Beleidsregels verlagen bijstandsnorm Participatiewet van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2024

Besluit van het Dagelijks Bestuur van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van de artikelen 1 t/m 6 van de ‘Beleidsregels verlagen bijstandsnorm Participatiewet van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2024’.

Het dagelijks bestuur van Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking de Bevelanden;

gelezen het voorstel van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg met nummer Z24.197702

overwegende dat:

het gewenst is om nieuwe beleidsregels vast te stellen waarbij de bijstandsnorm verlaagd kan worden;

gelet op artikel 3 lid 6; 21 onderdeel b; 27 en 28 Participatiewet; artikel 1 onderdeel k en d wet op huurtoeslag;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

‘Beleidsregels verlagen bijstandsnorm Participatiewet van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2024’.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel b Participatiewet.

  • 2.

    woning:

    • 1.

      een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel k Wet op de huurtoeslag;

    • 2.

      een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 Participatiewet.

  • 3.

    woonkosten:

    • 1.

      indien een huurwoning wordt bewoond; de per maand geldende huurprijs zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel d Wet op de huurtoeslag;

    • 2.

      indien een eigen woning wordt bewoond; de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 2 - Doelgroep

De bepalingen van deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze beleidsregels alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn, maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.

Artikel 3 - Verlaging bijstandsnorm wegens ontbreken woonkosten

De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 Participatiewet bedraagt 20% van de gehuwdennorm

  • 1.

    indien geen woning wordt bewoond of;

  • 2.

    een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden of;

  • 3.

    een woning wordt bewoond waarvan de woonkosten door derden wordt voldaan.

Artikel 4 - Verlaging bijstandsnorm voor schoolverlaters

De verlaging voor schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 Participatiewet bedraagt 10% van de gehuwdennorm gedurende zes maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten.

  HOOFDSTUK 2 OVERIGE BEPALINGEN Artikel 5 - Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 6 - Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels verlagen bijstandsnorm Participatiewet Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2024.

Artikel 7 - Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie. Voor betrokkenen die reeds een uitkering ontvangen op basis van beleidsregels verlagen bijstandsnorm Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2015, geldt een overgangsrecht en gaan de nieuwe beleidsregels in vanaf 1 januari 2025.

Artikel 8 - Intrekking

De beleidsregels verlagen bijstandsnorm Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2015 worden ingetrokken.

 

HOOFDSTUK 3 ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Alegemene toelichting

Artikel 22a Participatiewet (kostendelersnorm) zorgt ervoor dat de bepalingen over verlaging wegens het kunnen delen van kosten overbodig zijn. Alleen artikel 27 Participatiewet (verlaging wegens lagere woonkosten) en artikel 28 Participatiewet (schoolverlatersverlaging) blijven bestaan. Met betrekking tot deze 2 artikelen kan het college beleid formuleren (zie T K 2013-2014, 33 801,

Het is formeel niet mogelijk de norm van een belanghebbende op wie de kostendelersnorm van toepassing is te verlagen wegens het hebben van lagere woonkosten. Op grond van artikel 27 Participatiewet kan uitsluitend de norm, bedoeld in de artikelen 20 en 21 Participatiewet, worden verlaagd. In een situatie waarbij sprake is van kosten delen, dient de van toepassing zijnde bijstandsnorm berekend te worden op grond van artikel 22a Participatiewet. Nu de verlaging van artikel 27 Participatiewet niet verwijst naar artikel 22a Participatiewet, is het naar de letter van de wet niet mogelijk om een verlaging toe te passen op de kostendelersnorm.

De schoolverlatersverlaging kan wel worden toegepast op de kostendelersnorm (artikel 28 Participatiewet).

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 2. Doelgroep

De werking van de beleidsregels is beperkt tot belanghebbenden die ouder zijn dan 21 jaar maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. De jongerennormen voor 18, 19 en 20-jarigen (artikel 20 Participatiewet) zijn laag omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. De ouders kunnen voldoen aan hun wettelijke onderhoudsplicht door hun kind bij hen in te laten wonen, of de huur voor hen te betalen. Er zou sprake zijn van dubbele korting als de uitkering op grond van deze beleidsregels zou worden verlaagd. Mocht dit evenwel in individuele gevallen tot onredelijkheid leiden, dan is het college steeds bevoegd de norm van de 18, 19 en 20-jarigen hoger of lager vast te stellen met toepassing van artikel 18 lid 1 Participatiewet. Het college beschikt tevens over de mogelijkheid om een toeslag op de norm toe te kennen op grond van artikel 12 Participatiewet.

Als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrechtigde leeftijd wordt er geen maximale leeftijd genoemd voor rechthebbenden. De verhoging van de AOW-leeftijd zorgt er anders voor dat de beleidsregels iedere keer op dit punt aangepast moeten worden.

Artikel 3. Verlaging norm wegens ontbreken woonkosten

Het college kan de norm, bedoeld in de artikelen 20 en 21 PW, lager vaststellen conform artikel 27 PW voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan algemene bijstand (zie T K 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 53-54).

Vanwege de lagere jongerennorm artikel 20 Participatiewet is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar.

De norm in artikel 20 van de Participatiewet is lager dan de norm beschreven in artikel 23 “normen in inrichting”. Die norm is gebaseerd op het niets hoeven te betalen van woonkosten maar wel moeten voorzien in eten, drinken en het betalen van zorgverzekering. Nog een verlaging toepassen zou dubbelop zijn.

Artikel 4. Verlaging norm voor schoolverlaters

Bij toepassing van de verlaging voor schoolverlaters zijn de volgende punten van belang:

1. Het moet gaan om onderwijs waarbij recht bestond op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS);

2. Belanghebbende kon daadwerkelijk aanspraak maken op studiefinanciering: niet dat het volgen van de soort opleiding daar in theorie recht op gaf. Dit volgt uit de bedoeling van de wetgever zoals die blijkt uit de toelichting op artikel 28 Participatiewet. Dit betekent dat een extraneus, die alleen tentamens aflegt en geen voltijds student is waardoor hij niet onder de WSF 2000 valt dus geen schoolverlater is in de zin artikel 28 Participatiewet.

Indien het inkomen van belanghebbende voorafgaande aan de bijstand hoger is dan de bijstandsnorm omdat belanghebbende naast zijn studiefinanciering inkomsten uit bijvoorbeeld arbeid of stagevergoeding ontving (en de belanghebbende er bij bijstandsverlening dus op achteruit gaat in plaats van - zoals bij een overgang van alléén WSF 2000 naar bijstand - op vooruit), maakt niet dat de schoolverlatersverlaging in zo'n geval niet kan worden toegepast. De invloed van inkomsten naast de studiefinanciering van de belanghebbende spelen in het kader van de schoolverlatersverlaging geen rol.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8. Intrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Vastgesteld door het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden in zijn openbare vergadering van 2 september 2024.

Namens deze,

Drs. M.C. Noordhoek, de directeur

C.H. van den Bos, de voorzitter

Naar boven