Blad gemeenschappelijke regeling van WerkSaam Westfriesland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
WerkSaam Westfriesland | Blad gemeenschappelijke regeling 2023, 343 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
WerkSaam Westfriesland | Blad gemeenschappelijke regeling 2023, 343 | beleidsregel |
Beleidsregel Deeltijd ondernemen in de bijstand WerkSaam Westfriesland
Het uitgangspunt van deze beleidsregel is om mensen met een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, de mogelijkheid te bieden om gedeeltelijk in hun levensonderhoud te voorzien door het verrichten van zelfstandige activiteiten. Het toestaan van dit ondernemen op kleine schaal, biedt zowel WerkSaam als de cliënt
voordelen. Het maakt inkomsten uit zelfstandige arbeid mogelijk, waardoor geen volledige uitkering meer nodig is. En voor cliënten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, maakt het ook gedeeltelijke uitstroom mogelijk. De cliënt krijgt daarbij de mogelijkheid om werk te doen, dat aansluit bij zijn of haar wensen en vaardigheden. Daarbij blijft de zekerheid van een inkomen op bijstandsniveau behouden. Een belangrijke voorwaarde bij dit alles, is dat de zelfstandige activiteiten, het krijgen van een baan in loondienst of een traject hier naar toe, niet in de weg mogen staan.
Deeltijd ondernemen biedt op deze wijze nieuwe kansen. Cliënten doen namelijk weer mee in de samenleving. Ze leren ondernemersvaardigheden met werk dat ze leuk vinden, waardoor bovendien hun re-integratie versnelt. Zo vergroten de deeltijdondernemers hun kansen op uitstroom naar werk, naar uitbreiding van het zelfstandig ondernemerschap of een combinatie daarvan. En daardoor verminderen ook de uitgaven voor de bijstand.
Deze beleidsregel is van toepassing op uitkeringsgerechtigden die in beginsel niet volledig kunnen uitstromen naar reguliere arbeid, en die in aanvulling op hun uitkering werkzaamheden als zelfstandige (gaan) verrichten die bescheiden van aard zijn. Deze werkzaamheden zijn in beginsel niet voldoende om zelfstandig te kunnen voorzien in de kosten van het bestaan. Deze cliënt is daarom geen zelfstandige in de zin van het Bbz 2004, maar valt onder de Participatiewet, onder de noemer ‘deeltijd ondernemen’.
Cliënten die wel de potentie hebben om door middel van inkomsten uit het eigen bedrijf of beroep uit te stromen, worden gestimuleerd om gebruik te maken van de prestartersregeling.
Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;
gelezen het advies van de cliëntenraad van WerkSaam Westfriesland van 27 februari 2023;
omdat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de wijze waarop WerkSaam omgaat met deeltijd ondernemen in de bijstand,
de beleidsregel Deeltijd ondernemen in de bijstand WerkSaam Westfriesland 2018 te wijzigen. De titel en tekst na wijziging luiden als volgt:
Artikel 3. Verplichtingen van de deeltijdondernemer
De deeltijd ondernemer heeft de volgende verplichtingen:
4.1 De deeltijdondernemer mag aantoonbare en reële kosten aftrekken van de inkomsten uit de onderneming, voordat deze inkomsten in mindering gebracht worden op de uitkering.
Artikel 5. Verrekening van inkomsten
Jaarlijks vindt een verrekening plaats op basis van de werkelijke inkomsten, zoals vastgesteld bij de belastingaangifte en de voorlopige aanslag. Bij een hogere winst moet de deeltijdondernemer teveel ontvangen bijstand terugbetalen. Bij een lagere winst wordt te weinig betaalde bijstand door WerkSaam nabetaald. Verlies wordt niet aangevuld. De nabetaling kan nooit hoger zijn dan de tijdens de uitkeringsperiode in mindering gebrachte inkomsten.
Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze gewijzigde beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking.
Deze gewijzigde beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel Deeltijd ondernemen in de bijstand WerkSaam Westfriesland.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 9 maart 2023,
De voorzitter, S.C.F. Visser-Botman
In de inleiding is aangegeven dat wij cliënten met een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, de mogelijkheid bieden om gedeeltelijk in hun levensonderhoud te voorzien door het verrichten van zelfstandige activiteiten. In eerdere versies van deze beleidsregel waren cliënten met een IOAZ-uitkering uitgesloten. De gedachte hierachter is dat een gewezen zelfstandige niet in staat moet worden gesteld om het niet levensvatbare bedrijf, na de beëindiging daarvan, onder de vleugels van de IOAZ te kunnen voortzetten. Dat past niet binnen de kaders van deze wet. Dat verandert niet in deze beleidsregel. Wel wordt het mogelijk dat een gewezen zelfstandige in een geheel andere branche zelfstandige activiteiten wil ontplooien, waarvoor binnen de kaders van dit beleid, redelijkerwijs toestemming kan worden verleend. Die mogelijkheid is op grond van deze aangepaste beleidsregel wel mogelijk geworden.
Heeft geen nadere toelichting nodig.
Artikel 2. Voorwaarden traject deeltijd ondernemer
2.1.a. Voordat de cliënt gaat starten als deeltijd ondernemer zal worden getoetst of aan de voorwaarden van deze beleidsregel is voldaan. Ons besluit om wel of geen toestemming te verlenen wordt in een beschikking aan de cliënt medegedeeld.
2.1.b. Het doel van het deeltijd ondernemerschap is om cliënten mee te laten doen in de samenleving en (gedeeltelijk) uitkeringsonafhankelijk te worden. Daarbij dient altijd te worden gestreefd naar:
2.1.c. De doelgroep aan wie deeltijd ondernemen wordt toegestaan is beperkt en de toestemming kan steeds met maximaal 1 jaar worden verlengd. Hierdoor is er geen noodzaak meer om de duur van de trajecten (bijvoorbeeld tot 2 jaar) te beperken. Dit is ook onwenselijk omdat het gaat om cliënten bij wie de verwachting is dat (volledige) uitstroom naar arbeid niet mogelijk is en die bovendien zinvol bezig zijn en daarmee voor een deel in het eigen levensonderhoud voorzien.
2.1.d. Omdat de deeltijd ondernemer diensten en/of producten gaat leveren met het doel hier geld aan te verdienen, stellen we verplicht dat de hij/zij zich laat inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Het komt in de praktijk voor dat de activiteiten die de cliënt wil gaan ondernemen (in beginsel) zo kleinschalig zijn, dat inschrijving geen meerwaarde heeft en daarom (nog) niet verplicht hoeft te worden gesteld. De website van de Kamer van Koophandel geeft duidelijke informatie over wanneer iemand zich wel of niet moet inschrijven. Zie https://ondernemersplein.kvk.nl/inschrijven-bij-kvk/.
De vestigingsvoorwaarden kunnen per soort onderneming verschillen. De onderneming
moet in ieder geval aan de wettelijke voorwaarden hiervoor voldoen.
2.1.e. Als de deeltijd ondernemer meer dan 1.225 uur per jaar werkzaam is in de onderneming, wordt hij geacht volledig ondernemer te zijn en kan hij geen beroep meer doen op een uitkering in het kader van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ. Mocht in dat geval het inkomen niet voldoende zijn voor het levensonderhoud, dan kan een beroep gedaan worden op het Bbz 2004. Als negatief wordt besloten op de Bbz-aanvraag (bijvoorbeeld omdat het bedrijf niet levensvatbaar wordt geacht), dan zal de deeltijd ondernemer de activiteiten moeten beperken tot minder dan 1.225 uur per jaar om in aanmerking te blijven komen voor een aanvullende uitkering.
2.1.f. De bedrijfskosten mogen niet meer bedragen dan 50% van de omzet. Alleen als de aard van de bedrijfsvoering dat met zich meebrengt, kan hier gemotiveerd van worden afgeweken. Bij een negatief bedrijfsresultaat moeten de werkzaamheden worden gestaakt en een negatief bedrijfsresultaat wordt niet door WerkSaam gecompenseerd.
2.2.a. Het verlenen van toestemming voor deeltijd ondernemer is niet mogelijk als hoge investeringen noodzakelijk zijn. Hierbij is het uitgangspunt dat de investeringen in een redelijke verhouding moeten staan tot de te verwachten omzet. Als stelregel kan hierbij worden gehanteerd dat als de ondernemer de investeringen kan doen vanuit het eigen (vrij te laten) vermogen, wij dit niet aanmerken als hoge investering. En als externe financiering nodig is, mag dit maximaal driemaal de bijstandsnorm (per maand) zijn.
2.2.b. Als personeel noodzakelijk is, is er geen sprake meer van een deeltijd onderneming.
Artikel 3. Verplichtingen van de deeltijdondernemer
In dit artikel worden een aantal kosten benoemd die afgetrokken mogen worden van de inkomsten, waar de aanvullende uitkering op wordt gebaseerd. Hierbij geldt dat deze kosten aantoonbaar en reëel moeten zijn. Kosten gelden als reëel als deze een zakelijk doel hebben en rechtstreeks te herleiden zijn naar het product of dienstverlening van de ondernemer. Per bedrijf kunnen deze kosten aanzienlijk verschillen. Denk bijvoorbeeld aan grondstoffen. Daarom zal dit altijd op basis van maatwerk moeten worden beoordeeld en kan – indien zorgvuldig en duidelijk gemotiveerd - worden afgeweken van deze bovengrenzen.
Artikel 5. Verrekening van inkomsten
De daadwerkelijke winst van de onderneming kan pas bepaald worden als de verschuldigde belasting is verrekend. Dit gebeurt pas achteraf. Bij het verrekenen van de inkomsten met de uitkering wordt geen rekening gehouden met mogelijke toekomstige belastingheffing. Aan de hand van de definitieve belastingaanslag kan zo nodig een verrekening plaatsvinden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2023-343.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.