Beleidsregel Deeltijd ondernemen in de bijstand WerkSaam Westfriesland

Inleiding

Het uitgangspunt van deze beleidsregel is om mensen met een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, de mogelijkheid te bieden om gedeeltelijk in hun levensonderhoud te voorzien door het verrichten van zelfstandige activiteiten. Het toestaan van dit ondernemen op kleine schaal, biedt zowel WerkSaam als de cliënt

voordelen. Het maakt inkomsten uit zelfstandige arbeid mogelijk, waardoor geen volledige uitkering meer nodig is. En voor cliënten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, maakt het ook gedeeltelijke uitstroom mogelijk. De cliënt krijgt daarbij de mogelijkheid om werk te doen, dat aansluit bij zijn of haar wensen en vaardigheden. Daarbij blijft de zekerheid van een inkomen op bijstandsniveau behouden. Een belangrijke voorwaarde bij dit alles, is dat de zelfstandige activiteiten, het krijgen van een baan in loondienst of een traject hier naar toe, niet in de weg mogen staan.

Deeltijd ondernemen biedt op deze wijze nieuwe kansen. Cliënten doen namelijk weer mee in de samenleving. Ze leren ondernemersvaardigheden met werk dat ze leuk vinden, waardoor bovendien hun re-integratie versnelt. Zo vergroten de deeltijdondernemers hun kansen op uitstroom naar werk, naar uitbreiding van het zelfstandig ondernemerschap of een combinatie daarvan. En daardoor verminderen ook de uitgaven voor de bijstand.

 

Doelgroep

Deze beleidsregel is van toepassing op uitkeringsgerechtigden die in beginsel niet volledig kunnen uitstromen naar reguliere arbeid, en die in aanvulling op hun uitkering werkzaamheden als zelfstandige (gaan) verrichten die bescheiden van aard zijn. Deze werkzaamheden zijn in beginsel niet voldoende om zelfstandig te kunnen voorzien in de kosten van het bestaan. Deze cliënt is daarom geen zelfstandige in de zin van het Bbz 2004, maar valt onder de Participatiewet, onder de noemer ‘deeltijd ondernemen’.

Cliënten die wel de potentie hebben om door middel van inkomsten uit het eigen bedrijf of beroep uit te stromen, worden gestimuleerd om gebruik te maken van de prestartersregeling.

 

Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

 

gelezen het advies van de cliëntenraad van WerkSaam Westfriesland van 27 februari 2023;

 

gelet op de Participatiewet;

omdat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop WerkSaam omgaat met deeltijd ondernemen in de bijstand,

b e s l u i t :

 

de beleidsregel Deeltijd ondernemen in de bijstand WerkSaam Westfriesland 2018 te wijzigen. De titel en tekst na wijziging luiden als volgt:

 

Artikel 1. Definities

  • a.

    Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004

  • b.

    Deeltijd ondernemer: zelfstandig ondernemer die minder dan 1.225 uur per jaar werkzaamheden verricht in het eigen bedrijf of beroep

  • c.

    IOAW: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

  • d.

    IOAZ: Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze zelfstandigen

  • e.

    WerkSaam: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland

  • f.

    Winst: de omzet min de in deze beleidsregel genoemde aftrekbare kosten

 

 

Artikel 2. Voorwaarden traject deeltijd ondernemer

2.1

  • a.

    De deeltijd ondernemer vraagt vooraf toestemming aan WerkSaam om als deeltijd ondernemer te mogen werken met behoud van de (aanvullende) bijstandsuitkering.

  • b.

    Er kan toestemming worden verleend aan de cliënt bij wie de verwachting is dat deze niet volledig kan uitstromen naar reguliere arbeid of aan de cliënt bij wie naar het oordeel van de coach het deeltijd ondernemen passend is binnen zijn/haar traject en de arbeidsinschakeling niet in de weg staat.

  • c.

    De deeltijd ondernemer krijgt voor 1 jaar toestemming om als deeltijd ondernemer te werken met behoud van uitkering. De toestemming kan hierna steeds met maximaal 1 jaar worden verlengd.

  • d.

    De deeltijd ondernemer moet zich inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ook moet de onderneming rechtmatig gevestigd zijn en voldoen aan alle noodzakelijke vergunningen.

  • e.

    De deeltijd ondernemer werkt niet meer dan 1.225 uur per jaar in het eigen bedrijf (dit is de ondergrens om voor zelfstandigenaftrek in aanmerking te komen bij de belastingdienst) en de deeltijd ondernemer doet geen beroep op zelfstandigenaftrek.

  • f.

    De bedrijfskosten moeten in een reële verhouding tot de omzet staan en er moet winst worden gemaakt.

     

2.2

Deeltijd ondernemen in de bijstand is niet mogelijk als:

  • a.

    Hoge bedrijfsinvesteringen noodzakelijk zijn.

  • b.

    Personeel noodzakelijk is.

     

Artikel 3. Verplichtingen van de deeltijdondernemer

De deeltijd ondernemer heeft de volgende verplichtingen:

  • a.

    De deeltijd ondernemer overlegt maandelijks een overzicht van de inkomsten min de aftrekbare kosten (= winst) bij WerkSaam.

  • b.

    De deeltijd ondernemer overlegt jaarlijks de belastingaangifte en de voorlopige aanslag en vervolgens de definitieve aanslag bij WerkSaam.

  • c.

    De deeltijd ondernemer behoudt de re-integratie en arbeidsverplichtingen. Dit kan betekenen dat de onderneming beëindigd moet worden, als de deeltijd ondernemer een baan in loondienst kan krijgen, waarmee hij/zij volledig kan uitstromen.

  • d.

    De deeltijd onderneming hanteert tarieven die in de markt gebruikelijk zijn (om oneerlijke concurrentie te voorkomen).

 

Artikel 4. Aftrekbare kosten

4.1 De deeltijdondernemer mag aantoonbare en reële kosten aftrekken van de inkomsten uit de onderneming, voordat deze inkomsten in mindering gebracht worden op de uitkering.

Aftrek is toegestaan voor:

  • a.

    Kosten inschrijving Kamer van Koophandel

  • b.

    Kosten van vergunningen/ontheffingen

  • c.

    Kosten direct gerelateerd aan het product (bijvoorbeeld grondstoffen)

  • d.

    Zakelijke vervoerskosten (de vergoeding gelijk aan de belastingvrije reiskostenvergoeding zoals deze door de regering is bepaald)

  • e.

    Zakelijke telefoonkosten tot € 300,- per jaar

  • f.

    Reclamekosten tot € 300,- per jaar

  • g.

    Vakgerelateerde cursus/opleiding, na toestemming vooraf van WerkSaam.

  • h.

    Administratiekosten boekhouder tot € 300,- per jaar.

 

4.2

Aftrek is niet toegestaan voor:

  • a.

    Huisvestingskosten, tenzij in uitzonderlijke gevallen een ruimte moet worden gehuurd voor bijvoorbeeld opslag of werkplaats als die niet binnen het woonhuis gerealiseerd kan worden.

  • b.

    Privé vervoerskosten

  • c.

    Privé telefoonkosten

  • d.

    Afschrijvingen

  • e.

    Rente op bedrijfsleningen

  • f.

    Kosten die de deeltijd ondernemer ook zou hebben als hij geen werkzaamheden als zelfstandige zou doen

 

Artikel 5. Verrekening van inkomsten

  • a.

    De winst uit de deeltijd onderneming wordt maandelijks in mindering gebracht op de uitkering.

  • b.

    Er wordt geen rekening gehouden met mogelijke toekomstige belastingheffingen. Als een cliënt achteraf een aanslag van de Belastingdienst ontvangt, wordt deze aanslag vergoed, als daarvoor geen kwijtschelding mogelijk is.

  • c.

    Jaarlijks vindt een verrekening plaats op basis van de werkelijke inkomsten, zoals vastgesteld bij de belastingaangifte en de voorlopige aanslag. Bij een hogere winst moet de deeltijdondernemer teveel ontvangen bijstand terugbetalen. Bij een lagere winst wordt te weinig betaalde bijstand door WerkSaam nabetaald. Verlies wordt niet aangevuld. De nabetaling kan nooit hoger zijn dan de tijdens de uitkeringsperiode in mindering gebrachte inkomsten.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze gewijzigde beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.

Deze gewijzigde beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel Deeltijd ondernemen in de bijstand WerkSaam Westfriesland.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 9 maart 2023,

 

De voorzitter, S.C.F. Visser-Botman

De directeur, M.J. Dölle

 

 

 

TOELICHTING

 

Inleiding

In de inleiding is aangegeven dat wij cliënten met een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, de mogelijkheid bieden om gedeeltelijk in hun levensonderhoud te voorzien door het verrichten van zelfstandige activiteiten. In eerdere versies van deze beleidsregel waren cliënten met een IOAZ-uitkering uitgesloten. De gedachte hierachter is dat een gewezen zelfstandige niet in staat moet worden gesteld om het niet levensvatbare bedrijf, na de beëindiging daarvan, onder de vleugels van de IOAZ te kunnen voortzetten. Dat past niet binnen de kaders van deze wet. Dat verandert niet in deze beleidsregel. Wel wordt het mogelijk dat een gewezen zelfstandige in een geheel andere branche zelfstandige activiteiten wil ontplooien, waarvoor binnen de kaders van dit beleid, redelijkerwijs toestemming kan worden verleend. Die mogelijkheid is op grond van deze aangepaste beleidsregel wel mogelijk geworden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Definities

Heeft geen nadere toelichting nodig.

 

Artikel 2. Voorwaarden traject deeltijd ondernemer

2.1.a. Voordat de cliënt gaat starten als deeltijd ondernemer zal worden getoetst of aan de voorwaarden van deze beleidsregel is voldaan. Ons besluit om wel of geen toestemming te verlenen wordt in een beschikking aan de cliënt medegedeeld.

2.1.b. Het doel van het deeltijd ondernemerschap is om cliënten mee te laten doen in de samenleving en (gedeeltelijk) uitkeringsonafhankelijk te worden. Daarbij dient altijd te worden gestreefd naar:

  • 1.

    Het uitbreiden van de zelfstandige activiteiten om zo een hoger inkomen te verwerven.

  • 2.

    Het werken in loondienst naast de deeltijd onderneming, om zo een inkomen boven bijstandsniveau te verwerven.

  • 3.

    Door het uitbreiden van het netwerk en/of het verwerven van vaardigheden uit te stromen naar een volledige baan in loondienst.

2.1.c. De doelgroep aan wie deeltijd ondernemen wordt toegestaan is beperkt en de toestemming kan steeds met maximaal 1 jaar worden verlengd. Hierdoor is er geen noodzaak meer om de duur van de trajecten (bijvoorbeeld tot 2 jaar) te beperken. Dit is ook onwenselijk omdat het gaat om cliënten bij wie de verwachting is dat (volledige) uitstroom naar arbeid niet mogelijk is en die bovendien zinvol bezig zijn en daarmee voor een deel in het eigen levensonderhoud voorzien.

2.1.d. Omdat de deeltijd ondernemer diensten en/of producten gaat leveren met het doel hier geld aan te verdienen, stellen we verplicht dat de hij/zij zich laat inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het komt in de praktijk voor dat de activiteiten die de cliënt wil gaan ondernemen (in beginsel) zo kleinschalig zijn, dat inschrijving geen meerwaarde heeft en daarom (nog) niet verplicht hoeft te worden gesteld. De website van de Kamer van Koophandel geeft duidelijke informatie over wanneer iemand zich wel of niet moet inschrijven. Zie https://ondernemersplein.kvk.nl/inschrijven-bij-kvk/.

De vestigingsvoorwaarden kunnen per soort onderneming verschillen. De onderneming

moet in ieder geval aan de wettelijke voorwaarden hiervoor voldoen.

2.1.e. Als de deeltijd ondernemer meer dan 1.225 uur per jaar werkzaam is in de onderneming, wordt hij geacht volledig ondernemer te zijn en kan hij geen beroep meer doen op een uitkering in het kader van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ. Mocht in dat geval het inkomen niet voldoende zijn voor het levensonderhoud, dan kan een beroep gedaan worden op het Bbz 2004. Als negatief wordt besloten op de Bbz-aanvraag (bijvoorbeeld omdat het bedrijf niet levensvatbaar wordt geacht), dan zal de deeltijd ondernemer de activiteiten moeten beperken tot minder dan 1.225 uur per jaar om in aanmerking te blijven komen voor een aanvullende uitkering.

2.1.f. De bedrijfskosten mogen niet meer bedragen dan 50% van de omzet. Alleen als de aard van de bedrijfsvoering dat met zich meebrengt, kan hier gemotiveerd van worden afgeweken. Bij een negatief bedrijfsresultaat moeten de werkzaamheden worden gestaakt en een negatief bedrijfsresultaat wordt niet door WerkSaam gecompenseerd.

 

2.2.a. Het verlenen van toestemming voor deeltijd ondernemer is niet mogelijk als hoge investeringen noodzakelijk zijn. Hierbij is het uitgangspunt dat de investeringen in een redelijke verhouding moeten staan tot de te verwachten omzet. Als stelregel kan hierbij worden gehanteerd dat als de ondernemer de investeringen kan doen vanuit het eigen (vrij te laten) vermogen, wij dit niet aanmerken als hoge investering. En als externe financiering nodig is, mag dit maximaal driemaal de bijstandsnorm (per maand) zijn.

2.2.b. Als personeel noodzakelijk is, is er geen sprake meer van een deeltijd onderneming.

 

Artikel 3. Verplichtingen van de deeltijdondernemer

  • a.

    De deeltijd ondernemer moet maandelijks (via een door ons aangeleverde format) een overzicht indienen met daarop de inkomsten en uitgaven. Op basis daarvan wordt de hoogte van de aanvullende uitkering vastgesteld.

  • b.

    Het kan zijn dat de definitieve belastingaanslag nog invloed heeft op het daadwerkelijke inkomen. Aan de hand van de aanslag zal vastgesteld worden of er nog een verrekening moet plaatsvinden.

  • c.

    De deeltijd ondernemer heeft geen vrijstelling van de re-integratie en -arbeids-verplichtingen. Er wordt altijd gestreefd naar onafhankelijkheid van de uitkering. Dit kan door zelfstandig ondernemerschap, door werk in loondienst of door de combinatie hiervan.

  • d.

    Aangezien de deeltijd ondernemer een aanvullende uitkering krijgt zou er sprake zijn van concurrentievervalsing als hij lager dan gebruikelijke tarieven hanteert. De tarieven moeten daarom in de markt-gebruikelijk zijn.

 

Artikel 4. Aftrekbare kosten

In dit artikel worden een aantal kosten benoemd die afgetrokken mogen worden van de inkomsten, waar de aanvullende uitkering op wordt gebaseerd. Hierbij geldt dat deze kosten aantoonbaar en reëel moeten zijn. Kosten gelden als reëel als deze een zakelijk doel hebben en rechtstreeks te herleiden zijn naar het product of dienstverlening van de ondernemer. Per bedrijf kunnen deze kosten aanzienlijk verschillen. Denk bijvoorbeeld aan grondstoffen. Daarom zal dit altijd op basis van maatwerk moeten worden beoordeeld en kan – indien zorgvuldig en duidelijk gemotiveerd - worden afgeweken van deze bovengrenzen.

 

Artikel 5. Verrekening van inkomsten

  • a.

    Maandelijks worden de inkomsten minus de aftrekbare kosten in mindering gebracht op de uitkering. Dit gebeurt op basis van de (fictieve) opgave van de ondernemer, nadat de kosten op rechtmatigheid zijn beoordeeld. De deeltijd ondernemer kan gevraagd worden originele nota’s van de kosten te tonen.

  • b.

    De daadwerkelijke winst van de onderneming kan pas bepaald worden als de verschuldigde belasting is verrekend. Dit gebeurt pas achteraf. Bij het verrekenen van de inkomsten met de uitkering wordt geen rekening gehouden met mogelijke toekomstige belastingheffing. Aan de hand van de definitieve belastingaanslag kan zo nodig een verrekening plaatsvinden.

  • c.

    Te veel ingehouden inkomsten worden na de definitieve belastingaanslag verrekend. Een eventueel verlies wordt echter niet gecompenseerd.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Heeft geen nadere toelichting nodig.

Naar boven