Beleidsregel Inkomstenvrijlating WerkSaam Westfriesland

 

Inleiding

WerkSaam bemiddelt cliënten naar werk. Waar mogelijk fulltime, zodat de cliënt geen uitkering meer nodig heeft. Voor een deel van onze cliënten is fulltime werken (nog) niet mogelijk vanwege een ziekte, gebrek of de persoonlijke situatie. Dan is deeltijd werken een goed alternatief. De cliënt doet hiermee weer arbeidservaring op en zorgt weer voor een deel voor zijn/haar eigen inkomen.

 

De wet verplicht WerkSaam om inkomsten te korten op de uitkering. Om werken te stimuleren kan WerkSaam een deel van de inkomsten uit arbeid ’vrijlaten’. Dat betekent dat niet alle inkomsten worden gekort, maar de cliënt een deel van de inkomsten mag houden.

 

Er zijn 4 situaties mogelijk vanuit de wet:

 

  • 1.

    Algemene inkomstenvrijlating van maximaal 6 maanden.

  • 2.

    Inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders van maximaal 30 maanden.

  • 3.

    Inkomstenvrijlating voor cliënten met een medische urenbeperking.

  • 4.

    Inkomstenvrijlating voor cliënten die met een loonkostensubsidie werken.

  •  

De wet geeft de mogelijkheid om inkomsten van cliëntenvrij te laten, als het werk bijdraagt aan de re-integratie van de cliënt. In deze beleidsregel staat wanneer WerkSaam de inkomstenvrijlatingen toepast.

 

Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland

 

gezien het advies van de cliëntenraad van 30 januari 2023;

 

gelet op:

  • Artikel 31, tweede lid onder n, r, y, z en aa en artikel 31, vijfde lid van de Participatiewet;

  • Artikel 8, lid 2, 5 en 7 van de IOAW;

  • Artikel 8, lid 3, 9 en 11 van de IOAZ;

 

gelet op artikel 15 van de Re-integratieverordening WerkSaam Westfriesland;

 

  • overwegende dat WerkSaam als uitgangspunt heeft dat:

  • werken moet worden gestimuleerd;

  • moet worden voorkomen dat een inkomstenvrijlating een negatief financieel effect heeft voor de cliënt;

  • parttime werk altijd bijdraagt aan de re-integratie van de cliënt.

 

b e s l u i t :

 

  • de beleidsregel inkomstenvrijlating WerkSaam Westfriesland te wijzigen. De tekst na wijziging is als volgt:

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel betekent:

  • 1.

    Cliënt: persoon die een uitkering van WerkSaam ontvangt.

  • 2.

    Deeltijd ondernemer: cliënt die zelfstandig ondernemer is en met toestemming van WerkSaam maximaal 1.225 uur per jaar activiteiten verricht in zijn of haar bedrijf.

  • 3.

    Inkomstenvrijlating: het deel van de inkomsten dat WerkSaam niet hoeft te korten op de uitkering. Dit staat in artikel 31, lid 2 aanhef en onder n, r, y, z en aa van de Participatiewet, artikel 8, lid 2, 5 en 7 van de IOAW en artikel 8, lid 3, 9 en 11 van de IOAZ.

  • 4.

    Legale inkomsten uit arbeid: inkomsten uit arbeid die vallen onder de Wet op de loonbelasting.

  • 5.

    Uitkeringsperiode: de periode waarover algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ wordt ontvangen van WerkSaam.

  • 6.

    WerkSaam: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland.

  • 7.

    Wet: Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

 

Artikel 2. Recht op inkomstenvrijlating

  • 1.

    WerkSaam past de inkomstenvrijlating toe als de cliënt voldoet aan de voorwaarden uit de wet, behalve als de cliënt verklaart geen gebruik te willen maken van de inkomstenvrijlating.

  • 2.

    De inkomstenvrijlating geldt zowel bij inkomsten uit arbeid in loondienst als bij inkomsten als zelfstandige. Als inkomsten uit arbeid worden ook aangemerkt:

    • a.

      Doorbetaling van loon door de werkgever tijdens ziekte.

    • b.

      Een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg in verband met zwangerschap en bevalling.

    • c.

      Een uitkering op grond van de Ziektewet in verband met ziekte als gevolg van zwangerschap of bevalling.

    • d.

      Winst uit een eigen bedrijf of zelfstandig beroep als de cliënt voldoet aan de regels voor het deeltijd ondernemen. Deze regels staan in de “Beleidsregel deeltijd ondernemen in de bijstand WerkSaam Westfriesland”.

  • 3.

    De inkomstenvrijlating gaat in op de eerste dag van de maand waarin de inkomsten betrekking hebben. Tenzij de cliënt ervoor kiest om de inkomstenvrijlating op een later moment te laten ingaan.

 

Artikel 3. Eénmalige toekenning inkomstenvrijlating

  • 1.

    De inkomstenvrijlating wordt eenmaal per uitkeringsperiode toegekend.

  • 2.

    Als dezelfde uitkeringsperiode wordt aangemerkt:

    • a.

      De voortzetting van een uitkering, die in een andere gemeente al werd verstrekt.

    • b.

      De voortzetting van een uitkering met een andere bijstandsnorm na een wijziging van bijvoorbeeld de woon- of gezinssituatie.

 

Artikel 4. Geen recht op inkomstenvrijlating

Geen recht op een inkomstenvrijlating bestaat als een cliënt:

  • a.

    Inkomsten verwerft uit niet-legale activiteiten.

  • b.

    Verwijtbaar geen melding van de inkomsten uit arbeid heeft gemaakt.

 

Artikel 5. Herzien of intrekken en terugvorderen

  • 1.

    WerkSaam kan een besluit tot toekenning herzien of intrekken als een inkomstenvrijlating ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegepast.

  • 2.

    Als WerkSaam een besluit tot herziening of intrekking heeft genomen wordt de te veel betaalde uitkering teruggevorderd. De regels voor terugvordering staan in de “Beleidsregel verhaal, terug- en invordering en kwijtschelding WerkSaam Westfriesland”.

     

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze gewijzigde beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2023.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 9 februari 2023,

De voorzitter,

S.C.F. Visser-Botman

De directeur,

M.J. Dölle

Toelichting beleidsregel Inkomstenvrijlating 2022 WerkSaam Westfriesland

 

Er zijn 4 soorten inkomstenvrijlating die WerkSaam kan toepassen. Dat is geen eigen keuze, maar dit staat in de wet. In onderstaande tabel staan de 4 soorten kort toegelicht:

 

Soort inkomstenvrijlating

Periode

Percentage

Wetsartikelen

Eerste 6 maanden van parttime werk:

Algemene inkomstenvrijlating voor alle cliënten van 27 jaar of ouder met parttime werk

Maximaal 6 maanden (kan met onderbrekingen)

25% met een maximum van

€ 226,00* per maand

Participatiewet artikel 31, lid 2, onder n

IOAW artikel 8, lid 2

IOAZ artikel 8, lid 3

Na de eerste 6 maanden:

Voor alleenstaande ouders van 27 jaar of ouder met kind tot 12 jaar

Maximaal 30 maanden aaneengesloten

12,5% met een maximum van

€ 141,12* per maand

Participatiewet artikel 31, lid 2, onder r

IOAW artikel 8, lid 5

IOAZ artikel 8, lid 9

Cliënten die niet in staat zijn fulltime te werken (medische urenbeperking)

Structureel

15% met een maximum van

€ 143,12* per maand

Participatiewet artikel 31, lid 2, onder y

IOAW artikel 8, lid 7

IOAZ artikel 8, lid 11

Cliënten die met een loonkostensubsidie werken

Maximaal 12 maanden aaneengesloten

15% met een maximum van

€ 143,12* per maand

Participatiewet artikel 31, lid 2, onder z

Cliënten die met een loonkostensubsidie werken en bij wie gelet op in de persoon gelegen omstandigheden een

uitbreiding van arbeidsomvang niet mogelijk wordt geacht

Na de eerste 12 maanden o.g.v. artikel 31, lid 2, onder z, en zolang cliënt niet in staat is om meer uren te werken en uitbreiding van de deeltijduren dus niet mogelijk is

15% met een maximum van

€ 143,12* per maand

Participatiewet artikel 31, lid 2, onder aa

 

  • *de maximale bedragen per maand gelden per 1-7-2022 en kunnen door de wetgever periodiek worden aangepast. Kijk voor de actuele bedragen in de wet.

 

De wet geeft de mogelijkheid om inkomsten van cliëntenvrij te laten, als het werk bijdraagt aan de re-integratie van de cliënt. WerkSaam vindt dat (deeltijd) werk altijd bijdraagt aan de re-integratie van de cliënt. Wanneer recht op de inkomstenvrijlating bestaat, passen wij deze daarom altijd toe, behalve als de cliënt aangeeft hiervan geen gebruik te willen maken. De cliënt moet dit dan zelf aangeven. Ook kan het zo zijn dat een cliënt halverwege (of nog later) een maand start met werken en de inkomstenvrijlating daarom liever in de volgende maand (bij een volledige maand werken) wil laten ingaan.

Voor de medische urenbeperking is een document van het UWV nodig waarin staat dat het UWV heeft vastgesteld dat de cliënt een medische urenbeperking heeft.

 

 

Toelichting per artikel

Artikel 1 . Begripsbepalingen

Artikel 1 heeft geen nadere toelichting nodig.

 

Artikel 2 . Recht op inkomstenvrijlating

Nadat een cliënt heeft gemeld dat er inkomsten uit arbeid zijn wordt door ons beoordeeld of er recht bestaat op inkomstenvrijlating. Als dit het geval is passen we de inkomstenvrijlating toe vanaf de eerste dag van de maand waarin is gestart met werken. We delen dit aan cliënt mee in een beschikking. De cliënt kan hierop reageren als hij/zij (nog) geen gebruik wil maken van de inkomstenvrijlating.

Gehuwden of samenwonenden kunnen ieder afzonderlijk voor een inkomstenvrijlating in aanmerking komen, als zij afzonderlijk inkomsten uit arbeid in deeltijd hebben en die samen niet hoger zijn dan de bijstandsnorm plus de maximale inkomstenvrijlating.

 

Artikel 3. Eénmalige toekenning inkomstenvrijlating

Wij nemen als uitgangspunt dat het recht op de inkomstenvrijlating eenmaal per uitkeringsperiode bestaat.

Een uitkeringsperiode stopt wanneer het recht op uitkering van een cliënt is gestopt. Een nieuwe uitkeringsperiode start wanneer die cliënt tenminste 30 dagen daarna geen algemene bijstand heeft ontvangen en vervolgens weer recht op bijstand heeft. Voor het stoppen van het recht op uitkering is het niet noodzakelijk dat de uitkering formeel is beëindigd.

 

Als een cliënt de bijstandsuitkering die hij vanuit een andere gemeente/organisatie ontving bij ons voortzet, dan zien we dat voor deze regeling niet als een nieuwe uitkeringsperiode. Ook is geen sprake van een nieuwe uitkeringsperiode als het gaat om voortzetting van een al lopende uitkering met een andere bijstandsnorm, na wijziging van bijvoorbeeld de woon- of gezinssituatie.

 

Artikel 4. Geen recht op inkomstenvrijlating

Als een cliënt inkomsten heeft uit niet-legale activiteiten, dan bestaat geen recht op een inkomstenvrijlating. Dit is ook het geval als cliënt heeft verzwegen dat hij inkomsten uit arbeid heeft en achteraf blijkt (bijvoorbeeld uit een IB-signaal) dat dit het geval is. Over de verstreken periode en de verzwegen inkomsten bestaat dan in beginsel geen recht op een inkomstenvrijlating. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als bij de beoordeling van de boete blijkt dat er geen sprake is van verwijtbaarheid of sprake is van een verminderde verwijtbaarheid. Dan kan alsnog de inkomstenvrijlating worden toegepast.

Vanaf de datum dat de inkomsten ‘in beeld zijn’ en worden gemeld door cliënt, kan wel een inkomstenvrijlating worden toegepast.

 

Artikel 5 en 6 hebben geen nadere toelichting nodig.

Naar boven