GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING HET WATERSCHAPSHUIS

 

Het dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas, het dagelijks bestuur van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta, het college van dijkgraaf en hoogheemraden van hoogheemraadschap van Delfland,

het dagelijks bestuur van waterschap De Dommel,

het dagelijks bestuur van waterschap Drents Overijsselse Delta, het dagelijks bestuur van wetterskip Fryslân, het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta, het dagelijks bestuur van waterschap Hunze en Aa,

het college van dijkgraaf en hoogheemraden van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, het dagelijks bestuur van waterschap Limburg, het dagelijks bestuur van waterschap Noorderzijlvest, het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Rijn en IJssel, het college van dijkgraaf en hoogheemraden van hoogheemraadschap van Rijnland,

het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Rivierenland, het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen, het college van dijkgraaf en hoogheemraden van hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, het college van dijkgraaf en hoogheemraden van hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Vallei en Veluwe, het dagelijks bestuur van waterschap Vechtstromen,

het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Zuiderzeeland,

 

overwegende dat:

- De waterschappen sinds 2005 samenwerken in de Stichting Het Waterschapshuis en sinds 2010 in het openbaar lichaam Waterschapshuis;

- De doelstellingen van deze samenwerking tussen de waterschappen onverminderd actueel zijn;

- Er een nieuw dienstverleningsconcept wordt geïmplementeerd conform de Nota Uitwerking van Het Waterschapshuis 2.0, ‘een nieuwe koers’ d.d. 01 april 2014, kenmerk: V0138/H2599, vastgesteld door het Algemeen bestuur d.d. 25 april 2014;

- De Wet gemeenschappelijke regelingen met ingang van 01 januari 2015 is gewijzigd en dit noopt tot herziening van de voorheen geldende tekst;

- Het waterschap Hunze en Aa’s toetreedt tot de Gemeenschappelijke regeling en het waterschap Groot Salland en het waterschap Reest en Wieden per 1 januari 2016 zijn gefuseerd tot waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Peel en Maasvallei en het waterschap Roer en Overmaas per 1 januari 2017 zijn gefuseerd tot waterschap Limburg en dit leidt tot een wijziging van deelnemers aan de Gemeenschappelijke regeling;

- De naam van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is gewijzigd in Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

- Aanpassingen van de gemeenschappelijke regeling nodig zijn als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022;

gelet op:

de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Waterschapswet en de betreffende Reglementen voor de waterschappen;

 

B E S L U I T E N :

 

de Gemeenschappelijke regeling Het Waterschapshuis gewijzigd vast te stellen, luidende als volgt:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Het Waterschapshuis;

  • b.

    aankoopcentrale: aankoopcentrale bedoeld in artikel 1.1. Aanbestedingswet;

  • c.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Het Waterschapshuis;

  • d.

    deelnemend waterschap: de rechtspersoon achter een deelnemer als bedoeld in artikel,

  • eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, te weten een waterschap;

  • e.

    deelnemer: de bestuursorganen die deze regeling zijn aangegaan;

  • f.

    derde: een rechtspersoon, zijnde een aanbestedende dienst als

  • bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet, niet zijnde een waterschap;

  • g.

    diensten: taken die Het Waterschapshuis uitvoert die vanwege aard en omvang geen programma of project zijn;

  • h.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald;

  • i.

    Het Waterschapshuis: het openbaar lichaam Het Waterschapshuis, bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • j.

    instandhouding: de instandhouding van de basisinfrastructuur van Het Waterschapshuis, waarvan de kosten niet worden toegerekend aan taken en waarvan de kosten worden gedragen door alle deelnemers;

  • k.

    opdrachtgever: een deelnemend waterschap of een derde, die participeert in een taak;

  • l.

    opdrachtgeverstafel: het overleg, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemende waterschappen, die gerechtigd zijn hun waterschap bindend te vertegenwoordigen, dat in organieke zin geen onderdeel uitmaakt van Het Waterschapshuis;

  • m.

    programma: langdurige uitvoering van een taak overeenkomstig een programmaplan als samenhangend geheel van projecten en/of diensten;

  • n.

    project: een kort-cyclische uitvoering van een taak overeenkomstig een projectplan;

  • o.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling Het Waterschapshuis, en

  • p.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 2 – Het openbaar lichaam Het Waterschapshuis

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd "Het Waterschapshuis".

  • 2.

    Het Waterschapshuis is gevestigd te Amersfoort.

  •  

Artikel 3 – Belang

De regeling wordt getroffen om een expertinstituut en service organisatie voor waterschappen in het leven te roepen met als doel het in opdracht van de deelnemende waterschappen en eventuele derden realiseren van renderende samenwerking op informatie- en bedrijfsprocessen en daarmee behartiging van behoeften van algemeen belang van de watersector.

 

Artikel 4 - Taken

  • 1.

    Het Waterschapshuis voert de taken uit in de vorm van programma’s, projecten en diensten.

  • 2.

    Het Waterschapshuis kan ten behoeve van de taken, bedoeld in het eerste lid, optreden als aankoopcentrale. De deelnemende waterschappen of derden kunnen, indien noodzakelijk, het Waterschapshuis separaat volmacht verlenen om op te kunnen treden als aankoopcentrale. Het algemeen bestuur legt de uitgangspunten en voorwaarden voor de uitvoering, de besturing, de verantwoordelijkheden en financiering van taken vast in een dienstverleningshandvest. Het dienstverleningshandvest dient van toepassing te zijn op alle opdrachtgevers die participeren in een programma, project of een dienst.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt een model dienstverleningsovereenkomst vast met de concrete voorwaarden voor dienstverlening door Het Waterschapshuis. In het model dienstverleningsovereenkomst wordt het dienstverleningshandvest, bedoeld in het tweede lid, van toepassing verklaard.

  • 4.

    Het Waterschapshuis sluit met elke opdrachtgever een dienstverleningsovereenkomst op basis van het model, bedoeld in het derde lid, voor elk programma, project of dienst waarin de opdrachtgever participeert.

  • 5.

    Het algemeen bestuur besluit over een verzoek van een derde om te participeren in een taak.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat Het Waterschapshuis het merendeel van zijn taken uitvoert voor de deelnemende waterschappen.

  • 7.

    Een waterschap kan slechts opdrachtgever zijn indien het een deelnemend waterschap is. Indien een deelnemer uittreedt uit de regeling overeenkomstig artikel 49 eindigt participatie in taken van het betreffende waterschap van rechtswege op de datum van uittreding.

 

Artikel 5: Instelling en governance programma’s en projecten

  • 1.

    Het dagelijks bestuur besluit over de instelling van een nieuw programma of project op basis van een business case, die is opgesteld namens een of meerdere opdrachtgevers. De business case vermeldt het aantal opdrachtgevers, een inschatting van de maximale kosten per opdrachtgever alsmede de door Het Waterschapshuis uit te voeren activiteiten in het kader van het programma of project. Op diensten kan het voorgaande van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

  • 2.

    Alvorens het besluit, bedoeld in het eerste lid, te nemen onderwerpt het dagelijks bestuur de opgestelde business case voor het programma, project of dienst aan een uitvoeringstoets.

  • 3.

    De opdrachtgeverstafel kan voor elk programma of project of dienst een uitvoerend overleg instellen. Aan dit uitvoerend overleg kunnen ook derden deelnemen, indien zij opdrachtgever zijn voor dat programma, project of dienst.

  • 4.

    Het Waterschapshuis is in programma’s, projecten en diensten opdrachtnemer van opdrachtgevers.

 

 

Hoofdstuk 2: Inrichting en samenstelling van het bestuur

 

Afdeling 1: Het bestuur

 

Artikel 6 – Bestuursorganen

Het bestuur van Het Waterschapshuis bestaat uit:

a. het algemeen bestuur;

b. het dagelijks bestuur en

c. de voorzitter.

Artikel 7 – Hoofd van Het Waterschapshuis.

Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van Het Waterschapshuis.

 

 

Afdeling 2: Het algemeen bestuur

Artikel 8 – Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit zoveel leden als er deelnemende waterschappen zijn.

  • 2.

    Elk van de deelnemers wijst uit zijn midden een lid aan dat hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigt.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van de deelnemers.

  • 4.

    Indien tussentijds binnen het algemeen bestuur een plaats vacant of beschikbaar komt, wijst de deelnemer die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering, of, als dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.

  • 5.

    Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 6.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mee aan de deelnemer die hij vertegenwoordigt. De betreffende deelnemer doet mededeling van het ontslag aan het algemeen bestuur. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur totdat in de opvolging is voorzien.

  • 7.

    Voor ieder lid van het algemeen bestuur wordt tevens een plaatsvervangend lid aangewezen door de deelnemer die het lid heeft aangewezen. Op het plaatsvervangend lid zijn het derde tot en met het zesde lid alsmede artikel 16 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 9 – Vergaderingen algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee maal.

  • 2.

    Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur vergadert binnen twee weken na een conform het tweede lid ingediend verzoek.

 

 

Artikel 10 – Openbaarheid vergaderingen

De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

 

Artikel 11 – Belangenverstrengeling

  • 1.

    Onverminderd artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht neemt een lid van het algemeen bestuur niet deel aan een stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, en

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  •  

Artikel 12 – Stemming

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur dat zitting heeft en zich niet van stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.

  •  

Artikel 13 – Besluitvorming

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

 

Artikel 14 – Zienswijze op besluiten

Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen wordt voorafgaand aan de volgende besluiten van het algemeen bestuur een zienswijze, als bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid van de wet, gevraagd aan de algemene besturen van de waterschappen waarvan het dagelijks bestuur deelneemt aan deze regeling:

a. het vaststellen of wijzigen van de bijdrageverordening, bedoeld in artikel 40, eerste lid,

en

b. het vaststellen of wijzigen van het dienstverleningshandvest, bedoeld in artikel 4,

tweede lid

 

Artikel 15 – Participatie van ingezetenen en belanghebbenden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van de door hem geselecteerde en bij de agenda van het algemeen bestuur gevoegde stukken, inspraak te verlenen in overeenstemming met artikel 10, zevende en achtste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan, in afwijking van artikel 10, zevende lid, van de wet, een ander proces van participatie bepalen

  • 3.

    Het algemeen bestuur betrekt binnengekomen reacties in haar besluitvorming en maakt kenbaar wat het algemeen bestuur met deze reacties heeft gedaan.

Artikel 16 – Besluitvorming in besloten vergaderingen

  • 1.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen, ter zake van de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening.

  • 2.

    In een besloten vergadering kan evenmin worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen omtrent het ontslag van leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 3.

    In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekeningcourantovereenkomsten;

    • b.

      het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en verpanden van eigendommen, en

    • c.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

 

Artikel 17 – Onschendbaarheid

Zij die behoren tot het algemeen bestuur en anderen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het algemeen bestuur hebben gezegd of schriftelijk aan het algemeen bestuur hebben overgelegd.

 

Artikel 18 – Ontslag

  • 1.

    Een deelnemer kan het door hem in het algemeen bestuur aangewezen lid te allen tijde ontslaan wanneer dit lid het vertrouwen van de betreffende deelnemer niet langer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 2. Bij tussentijds ontslag eindigt het lidmaatschap van het algemeen bestuur pas op het moment dat in de opvolging is voorzien.

 

Afdeling 3: Het dagelijks bestuur

 

Artikel 19 – Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vier andere door het algemeen bestuur aan te wijzen leden, overeenkomstig het tweede of het derde lid.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst, naast de voorzitter, ten minste twee en ten hoogste vier leden van het dagelijks bestuur uit zijn midden aan.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan het algemeen bestuur maximaal twee leden buiten de kring van het algemeen bestuur aanwijzen als lid van het dagelijks bestuur. De overige leden naast de voorzitter zijn dan benoemd uit het midden van het algemeen bestuur. Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

 

Artikel 20 – Vergaderingen dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste één lid de voorzitter daar om verzoekt.

  • 2.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 3.

    Ieder lid heeft één stem.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

 

Artikel 21 – Zienswijze op besluiten van het dagelijks bestuur

Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van het dagelijks bestuur, waarvoor aan de algemene besturen van de waterschappen waarvan de dagelijks besturen deelnemen aan deze regeling, vooraf een zienswijze, als bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid van de wet, wordt gevraagd.

 

Artikel 22 – Ontslag

Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.

 

Afdeling 4: De voorzitter

Artikel 23 – Aanwijzing

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit zijn de artikelen 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 3.

    Uit de andere leden, bedoeld in artikel 19, eerste lid, wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen door het algemeen bestuur. Het tweede lid is niet van toepassing op de plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 24 – zienswijze op besluiten van de voorzitter

Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van de voorzitter, waarvoor aan de algemene besturen van de waterschappen waarvan de dagelijks besturen deelnemen aan deze regeling, vooraf een zienswijze, als bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid van de wet, wordt gevraagd.

 

Afdeling 5: De secretaris

 

 

Artikel 25 – Benoeming, schorsing en ontslag

  • 1.

    De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd.

  • 2.

    De bevoegdheid tot schorsing of ontslag van de secretaris berust bij het algemeen bestuur.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur tot schorsing overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt indien het algemeen bestuur haar niet in een binnen acht weken na de datum van het schorsingsbesluit gehouden vergadering bekrachtigt.

 

Artikel 26 – Taak

  • 1.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter ter zijde bij de uitoefening van hun taak. Hij is aanwezig in de vergadering van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Hij ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, mede.

  • 2.

    De secretaris is de directeur van Het Waterschapshuis. De directeur is hoofd van de ambtelijke organisatie van Het Waterschapshuis.

Artikel 27 – Vervanging

  • 1.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

  • 2.

    Artikel 25, tweede en derde lid, en artikel 26 zijn van overeenkomstige toepassing op degene die de secretaris vervangt.

 

Hoofdstuk 3: Bevoegdheden van het bestuur

 

Afdeling 1: Bevoegdheden van het bestuur

Artikel 28 – Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur van Het Waterschapshuis worden geen publiekrechtelijke bevoegdheden van de deelnemers overgedragen.

  • 2.

    Het bestuur van Het Waterschapshuis is bevoegd tot regeling en bestuur ter behartiging van die taken die Het Waterschapshuis in de regeling zijn opgedragen.

 

Artikel 29 – Ombudsfunctie

Onverminderd het bepaalde in artikel 1a van de Wet Nationale ombudsman is de Nationale ombudsman als bedoeld in artikel 2 van de Wet Nationale ombudsman bevoegd verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht te behandelen.

 

Afdeling 2: Taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

Artikel 30 – Bevoegdheid

  • 1.

    De in artikel 28, tweede lid, omschreven bevoegdheid berust bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of algemene maatregel van bestuur, de reglementen van de deelnemende waterschappen of deze regeling is toegekend aan het dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • 2.

    Het algemeen bestuur, mede gelet op artikel 31, stelt in elk geval de volgende regelingen vast:

    • a.

      de verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Het Waterschapshuis;

    • b.

      de controleverordening Het Waterschapshuis;

    • c.

      het treasurystatuut Het Waterschapshuis;

    • d.

      de bijdrageverordening, bedoeld in artikel 40, eerste lid;

    • e.

      het reglement van orde;

    • f.

      het dienstverleningshandvest, bedoeld in artikel 4, tweede lid, en

    • g.

      het model voor de dienstverleningsovereenkomst, bedoeld in artikel 4, derde lid.

  • 3.

    Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de algemene besturen van de deelnemende waterschappen in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.

 

Artikel 31 – Delegatie van bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan voor uitoefening van de overgedragen bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid beleidsregels geven aan het dagelijks bestuur, overeenkomstig artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting, en

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening.

 

Artikel 32 – Inlichtingen en verantwoording

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft de deelnemer die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van die deelnemer worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de deelnemer die hem heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.

  • 5.

    Het eerste tot en met het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.

  • 6.

    Het algemeen bestuur geeft de algemene besturen van de deelnemende waterschappen mondeling of schriftelijk ongevraagd alle inlichtingen die de algemene besturen van de deelnemende waterschappen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken en voorts mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen.

 

Afdeling 3: Taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

 

Artikel 33 – Bevoegdheid

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd het dagelijks bestuur van Het Waterschapshuis te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur of de voorzitter hiermee is belast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd, tenzij het algemeen bestuur daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen, tot het procederen in kort geding en tot voeging in strafzaken als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is bevoegd, indien ingevolge wettelijk voorschrift aan Het Waterschapshuis of aan het bestuur van Het Waterschapshuis hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

 

Artikel 34 – Mandaat

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan tevens mandaat, volmacht of machtiging verlenen aan de secretaris, voor zover de aard van de bevoegdheid zich niet tegen mandatering verzet. Het dagelijks bestuur kan de secretaris toestaan ondermandaat te verlenen.

 

 

Artikel 35 – Inlichtingen en verantwoording

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur geeft de algemene besturen van de deelnemende waterschappen mondeling of schriftelijk ongevraagd alle inlichtingen die de algemene besturen van de deelnemende waterschappen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken en voorts mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen.

 

Afdeling 4: Taken en bevoegdheden van de voorzitter

Artikel 36 – Taken

  • 1.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de taken van Het Waterschapshuis.

  • 2.

    De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent alle stukken welke van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en van hemzelf uitgaan.

 

Artikel 37 – Bevoegdheden

De voorzitter vertegenwoordigt Het Waterschapshuis in en buiten rechte. Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.

 

Artikel 38 – Inlichtingen en verantwoording

  • 1.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    De voorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen voor zover het verstrekken daarvan niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    De voorzitter geeft de algemene besturen van de deelnemende waterschappen mondeling of schriftelijk ongevraagd alle inlichtingen die de algemene besturen van de deelnemende waterschappen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken en voorts mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen.

Hoofdstuk 3: Het personeel

Artikel 39 – Ambtelijke organisatie

Het Waterschapshuis heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.

 

Hoofdstuk 4: Financiën van Het Waterschapshuis

 

Afdeling 1: Inleidende bepalingen

Artikel 40 – Kostentoerekening

  • 1.

    De deelnemers betalen de instandhoudingskosten voor Het Waterschapshuis. Het algemeen bestuur legt de kostenverdeelsleutel voor de instandhoudingskosten vast in de bijdrageverordening.

  • 2.

    De opdrachtgevers betalen alle kosten voor of te maken binnen de programma’s en projecten en diensten waarin zij participeren.

  • 3.

    Eventuele overschotten op programma’s, projecten en diensten vloeien terug naar de opdrachtgevers voor die projecten en programma’s en diensten. In geval van tekorten op programma’s, projecten en de diensten betalen de opdrachtgevers het totale bedrag bij.

  • 4.

    De nadere financieringsafspraken op basis van het tweede en derde lid worden opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst, bedoeld in artikel 4, vierde lid.

  • 5.

    Het Waterschapshuis mag geen werkzaamheden verrichten voor opdrachtgevers anders dan op basis van een dienstverleningsovereenkomst als bedoeld in artikel 4, vierde lid. Werkzaamheden die behoren tot de programma’s, projecten of diensten worden niet toegerekend aan de bijdrage voor instandhouding, bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 41 – Inrichting

  • 1.

    De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig artikel 98a van de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit.

  • 2.

    Op de administratie en controle is Hoofdstuk XV van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing, onverminderd het bepaalde in artikel 50g, zesde lid, van de wet.

 

Afdeling 2: De begroting

Artikel 42 – Kadernota

Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene en financiële en beleidsmatige kaders aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.

 

Artikel 43 – Begroting

  • 1.

    De begroting bevat de kosten en baten van de instandhouding en de kosten en baten voor Het Waterschapshuis van afzonderlijke programma’s en projecten alsmede de kosten en baten van de diensten.

  • 2.

    De kosten en baten voor Het Waterschapshuis van programma’s en projecten zijn uitgesplitst per opdrachtgever op basis van het totaal aan kosten en baten dat daarvoor in de dienstverleningsovereenkomsten, bedoeld in artikel 4, vierde lid, die met elke opdrachtgever zijn overeengekomen. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op diensten.

  • 3.

    De begroting bevat een bedrag voor onvoorziene uitgaven voor instandhoudingskosten.

  • 4.

    De begroting licht toe welk aandeel in de baten van Het Waterschapshuis afkomstig is van deelnemende waterschappen en van derden.

  • 5.

    De begroting moet in evenwicht zijn. Hiervan kan worden afgeweken indien aannemelijk is dat het evenwicht in de begroting in de eerstvolgende twee jaren tot stand zal zijn gebracht.

  • 6.

    Ten laste van Het Waterschapshuis kunnen slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

  • 7.

    Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

 

Artikel 44 – Ontwerpbegroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van Het Waterschapshuis en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemende waterschappen.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemende waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 4.

    De algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, opdat deze tijdig aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de algemene besturen van de waterschappen waarvan de dagelijks besturen deelnemen aan deze regeling voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, alsmede van de conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Het tweede, derde, vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van een of meerdere waterschappen in de kosten, bedoeld in artikel 40, eerste lid.

 

 

Artikel 45 – Vaststelling begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan alle colleges van gedeputeerde staten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur zendt, zo nodig, de begroting aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijzen naar voren kunnen brengen.

  • 4.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 5.

    Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

 

Afdeling 3: De jaarrekening

Artikel 46 – Jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, de voorlopige jaarrekening aan de algemene besturen van de deelnemende waterschappen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgende op het jaar waarop ze betrekking hebben. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van Het Waterschapshuis.

  • 5.

    Indien het algemeen bestuur tot het standpunt komt dat onrechtmatige totstandkoming van in de jaarrekening opgenomen baten, lasten of balansmutaties aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staat, brengt hij dit terstond ter kennis van het dagelijks bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt het algemeen bestuur binnen twee maanden na ontvangst van het standpunt, bedoeld in het vijfde lid, een voorstel voor een indemniteitsbesluit, vergezeld van een reactie op de bij het algemeen bestuur gerezen bedenkingen.

  • 7.

    Indien het dagelijks bestuur een voorstel voor een indemniteitsbesluit heeft gedaan, stelt het algemeen bestuur de jaarrekening niet vast dan nadat hij heeft besloten over het voorstel.

  • 8.

    De leden van het dagelijks bestuur nemen niet deel aan stemmingen over besluiten als bedoeld in het derde, vierde en zesde lid.

  • 9.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

  • 10.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan alle colleges van gedeputeerde staten.

Artikel 47 – Garantstelling

De deelnemende waterschappen zullen er, met inachtneming van artikel 40, steeds zorg voor dragen dat Het Waterschapshuis te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

 

 

Hoofdstuk 5: De gemeenschappelijke regeling

Artikel 48 – Toetreding

  • 1.

    Tot de regeling kunnen uitsluitend dagelijkse besturen van waterschappen toetreden.

  • 2.

    Toetreding is mogelijk op ieder moment.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van het waterschap dat wil toetreden dient hiertoe een verzoek in bij het dagelijks bestuur van Het Waterschapshuis. Het dagelijks bestuur van het betreffende waterschap voegt, na een daaraan voorafgaande zienswijzeprocedure als bedoeld in artikel 50, derde lid van de wet, hierbij het besluit tot toestemming van het algemeen bestuur van het waterschap als bedoeld in artikel 50, vierde lid van de wet.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur van Het Waterschapshuis brengt het verzoek ter kennis van het algemeen bestuur en geeft daarbij een advies over de toetreding.

  • 5.

    Toetreding kan geschieden nadat het algemeen bestuur hiertoe bij volstrekte meerderheid heeft besloten.

  • 6.

    Een lid van het algemeen bestuur kan slechts voor toetreding stemmen, nadat hij hiervoor de instemming heeft verkregen van de deelnemer die hem heeft aangewezen. De betreffende deelnemer kan deze instemming pas verlenen na een zienswijzeprocedure als bedoeld in artikel 50, derde lid van de wet, en de verkregen toestemming van zijn algemeen bestuur als bedoeld in artikel 50, vierde lid van de wet.

 

 

Artikel 49 – Uittreding

  • 1.

    Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. De opzegtermijn vangt aan op 1 januari van het eerstvolgende boekjaar nadat een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid is gedaan. Gedurende drie jaar na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.

  • 2.

    Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan het dagelijks bestuur van Het Waterschapshuis meegedeeld.

  • 3.

    Binnen zes maanden na ontvangst van de in het tweede lid vermelde kennisgeving wordt op basis van de laatste door de registeraccountant gecontroleerde jaarrekening een berekening opgesteld van de kosten die door het uittredende waterschap betaald moeten worden. Bij de bepaling van de kosten van uittreding wordt uitgegaan van het volgende principe:

    Het uittredende waterschap betaalt:

    • a.

      het eerste jaar na uittreding 100% van de instandhoudingskosten, bedoeld in artikel 40, eerste lid;

    • b.

      het tweede jaar na uittreding 80% van de instandhoudingskosten, bedoeld in artikel 40, eerste lid;

    • c.

      het derde jaar na uittreding 60% van de instandhoudingskosten, bedoeld in artikel 40, eerste lid;

    • d.

      het vierde jaar na uittreding 40% van de instandhoudingskosten, bedoeld in artikel 40, eerste lid, en

    • e.

      het vijfde jaar na uittreding 20% van de instandhoudingskosten, bedoeld in artikel 40, eerste lid.

  • 4.

    Op grond van het in het derde lid opgestelde voorlopige kostenberekening besluit de deelnemer die een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid heeft gedaan, of tot uittreding wordt overgegaan. De deelnemer besluit niet tot uittreding dan nadat het algemeen bestuur van het deelnemend waterschap in de gelegenheid is gesteld een zienswijze te geven over dit besluit en bijbehorende voorlopige kostenberekening en vervolgens toestemming heeft gekregen om uit te treden bedoeld in artikel 50, vierde lid van de wet.

  • 5.

    Indien het besluit tot uittreding, bedoeld in het vierde lid, wordt genomen stelt het algemeen bestuur uiterlijk binnen zes maanden na dit besluit tot uittreding een definitieve kostenberekening vast. Het derde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing. De in de kostenberekening omschreven financiële verplichting is voor het uittredende waterschap bindend.

  • 6.

    De kosten van het opstellen van de kostenberekening komen voor rekening van het uittredende waterschap.

  • 7.

    Het beëindigen van de deelname in programma’s en projecten valt buiten de kostenberekening bedoeld in de leden 1 tot en met 7 en gebeurt op de wijze als omschreven in het dienstverleningshandvest, bedoeld in artikel 30, tweede lid onder f.

 

Artikel 50 – Wijziging regeling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur, één of meer leden van het dagelijks bestuur en de deelnemers kunnen een voorstel tot wijziging van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het wijzigingsvoorstel aan de deelnemers.

  • 3.

    Wijziging kan geschieden nadat het algemeen bestuur hiertoe bij volstrekte meerderheid heeft besloten.

  • 4.

    Een lid kan in het algemeen bestuur slechts voor wijziging stemmen, nadat hij hiervoor de instemming van de deelnemer die hem heeft aangewezen heeft verkregen. De betreffende deelnemer kan deze instemming pas verlenen na een zienswijzeprocedure als bedoeld in artikel 50, derde lid van de wet en verkregen toestemming van het algemeen bestuur van het deelnemend waterschap als bedoeld in artikel 50, vierde lid van de wet.

  • 5.

    Het wijzigingsbesluit omvat tevens de datum van inwerkingtreding, onverminderd het bepaalde in artikel 26 van de wet.

 

Artikel 51 – Opheffing

  • 1.

    Het dagelijks bestuur, één of meer leden van het dagelijks bestuur en de deelnemers kunnen een voorstel tot opheffing van de regeling indienen bij het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het voorstel aan de deelnemers.

  • 3.

    Opheffing kan geschieden nadat het algemeen bestuur hiertoe bij volstrekte meerderheid heeft besloten.

  • 4.

    Een lid kan in het algemeen bestuur slechts voor opheffing stemmen, nadat hij hiervoor de instemming van de deelnemer die hem heeft aangewezen heeft verkregen. De betreffende deelnemer kan deze instemming pas verlenen na een daaraan voorafgaande zienswijzeprocedure als bedoeld in artikel 50, derde lid van de wet en verkregen toestemming van het algemeen bestuur van het waterschap als bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de wet.

  • 5.

    Bij opheffing van de regeling wordt een plan opgesteld met inachtneming van artikel 49, derde lid. De kosten van dit plan worden evenredig over alle deelnemers verdeeld. Het bepaalde in artikel 49, vijfde en zevende lid is van overeenkomstige toepassing.

 

 

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 52 - Archivering

  • 1.

    Het bestuur van Het Waterschapshuis is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2.

    Overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening, welke aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de organen van Het Waterschapshuis.

  • 3.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg, komen ten laste van Het Waterschapshuis.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden van de organen van Het Waterschapshuis wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats van de gemeente Amersfoort aan.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van de organen van Het Waterschapshuis, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het algemeen bestuur een verordening vast, welke aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.

  • 6.

    De archivaris wordt door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 7.

    In geval van toetreding als bedoeld in artikel 48 of uittreding als bedoeld in artikel 49 of opheffing van de regeling als bedoeld in artikel 51 draagt het dagelijks bestuur zorg voor het treffen van voorzieningen voor de archiefbescheiden.

  •  

Artikel 53 – Duur en evaluatie

  • 1.

    De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.

  • 2.

    Deze regeling wordt elke vijf jaar geëvalueerd, te rekenen vanaf 1 januari 2015.

 

Artikel 54 – Geschillen

Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet is sprake wanneer tenminste één van de deelnemende waterschappen een beroep op doet op deze bepaling.

 

Artikel 55 – Inwerkingtreding

  • 1.

    De Gemeenschappelijke regeling Het Waterschapshuis, vastgesteld bij besluit van 23 maart 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking

 

Artikel 56 – Citeerwijze

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Het Waterschapshuis”.

 

 

 

 

Naar boven