6.1. Vermogen
Onder vermogen wordt verstaan de waarde in het economische verkeer van de bezittingen van de belastingschuldige en zijn echtgenoot als bedoeld in artikel 3 PW, verminderd met de schulden van de belastingschuldige en de echtgenoot die hoger bevoorrecht zijn dan de belastingen.
Ook als de belastingschuldige onder huwelijkse voorwaarden is gehuwd, of bij ongehuwd samen levenden als sprake is van een samenlevingscontract, is het voorgaande van overeenkomstige toepassing ondanks het feit dat de partner niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de voldoening van de belastingaanslag.
Artikel 15 De inboedel en kwijtschelding particulieren
De waarde van de inboedel wordt niet als vermogensbestanddeel in aanmerking genomen als deze bij gedwongen verkoop niet meer dan € 2.269,- bedraagt. Als de waarde meer bedraagt, wordt de volle waarde als vermogen in aanmerking genomen.
Een inboedel telt alleen mee als een bezitting wanneer deze bovenmatig is. Dit is in overeenstemming met het beslagverbod op roerende zaken uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het gaat dan om zaken die niet nodig zijn voor het voeren van een gewone, eenvoudige huishouding. Hieronder vallen in ieder geval meubilering en inventaris zoals bedden en beddengoed, tafel stoelen, gordijnen, bestek, servies en ander keukengerei, kasten, koelkast en wasmachine.
Bij de beoordeling wordt gekeken naar de omstandigheden van het specifieke geval. Een bovenmatige inboedel wordt dus wel beschouwd als een bezitting.
Artikel 16 Saldo bankrekeningen en salderen
Als de belastingschuldige een energietoeslag heeft ontvangen als bedoeld, in artikel 35, vierde of vijfde lid Participatiewet, wordt een bedrag ter hoogte van het ontvangen bedrag aan energietoeslag, niet in aanmerking genomen als vermogen voor de beoordeling van het recht op kwijtschelding.
Wanneer belastingschuldige meerdere bankrekeningnummers heeft bij verschillende bankinstellingen, wordt het positieve saldo van alle rekeningnummers bij elkaar opgeteld. Wanneer één of meerdere van deze bankrekeningen een negatief saldo heeft, wordt dit negatieve saldo alleen in mindering gebracht op een positief saldo bij dezelfde bankinstelling. Wanneer dit negatieve saldo niet verrekend kan worden met een positief saldo bij dezelfde bankinstelling, zal dit negatieve saldo voor de berekening van het vermogen niet meetellen.
Artikel 17 Contante geldopnamen / grote overboekingen
Wanneer uit de verstrekte gegevens blijkt dat grote bedragen (die gelijk zijn of hoger dan het totale aanslagbedrag waarover kwijtschelding kan worden aangevraagd) opgenomen of overgeboekt worden, kunnen deze bedragen bij het vermogen worden opgeteld of als verwijtbaar worden gezien. Aan belastingschuldige wordt geen (gedeeltelijke) kwijtschelding verleend als het aan belastingschuldige kan worden toegerekend dat de belastingaanslag niet (gedeeltelijk) kan worden voldaan.
Artikel 18 Vermogen van kinderen
Wanneer de inwonende kinderen van belastingschuldige beschikken over een eigen vermogen, wordt dit vermogen bij de beoordeling niet in aanmerking genomen, behoudens het bepaalde in artikel 22a van de Participatiewet. Een nader onderzoek kan worden ingesteld wanneer blijkt dat er vermogen van ouder(s) bij het banksaldo van het (de) kind(eren) wordt bijgeschreven. Wanneer de rekening op zowel de naam van het kind als op naam van (één van) de ouder(s) staat wordt het saldo voor de berekening van de betalingscapaciteit niet buiten beschouwing gelaten.
Artikel 19 Motorvoertuigbezit
De waarde van een motorvoertuig in bezit wordt niet als vermogensbestanddeel in aanmerking genomen als deze op het moment waarop het verzoek wordt ingediend een waarde heeft van € 3.350 of minder. Als de waarde meer bedraagt, wordt de volle waarde als vermogen in aanmerking genomen. Bij de vaststelling van deze waarde maakt Sabewa Zeeland gebruik van de taxatiewaarde via AutoDNA.nl, de dagwaarde via RDW Kenteken of de waarde via ANWB Koerslijst. Wanneer de waarde van een voertuig niet via deze websites vastgesteld kan worden, zal nader onderzoek plaatsvinden via marktplaats.nl of Autoscout24.nl dan wel andere websites.
Wanneer er meerdere motorrijtuigen in bezit zijn, wordt het motorrijtuig met de laagste waarde (indien deze minder waard is dan € 3.350) niet als vermogensbestanddeel in aanmerking genomen. De overige motorrijtuigen worden voor de volle waarde als vermogen in aanmerking genomen.
Een motorvoertuig wordt niet als een vermogensbestanddeel in aanmerking genomen als de belastingschuldige aan de ontvanger – zo nodig na een verzoek daartoe- aannemelijk kan maken dat dit motorvoertuig absoluut onmisbaar is voor de uitoefening van het beroep dan wel absoluut onmisbaar is in verband met invaliditeit of ziekte van de belastingschuldige of zijn gezinsleden. Met gezinsleden wordt bedoeld de echtgenoot van belastingschuldige als bedoeld in artikel 3 Participatiewet, of zijn kind(eren) voor zover deze geen eigen inkomen/vermogen heeft (hebben) waaruit het motorvoertuig in beginsel zou kunnen worden betaald.
De onmisbaarheid van een motorvoertuig in verband met invaliditeit of ziekte kan aannemelijk worden gemaakt met een verklaring van een vertrouwensarts niet zijnde huisarts of behandeld specialist. Een invalidenparkeerkaart wordt ook geaccepteerd. De onmisbaarheid kan ook aannemelijk worden gemaakt door het feit dat de auto niet met eigen middelen is voldaan maar is betaald door de Gemeentelijke Sociale Dienst of het Uitvoeringsinstituut. De onmisbaarheid in verband met de uitoefening van een beroep kan aannemelijk worden gemaakt met een verklaring van de werkgever.
Artikel 20 Eigen woning
Bij de waardebepaling van de woning wordt de waarde van de woning, bij verkoop vrij te aanvaarden, genomen op het moment van indienen van de aanvraag. Op deze waarde wordt de op deze woning rustende hypothecaire geldlening (afgesloten voor aanschaf of verbeteringen) in mindering gebracht. Onderhandse geldleningen worden buiten beschouwing gelaten.
Indicaties voor de door Sabewa Zeeland te gebruiken waarde zijn onder andere de WOZ waarde maar daarnaast ook recente marktgegevens. Wanneer geen bezwaar is gemaakt tegen de WOZ waarde en er geen recent taxatieverslag kan worden overlegd, wordt voor de berekening van het vermogen de WOZ waarde meegenomen als zijnde de marktconforme waarde.
Als de aanwezigheid van vermogen vastgelegd in onroerende zaken leidt tot de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding en de belastingaanslag wordt vervolgens niet betaald, kan de voortzetting van de invordering bij oudere belastingschuldigen die hun laatste levensjaren in hun eigen woning willen slijten, leiden tot een onverdedigbare hardheid. Een gedwongen verhuizing in verband met de verkoop van de woning zal voor deze groep belastingschuldigen een onevenredig grotere belasting zijn dan voor andere belastingschuldigen. In die gevallen kan de ontvanger in overleg met de belastingschuldige afzien van prompte invordering en in plaats daarvan uitstel van betaling verlenen, gedekt door een hypotheek op de eigen woning of door het leggen van een beslag op de woning. De hypotheek moet opeisbaar zijn na het overlijden van de langstlevende of bij een eerder vrijkomen van de woning.
Het verlenen van een zodanig uitstel blijft beperkt tot uitzonderlijke gevallen.
Artikel 21 Overig aanwezig vermogen eigen woning
De opbouw van vermogen in de spaarhypotheek wordt in mindering gebracht op de totale hypothecaire geldlening. Aan de hypotheek gekoppelde verzekeringen die een kapitaal uitkeren bij leven of overlijden met als doel de hypotheek af te lossen worden als vermogen meegenomen.
Artikel 22 Overig aanwezig vermogen kapitaalverzekering
Een kapitaalverzekering die alleen uitkeert bij overlijden, bijvoorbeeld een begrafenisverzekering met uitkering in geld of natura, met als doel de verzorging van de uitvaart, wordt niet meegenomen als vermogen.
Artikel 23 Eenmalige uitkering inzake schadeloosstelling, verzekering
Een eenmalig verstrekte verzekeringsuitkering bestemd voor schadeherstel, ongeacht de soort schade wordt tot het vermogen gerekend.
Artikel 24 Verhuiskostenvergoeding / inrichtingskosten
Een verhuiskostenvergoeding dan wel inrichtingskosten van de gemeente of woningbouwvereniging wordt gedurende 6 maanden buiten beschouwing gelaten.
Artikel 25 Eenmalige uitkeringen minimaregelingen
De uitkering op grond van de minimaregelingen (Tegemoetkoming Chronisch Zieken en gehandicapten, individuele inkomenstoeslag, koopkrachttegemoetkoming, energietoeslag) worden eenmalig voor het gehele bedrag buiten beschouwing gelaten.
Artikel 26 Uitkering uitvaartverzekering
De uitkering van een uitvaartverzekering direct bestemd voor de verzorging van de uitvaart van de belastingschuldige of zijn echtgenoot ten gevolge van het overlijden van de belastingplichtige of diens partner wordt niet tot het vermogen gerekend.
6.2 Betalingscapaciteit
Als is vastgesteld dat geen of onvoldoende vermogensbestanddelen aanwezig zijn om de openstaande belastingaanslag te voldoen, moet worden beoordeeld in hoeverre de aanwezige betalingscapaciteit voldoende is om de belastingaanslag te voldoen.
De betalingscapaciteit wordt gevormd door het positieve verschil tussen het gemiddeld per maand te verwachten netto besteedbaar inkomen van de belastingschuldige en de gemiddeld per maand te verwachten kosten van bestaan in de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het
verzoek om kwijtschelding is ingediend.
Het netto besteedbaar inkomen van de belastingschuldige wordt vermeerderd met het gemiddeld per maand te verwachten netto besteedbaar inkomen van zijn echtgenoot (als bedoeld in artikel 3 Pw) in
de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding is ingediend. Ook wanneer de belastingschuldige onder huwelijkse voorwaarden is gehuwd of bij ongehuwd samenwonenden, is het voorgaande van toepassing, ondanks het feit dat de partner niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de voldoening van de belastingaanslag. De vaststelling van het totale netto besteedbaar inkomen staat los van de aansprakelijkheid tot betaling van de aanslagen waarvan kwijtschelding wordt verzocht.
De verantwoordelijkheid van de echtgenoot als bedoeld in artikel 3 PW, voor schulden van de belastingschuldige, wordt beperkt tot de (materiële) belastingschulden die stammen uit de huwelijkse periode dan wel uit de periode waarin de gezamenlijke huishouding is gevoerd. Dat kan tot gevolg hebben dat in voorkomende gevallen de belastingaanslag moet worden gesplitst. Het vermogen en de betalingscapaciteit van de in artikel 3 PW bedoelde echtgenoot van belastingschuldige, worden dus buiten beschouwing gelaten voor zover een door de belastingschuldige ingediend verzoek om kwijtschelding betrekking heeft op belastingschulden die zijn ontstaan vóór de aanvang van de huwelijkse periode dan wel de gezamenlijke huishouding. Het toe te passen normbedrag is in dit geval het normbedrag voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder (zie artikel 16 van de regeling).
Artikel 27 Betalingen op belastingschulden
Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt alleen rekening gehouden met aantoonbare maandelijkse aflossingen/verrekeningen op belastingschulden. Bij deze berekening wordt echter geen rekening gehouden met (aflossingen op) belastingschulden die binnen 12 maanden na datum aanvraag worden opgelegd.
Artikel 28 Betalingen aan andere schuldeisers
Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt geen rekening gehouden met aflossingen op schulden aan andere schuldeisers dan de belastingdienst. Dit ongeacht het doel waarvoor deze schulden zijn aangegaan.
Artikel 29 Berekening betalingscapaciteit/vermogen wanneer WSNP van toepassing is verklaard
Als sprake is van een belastingschuldige ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, en die belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van nadien opgekomen belastingschulden die niet zijn aan te merken als boedelschuld, dan wordt het verzoek behandeld overeenkomstig het bestaande beleid.
Dit betekent dus onder meer dat bij de berekening van de betalingscapaciteit op het inkomen van de belastingschuldige niet in mindering wordt gebracht dat deel van het inkomen dat onder beheer van de bewindvoerder naar de boedel gaat. Verder wordt opgemerkt dat de middelen die de boedel vormen en onder beheer van de bewindvoerder berusten, niet beschouwd worden als vermogen in de zin van artikel 12 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
Artikel 30 Alimentatie en berekening betalingscapaciteit
Naast de alimentatieverplichtingen wordt bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen de daadwerkelijk betaalde onderhoudsbijdrage, de bijdrage die een gemeente op grond van de Pw van een ex-partner vordert in de kosten van bijstand, in mindering gebracht.
Artikel 31 Studenten en betalingscapaciteit
Bij de berekening van het netto besteedbare inkomen wordt rekening gehouden met inkomsten die studenten ontvangen op grond van de WSF en hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS VO-18+).
Studenten in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs hebben recht op een normbudget voor levensonderhoud: in het kader van de kwijtscheldingsregeling is dit normbudget de optelsom van basisbeurs, maximale aanvullende beurs en maximale basislening. Daarbij word voor zover van toepassing rekening gehouden met het feit of de student thuiswonend, dan wel uitwonend is. In voorkomend geval wordt dit normbudget verhoogd met de één-oudertoeslag.
De inkomsten van een student worden gesteld op een forfaitair bedrag:
- a.
voor studenten in het hoger onderwijs is dit het bedrag voor het normbudget voor levensonderhoud verminderd met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 67,--;
- b.
voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs is dit het bedrag voor het normbudget voor levensonderhoud verminderd met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 60,-- en met het bedrag aan onderwijsretributie.
Als de belastingschuldige naast studiefinanciering beschikt over eigen inkomsten wordt eveneens uitgegaan van de forfaitaire inkomsten, zoals hiervoor berekend onder A en B. Als de daadwerkelijk genoten studiefinanciering (exclusief het ontvangen collegegeldkrediet voor studenten in het hoger onderwijs) en de eigen inkomsten uitstijgen boven de voor het desbetreffende huishoudtype maximaal geldende kosten van bestaan wordt om de betalingscapaciteit te kunnen berekenen de navolgende formules gebruikt:
Formule 1: (P + Q) – R – S = X In deze formule wordt met P aangegeven het totaal van de daadwerkelijk genoten studiefinanciering (exclusief het ontvangen collegegeldkrediet voor studenten in het hoger onderwijs). Het totaal van de eigen inkomsten wordt aangegeven met Q. Met R wordt aangegeven het voor de kwijtschelding geldende normbudget voor levensonderhoud. Het in mindering te brengen bedrag van de daadwerkelijk ontvangen lening van DUO wordt aangeduid met S. De uitkomst van deze berekening wordt aangegeven met X, met dien verstande dat X altijd ten minste nul bedraagt.
Formule 2: X + Y = T In deze formule wordt met Y aangegeven het forfaitaire bedrag aan inkomsten van de betreffende student zoals bedoeld onder A of B. Het resultaat van de berekening volgens formule 1 (X) vermeerderd met Y is het inkomen (T). Dit inkomen vormt vervolgens het uitgangspunt om het netto-besteedbaar inkomen te kunnen berekenen en de betalingscapaciteit. In sommige gevallen bestaat de studiefinanciering voor een groot deel of zelfs geheel uit een lening. In die situaties wordt ook uitgegaan van de voren vermelde forfaitaire inkomsten en is hetgeen in dit artikel is vermeld van overeenkomstige toepassing.
Artikel 32 Vakantiegeld
Tot het inkomen wordt ook het vakantiegeld gerekend. Het vakantiegeld wordt gesteld op 7% van de aan loonheffingen onderworpen inkomsten waarbij aanspraak bestaat op vakantiegeld. Als uit het ingediende verzoekformulier blijkt, dan wel de belastingschuldige uit eigen wetenschap bekend is, dat het reëel genoten vakantiegeld meer of minder bedraagt dan 7%, wordt het reëel genoten vakantiegeld in aanmerking genomen.
Artikel 33 Premie Zorgverzekering
Bij de berekening van de betalingscapaciteit wordt rekening gehouden met de door belastingschuldige te betalen maandelijkse basispremie zorgverzekering en de premie voor aanvullende verzekeringen. De eigen bijdrage, bedragen voor het herverzekeren of het in termijnen betalen van het eigen risico worden niet meegerekend.
Artikel 34 Persoonsgebonden budget
Verstrekkingen die worden ontvangen uit een persoonsgebonden budget voor specifieke kosten op het gebied van zorg, begeleiding of hulp en waarop geen aanspraak bestaat vanuit de zorgverzekering of de reguliere bijstand, worden niet als inkomen in aanmerking genomen
Artikel 35 Woonlasten en kwijtschelding van belasting van voorhuwelijkse belastingschulden
Als het verzoek om kwijtschelding wordt gedaan voor belastingschulden die zijn ontstaan voor de aanvang van de huwelijkse periode, dan wel de gezamenlijke huishouding in de zin van artikel 3 Wwb (zie artikel 26.3.10 van deze leidraad), worden de woonlasten in aanmerking genomen tot ten hoogste 50% van het bedrag dat de uitkomst is van de berekening op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de regeling.
Artikel 36 Onderhoud gezinsleden in het buitenland
De hier te lande alleenwonende gehuwde belastingschuldige die zijn in het buitenland verblijvende echtgenote en/of kinderen daadwerkelijk onderhoudt, wordt voor de berekening van de betalingscapaciteit niet als een alleenstaande aangemerkt. Uitgegaan wordt van het normbedrag voor echtgenoten in de zin van artikel 3 PW. Als huur wordt de hier te lande betaalde huur in aanmerking genomen. Door toepassing van het normbedrag voor echtgenoten in de zin van artikel 3 PW, wordt in het kwijtscheldingsbeleid op forfaitaire wijze rekening gehouden met de bedragen die de buitenlandse werknemer aan zijn bloed-of aanverwanten overmaakt voor de kosten van levensonderhoud. Met de werkelijke bedragen die de buitenlandse belastingschuldige overmaakt, wordt geen rekening gehouden.