Verordening van het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio Haaglanden houdende een wijziging van de Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Haaglanden

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in drie verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Blad gemeenschappelijke regeling zal de wijziging van artikel 6:5 verwerkt worden.]

 

overwegende:

dat op grond van de statuten van de WVSV, Veiligheidsregio’s gehouden zijn uitvoering te geven aan de in het LOAV overeengekomen CAR-bepalingen en de nadien overeengekomen wijzigingen daarvan;

dat de CAR geen cao is in de zin van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren;

 

gelet op artikel 24 van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Haaglanden 2016 waarin is bepaald dat het Bestuur een rechtspositieregeling vaststelt die ontleend is aan de CAR/UWO;

 

mede gelet op de volgende voorstellen van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden tot aanpassing van de CAR:

 

  • a.

    18 februari 2022 met als kenmerk Lbr. 22/04 LAOV 22/02;

  • b.

    2 maart 2022 met als kenmerk Lbr: 22/05 LOAV 22/03;

  • c.

    7 april 2022 met als kenmerk Lbr: 22/06 LOAV 22/04;

mede gelet op het bepaalde in artikelen 12:2 van de Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio Haaglanden;

 

B E S L U I T:

  • I.

    de Arbeidsvoorwaardenregeling van de Veiligheidsregio Haaglanden als volgt te wijzigen.

Artikel 1  

Artikel 3:18, lid 4 wijzigt in:

“Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het derde lid dan kan de ambtenaar kiezen voor:

  • a.

    een vergoeding uitsluitend bestaande uit een bedrag dat bestaat uit het uurloon vermeerderd met het percentage van het uurloon conform het tweede lid onder b, of

  • b.

    het inzetten van het verlof voor verlofsparen als bedoeld in artikel 6.3a.”.

Artikel 2  

Artikel 3:22a wordt ingevoegd en komt te luiden:

 

Artikel 3:22a Thuiswerkvergoeding 2022

  • 1.

    Iedere dag dat de ambtenaar thuis werkt bestaat aanspraak op een thuiswerkver-goeding van € 2,- netto, ongeacht de omvang van de aanstelling.

  • 2.

    Aanspraak op de thuiswerkvergoeding bestaat alleen op dagen waarop met de ambtenaar is afgesproken om thuis te werken.

  • 3.

    De ambtenaar die op een dag in overwegende mate thuiswerkt, krijgt voor die dag geen reiskostenvergoeding woon-werk. Het bestuur kan hiervan afwijken.

  • 4.

    De ambtenaar die op een dag in overwegende mate op een werklocatie werkt, krijgt voor die dag geen thuiswerkvergoeding.

  • 5.

    De ambtenaar die op een dag thuiswerkt en een dienstreis maakt waarvoor de medewerker een vergoeding krijgt op basis van artikel 3:21, krijgt voor deze dag ook een thuiswerkvergoeding.

  • 6.

    Het bestuur kan aanvullende regels vaststellen voor de uitvoering van de thuiswerkvergoeding.

  • 7.

    Dit artikel geldt van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.

Artikel 3  

Artikel 3:31 wijzigt in:

Als de medewerker kiest voor het kopen van vakantie-uren dan wordt het IKB per vakantie-uur verlaagd met het voor de medewerker geldende uurloon vermeerderd met het IKB per uur van de maand waarin hij de uren koopt.

Artikel 4  

Artikel 6:2, tweede en derde lid vervallen.

Artikel 5  

Artikel 6:3a wordt toegevoegd, luidende:

 

“Artikel 6:3a Verlofsparen

  • 1.

    De ambtenaar kan verlofsparen.

  • 2.

    De verlofspaaruren verjaren niet.

  • 3.

    De bronnen van de verlofspaaruren zijn:

    • a.

      het verlof uit de overwerkvergoeding in artikel 3:18, tweede lid;

    • b.

      de vakantie-uren gekocht uit het IKB in artikel 3:29, eerste lid, onder a;

    • c.

      de vakantie-uren bij onregelmatig werken en beschikbaarheidsdienst in artikel 6:2:1, vierde lid;

    • d.

      overig toegekende niet-wettelijke vakantie-uren.

  • 4.

    De ambtenaar kiest uit het derde lid welke uren hij spaart. Een combinatie van bronnen uit het derde lid is mogelijk.

  • 5.

    De ambtenaar met een voltijdsdienstverband mag op 31 december van een kalenderjaar maximaal 3600 uren verlof hebben. Hieronder vallen de verlofspaaruren, de wettelijke vakantie-uren, de bovenwettelijke vakantie-uren en andere (compensatie)verlofuren.

  • 6.

    Als de ambtenaar verlofspaaruren opneemt voor een periode van een maand of langer, geldt artikel 6:9, tweede tot en met negende lid.

  • 7.

    Als de ambtenaar arbeidsongeschikt is, geldt artikel 6:11.

  • 8.

    De ambtenaar neemt voor het einde van zijn dienstverband zijn verlofspaaruren zoveel mogelijk op in overleg met het bestuur.”.

Artikel 6  

Artikel 6:5 wijzigt met ingang van 2 augustus 2022 in:

 

“Artikel 6:5 Ouderschapsverlof

  • 1.

    De ambtenaar met ouderschapsverlof krijgt gedurende maximaal 13 keer de formele arbeidsduur per week een percentage van zijn salaris en salaristoelage(n) doorbetaald. Het percentage is bij:

     

    Salarisschaal

    Percentage doorbetaling salaris en salaristoelage(n)

    Schaal 1

    90%

    Schaal 2

    85%

    Schaal 3

    80%

    Schaal 4

    70%

    Schaal 5

    60%

    Schaal 6 en hoger

    50%

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar met ouderschapsverlof naar wens 100% doorbetaling van zijn salaris en salaristoelage(n) krijgen. De duur van het betaalde ouderschapsverlof in het eerste lid wordt dan evenredig verlaagd. De volgende rekenformule is van toepassing:

  • 13 maal de formele arbeidsduur per week, vermenigvuldigd met het op de ambtenaar toepasselijke percentage in het eerste lid.

  • Het aantal uren dat uit deze berekening komt, zijn de uren waarop de ambtenaar recht heeft op 100% doorbetaling van zijn salaris en salaristoelage(n) tijdens ouderschapsverlof.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar zelf een percentage doorbetaling van zijn salaris en salaristoelage(n) kiezen. Bij een verlaging van het percentage doorbetaling van het salaris en de salaristoelage(n), neemt het aantal uren gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof toe. De gewenste balans tussen het aantal uren gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof en het percentage van de doorbetaling van zijn salaris en salaristoelage(n) kan als volgt worden berekend:

  • 100% gedeeld door het gewenste percentage doorbetaling van zijn salaris en salaristoelage(n), vermenigvuldigd met het aantal uren berekend in het tweede lid.

  • Het aantal uren dat uit deze berekening volgt, zijn de uren waarop de ambtenaar recht heeft op het door hem gewenste percentage doorbetaling van zijn salaris en salaristoelage(n) tijdens ouderschapsverlof.

  • 4.

    De ambtenaar mag tijdens het betaald ouderschapsverlof geen betaald werk verrichten. Het bestuur kan hierover aanvullende regels stellen.

  • 5.

    Het bedrag dat op grond van dit artikel aan de ambtenaar wordt doorbetaald, opgeteld bij zijn wettelijke uitkering tijdens ouderschapsverlof, mag per maand niet meer bedragen dan 100% van zijn salaris en salaristoelage(n).

Artikel 7  

In artikel 9g:2 wordt een sub m toegevoegd, luidende:

“m. middelen: de regeling van de Belastingdienst om mensen met een wisselend inkomen tegemoet te komen.”.

Artikel 8  

Aan artikel 9g:11 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende: “Wanneer het berekend nadeel als bedoeld in artikel 9g:8 na middelen lager is dan het toegekende compensatiebedrag, vindt herrekening van het compensatiebedrag plaats zonder daarbij het drempelbedrag toe te passen.”.

Artikel 9  

Onder vernummering van de artikelen 9g:14 en 9g:15 in de artikelen 9g:15 en 9g:16 wordt een nieuw artikel 9g:14 ingevoegd, luidende:

 

“Artikel 9g:14 Toepassen middelen na toekenning compensatiebedrag

  • 1.

    De medewerker die in aanmerking is gekomen voor een compensatieregeling stelt de werkgever terstond in kennis van een nadien gehonoreerd verzoek tot middelen door de Belastingdienst, door het overleggen van een afschrift van de uitspraak op het verzoek.

  • 2.

    Als middeling leidt tot een teruggave van belastingbedragen die is toe te schrijven aan de transitie levenslooptegoed, het versneld sparen levensloop of de afkoop FLO60 als bedoeld in 9f:4, verlaagt deze teruggave het drempelbedrag, toegeschreven aan dat kalenderjaar, met maximaal de hoogte van dat drempelbedrag.

  • 3.

    Na ontvangst van uitspraak van de Belastingdienst op het verzoek tot middelen beziet de commissie als bedoeld in 9g:15 of en in hoeverre deze uitspraak aanleiding geeft te komen tot een herziening van het eerder uitgebrachte advies.

  • 4.

    Als de herziening van het eerder uitgebrachte advies leidt tot een lager toe te kennen compensatiebedrag, voegt de werkgever het verschil tussen de twee compensatiebedragen toe aan het virtueel Netto FLO Spaartegoed (NFST).

  • 5.

    Herrekening na middelen geeft geen aanspraak op een hoger vast te stellen compensatiebedrag.

  • 6.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt het resultaat van de middeling in gelijke delen verdeeld over de kalenderjaren waar de middeling op is toegepast en zijn toe te rekenen tot de kalenderjaren 2019, 2020 of 2021.”.

 

  • II.

    De aldus gewijzigde tekst wordt opgenomen in het Blad gemeenschappelijke regelingen van de Veiligheidsregio Haaglanden.

  • III.

    De genoemde artikelen onder I. treden in werking op de in de desbetreffende circulaire van het LOGA aangegeven datum.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 25 november 2022,

Jan van Zanen

Voorzitter

Esther Lieben

secretaris

Naar boven