Eerste wijzigingsbesluit inzake ambtshalve vermindering waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen GBLT

Het dagelijks bestuur van GBLT;

 

Gelet op;

  • Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

  • Artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

  • Artikel 20 van de Gemeenschappelijke Regeling GBLT

  • Artikelen 230, 231 en 244 van de Gemeentewet

  • Artikelen 123, 124 en 134 van de Waterschapswet

Gelezen het voorstel van 15 maart 2023;

 

Besluit:

 

Vast te stellen: Eerste wijzigingsbesluit inzake ambtshalve vermindering waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen

ARTIKEL I

Besluit inzake ambtshalve verminderingen van waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen GBLT, vastgesteld bij besluit van 28 oktober 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1, derde lid, onder c wijzigt als volgt:

 

  • c.

    de driejaarstermijn: een termijn van drie kalenderjaren die begint te lopen vanaf de dagtekening van de belastingaanslag.

B

 

Artikel 3, eerste lid wijzigt als volgt:

 

  • 1.

    Ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift de driejaarstermijn, zoals bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel c, van deze beleidsregel is verstreken.

ARTIKEL II
  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als “Eerste wijzigingsbesluit inzake ambtshalve vermindering waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen GBLT”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 15 maart 2023.

Het dagelijks bestuur van GBLT,

R.A.C. de Haan

Directeur

B.J. van Vreeswijk

Voorzitter

Toelichting op de beleidsregel

Deze beleidsregels geven het kader voor het verlenen van ambtshalve vermindering van waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen. Het modelbeleid van de VNG is hierbij als uitgangspunt genomen.

 

Het modelbeleid ten aanzien van de termijn waarover ambtshalve vermindering wordt verleend biedt een keuze. In artikel 3, lid 1, is gekozen voor een driejaarstermijn in afwijking van het rijksbeleid van de rijksbelastingdienst die uitgaat van een vijfjaarstermijn en in afwijking van het model. Het doel hiervan is dat de termijn voor het verzoeken om ambtshalve verminderingen voor iedereen gelijkgesteld is. Ongeacht het belastingjaar dat wordt opgelegd en het moment van opleggen van de belastingaanslag, is de termijn voor het verzoeken om ambtshalve vermindering gelijk, omdat uitgegaan wordt van de dagtekening van de belastingaanslag. In plaats van dat de termijn voor het verzoeken ambtshalve vermindering gelijk wordt gesteld aan de termijn van artikel 11, derde lid, van de Awr. In dat geval is de termijn voor het verzoeken van ambtshalve vermindering afhankelijk van het belastingjaar en het moment van opleggen van de belastingaanslag niet voor iedere belastingaanslag gelijk is. In dat geval betekent het dat hoe ouder het belastingjaar en hoe later deze belastingaanslag wordt opgelegd de termijn voor het verzoeken om ambtshalve vermindering wordt verkort. Met deze aanpassing wordt dit gecorrigeerd.

 

Naar boven