek gegevens overleggen waaruit deze belasting blijkt.
19.3.6. Verrekening ex artikel 117 Ambtenarenwet
19.3.7. Periodieke uitkeringen onder de bijstandsnorm
Periodieke uitkeringen kunnen lager zijn dan de bijstandsnorm omdat de
betrokkene in natura geniet wat een bijstandsgerechtigde uit de
bijstandsnorm geacht wordt te betalen.
In een dergelijk geval vermindert de ontvanger de beslagvrije voet met het
bedrag dat aan deze genietingen in natura kan worden toegerekend.
19.3.8. Vordering in relatie tot voorlopige teruggaaf
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
19.3.9 Toepassing beslagvrije voet bij AOW-gerechtigden
De ontvanger kan ten laste van in Nederland woonachtige belastingschuldigen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, een vordering doen op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Hierbij houdt hij rekening met de hoogste beslagvrije voet die op grond van artikel 475da, eerste lid, Rv, geldt voor de leefsituatie van de belastingschuldige.
19.4. Beslagvrije voet en overheidsvordering
Als de belastingschuldige aannemelijk maakt dat hij vanwege de toepassing
van de overheidsvordering, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet, een lager
bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dan overeenkomt met de voor hem geldende
beslagvrije voet, maakt de ontvanger de overheidsvordering op verzoek van de
belastingschuldige in zoverre ongedaan met inachtneming van hetgeen hierna volgt.
Bij het verzoek verstrekt de belastingschuldige naast de gegevens die van belang zijn
voor de vaststelling van de beslagvrije voet een overzicht van de banktegoeden,
waaronder begrepen spaartegoeden, waarover de belastingschuldige onmiddellijk na
de overheidsvordering kon beschikken. Ongedaanmaking blijft beperkt tot de laatste
overheidsvordering voorafgaand aan het verzoek van de belastingschuldige. Als sprake
is van een belastingschuldige als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de wet, berekent
de ontvanger de beslagvrije voet met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, eerste
lid, laatste volzin van de wet.
Het bepaalde in artikel 19.1.7. van deze leidraad is hierbij van toepassing. Voordat de
ontvanger tot teruggaaf overgaat, gaat hij na of de belastingschuldige op het moment dat
de overheidsvordering is gedaan, beschikte over banktegoeden, waaronder begrepen
spaartegoeden. Als het totaal van de banktegoeden waarover de belastingschuldige
onmiddellijk na de overheidsvordering kon beschikken groter is dan de voor hem geldende
beslagvrije voet, vermindert de ontvanger de teruggaaf met het meerdere.
19.5. Vrij te laten bedrag en betalingsvordering bij geen adres in Nederland
Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft en geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland heeft, stelt de ontvanger een vrij te laten bedrag vast, als bedoeld in artikel 1cbis.2, tweede lid, van de URIW 1990. In het geval de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger geen vrij te laten bedrag vast.
De belastingschuldige, zijnde een natuurlijk persoon, bij wie de ontvanger een betalingsvordering doet, kan een verzoek indienen als bedoeld in artikel 1cbis.2 van de URIW 1990. Indien de belastingschuldige in dit verzoek aantoont wat zijn leefsituatie is, stelt de ontvanger alsnog het (volledige) voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast en stelt dit beschikbaar aan de belastingschuldige nadat op de vordering is afgedragen, ten hoogste tot het verschil tussen het eerder vastgestelde vrij te laten bedrag en het na het verzoek vastgestelde vrij te laten bedrag.
19.6 Vordering en energietoeslag
Als de ontvanger bij een belastingschuldige die op grond van artikel 35, vierde of vijfde lid, Participatiewet, een energietoeslag heeft ontvangen, een overheidsvordering doet of een betalingsvordering doet, geldt het volgende.
Op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige betaalt de ontvanger het daarop afgedragen bedrag terug, tot maximaal het bedrag van de ontvangen energietoeslag.
Artikel 20 Lijfsdwang
N.v.t.
Artikel 21 Voorrecht rijksbelastingen
N.v.t.
Artikel 22 Het bodemrecht
In aansluiting op artikel 22 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- de werkingssfeer van het bodemrecht;
- bodemrecht en bestuurlijke boeten;
- overbetekening bodembeslag;
- de volgorde uitwinning bodembeslag buiten faillissement;
- de volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement;
- bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar;
- bodemrecht en voorrang;
- verzet en beroep.
22.1. Werkingssfeer bodemrecht
Derden die de eigendom pretenderen van in beslag genomen roerende of
onroerende zaken, kunnen hun rechten op die zaken -op de voet van de
artikelen 456 respectievelijk 538 en volgende Rv -geldend maken. Op
grond van artikel 435 Rv kunnen derden zich ook tegen het beslag
verzetten.
Onafhankelijk hiervan kunnen derden die geheel of gedeeltelijk recht menen
te hebben op roerende zaken waarop voor een belastingschuld beslag is
gelegd, hun bezwaren tegen de beslaglegging van die zaken in de
administratieve sfeer door middel van een beroepschrift voorleggen aan het
dagelijks bestuur van Sabewa Zeeland.
Met derden worden hier niet alleen bedoeld degenen die zich op een eigendomsrecht beroepen, maar ook degenen die een beperkt recht op de zaak menen te hebben. Een tijdig ingediend beroepschrift op de voet van artikel 22, eerste lid, van de wet schort de executie van rechtswege op.
Artikel 22, derde lid, van de wet ontneemt derden de mogelijkheid van
verzet in rechte tegen de inbeslagneming van de in dat artikel bedoelde
zaken en genoemde belastingaanslagen. Dit noemt men het bodemrecht
van de fiscus. Dit voorrecht is niet toepasbaar door de ontvanger van Sabewa Zeeland.
22.2. Bodemrecht en bestuurlijke boeten
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
22.3. Overbetekening bodembeslag
Als de ontvanger bekend is met de omstandigheid dat zaken in eigendom
toebehoren aan een derde, dan is hij op grond van artikel 435, derde lid Rv
verplicht bij beslaglegging op die zaken, dit beslag binnen acht dagen na de
beslaglegging aan die derde te doen betekenen door de
belastingdeurwaarder.
Bij deze overbetekening moet de derde schriftelijk worden gemeld dat hij de
mogelijkheid heeft een beroepschrift tegen de inbeslagneming te richten
aan het dagelijks bestuur van Sabewa Zeeland.
De ontvanger gaat onmiddellijk tot betekening aan de derde over als hij op
enig later tijdstip -maar vóór de geplande verkoopdatum -kennis krijgt van
het feit dat de in beslag genomen zaken eigendom zijn van die derde. Als
tussen het moment van de betekening aan de derde en de vastgestelde
verkoopdatum minder dan acht dagen liggen, gaat de ontvanger over tot het
vaststellen van een nieuwe verkoopdatum.
22.4. Volgorde uitwinning bodembeslag buiten faillissement
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
22.5. Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
22.6. Bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
22.7. Bodemrecht en voorrang
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
22.8.1. Verzet artikel 435, derde lid Rv tegen bodembeslag
Als uit een verzetschrift ex artikel 435, derde lid Rv blijkt dat de derde geen
eigenaar is van de zaken genoemd in dat verzetschrift, of voor de ontvanger
anderszins duidelijk is dat de derde geen eigenaar is van de betreffende
zaken, dan vindt executie van die zaken in beginsel doorgang.
22.8.2. Taken met betrekking tot de schriftelijke mededeling ex artikel
435, derde lid, Rv inzake bodembeslag
Als de derde een schriftelijke mededeling ex artikel 435, derde lid Rv heeft
gedaan, heft de ontvanger het beslag op als zonder meer duidelijk is dat het
zaken betreft waarop de ontvanger geen verhaal kan nemen.
In de overige gevallen zendt de ontvanger de schriftelijke mededeling door
naar het dagelijks bestuur. Als ook het dagelijks bestuur geen aanleiding
ziet aan het verzet tegemoet te komen, dan stuurt de ontvanger de stukken door naar een advocaat met het verzoek een procedure aan te spannen om een executoriale titel tegen de derde te verkrijgen.
22.8.3. Opschorting verkoop na verzet in rechte tegen bodembeslag
Een verzet op de voet van artikel 456 Rv tegen de verkoop van roerende
zaken schort de voortgang van de executie niet van rechtswege op.
Niettemin schort de ontvanger de invordering in het algemeen op en neemt
hij geen onherroepelijke maatregelen, tenzij naar het oordeel van de
ontvanger het opschorten van de invordering de belangen van Sabewa Zeeland
schaadt, of, naar het oordeel van de ontvanger, de verzetsprocedure alleen
wordt gebruikt om de invordering te traineren.
22.8.4. Beroepschrift ex artikel 22 van de wet
Het beroepschrift ex artikel 22 van de wet moet worden ingediend bij de
ontvanger, waaronder de belastingschuldige ressorteert. Een beroepschrift
kan niet meer worden ingediend als het beslag is opgeheven of vervallen.
Als toch een beroepschrift wordt ingediend, dan zal het dagelijks bestuur dit
beroepschrift niet in behandeling nemen omdat het beslag niet meer ligt.
22.8.5. Beroepschriftprocedure ex artikel 22 van de wet
Onverminderd het bepaalde in artikel 22 van de wet geldt voor de
beroepsfase dat als uit een beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het
beroep is gebaseerd, de ontvanger de indiener verzoekt om het
beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De
ontvanger wijst de indiener op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij
het niet voldoen aan de motiveringsplicht.
22.8.6. Taak van de ontvanger met betrekking tot beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet
Een beroepschrift dat te laat is ingediend -maar dat betrekking heeft op een
beslag dat nog steeds ligt -zal het dagelijks bestuur niet ontvankelijk
verklaren, tenzij hij van oordeel is dat de indiener niet in verzuim is geweest.
Een beroepschrift dat in verband met te late indiening niet-ontvankelijk is
verklaard, zal het dagelijks bestuur ambtshalve in behandeling nemen. De
ontvanger schort in het algemeen eveneens de verkoop op -ongeacht de
eventuele wettelijke noodzaak daartoe -als een tijdig ingediend
beroepschrift niet op alle in beslag genomen zaken betrekking heeft.
Als de belanghebbende zich met zijn bezwaren tot de ontvanger wendt
voordat hij een beroepschrift indient of een procedure aanspant, dan wijst
de ontvanger de belanghebbende op de mogelijkheid een beroepschrift tot
het dagelijks bestuur te richten. Als de ontvanger in dit stadium met de
belanghebbende tot een oplossing kan komen, verdient dit uiteraard
aanbeveling. In geval van leasing geldt echter dat de ontvanger een beslag
niet opheft dan na overleg met het dagelijks bestuur.
22.8.7. Beslissing dagelijks bestuur op het beroepschrift tegen een bodembeslag
Het dagelijks bestuur motiveert de beslissing ook als sprake is van een te
laat ingediend beroepschrift. Het dagelijks bestuur zendt zijn beslissing op
een ontvankelijk verklaard beroepschrift aan de ontvanger. De ontvanger
draagt zorg voor onmiddellijke betekening van de beslissing aan de derde,
aan de belastingschuldige of hun gemachtigden en -zo nodig -aan de
bewaarder. Voor de betekening van de beslissing van het dagelijks bestuur
worden geen kosten in rekening gebracht.
Een beslissing op een niet-ontvankelijk verklaard beroepschrift wordt hetzij
door het dagelijks bestuur rechtstreeks aan de adressant of zijn
gemachtigde en zo nodig aan de bewaarder gezonden, hetzij op verzoek
van het dagelijks bestuur verzonden en betekend op de wijze die geldt voor
een ontvankelijk verklaard beroepschrift.
Als het gewenst is dat de zaken -in afwachting van de beslissing op het
beroepschrift -spoedig worden verkocht, dan kan de ontvanger na overleg
met het dagelijks bestuur erin toestemmen dat de verkoop door de derde
gebeurt mits de opbrengst -die in de plaats van de zaken treedt -in
afwachting van de beslissing bij de ontvanger wordt gedeponeerd.
22.8.8. Onduidelijk bezwaar tegen bodembeslag
De situatie kan zich voordoen dat de ontvanger uit het ingediende
bezwaarschrift niet kan opmaken of is beoogd administratief beroep in te
stellen op grond van artikel 22 eerste lid, van de wet dan wel verzet aan te
tekenen op grond van artikel 435, derde lid Rv.
Als dat het geval is, nodigt de ontvanger de derde uit zich daarover binnen
tien dagen uit te laten. Als de derde niet reageert, wordt het geschrift
aangemerkt als een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet.
22.8.9. Samenloop administratief beroep en verzet tegen bodembeslag
Als de derde zowel een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet
indient als een schriftelijke mededeling doet als bedoeld in artikel 435,
derde lid Rv, dan zendt de ontvanger eerst het beroepschrift ter behandeling aan het dagelijks bestuur voordat hij het verzet ex artikel 435, derde lid Rv, behandelt.
22.8.10. Criteria voor de beslissing op het beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet
22.8.11. Beëindiging operationele leaseovereenkomst
22.8.12. Executie en bodemrecht
Artikel 22.9 Terughoudend beleid bij reëel eigendom derde
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 22bis, 22a, 23, 23a
Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 24 Verrekening
Artikel 24 van de wet regelt de verrekening door de ontvanger van in te
vorderen en uit te betalen bedragen. Bij de verrekening mag de ontvanger
geen gebruik maken van de algemene verrekeningsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens faillissement, surseance en wettelijke
schuldsanering geldt artikel 24 van de wet niet; dan zijn de artikelen 53 tot
en met 56, 234, 235 en 307 van de FW van toepassing.
In aansluiting op artikel 24 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- wanneer verrekening;
- betwiste schuld en verrekening;
- reikwijdte van de verrekening;
- bekendmaking verrekening;
- instemmingsregeling bij cessie en verpanding.
24.1. Wanneer verrekening
De verrekening vindt niet van rechtswege plaats. De ontvanger bepaalt of al
dan niet tot verrekening wordt overgegaan.
Als de belastingschuldige de ontvanger verzoekt een bepaalde
belastingteruggaaf of een ander uit te betalen bedrag met een bepaalde
openstaande aanslag of andere vordering te verrekenen, dan willigt de
ontvanger dit verzoek altijd in.
Dit geldt ook als het verzoek wordt gedaan nog voordat de teruggaaf is
geformaliseerd of het uit te betalen bedrag is vastgesteld. In dat geval
schort de ontvanger de invordering echter niet zonder meer op. Zo nodig
kan de belastingschuldige om uitstel van betaling in verband met de te
verwachten teruggaaf respectievelijk het te verwachten uit te betalen bedrag
verzoeken (zie artikel 25.3 van deze leidraad).
24.1.1 Verrekening voorlopige teruggaaf inkomsten belasting en beslagvrije voet
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
24.2. Betwiste schuld en verrekening
In het algemeen gaat de ontvanger niet tot verrekening over met een te
betalen bedrag dat de belastingschuldige betwist en waarvoor de ontvanger
uitstel van betaling heeft verleend op grond van artikel 25.2 van deze
leidraad.
De ontvanger kan wel verrekenen als de financiële situatie van de
belastingschuldige zodanig is dat vrees voor onverhaalbaarheid bestaat.
24.3. Reikwijdte van de verrekening
Ondanks het feit dat de wet daartoe wel de mogelijkheid biedt, worden uit te
betalen bedragen niet automatisch verrekend met aanslagen die (nog) niet
invorderbaar zijn. Dit laat onverlet dat de ontvanger bevoegd is om in
daartoe aanleiding gevende gevallen binnen de betalingstermijn te
verrekenen.
Bij belastingaanslag waarvan een termijnbetaling is verstreken, kan de
ontvanger alleen verrekenen voor zover de termijnen zijn verstreken.
Hierop maakt de ontvanger een uitzondering als er sprake is van een
situatie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen b, c of d, van de wet.
Dan is verrekening mogelijk met alle termijnen van de voorlopige aanslag
vanaf het moment dat zich één van de genoemde situaties voordoet.
Verrekening met andere bedragen waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, kan plaatsvinden vanaf het moment waarop de invordering aan de ontvanger is opgedragen.
24.3a Verrekening teruggaaf artikel 29, eerste lid, Wet op de omzetbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
24.4. Bekendmaking verrekening
Verrekening van een uit te betalen bedrag door de ontvanger gebeurt bij
beschikking. De beschikking wordt aan de belastingschuldige
bekendgemaakt door toezending of uitreiking van een kennisgeving.
Het achterwege laten van de bekendmaking heeft niet tot gevolg dat de
verrekening nietig is.
24.5. Verrekening en fiscale eenheid vennootschapsbelasting
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
24.6. Instemmingsregeling bij cessie en verpanding
24.6.1. Geen verrekening bij instemming cessie of verpanding
In artikel 24, vierde lid, van de wet is een instemmingsregeling opgenomen
die verrekening uitsluit als de ontvanger instemt met cessie (artikel 3:94
BW) of stille verpanding (artikel 3:239 BW) van een uit te betalen bedrag.
Als de ontvanger niet heeft ingestemd, kan hij tot verrekening met
openstaande schulden overgaan ook al is de cessie of verpanding aan hem
meegedeeld. De ontvanger verrekent het uit te betalen bedrag met de
belastingschulden die openstaan op het moment van formalisering van het
uit te betalen bedrag.
Bij openbare verpanding van een uit te betalen bedrag geldt geen
instemmingsregeling.
24.6.2. Mogelijkheid van cessie of verpanding uit te betalen bedragen
Cessie of stille verpanding van een uit te betalen bedrag is mogelijk mits dit
bedrag voldoende bepaald is omschreven.
Stille verpanding is mogelijk vanaf het moment dat de aanspraak op
teruggaaf van het saldo van positieve en negatieve elementen van de
belastingaanslag of de teruggaafbeschikking materieel vaststaat. Dit is op
zijn vroegst het geval na het einde van het jaar of tijdvak waarop de
teruggaaf betrekking heeft.
24.6.3. Instemming of weigering met een cessie of verpanding
De weigering van een instemming met de cessie of verpanding heeft
betrekking op de gehele cessie of verpanding. De instemming wordt niet
gedeeltelijk verleend. Wel bestaat de mogelijkheid om een uit te betalen
bedrag in gedeelten te cederen of te verpanden. De ontvanger moet dan bij
iedere cessie of verpanding afzonderlijk beoordelen of hij daarmee instemt.
Instemming met een cessie of verpanding wordt alleen geweigerd als de
ontvanger gegronde redenen heeft om aan te nemen dat instemmen met de
cessie of verpanding zal kunnen leiden tot oninbaarheid dan wel
onverhaalbaarheid van een ten tijde van de mededeling invorderbare
belastingaanslag (of anderszins voor verrekening vatbare schuld) waarmee
het uit te betalen bedrag zonder cessie of verpanding had kunnen worden
verrekend. De weigering voorkomt aldus dat de invordering van deze
aanslag wordt gefrustreerd. Deze situatie zal zich onder meer voordoen bij
een belastingschuldige die bekend staat als een notoir slechte betaler.
Met nadruk wordt vermeld dat bij de beoordeling of met een cessie of
verpanding moet worden ingestemd geen rekening wordt gehouden met
materieel ontstane belastingschulden die nog niet zijn geformaliseerd in een
belastingaanslag. De ontvanger is verplicht met een cessie of verpanding in
te stemmen als op het tijdstip van de mededeling van de cessie of
verpanding ten name van de belastingschuldige geen voor verrekening
vatbare (en dus geformaliseerde) schuld invorderbaar is.
In verband met het cessie- en verpandingsverbod van artikel 7b van de wet
geldt dit niet voor uitbetalingen inkomstenbelasting.
De ontvanger maakt zijn beschikking aan de belastingschuldige en aan de
derde -in dit geval de pandhouder of cessionaris -bekend door middel van
een gedagtekende kennisgeving, waarbij de belastingschuldige op de
mogelijkheid wordt gewezen bij het dagelijks bestuur beroep in te stellen.
De beslissing op een verzoek om instemming met een cessie of verpanding
wordt aangemerkt als een financiële beschikking in de zin van de Awb.
24.6.4. Beroepsprocedure weigeren instemming cessie of verpanding en Awb
Onverminderd het bepaalde in artikel 24 van de wet geldt met betrekking tot
een beroepschrift waaruit niet direct duidelijk blijkt waarop het beroep is
gebaseerd, dat de ontvanger de indiener verzoekt het beroepschrift binnen
een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst de indiener op
een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
24.6.5. Bekendmaking beschikking dagelijks bestuur bij cessie of verpanding
De beschikking van het dagelijks bestuur op het beroepschrift wordt bekend
gemaakt door toezending of uitreiking van de beschikking aan zowel de
belastingschuldige als de derde, in dit geval de pandhouder of cessionaris.
24.6.6. Houding ontvanger bij procedure tegen weigeren instemming
met cessie of verpanding
De belastingschuldige kan zich tot de voorzieningenrechter wenden met het
verzoek de ontvanger te verbieden de instemming te weigeren. Totdat de
voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan, gaat de ontvanger niet tot
verrekening over.
Als de rechter het verzoek afwijst, dan verrekent de ontvanger niet eerder
dan nadat veertien dagen zijn verstreken na de dag van de uitspraak, tenzij
tegen deze uitspraak hoger beroep is ingesteld.
Als de rechter het verzoek ook in hoger beroep afwijst, verrekent de
ontvanger niet eerder dan nadat de uitspraak in hoger beroep onherroepelijk
vaststaat.
Artikel 25 Uitstel van betaling
Op grond van artikel 25 van de wet kan de ontvanger -onder door hem te
stellen voorwaarden -uitstel van betaling verlenen aan de
belastingschuldige voor (een gedeelte van) een opgelegde
belastingaanslag.
In die gevallen waarin Sabewa Zeeland uitstel van betaling verleent, gebeurt dit in beginsel op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige. In daartoe aanleiding gevende gevallen
kan de ontvanger ook ambtshalve uitstel van betaling verlenen.
De ontvanger kan een verleend uitstel van betaling bij beschikking
tussentijds beëindigen.
In aansluiting op artikel 25 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- de algemene uitgangspunten van het uitstelbeleid;
- geen uitstel van betaling in verband met bezwaar of (hoger) beroep tegen een belastingaanslag.
- uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag;
- uitstel in verband met betalingsproblemen;
- betalingsregeling voor particulieren;
- betalingsregeling voor ondernemers;
- administratief beroep.
25.1. Algemene uitgangspunten uitstelbeleid
25.1.1. Houding van de ontvanger tijdens behandeling verzoek om uitstel
Gedurende de behandeling van het verzoek om uitstel van betaling handelt
de ontvanger overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek
is toegewezen.
Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van Sabewa Zeeland kunnen worden geschaad, kan de ontvanger ondanks het verzoek om uitstel wel invorderingsmaatregelen treffen.
25.1.2. Toewijzing van het verzoek om uitstel van betaling
Bij toewijzing van het verzoek vermeldt de ontvanger de voorwaarden
waaronder hij uitstel van betaling verleent in de beschikking.
25.1.3. Redenen afwijzing verzoek om uitstel
Een verzoek om uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als:
a. de medewerking van de verzoeker aan de Belastingsamenwerking
Sabewa Zeeland naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende is;
b. onjuiste gegevens worden verstrekt;
c. de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger
daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;
d. de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld (zie artikel 25.1.13, 25.2.5,
25.5.2 en 25.6.2 van deze leidraad);
e. de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kan worden
gemaakt teneinde daarmee de verschuldigde belasting te betalen;
f. de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct
voldaan kan worden;
g. de betalingsregeling zich over een voor de ontvanger onaanvaardbare
termijn uitstrekt;
h. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens
de ontvanger geen uitkomst zal bieden;
j. indien de belastingschuldige reeds eerder een regeling heeft
genoten, maar deze niet is nagekomen;
j. indien ter zake van de aanslag reeds een beslagopdracht naar de
belastingdeurwaarder is uitgegaan dan wel door de
belastingdeurwaarder reeds beslag is gelegd;
k. in geval van een vordering op grond van artikel 19 van de wet;
l. voor de betreffende aanslag een beroepschrift is ingediend.
m. het verzoek niet schriftelijk is ingediend, tenzij sprake is van een verzoek om uitstel als bedoeld in artikel 25.5.3 of 25.6.2d;
De ontvanger is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te
stellen zijn zienswijze naar voren te laten brengen voordat hij het verzoek
om uitstel geheel of gedeeltelijk afwijst. Als het verzoek om uitstel wordt
afgewezen, moet gemotiveerd worden waarom tot afwijzing van het verzoek
is besloten. Daarbij moeten alle afwijzingsgronden worden genoemd; er kan
niet worden volstaan met het noemen van de voornaamste afwijzingsgrond.
25.1.4. Redenen beëindigen uitstel
Het uitstel wordt in ieder geval beëindigd als:
a. niet aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder het uitstel is
verleend;
b. tijdens de looptijd van het uitstel blijkt dat onjuiste gegevens zijn
verstrekt;
c. de aanleiding tot uitstel van betaling is weggevallen;
d. de financiële omstandigheden van de belastingschuldige zodanig
veranderen of zijn veranderd dat het naar het oordeel van de ontvanger
onjuist is het uitstel te continueren;
e. de medewerking van de verzoeker aan de Belastingsamenwerking
Sabewa Zeeland naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende is;
f. zich een situatie voordoet zoals omschreven in artikel 10 van de wet en
de ontvanger van mening is dat de verhaalbaarheid van de
belastingschuld waarvoor uitstel is verleend, ernstig in gevaar komt;
g. belastingschuldige in staat van faillissement wordt verklaard, hem
surseance van betaling wordt verleend of hij wordt toegelaten tot de
wettelijke schuldsanering natuurlijke personen.
25.1.5 Beëindigen van een betalingsregeling met meer dan één termijn
Als de belastingschuldige een betalingsregeling van meer dan één termijn
niet nakomt, kan de ontvanger alvorens hij de regeling beëindigt, de
belastingschuldige in de gelegenheid stellen om alsnog binnen tien dagen
de achterstand te voldoen.
25.1.6. Van rechtswege vervallen van een verleend uitstel
Als de ontvanger uitstel heeft verleend tot een bepaald tijdstip en dit tijdstip
is verstreken, dan is daardoor het uitstel van rechtswege vervallen.
Als het verzoek om uitstel van betaling schriftelijk is ingediend, stelt de
ontvanger de belastingschuldige van het vervallen van het verleende uitstel
schriftelijk op de hoogte onder opgaaf van reden.
25.1.7. Geen invordering tijdens verleend uitstel
Tenzij in de leidraad anders is aangegeven, kan de ontvanger voor een
belastingaanslag waarvoor hij uitstel van betaling heeft verleend, geen
invorderingsmaatregelen nemen.
25.1.8. Na (afwijzen) uitstel tien dagen wachttijd
Als de ontvanger geen (verder) uitstel van betaling verleent of een verleend
uitstel beëindigt, of als het dagelijks bestuur afwijzend heeft beslist op een
ingediend beroepschrift tegen de afwijzing of beëindiging, dan wordt de
vervolging in beginsel niet aangevangen of voortgezet binnen een termijn
van tien dagen na dagtekening van de beschikking. Hetzelfde geldt als het
uitstel van betaling van rechtswege is vervallen en daarvan een mededeling
is gedaan.
Een dergelijke mededeling blijft overigens achterwege als op telefonisch
verzoek uitstel is verleend. In dat geval geldt de termijn van tien dagen niet.
Verkorting of het niet verlenen van deze termijn vindt onder meer plaats als
naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet
onmiddellijk aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van Sabewa Zeeland worden geschaad. Verder geldt deze termijn niet als een executieverkoop wordt opgeschort en in verband
daarmee uitstel van betaling is verleend in samenhang met een
prolongatieovereenkomst.
25.1.9. Uitstel voor een ambtshalve belastingaanslag
25.1.10. Uitstel voor een aanslag ter behoud van rechten
25.1.11. Uitstel voor een bestuurlijke boete
Niet van toepassing op Sabewa Zeeland.
25.1.12. Tijdens uitstel nieuwe aanslagen voldoen
25.1.13. Zekerheid bij uitstel
De ontvanger kan bij het verlenen van uitstel van betaling de voorwaarde
stellen dat de belastingschuldige of een derde zekerheid stelt. Bij het stellen
van zekerheid gaat de voorkeur uit naar zekerheden die op eenvoudige
wijze kunnen worden gesteld, bewaakt en uitgewonnen.
Een aangeboden zekerheid in de vorm van een bezitloze verpanding van
voorraden is in beginsel niet aanvaardbaar vanwege de aard van deze
zekerheid. De ontvanger aanvaardt een bezitloze verpanding van voorraden
slechts als aannemelijk is dat de belastingschuld niet kan worden betaald en
andere zekerheidsvormen niet voorhanden zijn.
25.1.14. Tijdstip indiening verzoek om uitstel
De ontvanger neemt een verzoek om uitstel van betaling altijd in
behandeling, ongeacht het tijdstip van indiening en het stadium van de
invordering.
De ontvanger wijst een verzoek om uitstel van betaling in verband met
betalingsproblemen in het algemeen af als het verzoek is ingediend nadat
aankondiging van een ten laste van de belastingschuldige te houden
executoriale verkoop in een dagblad heeft plaatsgevonden, of als publicatie
daarvan niet meer is te voorkomen.
Om de belangen van Sabewa Zeeland niet te
schaden, kan de ontvanger de beslissing op een vlak voor de executoriale
verkoop ingediend verzoek om uitstel mondeling bekend maken. De
ontvanger bevestigt deze beslissing zo spoedig mogelijk bij beschikking. In
dat geval geldt uiteraard niet de termijn van tien dagen waarbinnen de
ontvanger de invordering niet mag aanvangen of voortzetten.
De ontvanger willigt geen enkel verzoek om uitstel meer in als de
belastingdeurwaarder is begonnen met de executoriale verkoop.
25.1.15. Verzoekschriften aan andere instellingen
De ontvanger houdt de invordering aan als er een verzoekschrift is ingediend bij de Nationale Ombudsman/de Zeeuwse Ombudsman, het algemeen of dagelijks bestuur.
Als naar het oordeel van de invorderingsambtenaar aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de Sabewa Zeeland worden geschaad, kan de invorderingsambtenaar na voorafgaande toestemming van het dagelijks bestuur toch invorderingsmaatregelen treffen.
25.2. Geen uitstel in verband met bezwaar of (hoger) beroep tegen een belastingaanslag.
Sabewa Zeeland verleent geen uitstel van betaling bij bezwaar of (hoger) beroep. Blijkt na de afhandeling van het bezwaar dat er teveel is betaald dan verrekent Sabewa Zeeland dit met nog openstaande bedragen of wordt het teveel betaalde bedrag aan de belastingschuldige terugbetaald. Een ingediend bezwaar of (hoger) beroep tegen een belastingaanslag heft de betalingsverplichting niet op.
25.3. Uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag
25.3.1. Uitstel in verband met een belastingteruggaaf en andere uit te betalen bedragen
Als binnen afzienbare tijd een door de ontvanger uit te betalen bedrag wordt
verwacht, kan de ontvanger uitstel van betaling verlenen tot het moment
waarop hij dit uit te betalen bedrag kan verrekenen met de belastingaanslag
waarvoor uitstel wordt gevraagd.
Er is sprake van een binnen afzienbare tijd te verwachten belastingteruggaaf als:
- het belastingjaar of belastingtijdvak waarover de teruggaaf wordt
verwacht is afgelopen en
- de belastingschuldige een verzoek om teruggaaf heeft ingediend en
- over die teruggaaf tussen de ontvanger en de belastingplichtige geen
verschil van mening bestaat.
25.3.2. Berekening van het uit te betalen bedrag bij uitstel
Bij het verzoek om uitstel moet een berekening van het uit te betalen bedrag
zijn gevoegd. Als dit ontbreekt of onvoldoende is gemotiveerd, verleent de
ontvanger uitstel om de verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog zijn
verzoek (nader) te motiveren.
De ontvanger verleent dit uitstel voor ten hoogste één maand na de
dagtekening van de uitstelbeschikking. De ontvanger kan voor een langere
periode uitstel verlenen als hij dit redelijk acht. De invordering wordt voor die termijn geschorst.
Als na het verstrijken van de gestelde termijn het verzoek niet (nader) is
gemotiveerd, is het uitstel vervallen.
25.3.3. Beslissing op het verzoek om uitstel in verband met een uit te betalen bedrag
De ontvanger beslist -onder door hem te stellen voorwaarden -in het
algemeen positief op een volledig gemotiveerd verzoek om uitstel van
betaling. De toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het te
verrekenen bedrag.
Het verschil tussen het bedrag van de belastingaanslag en het te
verrekenen bedrag moet de belastingschuldige tijdig betalen. De ontvanger
kan echter een betalingsregeling toestaan als daartoe aanleiding bestaat.
25.3.4. Verrekening en uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag
Uit te betalen bedragen waarop het uitstel geen betrekking heeft, verrekent
de ontvanger met de openstaande belastingschuld waarvoor uitstel van
betaling is verleend in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag. De invorderingsambtenaar kan echter een betalingsregeling toestaan als daartoe aanleiding bestaat.
Als volgens de ontvanger de continuïteit van de bedrijfsvoering direct
gevaar loopt als gevolg van een eventuele verrekening van teruggaven en
niet hoeft te worden gevreesd voor onverhaalbaarheid van de schuld, dan
kan hij deze teruggaven (gedeeltelijk) uitbetalen.
25.4. Uitstel in verband met betalingsproblemen
25.4.1. Beslissing op een verzoek om uitstel in verband met betalingsproblemen
Als de belastingschuldige de belasting -geheel of gedeeltelijk -niet binnen
de wettelijke betalingstermijnen kan voldoen, kan de ontvanger aan de
belastingschuldige op diens verzoek een betalingsregeling toestaan. De
ontvanger kan daarbij voorwaarden stellen.
Bij de beoordeling van het verzoek om uitstel spelen niet alleen de
omstandigheden van dat moment een rol. Als de belastingschuldige in het
verleden bijvoorbeeld niet heeft gereserveerd voor redelijkerwijs
voorzienbare schulden of nalatig is geweest bij het doen van aangiften of
betalingen, kan dit een rol spelen bij het toestaan en verlengen van een
betalingsregeling of bij het stellen van voorwaarden bij een
betalingsregeling.
De ontvanger zal een betalingsregeling in ieder geval niet toestaan als de
betalingsproblemen zijn terug te voeren op structurele problemen of
activiteiten die geen perspectief bieden.
25.4.2. Uitstel en motorrijtuigenbelasting
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
25.4.3. Verrekening tijdens een betalingsregeling
Tijdens een betalingsregeling verrekent de ontvanger belastingteruggaven
en andere teruggaven met een openstaande belastingschuld. Als daar
aanleiding toe is, kan de ontvanger afzien van het verrekenen van bepaalde
teruggaven.
25.4.4. Uitstel in verband met faillissement, WSNP en surseance
Faillissementsschulden en belastingaanslagen waarop de wettelijke
schuldsaneringsregeling van toepassing is, moet de ontvanger op de
gebruikelijke wijze bij de curator dan wel de bewindvoerder aanmelden.
Voor deze schulden treft de ontvanger geen betalingsregeling.
De ontvanger kan tijdens een surseance van betaling op verzoek van de
bewindvoerder uitstel van betaling verlenen voor de belastingschuld die
voor de aanvang van de surseance materieel verschuldigd is geworden. De
ontvanger stelt daarbij de voorwaarde dat de belastingschuldige nieuw
opkomende verplichtingen stipt nakomt.
Zo lang onzeker is of alle boedelschulden uit de boedel kunnen worden
voldaan kan de ontvanger voor de betaling daarvan uitstel verlenen.
De ontvanger kan ook tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling onder de
gebruikelijke voorwaarden uitstel van betaling verlenen voor belastingaanslagen
waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling niet van toepassing is.
Als voor belastingaanslagen zekerheid is gesteld, wint de ontvanger deze
uit. Daarna informeert hij de curator dan wel de bewindvoerder over de
wijziging in de hoogte van de belastingschuld.
25.4.5. Uitstel van betaling erfbelasting bij verkrijging eigen woning door broers of zussen van de erflater
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
25.5. Betalingsregeling voor particulieren
25.5.1. Duur betalingsregeling particulieren
De ontvanger verleent de belastingschuldige uitstel van betaling voor een
periode die maximaal loopt tot het einde van het kalenderjaar waarin de
belastingaanslag is opgelegd.
Slechts als er volgens de ontvanger bijzondere omstandigheden zijn, kan hij
de belastingschuldige een langere termijn gunnen. Een betaalregeling kan echter nooit langer dan 36 maanden zijn.
25.5.2. Voorwaarden aan betalingsregeling particulieren
De ontvanger kan aan het verlenen van uitstel verschillende voorwaarden
verbinden. In ieder geval stelt de ontvanger aan het verlenen van een
betalingsregeling de voorwaarde dat nieuw opkomende fiscale en andere
financiële verplichtingen -waarvan de invordering aan de ontvanger is
opgedragen -tijdig worden nagekomen.
De ontvanger kan alvorens het uitstel te verlenen zekerheid eisen als de
aard en de omvang van de schuld in relatie tot de uitsteltermijn en de
bekende verhaalsmogelijkheden daartoe aanleiding geven. Ook het
aangifte-en betalingsgedrag in het verleden kan aanleiding zijn voor het
eisen van zekerheid.
25.5.3. Kort uitstel particulieren
Op schriftelijk of telefonisch verzoek kan zonder nader onderzoek een
betalingsregeling worden getroffen met een looptijd tot maximaal zes
maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag, als aan de
volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt
minder dan € 10.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belasting
schuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend
bezwaar-of beroepschrift is verleend.
b. Vervallen.
c. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere belastingaanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend;
d. Vervallen
e. De belastingschuldige heeft geen belastingschuld openstaan waarvoor een overheidsvordering staat gepland.
25.5.4. Behandeling verzoek betalingsregeling particulieren
In andere gevallen als bedoeld in artikel 25.5.3 van deze leidraad, gaat de
ontvanger aan de hand van de daartoe door de verzoeker verstrekte
gegevens over tot de berekening van de betalingscapaciteit en de
beoordeling van de vermogenspositie. De ontvanger verleent in ieder geval
geen uitstel van betaling als voor de belastingschuld waarvoor uitstel wordt
gevraagd al uitstel op grond van artikel 25.5.3 van deze leidraad is verleend, ongeacht of dit uitstel nog loopt of reeds is beëindigd.
Voor de berekening van de betalingscapaciteit vraagt de ontvanger zo nodig
nadere gegevens bij de verzoeker op. Bij de berekening van de
betalingscapaciteit gaat de ontvanger uit van de begrippen en normen die
gelden bij het kwijtscheldingsbeleid, behalve voor zover daarvan in de
artikelen 25.5.5 tot en met 25.5.11 van deze leidraad wordt afgeweken. Ook
met betrekking tot het vermogen gaat de ontvanger uit van het
vermogensbegrip zoals dat geldt in de kwijtscheldingsregeling.
25.5.5. Vermogen en betalingsregeling particulieren
De aanwezigheid van vermogen op het moment van het indienen van het
verzoek staat een betalingsregeling in het algemeen in de weg. Dit geldt
met name indien het vermogen zonder bezwaar liquide is te maken.
Het vermogen dat onder het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren is
vrijgesteld, staat een betalingsregeling echter niet in de weg. Onder
vermogen wordt in dit verband verstaan de bezittingen van de
belastingschuldige en diens echtgenoot (zoals bedoeld in artikel 3 Pw),
verminderd met de schulden die een hogere preferentie hebben dan de
belastingschuld.
Met toepassing van artikel 3 Pw wordt als echtgenoot ook aangemerkt de
ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij
het een bloedverwant in de eerste graad betreft.
25.5.6. Betalingscapaciteit en betalingsregeling particulieren
Naast het aanwezige vermogen speelt bij de beoordeling van de financiële
omstandigheden de zogenoemde betalingscapaciteit van de verzoeker een
belangrijke rol, zowel ten tijde van het indienen van het verzoek als
gedurende de looptijd van de betalingsregeling. De betalingscapaciteit van
de belastingschuldige die door de ontvanger wordt berekend, bepaalt in
belangrijke mate het bedrag dat de belastingschuldige (periodiek) op de
achterstallige schuld moet aflossen. De betalingscapaciteit geeft ook aan in
hoeverre een betalingsregeling zinvol is.
Uitgangspunt voor de berekening van de betalingscapaciteit bij een verzoek
om een betalingsregeling is het inkomen van de belastingschuldige en diens
echtgenoot. Het inkomen en de uitgaven ten behoeve van bij de belastingschuldige inwonende
kinderen zal bij de berekening van de betalingscapaciteit niet in aanmerking
worden genomen. Een uitzondering daarop vormt de ontvangen alimentatie
ten behoeve van minderjarige kinderen.
Bij de berekening van de betalingscapaciteit gaat de ontvanger met
betrekking tot de huur-en hypotheekverplichtingen voor de woning waarin
de belastingschuldige feitelijk verblijft uit van de werkelijke uitgaven.
De betalingscapaciteit bestaat uit het netto besteedbaar inkomen na aftrek
van het normbedrag voor levensonderhoud. Voor de betalingsregeling eist
de ontvanger 80% van de betalingscapaciteit op (de zogeheten uitvoerings-
tolerantie). Voor een belastingschuldige die in het buitenland woont, past de invorderingsambtenaar op het normbedrag voor levensonderhoud eerst het percentage toe dat in artikel 1 van de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 en de bijlage bij die regeling is opgenomen voor het woonland van de belastingschuldige. Eventuele periodieke inkomsten die de belastingschuldige uit zijn woonland geniet, telt de invorderingsambtenaar op bij de aldus berekende betalingscapaciteit.
25.5.7. Berekening betalingscapaciteit: bijzondere uitgaven
De ontvanger kan -afhankelijk van de concrete situatie van de
belastingschuldige en zijn gezin -bepaalde aanvaardbare uitgaven op de
berekende betalingscapaciteit in mindering brengen. Het moet dan gaan om
uitgaven die samenhangen met de maatschappelijke positie van de
belastingschuldige, en die naar het oordeel van de ontvanger niet in redelijkheid kunnen worden betaald uit het normbedrag voor levensonderhoud en de zogenoemde uitvoeringstolerantie van 20%.
25.5.8. Berekening betalingscapaciteit: aflossingsverplichtingen aan
derden.
In het algemeen blijven bij de berekening van de betalingscapaciteit de
aflossingsverplichtingen aan derden buiten beschouwing. De ontvanger kan
een uitzondering maken voor aflossingen op schulden waarvan het niet betalen
tot ongewenste effecten kan leiden, of waaraan preferentie is verbonden.
25.5.9. Berekening betalingscapaciteit: extra inkomsten
Bij de berekening van de betalingscapaciteit houdt de ontvanger slechts
rekening met extra inkomsten, zoals vakantiegeld, tantièmes en dergelijke,
voor zover uitbetaling daarvan plaatsvindt dan wel zou moeten plaatsvinden
in de periode waarvoor de betalingsregeling geldt.
25.5.10. Belastingschuldige stelt zelf een betalingsregeling voor
Als een belastingschuldige uitstel vraagt en tegelijkertijd een
betalingsregeling voorstelt waarbij de schuld binnen twaalf maanden wordt
afbetaald en deze regeling afwijkt van hetgeen de ontvanger heeft
berekend, dan hoeft een niet al te grote afwijking niet te leiden tot afwijzing
van het verzoek.
Als de regeling die door de belastingschuldige is voorgesteld voor de
ontvanger niet aanvaardbaar is, maar een andere regeling wel ingewilligd
kan worden, dan deelt de ontvanger onder afwijzing van het verzoek de
belastingschuldige mee welke regeling hij desgevraagd wel kan verlenen.
25.5.11. Betalingsregeling langer dan twaalf maanden
Het beleid zoals beschreven bij de berekening van de betalingscapaciteit bij
regelingen tot en met twaalf maanden, is van overeenkomstige toepassing
op een regeling die vanwege bijzondere omstandigheden langer dan twaalf
maanden duurt. Hierbij moet in acht worden genomen dat de
belastingschuldige zijn van de kwijtscheldingsnormen afwijkende uitgaven waaronder
ook de huur of de hypotheeklasten -in de eerste twaalf maanden
van de betalingsregeling zodanig moet verminderen, dat na de twaalfde
maand zoveel mogelijk de volledige betalingscapaciteit die aan het
kwijtscheldingsbeleid is ontleend, kan worden benut om de schuld te
voldoen. De ontvanger sluit met de betalingsregeling hier op aan.
25.6. Betalingsregeling voor ondernemers
25.6.1. Duur betalingsregeling ondernemers
Sabewa Zeeland verleent in beginsel geen uitstel
van betaling aan ondernemers. In uitzonderlijke situaties kan hiervan worden
afgeweken.
Een betalingsregeling moet een zo kort mogelijke periode beslaan. Bij het
vaststellen van de duur van de betalingsregeling houdt de ontvanger
rekening met de omstandigheden, bijvoorbeeld de aard en de omvang van
de schuld, de liquiditeits-en de vermogenspositie van de onderneming en
het aangifte-en betalingsgedrag in het verleden.
De betalingsregeling zal in elk geval een looptijd van twaalf maanden niet te
boven gaan, gerekend vanaf de (laatste) vervaldag van de belastingaanslag.
25.6.2. Voorwaarden betalingsregeling ondernemers
Aan het verlenen van een betalingsregeling stelt de ontvanger de
voorwaarde dat de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en andere
financiële verplichtingen -waarvan de invordering aan de ontvanger is
opgedragen -bijhoudt. De ontvanger kan bij het verlenen van een betalingsregeling zekerheid eisen (zie artikel 25.1.13). Dit zal hij in ieder geval doen als het aangifte- en betalingsgedrag van de belastingschuldige in het verleden, of de aard of de omvang van de belastingschuld waarvoor om uitstel wordt verzocht, daartoe aanleiding geeft. Uitgangspunt voor de hoogte van de zekerheid is de hoogte van de schuld waarvoor uitstel is verzocht.
25.6.2A. Bijzondere omstandigheden betalingsregeling ondernemers
Als een ondernemer (hoofdzakelijk) door een oorzaak die buiten zijn invloed ligt in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen, kan de ontvanger desgevraagd uitstel voor een langere periode verlenen. Daartoe moet de ondernemer aan de hand van een door een derde deskundige opgestelde verklaring (zie artikel 25.6.2b) het voor de ontvanger aannemelijk maken dat:
a. het gaat om werkelijk bestaande betalingsproblemen;
b. die betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn;
c. die betalingsproblemen vóór een bepaald tijdstip zullen worden opgelost; en
d. dat er sprake is van een levensvatbare onderneming.
Als de totale belastingschuld ten tijde van de ontvangst van het verzoek om uitstel, minder dan € 20.000 bedraagt, kan de ondernemer volstaan met een eigen verklaring. De ondernemer moet daarin aannemelijk maken dat aan de eisen onder a. tot en met d. wordt voldaan.
De ontvanger kan bij het verlenen van dit uitstel nadere voorwaarden stellen. Om bij onvoorziene tegenslagen de mogelijke verliezen voor de gemeente te beperken, wordt zoveel als mogelijk is door de ontvanger zekerheid verlangd. De zekerheid kan ook omvatten een beslag.
25.6.2B. Verklaring derde deskundige
De verklaring van de derde deskundige bevat een beoordeling van de aard
van de betalingsproblemen, gaat in op de aannemelijkheid van de
bedrijfseconomische gezondheid van de onderneming, de haalbaarheid van
het in de toekomst inlopen van de betalingsachterstand en geeft blijk van de
waarneming van de aan dat oordeel ten grondslag liggende feiten en
omstandigheden door de deskundige.
Aan de derde deskundige worden geen formele eisen gesteld. Het kan
bijvoorbeeld gaan om een externe consultant, een externe financier, een
brancheorganisatie of de (huis)accountant. De ontvanger kan aan de
verklaring van de derde deskundige ook eisen stellen.
25.6.2C. Geen uitstel voor ondernemers in verband met betalingsproblemen als al kort uitstel is verleend
25.6.2D. Kort uitstel van betaling voor ondernemers
Ondernemers kunnen zonder nader onderzoek op schriftelijk of telefonisch verzoek kort uitstel van betaling krijgen. Dit uitstel bedraagt maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag.
De voorwaarden die aan de ontvanger stelt aan dit uitstel zijn:
a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan € 20.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend.
b. Er staan ten name van de belastingschuldige geen belastingaanslagen open waarvoor dwangbevelen zijn betekend.
c. Er staat geen vergrijpboete open.
d. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere aanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend.
e. N.v.t.
f. Er is geen sprake van een aangifteverzuim voor de belastingschuld waarvoor om uitstel van betaling wordt verzocht.
25.6.3. Uitstelbeleid particulieren geldt voor ex-ondernemers
Voor ex-ondernemers is het uitstelbeleid van toepassing zoals dat geldt
voor particulieren, ook als de belastingschuld betrekking heeft op de ondernemingsperiode.
25.6.4. Uitstel voor ondernemers en overheidssteun/subsidie
Als het de ontvanger bekend is dat van overheidszijde een onderzoek wordt
ingesteld naar de mogelijkheid van subsidie-of steunverlening om de schuld
te voldoen of een sanering mogelijk te maken, dan verleent de ontvanger
uitstel van betaling als hij de verwachting heeft dat het verzoek door de
(potentiële) subsidiënt zal worden gehonoreerd. De belastingschuldige moet
dan wel aan de lopende verplichtingen voldoen.
25.7. Administratief beroep
25.7.1. Toetsing uitstelbeschikking door het dagelijks bestuur
Als de ontvanger een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel afwijst of een
verleend uitstel beëindigt, kan de belastingschuldige daartegen
administratief beroep instellen bij het dagelijks bestuur van de
Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland. De belastingschuldige moet het
beroepschrift indienen bij de ontvanger die de beschikking heeft genomen.
Gedurende de behandeling van het beroepschrift handelt de ontvanger
overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek om uitstel is
toegewezen.
Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de Belastingsamenwerking
Sabewa Zeeland kunnen worden geschaad, kan de ontvanger ondanks de
behandeling van het beroep wel invorderingsmaatregelen treffen.
25.7.2. Beroepsfase uitstel
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt tien dagen na
dagtekening van de bestreden beschikking. Als uit het beroepschrift niet
duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de ontvanger de
belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te
motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring
bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
25.7.3. Beslissing dagelijks bestuur op beroepschrift bij uitstel
In alle gevallen waarin het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking
Sabewa Zeeland het beroep gegrond oordeelt, kan hij de zaak inhoudelijk
afdoen, hetzij door het verzoek alsnog toe te wijzen, hetzij door het af te
wijzen onder verbetering of vervanging van de gronden.
25.7.4. Niet tijdig beslissen op een verzoek om uitstel
De belastingschuldige kan beroep instellen bij het dagelijks bestuur tegen
het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om uitstel van
betaling. Het indienen van een beroepschrift is in deze situatie niet aan een
termijn gebonden.
Als tijdens de beroepsprocedure blijkt dat de ontvanger uitstel van betaling
had moeten verlenen, dan hoeft het dagelijks bestuur niet te volstaan met
de uitspraak dat de ontvanger niet tijdig heeft beslist, maar kan hij op het
beroepschrift van de belastingschuldige inhoudelijk beslissen.
25.7.5. Beroep, bezwaar, of nieuw verzoek om uitstel van betaling bij de ontvanger
1. De ontvanger merkt een door de belastingschuldige ingediend bezwaarschrift tegen de beslissing op het verzoek om uitstel aan als een beroepschrift. Dit geldt ook als de belastingschuldige een nieuw verzoek om uitstel indient voor dezelfde belastingschuld als waarvoor de ontvanger eerder een verzoek om uitstel geheel of gedeeltelijk had afgewezen, zonder daarbij andere feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. In de in het eerste lid bedoelde situaties geeft de ontvanger een nieuwe beschikking af, als hij op dat moment aanleiding ziet om een voor de belastingschuldige gunstigere beslissing te nemen. Als de belastingschuldige het ook met de nieuwe beschikking niet eens is, kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan bij het dagelijks bestuur.
3. Als de belastingschuldige in zijn nieuwe verzoek om uitstel voor dezelfde belastingschuld andere feiten of veranderde omstandigheden vermeldt, beslist de ontvanger zelf op dat verzoek. Bij zijn beslissing houdt hij rekening met deze feiten of veranderde omstandigheden. Als de belastingschuldige het ook met de nieuwe beschikking niet eens is, dan kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan bij het dagelijks bestuur.
4. Als de belastingschuldige opnieuw verzoekt om uitstel van betaling, ter zake van een belastingschuld waarvoor het college reeds op een administratief beroep afwijzend heeft beslist, zonder daarbij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, wijst de ontvanger dit verzoek af onder verwijzing naar de uitspraak van het college. Als de belastingschuldige het met deze beschikking niet eens is, dan kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan bij het dagelijks bestuur.
Artikel 25a Uitstel van betaling exitheffingen inkomstenbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 25a.1. Beoordeling zekerheid bij uitstel van betaling van exitheffingen
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 25b.Uitstel van betaling exitheffingen vennootschapsbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor de Sabewa Zeeland.
Artikel 25b.1. Beoordeling zekerheid bij uitstel van betaling ter zake van exitheffingen
Deze bepaling is niet van toepassing voor de Sabewa Zeeland.
Artikel 26 Kwijtschelding van belastingen
Artikel 26, eerste lid, van de wet bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gegeven voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van rijksbelastingen. De ontvanger verleent gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als de belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belastingaanslag te betalen. In het algemeen zal van buitengewoon bezwaar sprake zijn als de middelen om een belastingaanslag te betalen ontbreken en ook niet binnen afzienbare tijd worden verwacht.
De kwijtscheldingsregels op basis van artikel 26 van de wet en nadere beleidskeuzes zijn met uitzondering van artikel 26.6, welke specifiek betrekking heeft op invorderingsmaatregelen, neergelegd in de Leidraad Kwijtschelding Sabewa Zeeland.
De Regeling kwijtschelding belastingen medeoverheden bevat regels over de wijze waarop de raad in afwijking van de regeling het vermogen en de kosten van bestaan van belastingschuldigen kan vaststellen. In de artikelen 19a en 22a van de regeling zijn de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in de belastingsfeer tot uitdrukking gebracht.
Aan een aansprakelijkgestelde kan geen kwijtschelding worden verleend. Wel kan hij op zijn verzoek worden ontslagen van de betalingsverplichting. In artikel 53, derde lid van de wet is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gegeven op grond waarvan de ontvanger de aansprakelijkgestelde geheel of gedeeltelijk van zijn betalingsverplichting kan ontslaan als deze niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar te betalen.
De voorwaarden voor het al dan niet verlenen van kwijtschelding, gelden ook voor het ontslag van de betalingsverplichting.
26.6 Geen verdere invorderingsmaatregelen
Als de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor kwijtschelding maar de ontvanger voortzetting van de invordering niet gewenst vindt, wijst de ontvanger het verzoek om kwijtschelding af. De ontvanger neemt in die beschikking op in hoeverre hij geen invorderingsmaatregelen zal treffen. Tegen het besluit van de ontvanger om geen invorderingsmaatregelen meer te treffen staat geen
administratief beroep open.
Als de ontvanger besluit tot het niet meer nemen van invorderingsmaatregelen voor de nog openstaande schuld zonder dat hij daaraan voorwaarden verbindt, heeft de beslissing voor de belastingschuldige materieel dezelfde gevolgen als kwijtschelding.
De ontvanger kan ook besluiten geen invorderingsmaatregelen meer te nemen voor de nog openstaande schuld onder de voorwaarde dat eventuele uit te betalen bedragen verrekend worden met de buiten de invordering gelaten schuld. De termijn waarbinnen verrekening plaatsvindt bedraagt maximaal [drie] jaar, te rekenen vanaf de datum van de beschikking, dan wel - als dit minder is - de tijd die nog overblijft voordat de verjaring van de belastingaanslag intreedt. De ontvanger neemt deze verrekeningsvoorwaarde uitdrukkelijk in de beschikking op.
Als de ontvanger besluit voorlopig geen invorderingsmaatregelen meer te nemen, zal hij in zijn beschikking voorwaarden of een tijdsbepaling opnemen. Anders dan kwijtschelding is een dergelijke beschikking herroepelijk. Als de belastingschuldige de voorwaarden niet nakomt, neemt de ontvanger een nieuwe beschikking waarbij hij zijn eerdere beschikking intrekt. De ontvanger kan hiertoe pas overgaan nadat hij de belastingschuldige een brief heeft gestuurd over zijn voornemen de eerdere beschikking in te trekken en niet binnen [veertien] dagen alsnog aan de voorwaarden of de tijdsbepaling is voldaan.
Artikel 27 Verjaring
In aanvulling op afdeling 4.4.3 (artikelen 4:104 tot en met 4:111) AWB regelt artikel 27 van de wet enkele specifieke (aanvullende) zaken met betrekking tot verjaring:
- dat stuiting van de verjaring door de ontvanger mogelijk is door het zenden
van een schriftelijke mededeling waarin het recht op betaling ondubbelzinnig
wordt voorbehouden;
-als de belastingschuldige heeft opgehouden te bestaan (oftewel: de
onderneming bestaat niet meer) en er is iemand aansprakelijk gesteld voor
de belastingschuld, dan treedt de aansprakelijk gestelde in de plaats van de
belastingschuldige (oftewel: in dat geval kan ook de aansprakelijkheidsschuld
zelfstandig worden gestuit of verlengd).
In aansluiting op afdeling 4.4.3 van de Awb en artikel 27 van de wet
beschrijft dit artikel het beleid over:
- versnelde invordering en verjaring;
- aansprakelijkgestelden en verjaring;
- stuiting van de verjaring;
- schorsing van de verjaring;
- afstand van verjaring;
- rente en kosten en verjaring;
- verjaring van belastingteruggaven.
27.1. Versnelde invordering en verjaring
Als de invordering is aangevangen met toepassing van artikel 10 van de wet
begint de verjaringstermijn te lopen op het moment dat de
belastingaanslagen onmiddellijk en tot het volle bedrag invorderbaar
werden. De oorspronkelijke vervaldag heeft op dat moment voor de
verjaring geen belang meer.
27.2. Aansprakelijkgestelden en verjaring
Een aansprakelijkheidsschuld (beschikking ex artikel 49 van de wet) is niet
voor zelfstandige verjaring vatbaar. Door verjaring van de belastingaanslag
ter zake waarvan aansprakelijk is gesteld, eindigt ook het recht van
dwanginvordering en verrekening van de aansprakelijkheidsvordering.
27.3. Stuiting van de verjaring
Als de betekening van een dwangbevel uitsluitend plaatsvindt om de
verjaring te stuiten, dan licht de ontvanger de belastingschuldige in over het
doel van de betekening. Deze betekening is kosteloos.
Om de verjaring te stuiten kan een dwangbevel meer dan één maal worden
betekend. Als de ontvanger de verjaring van een rechtsvordering tot betaling stuit door
een schriftelijke mededeling, maakt hij die schriftelijke mededeling bekend
aan de belastingschuldige.
27.4. Schorsing van de verjaring
Uitstel van betaling voor een gedeelte van de belastingaanslag verlengt de
verjaringstermijn voor de gehele belastingaanslag.
27.5. Afstand van verjaring
Van eenmaal verkregen verjaring kan afstand worden gedaan. De ontvanger
beroept zich echter alleen op afstand van verjaring, als zonder meer
duidelijk is dat de belastingschuldige daadwerkelijk bedoelt afstand van de
verjaring te doen.
27.6. Rente en kosten en verjaring
De op een belastingaanslag belopen rente en kosten zijn onlosmakelijk met
de belastingaanslag verbonden. Als voor een belastingaanslag de verjaring
is ingetreden, laat de ontvanger dus ook voor de rente en kosten invordering
en verrekening achterwege.
27.7. Na verjaring geen civiele invordering
Na intreding van de verjaring maakt de ontvanger geen gebruik van de
mogelijkheid om in te vorderen door middel van een dagvaarding.
27.8 Verjaring van belastingteruggaven
Voor verjaring van belastingteruggaven geldt eenzelfde verjaringstermijn als voor belastingschulden. Na verjaring ontstaat een natuurlijke verbintenis. De invorderingsambtenaar zal een beroep op de verjaring doen, tenzij hij gerede twijfel heeft of de belastingaanslag aan de belastingschuldige is bekendgemaakt.
Artikel 27a Betalingskorting
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 28 Invorderingsrente
Artikel 28 van de wet regelt het in rekening brengen en vergoeden van invorderingsrente. In aansluiting op artikel 28 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- correctie berekende invorderingsrente;
- vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente;
- verzuim van Sabewa Zeeland en invorderingsrente;
- rente- of schadevergoeding;
- kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk;
- verminderingen en toepassing artikel 28, zesde lid, van de wet.
Artikel 28.1 Cheque buitenland en invorderingsrente
Vervallen
28.2 Correctie berekende invorderingsrente
De ontvanger corrigeert de renteberekening als daarbij onjuiste gegevens zijn gebruikt. Dit geldt ook voor een belastingaanslag waaraan een nieuwe dagtekening wordt toegekend die leidt tot een ander aanvangstijdstip voor de renteberekening.
Daarnaast wordt invorderingsrente gecorrigeerd in de volgende gevallen:
- Voor zover na het in rekening brengen van de invorderingsrente een afname van de schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening tot stand is gekomen en geen rente wordt vergoed op grond van artikel 28b van de wet. Deze situatie zal zich voordoen:
- bij vermindering van belastingaanslagen, en;
- als een positieve belastingaanslag wordt gevolgd door een negatieve belastingaanslag over dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.
28.3. Vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente
Als de ontvanger als gevolg van een te late betaling terecht rente in rekening brengt, kan er slechts in uitzonderlijke situaties aanleiding bestaan die rente te verminderen. De ontvanger moet dan van mening zijn dat het niet tijdig voldoen van de belastingschuld niet kan worden verweten aan de belastingschuldige en bovendien dat de invordering van rente onredelijk en onbillijk is. De ontvanger kan slechts naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift de verschuldigde rente verminderen.
28.4 verzuim van de belastingdienst en invorderingsrente
vervallen
28.5 rente- of schadevergoeding
Vervallen
28.6 kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk
Kwijtschelding van uitsluitend invorderingsrente is niet mogelijk. De ontvanger doet ook geen toezegging dat de rente niet zal worden ingevorderd. Dit laat onverlet dat de ontvanger kwijtschelding verleent of rente buiten invordering laat, als hij de hoofdsom kwijtscheldt of buiten invordering laat op grond van het bepaalde in de Leidraad Kwijtschelding.
28.8 Drempelbedrag
Rentebedragen van € 25,- of minder worden bij een slotbetaling op een belastingaanslag niet in rekening gebracht.
28a Invorderingsrente bij terugbetaling
28b Invorderingsrente bij vermindering
Artikel 29 Invorderingsrente / wettelijke rente
Vervallen.
Artikel 30 Beschikking betalingskorting en invorderingsrente
Artikel 30 van de wet bepaalt dat de ontvanger het bedrag van de
betalingskorting en de invorderingsrente vaststelt bij een voor bezwaar
vatbare beschikking. Op deze beschikking is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen van toepassing. De ontvanger kan geen betalingskorting verlenen van gemeentelijke en waterschapsbelastingen.
In aansluiting op artikel 30 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- beschikking terug te nemen betalingskorting;
- verzoek tot vermindering rente is bezwaar;
- betalingskorting en invorderingsrente: (hoger) beroep en cassatie;
- teruggenomen betalingskorting en invorderingsrente: uitstel van
betaling;
- geen bezwaar mogelijk tegen de niet verleende betalingskorting.
30.1. Beschikking terugnemen betalingskorting
Niet van toepassing voor Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland.
30.2. Verzoek tot vermindering rente is bezwaar
Een verzoek van de belastingschuldige tot vermindering van in rekening
gebrachte rente merkt de ontvanger aan als een bezwaarschrift.
30.4. Teruggenomen betalingskorting en invorderingsrente: uitstel van betaling
Het beleid omtrent teruggenomen betalingskorting is niet van toepassing
voor Sabewa Zeeland.
Indiening van een bezwaar-of beroepschrift (in hoger beroep) schort de
verplichting om de invorderingsrente te betalen niet op. Als om uitstel van
betaling wordt verzocht is het beleid van artikel 25 van deze leidraad en
artikel 34 van de regeling van overeenkomstige toepassing.
30.5. Geen bezwaar mogelijk tegen de niet verleende betalingskorting
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 31 en artikel 31a Renteregeling
Artikel 31 Invorderingswet 1990 geeft aan het algemeen bestuur de bevoegdheid
om regels te stellen voor de bij de berekening van invorderingsrente toe te
passen afrondingen en voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente
beneden een bepaald bedrag.
Voorts is in artikel 31 Invorderingswet 1990 de bevoegdheid opgenomen nadere
regels te stellen met betrekking tot een doelmatige invordering van
invorderingsrente.
Het algemeen bestuur heeft hiertoe een besluit genomen waarin is geregeld dat
Hoofdstuk III van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 van toepassing is
verklaard, met uitzondering van artikel 33 van die regeling. Artikel 33 regelt een
drempelbedrag wanneer geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht;
hiervoor is geen afwijkende bepaling in het besluit opgenomen.
Bij iedere deel-of eindbetaling brengt de ontvanger geen invorderingsrente
in rekening als het aan rente verschuldigde bedrag € 23,- of minder bedraagt.
Artikel 32 Samenloop fiscale en civiele aansprakelijkheidsbepalingen
Artikel 32 van de wet bepaalt dat naast de aansprakelijkheidsbepalingen die
in hoofdstuk VI van de wet zijn opgenomen, de ontvanger ook een beroep
kan doen op aansprakelijkheidsbepalingen in andere wettelijke regelingen.
De ontvanger kan dus ook een beroep doen op
aansprakelijkheidsbepalingen uit bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek of het
Wetboek van Koophandel.
In aansluiting op artikel 32 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- keuze aansprakelijkheid;
- gemeenschapsschulden en aansprakelijkheid.
32.1. Keuze aansprakelijkheid
In situaties waarin de ontvanger feitelijk de keuze heeft tussen de
toepassing van zowel een aansprakelijkheidsbepaling uit de wet als een
aansprakelijkheidsbepaling uit het civiele recht, geldt in beginsel hetgeen is
vermeld in artikel 3.1 van deze leidraad.
In de belangenafweging die aan de aansprakelijkstelling voorafgaat, wordt
in beginsel doorslaggevend gewicht toegekend aan die
aansprakelijkheidsbepaling waarbij de aansprakelijke in de gelegenheid is
zich te disculperen.
32.2. Gemeenschapsschulden en aansprakelijkheid
Vervallen.
Artikel 33 Aansprakelijkheid van bestuurder, leider vaste inrichting, vaste vertegenwoordiger en vereffenaar voor alle belastingen
Artikel 33 van de wet bevat hoofdelijke aansprakelijkheidsregels die gelden
voor de invordering van alle belastingen.
Deze regels dienen ertoe om in geval dat op een in dit artikel genoemd
lichaam geen verhaal meer kan worden uitgeoefend, die personen voor de
nog verschuldigde belasting aan te spreken, die in een nauwe betrekking
staan of stonden tot het desbetreffende lichaam en invloed (hadden) kunnen
uitoefenen op het betalen van de belastingschulden.
In aansluiting op artikel 33 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- leider vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger;
- feitelijke vestiging;
- lichaam dat is ontbonden;
- vereffenaar;
- bestuurder;
- gewezen bestuurder.
33.1. Leider vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger bij aansprakelijkheid
De begrippen “vaste inrichting” en “vaste vertegenwoordiger” zijn dezelfde
als bij de heffing van de diverse belastingen.
33.2. Feitelijke vestiging bij aansprakelijkheid
Het begrip 'gevestigd' in artikel 33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, heeft
een feitelijke betekenis. Waar een lichaam is gevestigd, moet worden
beoordeeld naar de omstandigheden van het geval.
De ontvanger moet hierbij aansluiting zoeken bij het materiële
vestigingsbegrip van artikel 4, eerste lid, van de AWR.
33.3. Lichaam dat is ontbonden bij aansprakelijkheid
De ontbinding van het lichaam waarop artikel 33, eerste lid, onderdeel c,
van de wet doelt, kan -behalve op grond van de verschillende formele
ontbindingsbepalingen -onder omstandigheden ook worden afgeleid uit
handelingen van vennoten of organen van rechtspersonen.
Voor de berekening van de driejaarstermijn wordt de stilzwijgende
ontbinding -bedoeld in de vorige volzin -geacht zich te hebben voltrokken
ten tijde van het verrichten van de handelingen.
Als ontbinding kan niet worden aangemerkt het feitelijk staken van de
bedrijfsuitoefening en/of het voortzetten van de activiteiten van de
vennootschap in een andere rechtsvorm, het zogenaamde 'leeg' maken van
het lichaam.
33.4. Vereffenaar bij aansprakelijkheid
Niet alleen degene die met de vereffening is belast, is aansprakelijk op
grond van artikel 33, eerste lid, onderdeel c, van de wet, maar ook degene
die feitelijk als vereffenaar is opgetreden zonder dat van een uitdrukkelijke
lastgeving sprake is.
De ontvanger moet aannemelijk maken dat het niet-betalen van de
belastingschuld is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de
vereffenaar. De betekenis van het begrip kennelijk onbehoorlijk bestuur in
dit lid is dezelfde als in artikel 36 van de wet.
33.5. Bestuurder bij aansprakelijkheid
33.6. Gewezen bestuurder bij aansprakelijkheid
De ontvanger kan de gewezen bestuurder aansprakelijk stellen voor de
belastingschuld waarvoor hij ten tijde van zijn bestuursperiode hoofdelijk
aansprakelijk was, te weten de schuld die in deze periode materieel is
ontstaan.
33.7. Disculpatie bestuurders, leiders en vaste vertegenwoordigers
Bestuurders van lichamen zonder rechtspersoonlijkheid of van een
rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat niet volledig rechtsbevoegd is
alsmede leiders van een vaste inrichting van een niet in Nederland
gevestigd lichaam dan wel de in Nederland wonende of gevestigde vaste
vertegenwoordiger van dat lichaam, zijn niet aansprakelijk voor zover zij
bewijzen dat de niet-betaling niet aan hen is te wijten.
Niet-verwijtbaarheid wordt naar redelijkheid en billijkheid beoordeeld,
waarbij veel afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden. Zo kan van
niet-verwijtbaarheid sprake zijn als een ondernemer, hoewel hij de nodige
voorzieningen heeft getroffen om eventuele tegenslagen in zijn bedrijf het
hoofd te bieden, toch wordt geconfronteerd met niet te voorziene
calamiteiten. Daaronder is begrepen een sterk verslechterde economische
situatie van zodanige omvang dat hij ondanks zijn voorzorgen niet meer in
staat is zijn betalingsverplichtingen na te komen.
Ook kan plotseling betalingsonmacht ontstaan door een bijzondere
gebeurtenis, bijvoorbeeld een niet voorzienbare, omvangrijke miscalculatie
of door het faillissement van een belangrijke debiteur. Bij dit laatste geldt
echter dat een ondernemer die zijn bedrijf uitoefent op een te zwakke
financiële basis zich niet gemakkelijk op niet-verwijtbaarheid zal kunnen
beroepen.
Artikel 34 tot en met 47
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
Artikel 48 Beperking aansprakelijkheid van erfgenamen
Artikel 48 van de wet regelt niet de aansprakelijkheid van de erfgenaam,
maar geeft aan dat de erfgenaam -als rechtsopvolger van de erflater -niet
voor alle belastingaanslagen voor het volle bedrag zal worden
aangesproken.
In aansluiting op artikel 48 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- beneficiaire aanvaarding;
- invordering ten laste van een erfgenaam blijft achterwege.
48.1. Beneficiaire aanvaarding
Als een nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving is
aanvaard, wordt de vereffening van de boedel afgewacht, met dien
verstande dat de ontvanger maatregelen neemt ter beveiliging van zijn
rechten (zie echter ook artikel 14.1.3 van deze leidraad).
Aantasting van het vermogen van de erfgenamen blijft uiteraard
achterwege.
48.2. Invordering ten laste van een erfgenaam blijft achterwege
als voor een belastingaanslag ten name van een overledene niet meer
tegen de gezamenlijke erfgenamen kan worden opgetreden, blijft
invordering ten laste van een erfgenaam van wie minder dan € 23,-moet
worden ingevorderd achterwege, tenzij het de hoofdsom van de aanslag
betreft.
Er kan ook aanleiding bestaan een gering restbedrag op tactische gronden
buiten invordering te laten.
Artikel 48a Aansprakelijkheid van derden voor uitbetaalde bedragen inkomstenbelasting of omzetbelasting
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa
Zeeland.
Artikel 49 Formele bepalingen voor aansprakelijkstelling
Artikel 49 van de wet regelt de formele bepalingen voor
aansprakelijkstellingen. Het geeft aan op welke wijze een materiële
aansprakelijkheid wordt omgezet in een formele aansprakelijkstelling. De
bepalingen gelden niet alleen voor de in de wet opgenomen
aansprakelijkheidsregels, maar gelden ook voor de aansprakelijkheid in
enige andere wettelijke regeling, bijvoorbeeld in het Burgerlijk Wetboek en
het Wetboek van Koophandel.
De aansprakelijkstelling vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking,
en wel afzonderlijk voor ieder die aansprakelijk wordt gesteld.
In aansluiting op artikel 49 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- aansprakelijkstelling voor bestuurlijke boete;
- aansprakelijkstelling voor invorderingsrente;
- aansprakelijkstelling -in gebreke zijn;
- informatieverstrekking in beschikking aansprakelijkstelling keten-en
inlenersaansprakelijkheid;
- informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden;
- eerst uitwinning belastingschuldige;
- volgorde van aansprakelijk stellen;
- bezwaar en uitstel van betaling;
- overgangsrecht.
49.1. Aansprakelijkstelling voor bestuurlijke boete
N.v.t voor Sabewa Zeeland.
49.2. Aansprakelijkstelling voor invorderingsrente
Als aan de aansprakelijkgestelde invorderingsrente in rekening moet worden
gebracht, dan wordt de rente berekend over het bedrag waarvoor hij
aansprakelijk is gesteld.
Voor zover in het bedrag van de aansprakelijkstellingsbeschikking tevens
een bedrag aan invorderingsrente is opgenomen, wordt over dat bedrag
geen rente in rekening gebracht.
49.3. De aansprakelijkstelling -in gebreke zijn
49.3.1. Wanneer in gebreke
De belastingschuldige is in gebreke als de betaling van zijn belastingschuld
niet heeft plaatsgevonden binnen de betalingstermijn die voor de
belastingaanslag geldt.
49.3.2. In gebreke zijn en versnelde invordering
De belastingschuldige wordt ook geacht in gebreke te zijn als de
belastingaanslag op grond van artikel 10 van de wet terstond invorderbaar
is.
49.3.3. In gebreke zijn en een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’
Als de ontvanger aan de belastingschuldige een beschikking heeft gestuurd
waarin hij toezegt geen verdere invorderingsmaatregelen tegen de
belastingschuldige meer te nemen, kan een derde voor de desbetreffende
belastingschuld niettemin aansprakelijk worden gesteld, mits die
mogelijkheid uitdrukkelijk in de beschikking is vermeld.
49.4. Informatieverstrekking in beschikking aansprakelijkstelling keten-en inlenersaansprakelijkheid
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
49.5. Informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden
Op grond van het bepaalde in artikel 49, zesde lid, van de wet moet de
ontvanger de aansprakelijk gestelde desgevraagd op de hoogte stellen van
de gegevens over de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld.
Tot de gegevens die op grond van genoemde bepaling moeten worden
verstrekt, behoren in elk geval de stukken die op de zaak betrekking hebben
als bedoeld in de artikelen 7:4 en 8:42 Awb. Hieronder worden verstaan alle
stukken die bij het nemen van het besluit een rol hebben gespeeld. Naast
de gegevens die zijn vastgelegd in de genoemde stukken moeten
desgevraagd ook andere gegevens worden verstrekt, mits die gegevens
redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor het maken van
bezwaar of het instellen van beroep.
De gegevens worden -na een daartoe strekkend verzoek van de
aansprakelijk gestelde -vooruitlopend op het indienen van een
bezwaarschrift of op het instellen van beroep verstrekt.
Hoewel artikel 49, zesde lid, van de wet betrekking heeft op de gegevens
over de belasting, is goedgekeurd dat de gegevensverstrekking zich daartoe
niet beperkt, maar mede betrekking heeft op (alle) andere aspecten van de
aansprakelijkheidsbeslissing. Voorwaarde is wel dat deze gegevens hetzij
gerekend kunnen worden tot de stukken die op de zaak betrekking hebben
als hiervoor genoemd, hetzij redelijkerwijs van belang kunnen worden
geacht voor het maken van bezwaar tegen de
aansprakelijkheidsbeschikking of het instellen van beroep tegen daarop
volgende beslissingen.
49.6. Aansprakelijkheid: eerst uitwinning belastingschuldige
De ontvanger zal zich in beginsel eerst verhalen op vermogensbestanddelen
van de belastingschuldige voordat hij overgaat tot uitwinning van de
vermogensbestanddelen van de aansprakelijk gestelde, tenzij zich een situatie
voordoet als bedoeld in artikel 14.1.4 van de leidraad.
49.7. Volgorde van aansprakelijk stellen
Als de ontvanger een derde aansprakelijk kan stellen op grond van meer
dan één fiscale of civielrechtelijke aansprakelijkheidsbepaling, dan hoeft hij
daarbij geen volgorde in acht te nemen. Hetzelfde geldt als de ontvanger
verscheidene derden op grond van dezelfde dan wel op grond van
verschillende aansprakelijkheidsbepalingen aansprakelijk kan stellen.
Dit geldt niet in de gevallen waarvoor in de wet of deze leidraad anders is
bepaald.
49.8. Bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie tegen de beschikking aansprakelijkstelling
49.8.1. Uitstel in verband met bezwaar tegen een beschikking aansprakelijkstelling
Het beleid voor uitstel van betaling verwoord in artikel 25.2 is van overeenkomstige toepassing:
a. als bezwaar wordt gemaakt tegen de beschikking aansprakelijkstelling;
b. als beroep wordt ingesteld tegen de uitspraak van de ontvanger op het bezwaarschrift tegen een beschikking aansprakelijkstelling, en;
c. als hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld tegen een rechterlijke uitspraak.
49.8.2. Beslissing op het bezwaarschrift
49.9.1. Bij civiele procedure geen invordering of verrekening
Artikel 51 Conservatoir beslag bij aansprakelijkheid
De versnelde invordering op grond van de artikelen 10 en 15 van de wet is
niet van toepassing op een aansprakelijk gestelde. Wel heeft de ontvanger
de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op grond van artikel 51 van
de wet met toepassing van de regels van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering.
In aansluiting op artikel 51 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over conservatoir beslag en uitstel in verband met bezwaar.
51.1. Conservatoir beslag en uitstel in verband met bezwaar
Als er conservatoir beslag ligt en de aansprakelijk gestelde verzoekt om
uitstel van betaling in verband met een bezwaar tegen de beschikking, dan
verleent de ontvanger alleen uitstel van betaling als er zekerheid wordt
gesteld.
Artikel 52 Betalingstermijn beschikking aansprakelijkstelling
Op grond van artikel 52, eerste lid, van de wet heeft de
aansprakelijk gestelde een betalingstermijn van twee maanden na
dagtekening van de beschikking van de aansprakelijkstelling.
Als na het verstrijken van deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden
en geen bezwaarschrift tegen de beschikking is ingediend, is het in de
beschikking vermelde bedrag invorderbaar.
In aansluiting op artikel 52 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over
vermindering van de belastingaanslag.
52.1. Vermindering van de belastingaanslag en aansprakelijkstelling
Als de heffingsambtenaar de aanslag vermindert, past de ontvanger het bedrag van
de aansprakelijkstellingsbeschikking aan voor zover dat voortvloeit uit de
vermindering en deelt dat mee aan de aansprakelijk gestelde.
Artikel 53 Aansprakelijkheid: verhaalsrechten en kwijtschelding
De ontvanger heeft op grond van het bepaalde in artikel 53 recht om ook de
regels voor de verrekening (artikel 24 van de wet met uitzondering van het
tweede lid) toe te passen voor een aansprakelijk gestelde. Dit leidt ertoe dat
een openstaande aansprakelijkheidsschuld kan worden verrekend met een
aan de aansprakelijk gestelde uit te betalen bedrag.
Als de aansprakelijk gestelde niet in staat is -anders dan met buitengewoon
bezwaar -de belastingschuld waarvoor hij aansprakelijk is gesteld geheel of
gedeeltelijk te voldoen, dan kan aan hem op verzoek ontslag van
betalingsverplichting worden verleend.
In aansluiting op artikel 53 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld;
- ontslag van betalingsverplichting aansprakelijk gestelde bestuurder en verwijtbaarheid.
53.1. Geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld
Een aansprakelijkheidsschuld (beschikking ex artikel 49 van de wet) is niet
voor zelfstandige verjaring vatbaar. Door verjaring van de belastingaanslag
waarvoor aansprakelijk is gesteld, eindigt ook het recht van
dwanginvordering en verrekening van de aansprakelijkheidsvordering.
53.2 Ontslag van betalingsverplichting aansprakelijk gestelde bestuurder en verwijtbaarheid
De ontvanger verleent geen ontslag van betalingsverplichting als sprake is van verwijtbaarheid van de kant van de aansprakelijk gestelde. Dit volgt uit artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de regeling. De vraag of sprake is van verwijtbaarheid beoordeelt de ontvanger op basis van gedragingen van de aansprakelijk gestelde. Dit betekend dat als de aansprakelijkstelling van een bestuurder is gebaseerd op artikel 36, vierde lid, van de wet, het enkele feit dat het lichaam niet op de juiste wijze heeft gemeld niet in de weg hoeft te staan aan ontslag van betalingsverplichting.
Artikel 54 Mededeling aan de aansprakelijk gestelde
Artikel 54 van de wet regelt de uitbetaling van een teruggaaf aan de aansprakelijk gestelde die het gevolg is van een vermindering van de belastingaanslag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld.
In aansluiting op artikel 54 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over
geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld.
54.1. Betaling teruggaaf aanhouden bij aansprakelijkstelling
De ontvanger houdt de betaling van de teruggaaf -als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van de wet -aan gedurende vier weken na de dagtekening van de schriftelijke mededeling aan de belastingschuldige.
In deze periode kan de belastingschuldige -als de derde zich al voor de
aansprakelijkheidsschuld op hem heeft verhaald -derdenbeslag leggen
onder de ontvanger op het bedrag van de teruggaaf. In de
derdenbeslagprocedure zal worden uitgemaakt aan wie de ontvanger het
bedrag van de teruggaaf moet betalen.
Artikel 55 tot en met 57
N.v.t. voor Sabewa Zeeland.
Artikel 58 Informatieverplichtingen van de belastingschuldige of de aansprakelijk gestelde
Artikel 58 van de wet regelt de verplichting voor de belastingschuldige en de
Aansprakelijk gestelde tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen en
het ter beschikking stellen van gegevensdragers die voor de invordering van
de 'eigen' belastingschulden van belang zijn.
Verder regelt artikel 58 van de wet de identificatieverplichting tegenover de
ontvanger.
Onder de gegevens die voor de invordering van de 'eigen'
belastingschulden van de belastingschuldige van belang zijn, vallen ook de
gegevens die de ontvanger nodig heeft om te beoordelen of hij mogelijk
derden aansprakelijk kan stellen.
In aansluiting op artikel 58 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- invorderingsonderzoek tijdens een gerechtelijke procedure;
- gegevens voor invordering ‘eigen’ belastingschulden.
58.1. Geen invorderingsonderzoek tijdens een gerechtelijke procedure
Het is de ontvanger niet toegestaan een invorderingsonderzoek te doen
instellen, nadat de rechter de ontvanger in de gelegenheid heeft gesteld
bewijs te leveren voor in een procedure aangevoerde stellingen, indien en
voor zover dat onderzoek wordt ingesteld om gegevens te verwerven om dat
bewijs te kunnen leveren.
58.2 Gegevens voor invordering van ‘eigen’ belastingschulden
Onder gegevens die voor de invordering van de ‘eigen’ belastingschulden
van de belastingschuldige van belang zijn, vallen ook de gegevens die de
ontvanger nodig heeft om te beoordelen of hij mogelijk derden aansprakelijk
kan stellen.
58.3. Invorderingsonderzoek tijdens faillissement
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 59 Informatieverplichting: gegevensdragers bij een derde
Op grond van artikel 249 Gemeentewet en artikel 138 Waterschapswet is artikel 20 van de wet niet van toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen en waterschapsbelasting.
Artikel 60 Formele bepalingen voor de informatieverplichtingen
Artikel 60 van de wet regelt de formele bepalingen voor de
informatieverplichtingen.
In aansluiting op artikel 60 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- het stellen van een redelijke termijn voor verstrekken van informatie;
- de kwaliteit van de gegevens en wijze van verstrekking of beschikbaar stellen.
60.1. Redelijke termijn voor verstrekken van informatie
De ontvanger stelt een redelijke termijn voor het verstrekken van de gegevens en inlichtingen of het ter beschikking stellen van de gegevensdragers. Als de ontvanger belang heeft bij een spoedige verstrekking of beschikbaarstelling kan deze termijn ook terstond zijn.
60.2. Kwaliteit van de gegevens en wijze van verstrekking of beschikbaar stellen
Als de opgevraagde gegevens niet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud
worden verstrekt, herhaalt de ontvanger zijn verzoek en vordert hij op basis
van artikel 60, eerste lid, van de wet correcte en concrete gegevens.
Als de gegevens ook na herhaald verzoek niet voldoen aan de gestelde
eisen, beoordeelt de ontvanger of hij een civiele procedure begint of de
strafsancties van Hoofdstuk VIII van de wet toepast.
Gegevensverstrekking vindt in beginsel uitsluitend schriftelijk plaats. In
uitzonderingssituaties kan de ontvanger toestaan dat de gegevens
mondeling worden verstrekt. In verband met de bewijsvoering zorgt de
ontvanger voor een vastlegging van het gesprek.
Artikel 61 Geen geheimhoudingsplicht bij de informatieverplichtingen
Artikel 61 van de wet bepaalt voor de in de artikelen 58, 59 en 60 van de
wet opgenomen verplichtingen dat niemand zich op geheimhouding kan
beroepen, zelfs niet als die geheimhoudingsverplichting bij wettelijk
voorschrift zou zijn opgelegd.
In aansluiting op artikel 61 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over
niet van de administratie gescheiden (beroeps-)vertrouwelijke gegevens.
61.1. Niet van de administratie gescheiden (beroeps-) vertrouwelijke gegevens
De ontvanger heeft alleen belang bij die gegevens en inlichtingen en
gegevensdragers die hem inzicht verschaffen in de financiële positie van de
belastingschuldige.
Doorgaans zijn de beroepsvertrouwelijke gegevens en de financiële
gegevens gescheiden. Als het onvermijdelijk is dat de ontvanger
privacygegevens onder ogen krijgt, vormt dit geen grond om de verstrekking
van gegevens of de beschikbaarstelling van gegevensdragers te weigeren.
De ontvanger is op grond van artikel 67, eerste lid, van de wet gehouden tot
geheimhouding van die gegevens.
Artikel 62 Informatieverplichtingen van de administratieplichtige
Op grond van artikel 249 Gemeentewet en artikel 138 Waterschapswet is artikel 20 van de
wet niet van toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen en waterschapsbelasting.
Artikel 62a
Er zijn in deze leidraad op artikel 62a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikelen 63b en 63c Bestuurlijke boeten
Niet van toepassing op Sabewa Zeeland.
Artikel 65a en artikel 66
Er zijn in deze leidraad op artikel 65a en artikel 66 van de wet geen
beleidsregels gemaakt.
Artikel 67 Geheimhoudingsplicht
Artikel 67 van de wet regelt de geheimhoudingsplicht. In het tweede lid van
dat artikel is bepaald dat de geheimhoudingsplicht niet geldt als:
- bekendmaking verplicht is volgens een wettelijk voorschrift;
- sprake is van structurele gegevensverstrekking aan bestuursorganen
die bij ministeriële regeling zijn aangewezen;
- de bekendmaking plaatsvindt aan de belastingschuldige zelf voor zover
deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt.
Daarnaast kan de minister van Financiën op grond van het derde lid
ontheffing van de geheimhoudingsplicht verlenen.
In aansluiting op artikel 67 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over:
- bekendmaking gegevens op verzoek van de belastingschuldige zelf;
- informatieverstrekking aan gerechtsdeurwaarder over periodieke betalingen.
67.1. Bekendmaking aan de belastingschuldige
De geheimhoudingsplicht geldt niet voor de bekendmaking van gegevens
aan degene op wie zij betrekking hebben (de belastingschuldige) voor zover
deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt. Ook het verstrekken van
informatie over belastingschulden aan de belastingschuldige zelf valt niet
onder de geheimhoudingsplicht. Onder belastingschuldige moet hier mede
worden verstaan: diens vertegenwoordiger, curator, bewindvoerder of
erfgenaam.
67.2 Bekendmaking aan derden in het belang van de invordering
De geheimhoudingsplicht geldt niet voor zover de bekendmaking van
gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Invorderingswet 1990.
Dat laatste moet ruim worden opgevat. Als bekendmaking van belang is
voor de invordering van de verschuldigde belasting (aanslag) of een
aansprakelijkheidsvordering (beschikking), kan de bekendmaking (aan
derden) plaatsvinden zonder dat daarmee de geheimhoudingsplicht wordt
geschonden.
67.3. Informatieverstrekking aan gerechtsdeurwaarder over periodieke betalingen
Deze bepaling is niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 68, 70 tot en met 72
Er zijn in deze leidraad op de artikelen 68 tot en met 72 van de wet geen
beleidsregels gemaakt.
Artikel 69
Niet toepassing voor Sabewa Zeeland
Artikel 73 Insolventieprocedures
In dit artikel is het volgende beleid over insolventieprocedures opgenomen:
- de algemene uitgangspunten insolventieprocedures;
- insolventieprocedure en wettelijke schuldsanering;
- insolventieprocedure en surséance;
- insolventieprocedure en faillissement;
- insolventieprocedure en minnelijke schuldsanering door leden van de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren of gemeenten;
- insolventieprocedure en minnelijke schuldsanering door anderen dan leden van de NVVK of gemeenten;
- insolventieprocedures en akkoorden.
73.1. Algemene uitgangspunten insolventieprocedures
73.1.1. Aanmelden belastingschulden in WSNP of faillissement
Uiterlijk veertien dagen vóór de verificatievergadering meldt de ontvanger
zijn vorderingen ter verificatie aan bij de bewindvoerder. Daarbij wordt er
van uitgegaan dat belastingschulden die naar tijdvak worden geheven,
geacht worden van dag tot dag te ontstaan.
De ontvanger meldt ook conserverende belastingschulden ter verificatie aan
bij de bewindvoerder.
Voor het indienen van vorderingen in het faillissement wordt verwezen naar
artikel 19.2 van deze leidraad. De ontvanger maakt ook voor rechten bij
invoer gebruik van deze vordering.
73.1.2. Invorderingsmaatregelen tijdens de toepassing van WSNP of
faillissement
Het uitbrengen van aansprakelijkstellingen voor belastingaanslagen tijdens
zowel het faillissement als tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling is
mogelijk.
73.1.3. Boedelschulden
De ontvanger ziet er op toe dat de boedelschulden tijdig door de curator
worden voldaan. Als belastingschulden die als boedelschulden kunnen
worden aangemerkt, ten onrechte niet worden voldaan, wendt de ontvanger
zich in beginsel eerst tot de curator teneinde informatie te verkrijgen over de
toestand van de boedel en zo mogelijk langs minnelijke weg alsnog
voldoening te bewerkstelligen. Als dit niet leidt tot een bevredigende
oplossing wendt de ontvanger zich met zijn grieven tot de rechtercommissaris.
In het uiterste geval kan de ontvanger rechtstreeks verhaal
zoeken op de boedel.
Het voorgaande is ook van toepassing bij een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Bij de invordering van boedelschulden kan de ontvanger tijdens de
wettelijke schuldsaneringsregeling niet het faillissement van de schuldenaar
aanvragen.
Belastingschulden ontstaan gedurende een surséance zijn boedelschulden
in het faillissement (zie artikel 19.2.2 van deze leidraad).
73.1.4. Proceskostengarantie
Als de curator een gerechtelijke procedure (niet zijnde de
bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure) moet aanspannen om een bate
voor de boedel te kunnen realiseren, en de aanwezige baten van de boedel niet toereikend zijn om de proceskosten te voldoen, kan de curator bij de ontvanger een gemotiveerd verzoek indienen om garantstelling voor het bedrag dat niet uit de boedel kan worden voldaan.
Bij de beoordeling van het verzoek neemt de ontvanger als uitgangspunt
dat:
- de boedel bij de actie van de curator moet zijn gebaat;
- de ontvanger (een deel van) de in het faillissement ingediende vordering
zal kunnen innen.
Daarnaast stelt de ontvanger de eis dat de schuldeisers –die bij een
verdeling van de activa eveneens zullen profiteren van de vermoedelijke
opbrengst van de procedure –bereid zijn om naar evenredigheid mee garant
te staan voor de proceskosten. Dit geldt ook voor boedelschuldeisers. Als
een bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling de ontvanger
een verzoek om garantstelling doet, treedt de ontvanger in overleg met het
dagelijks bestuur.
73.1.5. Belangenbehartiging door de bewindvoerder of de curator
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
73.1.6. Bodemvoorrecht in faillissement en in de WSNP
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
73.1.7. Bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
73.1.8. Uitstel in relatie tot faillissement en WSNP
Voor uitstel van betaling in relatie tot faillissement en WSNP wordt
verwezen naar artikel 25.1.4 en artikel 25.4.4 en naar artikel 74
(uitstelfaciliteiten) van deze leidraad.
73.1.9. Kwijtschelding in relatie tot faillissement en WSNP
Zie voor kwijtschelding in relatie tot faillissement en WSNP artikel 26.2.9
van deze leidraad.
73.1.10. Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot
faillissement en WSNP
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
73.1.11. Toeslagenschuld in relatie tot WSNP en faillissement
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland
73.1.12. Verplichtingensignaal in relatie tot WSNP en faillissement
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland
73.2. Insolventieprocedure en Wettelijke schuldsanering
73.2.1. Kwijtschelding tijdens WSNP
Voor de situatie dat een belastingschuldige, ten aanzien van wie de
schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,
verzoekt om kwijtschelding van nadien opgekomen belastingschulden die
niet zijn aan te merken als boedelschuld, wordt verwezen naar artikel 29 van de afzonderlijke leidraad kwijtschelding Sabewa Zeeland.
73.2.2. Na de toepassing van de WSNP
Belastingvorderingen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van
toepassing is en voor zover die na de beëindiging op grond van artikel 356,
tweede lid FW onvoldaan zijn gebleven, zijn aan te merken als natuurlijke
verbintenissen ongeacht of de vorderingen door de ontvanger bij de
bewindvoerder zijn aangemeld. Met betrekking tot te betalen
belastingaanslagen die betrekking hebben op de periode waarin de
wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn
vastgesteld na beëindiging (met schone lei) van die regeling, zal de
ontvanger in beginsel afzien van invordering. Daarbij geldt dat aannemelijk
moet zijn dat:
- de bewindvoerder de aan de betreffende aanslag voorafgaande
voorlopige aanslagen / teruggaven dan wel het ontbreken daarvan
voldoende op juistheid heeft getoetst; en
- over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact
heeft opgenomen met Sabewa Zeeland.
Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd met een schone lei, die materieel betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de hij de belastingteruggave niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger, en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.
Ook na beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan de
ontvanger derden nog aansprakelijk stellen voor niet-betaalde
belastingaanslagen die als natuurlijke verbintenissen moeten worden
aangemerkt.
Reeds in gang gezette aansprakelijkheidsprocedures kan de ontvanger
voortzetten.
73.2.3. De WSNP is beëindigd zonder schone lei of de schone lei is ingetrokken
De WSNP kan ook eindigen zonder schone lei (artikel 358, tweede lid, Fw)
en de reeds verstrekte schone lei kan worden ingetrokken (artikel 358a,
eerste lid, Fw). In die situaties kan de ontvanger de invordering hervatten.
73.2.4. De WSNP is tussentijds beëindigd
Als een schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd in de zin van
artikel 350, vijfde lid, Fw, blijft omzetting in faillissement achterwege als er
geen baten beschikbaar zijn. In die situatie geldt het invorderingsbeleid voor
natuurlijke personen bij opheffing van een faillissement wegens gebrek aan
baten (artikel 73.4.14).
73.3. Insolventieprocedure en surséance
Voor uitstel van betaling in relatie tot surséance wordt verwezen naar artikel
25.1.4 en 25.4.4 van deze leidraad.
Voor kwijtschelding in relatie tot surseance wordt verwezen naar artikel 26.1.9 van deze leidraad.
73.3.2. Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot surséance
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
73.3a.1. Geldend beleid bij aangeboden WHOA-akkoord
Het beleid in deze leidraad en in de regeling dat ziet op kwijtschelding van belastingen is ook van toepassing op een verzoek om instemming met een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, tenzij daarvan wordt afgeweken in de volgende artikelen.
73.3a.2. Voorwaarden WHOA-akkoord
1. De ontvanger kan instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
– het akkoord is schriftelijk aangeboden en voldoet aan de in artikel 375 FW gestelde eisen;
– de ontvanger is in de juiste klasse ingedeeld;
– het is aannemelijk dat het aangeboden akkoord, afgezien van de daarvoor nog te verrichten formaliteiten, door de rechtbank zou worden gehomologeerd.
2. De ontvanger houdt bij de beoordeling van een aan hem aangeboden bedrag in het kader van een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, rekening met de zogenoemde 20%-regel als bedoeld in artikel 374, tweede lid, FW.
3. De ontvanger kan ook instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als bedoeld in artikel 370 FW, als dit niet ziet op alle schuldeisers van de belastingschuldige. De ontvanger kan eveneens instemmen met een akkoord als er nog een redelijke mogelijkheid is om een derde aansprakelijk te stellen. Zie in dit verband artikel 73.3a.3.
4. De ontvanger kan instemmen met een aan hem aangeboden akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, waarbij een of meer schuldeisers het gedeelte van hun vordering dat niet wordt voldaan, niet kwijtschelden maar omzetten in aandelen. De ontvanger stemt echter niet in met een akkoord als de betaling van het akkoordbedrag aan hem, geschiedt door omzetting van de belastingschuld in aandelenkapitaal of enige andere betalingsvorm van gelijke strekking.
5. Deze regeling is ook van toepassing op belastingaanslagen waarvoor in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend.
73.3a.3. Gevolgen homologatie WHOA-akkoord bij instemming
Als de ontvanger instemt met een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, verleent hij kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft, nadat het akkoord tot stand is gekomen dan wel is gehomologeerd en hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen.
De ontvanger kan voor belastingaanslagen waarvoor derden in redelijkheid aansprakelijk kunnen
worden gesteld toezeggen dat daarvoor ten aanzien van de belastingschuldige geen verdere invorderingsmaatregelen worden genomen in plaats van kwijtschelding te verlenen. De ontvanger vermeldt in dat geval in de beschikking dat hij zich het recht voorbehoudt om derden aansprakelijk te stellen voor de betreffende belastingaanslagen.
73.3a.4 Gevolgen homologatie WHOA-akkoord zonder instemming
Als een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, waarmee de ontvanger niet heeft ingestemd, door de rechtbank wordt gehomologeerd, verleent de ontvanger voor het resterende deel van de belastingaanslagen geen kwijtschelding maar neemt hij geen verdere invorderingsmaatregelen.
De belastingvorderingen die resteren na homologatie van een akkoord zijn aan te merken als natuurlijke verbintenissen.
Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van homologatie van een akkoord die materieel betrekking hebben op een periode waarop het akkoord betrekking heeft, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als hij de belastingteruggaaf niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.
73.4. Insolventieprocedure en faillissement
73.4.1. Faillissementsaanvraag: algemeen
De belastingaanslag(en) waarvoor de ontvanger het faillissement aanvraagt,
moet(en) onherroepelijk vaststaan of in redelijkheid materieel verschuldigd
worden geacht. Een faillissementsaanvraag blijft achterwege als de
belastingschuldige aantoont dat de betalingsonmacht van korte duur is.
Voor een voorlopige aanslag vraagt de ontvanger slechts een faillissement
aan als:
- die aanslag is gevolgd door een definitieve aanslag; of
- naast de voorlopige aanslag ook andere aanslagen onbetaald zijn
gebleven.
73.4.2. Ontbinding van rechtspersonen in plaats van faillissementsaanvraag
Als sprake is van een rechtspersoon die geen activiteiten meer uitoefent, en
bovendien bekend is dat geen baten aanwezig zijn, dan wordt de voorkeur
gegeven aan het treffen van maatregelen die moeten leiden tot ontbinding
van die rechtspersoon boven het aanvragen van het faillissement van die
rechtspersoon. Conform artikel 2:19a BW boven het aanvragen van het faillissement van die rechtspersoon.
73.4.3. Particulieren en faillissement
Het aanvragen van het faillissement van een particulier blijft achterwege als
wordt verwacht dat de ontvanger de eventuele vermogensbestanddelen ook
geheel of nagenoeg geheel zonder faillissement kan uitwinnen, zelfs als
daarbij niet de gehele schuld wordt voldaan.
Particulieren zijn in dit verband natuurlijke personen die niet een
onderneming drijven of zelfstandig een beroep uitoefenen en waarvan niet
aannemelijk is dat zij van plan zijn dit te doen.
Voor zover de openstaande belastingschulden het gevolg zijn van
bedrijfsvoering of uitoefening van een zelfstandig beroep, worden natuurlijke
personen die hun bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening hebben
gestaakt in dit verband niet beschouwd als particulieren.
73.4.4. Saneringsaanbod en faillissementsaanvraag
Als de belastingschuldige -voordat de faillissementsaanvraag in
behandeling is genomen -een verzoek om kwijtschelding doet, dan wel een
buitengerechtelijk akkoord aanbiedt (een en ander in de zin van artikel 73.6
van deze leidraad), dan zal de ontvanger de faillissementsaanvraag
aanhouden dan wel intrekken om het verzoek dan wel het aanbod aan een
nader oordeel te onderwerpen.
Hiervan wordt afgeweken als op voorhand duidelijk is dat het verzoek dan
wel het aanbod louter is gedaan om de behandeling van de
faillissementsaanvraag te traineren. Er wordt ook van afgeweken als het
aanbod onvoldoende past binnen het door de fiscus gehanteerde
kwijtscheldingsbeleid respectievelijk het in het kwijtscheldingsbeleid
opgenomen saneringsbeleid, en/of gebaseerd is op een onjuiste voorstelling
van zaken. In deze gevallen wijst de ontvanger het verzoek dan wel het
aanbod bij beschikking gemotiveerd af, zonder de faillissementsaanvraag in
te trekken of aan te houden.
73.4.5. Verzoek om uitstel van betaling vóór behandeling faillissementsaanvraag door rechter
Als de belastingschuldige een verzoek om uitstel van betaling doet, voordat
de rechtbank de faillissementsaanvraag in behandeling heeft genomen, dan
zal de ontvanger de faillissementsaanvraag aanhouden dan wel intrekken
om het verzoek aan een nader oordeel te onderwerpen.
De ontvanger doet dit niet als duidelijk is dat het verzoek louter is gedaan
om de behandeling van de faillissementsaanvraag te traineren, of als het
verzoek onvoldoende past binnen het door de Belastingsamenwerking
Sabewa Zeeland gehanteerde uitstelbeleid, en/of gebaseerd is op een
onjuiste voorstelling van zaken. In deze gevallen wijst de ontvanger het
verzoek bij beschikking gemotiveerd af, zonder de faillissementsaanvraag in
te trekken of aan te houden.
73.4.6. Toestemming voor faillissementsaanvraag
De ontvanger moet voor iedere faillissementsaanvraag schriftelijk toestemming van het dagelijks bestuur hebben. Het voorgaande geldt ook voor in hoger beroep te voeren zaken over een faillissementsaanvraag.
73.4.7. Steunvordering derden voor faillissementsaanvraag
Als de invorderingsambtenaar bij zijn faillissementsaanvraag gebruik wil maken van de vordering van een derde als zogenoemde steunvordering, dat hij dit alleen als de derde schriftelijk te kennen heeft gegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.
73.4.8. Verlenen van steunvordering en faillissementsaanvraag
Voor het verstrekken van de gegevens van de belastingschuldige geldt niet
hetgeen in artikel 73.4.1 tot en met 73.4.6 is vermeld met betrekking tot een
faillissementsaanvraag door de ontvanger.
Wel is voor het verstrekken van de gegevens toestemming van het dagelijks
bestuur vereist, als het een belastingschuldige betreft die een bedrijf voert
of zelfstandig een beroep uitoefent waaraan in totaal meer dan vijftig
werknemers zijn verbonden. De gegevens worden uitsluitend schriftelijk
verstrekt.
Als de ontvanger zelf het initiatief neemt om een andere schuldeiser van de
belastingschuldige te benaderen met het verzoek het faillissement van de
belastingschuldige aan te vragen met gebruikmaking van de belastingschuld
als steunvordering, dan geldt wel hetgeen is vermeld in artikel 73.4.1,
73.4.3 en 73.4.6 van deze leidraad. In dat geval is dus ook toestemming van
het dagelijks bestuur vereist.
73.4.9. Verzet tegen faillietverklaring
Als de ontvanger gebruik wil maken van de mogelijkheid tot verzet tegen de
faillietverklaring als bedoeld in artikel 10 FW heeft hij hiervoor toestemming
van het dagelijks bestuur nodig.
73.4.10. Beroep op regresrecht in faillissement
Niet van toepassing voor belastingsamenwerking Sabewa Zeeland.
73.4.11. Verzending of uitreiking aanslagbiljet bij faillissement
Voor toezending of uitreiking van het aanslagbiljet ingeval van faillissement
wordt verwezen naar artikel 8.1 van deze leidraad.
73.4.12. Opkomen in faillissement
Van de bevoegdheid op grond van artikel 19 van de wet om van de curator
dadelijke voldoening aan de vordering te verlangen wordt verwezen naar
artikel 19.2.3 van deze leidraad.
73.4.13. Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
73.4.14. Na de toepassing van het faillissement
De ontvanger maakt in beginsel geen gebruik van de bevoegdheid van
artikel 196 FW, om na de beëindiging van een faillissement het proces-verbaal
van de verificatievergadering voor het onbetaald gebleven bedrag
tegen de schuldenaar te executeren. Als er wel aanleiding tot invordering
bestaat, doet de ontvanger dit zoveel mogelijk bij dwangbevel.
Bij natuurlijke personen hervat de ontvanger slechts in bijzondere
omstandigheden de invordering na beëindiging van het faillissement. Deze
omstandigheden doen zich onder andere voor als de betrokkene binnen vijf
jaar na het faillissement beschikt over een meer dan modaal inkomen of
over vermogensbestanddelen van substantiële waarde.
Als na beëindiging van het faillissement daaruit ontvangen gelden moeten
worden terugbetaald, treedt de ontvanger in verband met artikel 194 FW in
overleg met de curator.
73.4.15. Opening nationale (secundaire) insolventieprocedure
Als de belastingschuldige woont of gevestigd is in een lidstaat van de EU niet
Denemarken -en aldaar in staat van insolventie verkeert terwijl in
Nederland sprake is van een nevenvestiging, kan in Nederland op grond
van de EG-insolventieverordening een zogenoemde territoriale of
secundaire procedure worden geopend.
Onmiddellijk na kennisname van de in het buitenland geopende
hoofdprocedure, beoordeelt de ontvanger of hij baat heeft bij het openen
van een secundaire of territoriale procedure in Nederland. Een secundaire
procedure betreft alleen de liquidatieprocedure -dus niet de surseance van
betaling -en wordt afgewikkeld volgens het in Nederland geldende recht. De
staat van insolventie behoeft daarbij niet te worden aangetoond.
73.4.16. Omzetting faillissement in WSNP
Als omzetting van een faillissement in een wettelijke
schuldsaneringsregeling mogelijk is, toetst de ontvanger -als de
schuldenaar hier uitdrukkelijk om verzoekt -een door de schuldenaar in het
faillissement aangeboden akkoord aan het beleid ingevolge artikel 19a en
22a van de regeling.
73.5. Insolventieprocedure en minnelijke schuldsanering
73.5.1 Voorwaarden voor MSNP
Stabilisatiefase
Een schuldhulpverleningstraject vangt in het algemeen aan met een stabilisatie-overeenkomst tussen de schuldenaar en de schuldhulpverlener als hierna bedoeld in onderdeel b. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een stabilisatie-overeenkomst gelijkgesteld een schriftelijke mededeling van de schuldhulpverlener waarin staat dat hij activiteiten ontplooit die erop gericht zijn de financiële situatie van de schuldenaar op korte termijn te stabiliseren.
Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst neemt de ontvanger gedurende een periode van maximaal 240 dagen geen dwanginvorderingsmaatregelen. Lopende invorderingsmaatregelen met uitzondering van een loonvordering schort de ontvanger op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener. Daarnaast vindt verrekening alleen plaats met belastingteruggaven die (materieel) zijn ontstaan tot en met de dag waarop het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst is ontvangen. Het in deze alinea beschreven terughoudende beleid geldt niet in situaties waarin op voorhand duidelijk is dat de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor uitstel van betaling op basis van het hierna in dit artikel beschreven beleid. De ontvanger informeert de schuldhulpverlener hierover.
Schuldregelingsovereenkomst
Nadat de schuldhulpverlener de ontvanger schriftelijk heeft bericht dat de overeenkomst tot schuldregeling tot stand is gekomen, verleent de ontvanger uitstel van betaling voor een voor een periode van, in beginsel, maximaal 18 maanden als:
a. de schuldregeling betrekking heeft op natuurlijke personen;
b. de schuldhulpverlener lid is van de NVVK of de schuldregeling wordt uitgevoerd door een gemeente in eigen beheer (zie ook artikel 73.5a);
c. een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK tot stand is gekomen of een overeenkomst tot stand is gekomen die dezelfde strekking heeft als die gedragscode en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen;
d. een schuldregelingsovereenkomst tot stand is gekomen conform de Module Schuldregeling in het kader van schuldhulpverlening voor ondernemers van de NVVK of een daarmee gelijk te stellen overeenkomst en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;
e. het aannemelijk is dat het bedrijf of beroep tijdens en na het volledig hebben doorlopen van de schuldregeling met een levensvatbare bedrijfsuitoefening kan worden voortgezet, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;
f. redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige - afgezien van de formaliteiten die daarvoor verricht moeten worden - in aanmerking zou komen voor een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a FW;
g. aan het eind van de looptijd van de schuldregelingsovereenkomst een bedrag zal zijn betaald van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien er sprake zou zijn van een wettelijke schuldsanering.
De voorwaarden onder d en e zijn niet van toepassing op een ex-ondernemer indien aannemelijk is dat hij in de toekomst geen bedrijf zal uitoefenen of niet zelfstandig een beroep zal uitoefenen.
De ontvanger kan ervoor kiezen om aanslagen, waarvoor hij redelijkerwijs derden aansprakelijk kan stellen, niet te betrekken in de schuldregeling, voor zover deze ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer. Artikel 26.3.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
De ontvanger kan in bijzondere omstandigheden een langere termijn voor uitstel van betaling toekennen dan 18 maanden. Daarbij gelden als voorwaarden dat de schuldhulpverlener daar schriftelijk om verzoekt en aannemelijk maakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere periode rechtvaardigen en dat de belangen van de belastingschuldige onevenredig worden geschaad als wordt vastgehouden aan de termijn van 18 maanden.
Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De schuldhulpverlener streeft ernaar dit onderzoek af te ronden binnen 120 dagen, maar uiterlijk binnen 240 dagen, gerekend vanaf de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand is gebracht, zet de schuldhulpverlener de schuldregelingsovereenkomst voort; hij stelt de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet tijdig in het tot stand brengen van de schuldregeling, dan beëindigt hij de schuldregelingsovereenkomst.
Deze regeling is ook van toepassing op belastingaanslagen waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend (zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting), omdat de wettelijke schuldsaneringsregeling ook van toepassing is op die belastingaanslagen.
De uitstelregeling geldt voor belastingaanslagen die betrekking hebben op de (materieel) verschuldigde belasting tot en met de dag van de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst en is definitief in die zin dat daarop van de zijde van de ontvanger in beginsel niet meer kan worden teruggekomen. In voorkomend geval wordt het bedrag van de verschuldigde belastingen door middel van schatting bepaald. In het geval de in de vorige volzin bedoelde schatting naar achteraf blijkt substantieel te laag mocht zijn, kan de ontvanger daarop alleen terugkomen indien ter zake van die belasting ten tijde van de schatting ten onrechte geen aangifte was gedaan dan wel indien de belastingschuldige of de schuldhulpverlener wisten of behoorden te weten dat de schatting te laag was.
73.5.2. Opschorten invorderingsmaatregelen na verzoek MSNP
73.5.3. Gevolgen uitstel MSNP voor invorderingsmaatregelen
Een schuldhulpverleningstraject vangt in het algemeen aan met een
stabilisatie-overeenkomst tussen de schuldenaar en de
schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 73.5.1, onder b. Voor de
toepassing van dit artikel wordt met een stabilisatie-overeenkomst
gelijkgesteld een schriftelijke mededeling van de schuldhulpverlener
inhoudend dat hij activiteiten ontplooit die erop gericht zijn de financiële
situatie van de schuldenaar op korte termijn te stabiliseren.
Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst
neemt de ontvanger gedurende 120 dagen geen dwanginvorderingsmaatregelen.
Lopende invorderingsmaatregelen schort de ontvanger op, zo nodig in overleg
met de schuldhulpverlener.
Voorts vindt verrekening alleen plaats met teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan tot en met de dag waarop het afschrift van de
stabilisatie-overeenkomst is ontvangen.
Als zich bijzondere omstandigheden voordoen kan de voormelde termijn door de
schuldhulpverlener in overleg met de ontvanger met maximaal 120 dagen worden
verlengd.
Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra een schuldregeling tussen de
schuldenaar en diens schuldeisers tot stand is gekomen (en de
schuldregelingsovereenkomst dus wordt voortgezet).
Gedurende het uitstel is verrekening mogelijk van belastingaanslagen
waarvoor uitstel van betaling is verleend. Verrekening kan plaatsvinden met
teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan
tot en met de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een
gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is
ontvangen.
73.5.4. Houding ontvanger tijdens uitstel MSNP
Als sprake is van een verleend uitstel van betaling vanwege een
schuldregelingsovereenkomst, handelt de ontvanger gedurende de periode
van uitstel op dezelfde wijze als bij een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Als de belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van belastingschulden
die materieel zijn ontstaan na de dag van de dagtekening van de
schuldregelingsovereenkomst, dan wordt het verzoek behandeld
overeenkomstig het bestaande beleid.
Dit houdt onder meer in dat bij de berekening van de betalingscapaciteit op
het inkomen van de belastingschuldige niet in mindering wordt gebracht dat
deel van het inkomen dat door de schuldhulpverlener wordt beheerd. Verder
wordt opgemerkt dat de middelen die onder beheer van de
schuldhulpverlener berusten, niet worden beschouwd als vermogen in de
zin van artikel 12 van de regeling.
73.5.5. Intrekken uitstel gedurende MSNP
De ontvanger trekt het uitstel in als:
- hij niet uiterlijk binnen 120 dagen na de dagtekening van de
schuldregelingsovereenkomst door de schuldhulpverlener
schriftelijk is geïnformeerd dat de schuldregelingsovereenkomst
wordt voortgezet;
- de schuldenaar nieuw opkomende belastingschulden die
(materieel) betrekking hebben op belasting verschuldigd na de
dag van de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst,
onbetaald laat;
- de schuldenaar zijn lopende fiscale verplichtingen niet nakomt;
- de schuldenaar zijn schuldeisers tracht te benadelen;
- de schuldregelingsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan in
de zin van art. 73.5.6.
De ontvanger trekt in de situaties genoemd bij het eerste, tweede, derde en
vierde gedachtestreepje het uitstel niet eerder in, dan nadat hij de
schuldhulpverlener een brief heeft gestuurd over zijn voornemen het uitstel
in te trekken als belastingschuldige niet binnen veertien dagen zijn
verplichtingen correct nakomt.
73.5.6 De schuldenaar voldoet aan zijn verplichtingen MSNP
Als de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de MSNP, wordt een schriftelijke kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van de overeenkomst tot schuldregeling aangemerkt als het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling of artikel 22a van de regeling.
In de kennisgeving moet zijn gesteld dat de overeenkomst na eindcontrole is beëindigd en de schuldenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Voor de gevolgen van een buitengerechtelijk akkoord wordt verwezen naar artikel 73.6.3 van deze leidraad.
73.5.7. Na de toepassing van de MSNP
Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen en terugvorderingen (ter zake van toeslagen) die betrekking hebben op de periode waarin de minnelijke schuldsanering van toepassing was en die zijn vastgesteld na beëindiging van die regeling, zal de invorderingsambtenaar in beginsel, als de schuldenaar aan zijn verplichtingen uit die regeling heeft voldaan, afzien van invordering. Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat: - de schuldhulpverlener de aan de betreffende aanslag voorafgaande voorlopige aanslagen / teruggaven dan wel het ontbreken daarvan voldoende op juistheid heeft getoetst; - hij over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft opgenomen met de invorderingsambtenaar; en - de schuldhulpverlener zelf tijdig relevante wijzigingen zoals bedoeld in artikel 17 Awir heeft doorgegeven, dan wel heeft bewaakt dat de belastingschuldige dit heeft gedaan.
Artikel 73.5a Insolventieprocedure: minnelijke schuldsanering door anderen dan leden van de NVVK of gemeenten
Algemeen
Verzoeken om een minnelijke schuldsaneringsregeling gedaan door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet, niet zijnde een NVVK-lid of een gemeente, worden in behandeling genomen met inachtneming van het volgende. De ontvanger zal een belangenafweging moeten maken en zich daarbij moeten afvragen of hij al dan niet tot instemming met de schuldregeling kan komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang van de schuldenaar dat door die weigering wordt geschaad. Artikel 73.5 is daarbij van overeenkomstige toepassing. Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking moet hebben op natuurlijke personen.
Bij die belangenafweging zullen de volgende omstandigheden een rol kunnen spelen:
1. is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
2. is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht;
3. biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldenaar;
4. biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de ontvanger: hoe groot is de kans dat de weigerende ontvanger dan evenveel of meer zal ontvangen;
5. bestaat er precedentwerking voor vergelijkbare gevallen;
6. wat is de zwaarte van het financiële belang dat de ontvanger heeft bij volledige nakoming;
7. hoe groot is het aandeel van de weigerende ontvanger in de totale schuldenlast;
8. staat de weigerende ontvanger alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers;
9. is er eerder een minnelijke of een gedwongen schuldregeling geweest die niet naar behoren is nagekomen.
Als uit de belangenafweging volgt dat kan worden ingestemd met een dergelijk verzoek dan verleent de ontvanger op het moment van het ingaan van de schuldregeling voor 18 maanden uitstel van betaling.
Artikel 73.5. is zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing.
73.6. Insolventieprocedures en akkoorden
73.6.1. Buitengerechtelijk akkoord
In het tweede lid van de artikelen 19a en 22a van de regeling zijn
bepalingen opgenomen die de doelstellingen van de WSNP -namelijk het
sluiten van een buitengerechtelijk akkoord met de gezamenlijke
schuldeisers over de sanering van de schulden zonder tussenkomst van een
rechter -ook voor Sabewa Zeeland laten gelden.
Deze bepalingen zijn ook van toepassing op betalingsverplichting van een
aansprakelijkgestelde van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat
de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is.
Het verzoek tot het sluiten van een buitengerechtelijk akkoord kan een ieder indienen, ook de schuldenaar.
73.6.2a. Betaling bedrag saneringsakkoord
Betaling van het bedrag van het saneringsakkoord vindt in beginsel zonder uitstel plaats. De ontvanger kan toestaan dat het bedrag in termijnen wordt betaald. Dit kan enkel indien belastingschuldige een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent en aannemelijk maakt dat de termijnen, bedoeld in de tweede volzin, evenals de nieuw opkomende fiscale verplichtingen tijdig zullen worden nagekomen. In dat geval treedt de ontvanger voorwaardelijk toe tot het akkoord. Op de uitstelregeling voor het bedrag van het saneringsakkoord zijn de artikelen 25.6.1 en 25.6.2 van toepassing met dien verstande dat in afwijking van:
– artikel 25.4.3 van deze leidraad geen verrekening plaatsvindt van belastingteruggaven en andere teruggaven die materieel zijn ontstaan na de dag waarop het verzoek tot het sluiten van het saneringsakkoord is ingediend;
– artikel 25.6.1 van deze leidraad de looptijd van twaalf maanden aanvangt op de dag na de dagtekening van de voorwaardelijke beschikking tot kwijtschelding;
– artikel 25.6.2 van deze leidraad de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, niet alleen gedurende de uitstelregeling, maar gedurende de gehele looptijd van de saneringsprocedure nakomt;
– artikel 25.6.2 van deze leidraad belastingschuldige geen zekerheid hoeft te stellen.
De ontvanger verleent pas kwijtschelding indien het saneringsakkoord in al zijn onderdelen is nagekomen.
Als in het buitengerechtelijk akkoord belastingschulden zijn begrepen waarvoor derden aansprakelijk kunnen worden gesteld, neemt de ontvanger als voorwaarde op dat de kwijtschelding pas wordt geëffectueerd op het moment dat op grond van die aansprakelijkheid geen baten meer kunnen worden verkregen. De ontvanger ziet van deze voorwaarde af als in het aangeboden bedrag de baten in de aansprakelijkheid tot uitdrukking komen.
De ontvanger stemt alleen in met een buitengerechtelijk akkoord als het bodemvoorrecht of de waarde van de bodemzaken tot uitdrukking komt in het aangeboden bedrag.
73.6.3. Gevolgen buitengerechtelijk akkoord
Als de ontvanger toetreedt tot een buitengerechtelijk akkoord verleent hij
kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft,
nadat hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft
ontvangen. Zo nodig stelt hij een derde beslagene of houder van penningen
op de hoogte van het verval van het beslag en zorgt hij voor doorhaling van
een beslag op een registergoed.
De ontvanger heft een gijzeling op zodra hij toetreedt tot een
buitengerechtelijk akkoord.
73.6.4. Voorwaarden voor toetreding tot een gerechtelijk akkoord
De betaling van het aangeboden bedrag moet in beginsel ineens
plaatsvinden. Als de ontvanger bij wijze van uitzondering instemt met
betaling in termijnen eist hij zekerheid.
Als in het akkoord belastingschulden zijn begrepen waarvoor derden
aansprakelijk kunnen worden gesteld, neemt de ontvanger als voorwaarde
op dat de kwijtschelding pas wordt geëffectueerd op het moment dat op
grond van die aansprakelijkheid geen baten meer kunnen worden
verkregen. De ontvanger ziet van deze voorwaarde af als in het
aangeboden bedrag de baten in de aansprakelijkheid tot uitdrukking komen.
De ontvanger stemt alleen in met een akkoord als het bodemvoorrecht of de
waarde van de bodemzaken tot uitdrukking komt in het aangeboden bedrag.
73.6.5. Gevolgen toetreden tot gerechtelijk akkoord
Als de ontvanger vrijwillig toetreedt tot een gerechtelijk akkoord verleent hij
kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft,
nadat hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft
ontvangen.
73.6.6. Begrip belastingschuld en (buiten)gerechtelijk akkoord
Bij de beoordeling van een akkoord stelt de ontvanger eerst vast op welke
belastingaanslagen het akkoord betrekking heeft. Uitgangspunt daarbij is de
materiële belastingschuld die is ontstaan tot aan de dag dat de wettelijke
schuldsaneringsregeling is uitgesproken of de dag waarop een
buitengerechtelijk akkoord wordt aangeboden.
Er rust een inspanningsverplichting op Sabewa Zeeland
om de te saneren schuld zo volledig mogelijk en tot het juiste bedrag vast te stellen,
in die zin dat de materieel verschuldigde belasting wordt geformaliseerd in een aanslag.
De ontvanger betrekt bestuurlijke boeten, rente en kosten integraal in een akkoord.
73.6.7. Schuldig nalatig en (buiten)gerechtelijk akkoord
Niet van toepassing voor Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland.
73.6.8. Gevolgen dwangakkoord
Als de rechter in het kader van een wettelijke schuldsanering een
dwangakkoord oplegt aan de gezamenlijke schuldeisers, lijdt de ontvanger
het deel van de belastingschuld dat onvoldaan blijft oninbaar.
Aangezien de ontvanger niet heeft ingestemd met het akkoord, verleent hij
geen kwijtschelding. De belastingvorderingen die resteren na het
dwangakkoord blijven als natuurlijke verbintenissen over.
Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van het akkoord die betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn de belastingteruggaaf niet te kunnen verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.
73.6.9. Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord
Indien een akkoord op grond van artikel 22a van de regeling niet mogelijk is,
vindt kwijtschelding voor ondernemers uitsluitend plaats bij een zogenoemd
saneringsakkoord in de zin van artikel 22 van de regeling. Zie ook artikel
26.3 van deze leidraad.
73.7. Wettelijk breed moratorium
Gedurende een door de rechtbank afgekondigde afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, schort de ontvanger lopende invorderingsmaatregelen op. Verrekeningen met belastingteruggaven vinden gedurende de afkoelingsperiode niet plaats, ongeacht de periode waarin die teruggaaf is ontstaan. De afkoelingsperiode is niet van invloed op een eventueel verleend uitstel van betaling of een voorwaardelijk verleende kwijtschelding. Hierop blijft het in deze leidraad opgenomen beleid op de artikelen 25 en 26 van de wet van toepassing. Gedurende de afkoelingsperiode schort de ontvanger de uitbetaling aan een derde op in verband met een executoriaal beslag op belastingteruggaven van de belastingschuldige.
Artikel 74 Uitstel-en kwijtscheldingsfaciliteiten
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 75 Kosten van vervolging
Dit artikel beschrijft het beleid bij het in rekening brengen van kosten van
vervolging. Met 'vervolgingskosten of kosten' wordt bedoeld de kosten die
op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Kostenwet) in
rekening worden gebracht. Hieronder vallen ook de kosten die verbonden zijn aan de werkzaamheden
die de belastingdeurwaarder verricht voor de invordering op civiele wijze.
In dit artikel is het volgende beleid over kosten van vervolging opgenomen:
- gevorderde som bevat geen vervolgingskosten;
- aan derden toekomende bedragen;
- rechtsmiddelen en vervolgingskosten;
- verzoek om vermindering vervolgingskosten aanmerken als bezwaar;
- niet in rekening brengen van vervolgingskosten;
- onverschuldigdheid van vervolgingskosten;
- niet-verwijtbaarheid en vervolgingskosten;
- versnelde invordering en vervolgingskosten;
- aansprakelijkgestelden en vervolgingskosten;
- geen kwijtschelding van vervolgingskosten;
- limitering betekeningskosten dwangbevel.
75.1. Gevorderde som bevat geen vervolgingskosten
De gevorderde som bij een aanmaning of dwangbevel (waarvan
onderscheidenlijk sprake is in artikel 2 en artikel 3, eerste lid, van de
Kostenwet invordering rijksbelastingen) is te verstaan als het
belastingbedrag waarvoor de aanmaning of het dwangbevel is
uitgevaardigd, dus zonder de vervolgingskosten en eventuele -pro memorie
opgenomen -rente.
75.2. Aan derden toekomende bedragen
Onder de bedragen die op grond van artikel 6 van de Kostenwet invordering
rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht,
vallen:
- de kosten van de advertenties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en
artikel 4, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen;
- de vergoeding van de bewaarder dan wel door hem ingeschakelde
derden;
-de kosten van het openen van deuren en huisraad als bedoeld in artikel
444 Rv;
- de kosten van het aanbrengen en verwijderen door derden van
wielklemmen of andere bestanddelen die verhindering van gebruik,
vervoer en belasting van de in beslaggenomen roerende zaken
bewerkstelligen;
- kosten van derden m.b.t. informatievergaring t.b.v. de invordering;
- kosten van derden m.b.t. verzenden van betalingsherinneringen;
- de kosten van het verrichten van werkzaamheden voor de verkoop ter
plaatse van de in beslag genomen zaken;
- de kosten van het verrichten van werkzaamheden door makelaars,
deskundigen en afslagers;
- de kosten van opslag, afvoer en bewaarneming van inbeslaggenomen
roerende zaken;
- de kosten van het doen overbrengen van de in beslag genomen
zaken als de verkoop elders plaatsvindt.
Om redenen van beleid worden de laatstgenoemde kosten enkel in rekening
gebracht als de verkoop op uitdrukkelijk verzoek van de belastingschuldige
elders gebeurt dan wel als daarbij voornamelijk zijn belang is gediend.
Eventuele gemaakte reiskosten door Sabewa Zeeland
voor de betekening en de tenuitvoerlegging van het dwangbevel
kunnen niet op de belastingschuldige worden verhaald, evenals mogelijke
porti-en telefoonkosten.
75.3. Rechtsmiddelen en vervolgingskosten
Als de belastingschuldige in beroep gaat tegen de uitspraak op het
bezwaar, handelt de ontvanger overeenkomstig de voorschriften van het
Besluit beroep in belastingzaken.
De ontvanger kan zich beperken tot de stukken die in de procedure over de toepassing van de Kostenwet relevant zijn.
Indiening van een bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep) stuit op
grond van artikel 6:16 Awb niet de aanvang of de voortzetting van de
tenuitvoerlegging van de akte van vervolging.
Als om uitstel van betaling wordt verzocht, is het beleid dat is verwoord in
artikel 25.1 en 25.2 van deze leidraad van overeenkomstige toepassing.
75.4. Verzoek om vermindering vervolgingskosten aanmerken als bezwaar
Een verzoek van de belastingschuldige tot vermindering van de in rekening
gebrachte kosten wordt aangemerkt als een bezwaarschrift. Het bepaalde in
’Rechtsmiddelen en vervolgingskosten’ is van overeenkomstige toepassing.
75.5. Niet in rekening brengen van vervolgingskosten
In de volgende gevallen brengt de ontvanger voor het uitbrengen van
exploten geen vervolgingskosten in rekening:
- herhaalde betekening van een dwangbevel;
- (herhaalde) betekening van een dwangbevel uitsluitend ter stuiting van
de verjaring;
- betekening van een vordering;
- betekening aan een minderjarige of onder curatele gestelde als bedoeld
in artikel 13.3 van deze leidraad met dien verstande dat de eerste
betekening wel, maar de tweede betekening (aan de wettelijke
vertegenwoordiger) niet in rekening wordt gebracht;
- betekening van een beslissing van het dagelijks bestuur op een
beroepschrift tegen de inbeslagneming van roerende zaken aan de
derde die het beroepschrift heeft ingediend, de beslagene en zo nodig
de bewaarder, al dan niet gepaard gaande met gehele of gedeeltelijke
opheffing van het beslag;
- betekening van een proces-verbaal van overgang van de bewaring van
beslagen roerende zaken, anders dan op verzoek of door toedoen van
de belastingschuldige.
75.6. Onverschuldigdheid van vervolgingskosten
Naast de gevallen waarin ten aanzien van de kostenberekening rekenfouten
zijn gemaakt dan wel een onjuist tarief is gehanteerd, zijn kosten niet
verschuldigd in de volgende gevallen:
- Als de betaling op de rekening van de Belastingsamenwerking Sabewa-
Zeeland is bijgeschreven op of voorafgaand aan de dag waarop de
kosten verschuldigd zijn geworden;
- Voor zover na het in rekening brengen van de kosten een afname van de schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening tot stand is gekomen. Deze situatie zal zich voordoen:
a. bij vermindering van belastingaanslagen;
b. als een positieve belastingaanslag wordt gevolgd door een negatieve belastingaanslag over dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak;
- Als er achteraf bezien al voor het in rekening brengen van de kosten om
beleidsmatige redenen aanleiding is geweest om de invordering op te
schorten. Hierbij valt te denken aan:
- een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel;
- een ingediend aanvraagformulier voor kwijtschelding, mits volledig
ingevuld;
- een ingediend verzoekschrift bij de Nationale ombudsman/Zeeuwse
ombudsman of het dagelijks bestuur.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat zich omstandigheden kunnen
voordoen waarin het noodzakelijk is de invordering wel voort te zetten.
In dat geval komen de hieraan verbonden kosten vanzelfsprekend niet
voor een tegemoetkoming in aanmerking.
Kosten worden in afwijking van het voorgaande altijd in rekening
gebracht als sprake is van traineren van de invordering;
- Als na het in rekening brengen van de kosten aan de belastingaanslag
een nieuwe dagtekening is toegekend;
- Als een derdenbeslag nooit blijkt te hebben gelegen als bedoeld in
artikel 14.4.1 van deze leidraad;
- Als zaken -die in een onroerende zaak aanwezig zijn -zowel in een
beslag op roerende als in een beslag op onroerende zaken zijn
begrepen omdat twijfel bestaat over de vraag of deze zaken roerend
dan wel onroerend zijn en duidelijkheid is verkregen door middel van
welk beslag die zaken moeten worden uitgewonnen. In dat geval zijn de
kosten die verband houden met het niet voortgezette beslag niet
verschuldigd;
- Als zaken -die op of in een schip van de belastingschuldige aanwezig
zijn -zowel in een beslag op het schip als in een beslag op roerende
zaken zijn begrepen omdat twijfel bestaat over de vraag of deze zaken
een bestanddeel vormen van het schip dan wel zelfstandige roerende
zaken zijn, en duidelijkheid is verkregen door middel van welk beslag
die zaken moeten worden uitgewonnen. In dat geval zijn de kosten die
verband houden met het niet voortgezette beslag niet verschuldigd;
- Als invorderingsmaatregelen worden getroffen met inachtneming van de
artikelen 10 en 15 van de wet, en de belastingschuldige binnen twee
werkdagen na uitreiking van het aanslagbiljet de openstaande
belastingschuld betaalt;
De beslissing om de kosten terug te brengen tot het juiste bedrag dan wel
de kosten terug te betalen, gebeurt ambtshalve dan wel na een daartoe
ingediend verzoekschrift.
75.7. Niet-verwijtbaarheid en vervolgingskosten
In uitzonderlijke situaties kan er voor de ontvanger aanleiding bestaan de in
rekening gebrachte vervolgingskosten -hoezeer ook verschuldigd -te
verminderen als de belastingschuldige hier schriftelijk om verzoekt.
Van zo’n situatie kan sprake zijn als de belastingschuldige aantoont in
omstandigheden te hebben verkeerd die het hem feitelijk onmogelijk
maakten zijn verplichtingen tijdig na te komen en bovendien de invordering
van vervolgingskosten -gezien de omstandigheden van het specifieke
geval-onredelijk en onbillijk is.
75.8. Versnelde invordering en vervolgingskosten
Als invorderingsmaatregelen worden getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en 15 van de wet, vermeldt de belastingdeurwaarder in de akte van betekening bij het dwangbevel dat de in verband met die maatregelen berekende vervolgingskosten niet verschuldigd zijn als de openstaande belastingschuld binnen twee werkdagen na uitreiking van het aanslagbiljet wordt betaald. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op de beslagkosten.
75.9. Aansprakelijkgestelden en vervolgingskosten
Voor de door aansprakelijkgestelden verschuldigde kosten die het gevolg
zijn van invorderingsmaatregelen die tegen de aansprakelijkgestelde zijn
genomen, is dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.
75.10. Geen kwijtschelding van vervolgingskosten
Kwijtschelding van vervolgingskosten is niet mogelijk wegens vermeende
betalingsonmacht. De ontvanger doet in dat geval ook geen toezegging dat
deze kosten niet zullen worden ingevorderd.
75.11. Limitering betekeningskosten dwangbevel
Als door de ontvanger of de belastingdeurwaarder op dezelfde dag aan een belastingschuldige meerdere dwangbevelen worden betekend, is de belastingschuldige niet meer betekeningskosten verschuldigd dan het, op grond van artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, maximaal in rekening te brengen bedrag voor het betekenen van een dwangbevel.
Artikel 76 tot en met 79
Niet van toepassing voor Sabewa Zeeland.
Artikel 80 Invordering, Awb en het moment van vaststelling
van (naheffings)aanslagen.
In dit artikel is beleid opgenomen met betrekking tot artikel 4:121 van de Awb en het moment van vaststelling van naheffingsaanslagen.
80.1. Tenuitvoerlegging termijn dwangbevel
Een eenmaal ingestelde vervolging voor één of meer van de vervallen termijnen van de belastingaanslag wordt met dezelfde voortvarendheid voltooid als de eindvervolging. Als echter moet worden overgegaan tot lijfsdwang voor alle tot het moment van tenuitvoerlegging vervallen termijnen, dan kunnen in die tenuitvoerlegging niet worden begrepen de termijnen die zijn vervallen na de termijn(en) waarvoor het dwangbevel is uitgevaardigd. Voor die nader vervallen termijnen moet wel eerst een aanmaning worden verzonden, waarna voor die termijnen een eigen dwangbevel kan worden uitgevaardigd.
80.2. Moment van vaststelling van (naheffings-)aanslagen
Het overgangsrecht met betrekking tot Afdeling 4.4.1 van de Awb
(Vaststelling en inhoud van de verplichting tot betaling) bepaalt kort
gezegd het volgende. Op een betalingsverplichting die is vastgesteld of
ontstaan voor 1 juli 2009 geldt het recht van voor die datum. Voor
betalingsverplichtingen van na 1 juli 2009 geldt de genoemde afdeling
4.4.1. Bij aanslagbelastingen geldt als moment van vaststelling de
datum van dagtekening van de aanslag. Bij aangiftebelastingen wordt
voor het moment van vaststelling aangesloten bij de dagtekening van de
naheffingsaanslag.
Artikel 81 Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze leidraad treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking
2. Met ingang van het in het eerste lid bedoelde tijdstip vervalt de Leidraad Invordering Sabewa Zeeland 2023, vastgesteld bij besluit van het dagelijks bestuur van Sabewa Zeeland van met dien verstande dat de bepalingen van die Leidraad van kracht blijven voor het tijdvak waarvoor deze heeft gegolden.
3. Deze leidraad wordt aangehaald als ‘Leidraad Invordering 2024 Sabewa Zeeland’.
Aldus vastgesteld op 15 december 2023.
Het dagelijks bestuur van Belastingsamenwerking Sabewa Zeeland.
J.H. Herselman, voorzitter
E.H.J. van den Dobbelsteen MSc, directeur