Blad gemeenschappelijke regeling van Samenwerkingsverband Noord-Nederland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Samenwerkingsverband Noord-Nederland | Blad gemeenschappelijke regeling 2023, 1088 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Samenwerkingsverband Noord-Nederland | Blad gemeenschappelijke regeling 2023, 1088 | beleidsregel |
Openstelling Programma Europees Fonds Regionale Ontwikkeling 2021-2027 Noord-Nederland (EFRO) (VERDER) WERKEN AAN ONDERSCHEIDEND VERMOGEN ‘Werken volgens een visie’
Eenmalige openstelling voor consortia die werken aan nieuwe onderscheidende verdienmodellen voor Noord-Nederland
Met deze openstelling worden consortia opgeroepen met concrete initiatieven te komen die vanuit een integrale visie inspelen op specifieke economisch-maatschappelijke kansen die volgen uit de RIS3 Transities ‘Van een lineaire naar een circulaire economie’, ‘Van fossiele naar hernieuwbare energie’, ‘Van zorg naar duurzame gezondheid’ en ‘Van analoog naar digitaal’.
Op meerdere plekken en rond verschillende gebieden wordt er momenteel in Noord-Nederland (NNL) al gewerkt aan nieuwe verdienmodellen: verdienmodellen die de potentie hebben uit te groeien tot regionale economische sterkten.
Soms gebeurt dit individueel door bedrijven. Soms wordt er samengewerkt met andere bedrijven of met kennisinstellingen. Soms gebeurt dit (al) vanuit een heldere visie en volgens een scherp omlijnde aanpak. Soms is het proces nog ad hoc en wordt er gewerkt zonder helder doel voor ogen. Soms is het ook de vraag of het vermeende comparatieve voordeel daadwerkelijk een voordeel is.
We laten in NNL nog te veel kansen liggen, weten efficiencyvoordelen en synergiemogelijkheden nog lang niet altijd voldoende te benutten. Juist in een relatief ijle regio als NNL is krachtenbundeling van groot belang en is het zaak de kansen die er liggen te grijpen door dat op een zo slim mogelijke manier te doen. Hiervoor is visie nodig.
Om regionale innovatie-ambities te verwezenlijken heeft Noord Nederland een Research en Innovatie Strategie voor Slimme Specialisatie 2021-2027 opgesteld (hierna: RIS3).
In algemene zin volgt er uit de RIS3 dat het in NNL van belang is dat er meer systematisch wordt gewerkt aan het vergroten van het onderscheidende, duurzame verdienvermogen. Alleen dan kunnen we ons duurzaam van brede welvaart verzekeren.
In de RIS3 worden vier transities onderscheiden. Dit zijn maatschappelijke uitdagingen waarvan NNL overtuigd is dat de regio kan bijdragen aan oplossingen. Daarnaast vormen de transities gebieden waar specifiek voor NNL economisch en maatschappelijk voordeel te behalen valt: nieuwe verdienmodellen die de potentie hebben uit te groeien tot regionale economische sterkten.
Comparatief regionaal voordeel
De ambities in de RIS3 zijn gegrondvest in de overtuiging dat sterkten pas echt sterkten kunnen worden als NNL er in slaagt zich te onderscheiden van andere regio’s. Dat wil zeggen, sterkten ontwikkelt op terreinen waar NNL een comparatief voordeel heeft of kan verkrijgen ten opzichte van andere regio’s.
Het gaat bij deze sterkten om nieuwe economische sterkten. De wereld van vandaag vraagt immers continu om vernieuwing. Tegelijkertijd leert de geschiedenis dat ‘nieuw’ zelden volledig nieuw is. Nieuwe sterkten zijn vaak verbonden met huidige sterkten. Een economie bouwt doorgaans voort op kennis en kunde die er al is.
Hoe geven we invulling aan deze ambitie?
Met deze openstelling willen we (de drie noordelijke provincies en het SNN) bevorderen dat samenwerkende bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen, zoals maatschappelijke organisaties, op een systematische manier, volgens een ecosysteem-gedachte, aan dit nieuwe verdienvermogen werken.
We willen partijen financieel ondersteunen die een dergelijke visie hebben en in staat zijn hun gezamenlijke visie te vertalen naar de praktijk, in de vorm van nieuwe duurzame verdienmodellen, waardenketens en ecosystemen met een onderscheidende betekenis voor NNL. Door kansen te benutten en tegelijkertijd de transities te ondersteunen, wordt gewerkt aan nieuw economisch én maatschappelijk verdienvermogen en wordt een merkbare bijdrage geleverd aan welvaart en welzijn - brede welvaart - in NNL.
Nieuwe vorm van openstelling (van project naar visie)
Deze meer visie-georiënteerde openstelling maakt deel uit van een eerder ingezette innovatie op het gebied van subsidie-openstellingen. Niet de subsidie of de openstelling vormt het uitgangspunt, maar de visie en ambities van partijen en de mogelijke match met de doelstellingen van de RIS3 en het EFRO-programma: bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken en er tegelijkertijd je voordeel mee doen.
Zo is het SNN in 2017 gestart met de Open Innovatie Call. In 2021 heeft het SNN vanuit REACT EU-gelden een experimentele openstelling verzorgd “Benutten kansen RIS3 transities”. Beide subsidie-instrumenten kunnen worden gezien als voorlopers van deze nieuwe EFRO-openstelling.
Twee verschillende openstellingen
Bij deze openstelling gaat het om een eenmalige openstelling. De openstelling is in het bijzonder bedoeld voor consortia die al gezamenlijk werken aan nieuwe verdienmodellen en nieuw onderscheidend vermogen en hiervoor eerder ondersteuning vanuit het EFRO subsidieprogramma hebben ontvangen (vanuit de Open Innovatie Call of REACT EU Benutten Kansen RIS3 Transities).
In de basis gaat het bij deze openstelling dus om een continuering van eerdere instrumenten. Met deze openstelling zetten we echter een aantal nieuwe stappen. Het onderscheidende ten opzichte van die eerdere instrumenten is dat wij in deze openstelling meer de nadruk leggen op visie, onderscheidend vermogen, systematisch werken en reflecteren en leren.
Voor nieuwe trajecten of voor consortia die al ‘op weg zijn’ maar op dit moment geen concrete financieringsbehoefte hebben, wordt er door ons gewerkt aan een volgende openstelling, waarbij werken vanuit een visie en continuïteit en EFRO nog meer met elkaar worden verbonden.
Deze openstelling is bedoeld voor trajecten van samenwerkende bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen, zoals maatschappelijke organisaties, bij voorkeur interdisciplinair, die gezamenlijk in staat zijn een clustering van nieuwe economische bedrijvigheid te laten ontstaan.
Wij mikken op consortia waarbij alle partijen die logischerwijs aangesloten zouden moeten zijn, dat ook daadwerkelijk zijn. Dit om te voorkomen dat er rond hetzelfde thema verschillende, concurrerende visies en ontwikkelstrategieën ontstaan. Consortia dienen dus over een breed draagvlak te beschikken in de regio. Het tegengaan van versnippering is hierbij een belangrijk uitgangspunt.
De openstelling is niet bedoeld voor het ondersteunen van nieuwe bedrijfsmodellen van individuele (groepen van) ondernemingen, waarbij onderlinge concurrentie wel wordt gestimuleerd. Voor dit type project zijn vanuit EFRO andere ondersteuningsmogelijkheden beschikbaar, zoals het Valorisatie-instrument.
Met deze openstelling wordt beoogd 6-8 consortia van samenwerkende bedrijven, kennisinstellingen en andere (maatschappelijke) organisaties, te ondersteunen.
We zoeken naar initiatieven die een logisch en noodzakelijk onderdeel zijn van een meerjarige visie die aansluit bij de visie van onze RIS3 en, daarmee, een potentiële impact hebben die het initiatief waarvoor subsidie wordt gevraagd, ruimschoots overstijgt. We zoeken initiatieven met een verbindend karakter, initiatieven die het in zich hebben een reeks samenhangende innovaties voort te brengen met een substantiële economische en maatschappelijke betekenis; innovaties die in onderlinge samenhang kunnen uitgroeien tot duurzame economische sterktes waarmee NNL zich onderscheidt van andere regio’s en de brede welvaart wordt vergroot.
Wat maakt een project een goed project?
Een goed project is voor ons een project dat logisch volgt uit een visie. Het project is een logische en noodzakelijke stap om die visie te realiseren. Zonder overheidsondersteuning kunnen de in de visie geformuleerde ambities niet worden verwezenlijkt.
De geformuleerde ambities zijn rechtstreeks gekoppeld aan duurzame nieuwe verdienmodellen met onderscheidende economische en maatschappelijke impact voor NNL.
De in het project opgenomen activiteiten vormen een logisch geheel en zijn, en dat geldt voor elke activiteit, noodzakelijk om de gewenste stap te kunnen zetten.
In algemene zin gaat het om activiteiten die nodig zijn om een gesignaleerde economisch-maatschappelijke kans voor NNL (verder) te vertalen naar een georganiseerd innovatie-ecosysteem, nieuwe verdienmodellen en (uiteindelijk) duurzame winstgevende bedrijfsmodellen.
Wij maken op voorhand geen specifieke(re) afbakening naar soort project of type activiteit (anders dan een aantal uitzonderingen die hieronder zijn beschreven). Als overheid pretenderen wij namelijk niet op voorhand exact te weten welke projectvorm de meest betekenisvolle initiatieven kan voortbrengen, noch de manier waarop het project het meest effectief zou kunnen worden georganiseerd. De bal ligt dus bij het aanvragende consortium. Hoe hechter het verband tussen hun doel en ons doel, des te groter de kans dat de aanvraag wordt gehonoreerd.
Wij richten ons met deze eenmalige openstelling op consortia die al stappen hebben gezet. Een goed project is voor ons een project waarbij duidelijk uit het ingediende voorstel blijkt dat geleerd is van het verleden. Er zijn gedurende de rit leereffecten opgedaan. De leereffecten zijn vertaald naar actie en hebben, indien nodig, gezorgd voor aanpassing en bijsturing. Aan het eind van de projectperiode is er professioneel geëvalueerd. Er is een logisch verband tussen bevindingen en aanbevelingen uit die evaluatie(s) en het projectvoorstel dat voor deze openstelling wordt ingediend.
Hoe kan uw project zich onderscheiden? Wat vinden wij belangrijk?
We zoeken initiatieven die vanuit een sterke strategische visie zijn opgezet en worden uitgevoerd. Kern van de visie is dat systematisch en integraal wordt toegewerkt naar een doel.
Om het belang van de visie te benadrukken dient voor deze openstelling behalve een projectvoorstel ook een visie-document te worden meegestuurd (een ‘five pager’). In het projectvoorstel dient overtuigend te worden beschreven hoe het project zich verhoudt tot de visie.
Voor vereisten ten aanzien van het visie-document zie paragraaf ‘Wat vragen wij?’
Werken aan o nderscheidend vermogen
We zoeken naar initiatieven die inspelen op kansen die specifiek gelden voor NNL en bijdragen aan onderscheidend vermogen
Economisch en maatschappelijk verdienvermogen
Het benutten van kansen en het realiseren van nieuwe waardenketens, verdienmodellen en ecosystemen, relateren we expliciet aan economische én maatschappelijke impact. Beide vormen van impact kunnen niet los van elkaar worden gezien.
We zoeken projecten met betekenis; projecten die structurele veranderingen teweeg kunnen brengen, projecten met een overtuigende visie op de fase na de subsidieperiode.
Samenhang en samenwerking staan bij ons voorop. We zoeken projecten die een coherent geheel aan activiteiten presenteren.
Breed draagvlak, op Noord-Nederlandse schaal
We vragen dat partijen die logischerwijs bij uw initiatief betrokken behoren te zijn, dat ook daadwerkelijk zijn.
Verbeterd innovatie-ecosysteem
Wij willen dat uw project bijdraagt aan een beter functionerend Noord-Nederlands innovatie-ecosysteem. Dat wil zeggen dat er, nog meer dan nu het geval is, een creatief klimaat ontstaat waarin:
partijen getriggerd worden om kansen die uit Transities ontstaan, te herkennen en te benutten;
nieuwe ideeën tot betekenisvolle innovaties uitgroeien, ook uit onverwachte hoek;
bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties zich in een open context structureel met elkaar weten te verbinden en zich bezighouden met vernieuwing;
actoren en initiatieven onderling beter worden verbonden, over sector- en domeingrenzen heen;
de afstand tussen partijen wordt verkleind, in het bijzonder de afstand tot het mkb;
een cultuur van ondernemerschap wordt bevorderd;
meer mkb’ers onderdeel uitmaken van het innovatie-ecosysteem;
Partijen gestimuleerd worden te experimenteren en van elkaar te leren.
Een overtuigend projectvoorstel is belangrijk; maar een overtuigend consortium is minstens zo belangrijk. Wij zoeken partijen die in staat zijn de projectdoelstellingen daadwerkelijk te verwezenlijken en de risico’s, die inherent zijn aan innoveren, weten te beheersen.
Bij de samenstelling van het consortium hoeft u zich niet te beperken tot NNL. Wij beoordelen een project niet op de herkomst van partijen, maar op de toegevoegde waarde voor NNL. Leveren van toegevoegde waarde geldt voor het project, maar ook, bijvoorbeeld in het geval van kennisinstellingen buiten NNL, dat ontwikkelde kennis wordt verankerd in NNL.
Wij vinden het belangrijk dat duidelijk uit het ingediende voorstel naar voren komt dat is geleerd van het verleden. Er zijn in de voorgaande fase(n) leereffecten opgedaan. De leereffecten hebben, indien nodig, gezorgd voor aanpassing en bijsturing.
Wij verwachten dat het project zo wordt opgezet dat het realiseren van leereffecten en het delen van ervaringen en resultaten een wezenlijk onderdeel vormen van de aanpak. We verwachten dat projecten een inhoudelijk monitoringsysteem bevatten dat hier op stuurt.
Consortia moeten bereid zijn en actief (mee) werken resultaten en ervaringen met anderen te delen.
Wat zoeken we niet? Wat is uitgesloten?
Projecten die niet logisch volgen uit een visie;
Projecten met activiteiten die geen logisch geheel vormen en waarbij niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de activiteiten, qua inhoud en omvang, noodzakelijk zijn voor het succes van het project;
Projecten waarvan de activiteiten in essentie kunnen worden gerekend tot de reguliere verantwoordelijkheid van betrokken partijen;
Projecten die bijdragen aan versplintering binnen het Noord-Nederlandse innovatie-ecosysteem;
Projecten waarbij de exploitatie van organisaties, instituten of intermediairs wordt (mede-)gefinancierd;
Fysieke infrastructuurprojecten en projecten gericht op het ontwikkelen, verbeteren of uitbreiden van fysieke (innovatie-)infrastructuur;
Projecten waarbij sprake is van de ontwikkeling of exploitatie van opleidings- of andersoortige trajecten (studenten, medewerkers, ondernemers of anderszins);
Projecten waarbij nadruk ligt op het ontwikkelen van onderzoeksprogramma’s of het uitvoeren van onderzoek, of haalbaarheidsstudies.
De totale subsidie binnen deze openstelling bedraagt € 15.000.000, -. Projecten kunnen een minimale subsidie van € 500.000, - en maximale subsidie van € 3.000.000, - aanvragen.
Het maximale subsidiepercentage per project is vastgesteld op 50%.
In de aanvraag dient te worden gemotiveerd dat de subsidie, in de gevraagde omvang, noodzakelijk is om het project te realiseren.
De maximale duur voor een project is 3 jaar na afgifte van de subsidiebeschikking.
De subsidie wordt opengesteld van 1 december 2023 12:00 uur tot en met 1 mei 2024 12:00 uur. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden afgewezen.
Alleen complete aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld. Lever daarom alle gevraagde en verplichte documenten op de juiste manier aan. De subsidieaanvraag dient u in via het EFRO-web portaal (klik hier).
De verplichte documenten voor deze openstelling zijn:
Indien van toepassing: evaluatie van voorgaande fase(n);
Bewijs rechtsgeldig getekend penvoerder (getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));
Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.
Bewijs rechtsgeldig getekend projectpartner (indien van toepassing, voor alle projectpartners, getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));
Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.
In het visie-document beschrijft u op kort en bondige wijze (in circa 5 pagina’s):
De stip op de horizon: Op welke kans speelt u in?
We verwachten hier geen gedetailleerd inhoudelijk verhaal. We verwachten dat de uiteindelijke nieuwe maatschappelijk-economische sterkte, de niche die wordt aangeboord, de uitkomst is van een zoekproces.
Het gaat bij het definiëren van de stip primair om ‘de afbakening van het zoekgebied’.
Wat is het potentieel voor NNL, in de zin van economisch en maatschappelijk verdienvermogen? Wat is de potentiële impact op de brede welvaart van de regio?
Het gaat (dus) om impact die groter is dan de impact voor de betrokken partners zelf.
Wanneer kan het potentieel zijn bereikt? Wat is de horizon? Wij gaan ervan uit dat de horizon doorgaans ligt op de middellange termijn (7-10 jaar).
Hoe omvangrijk en complex is de uitdaging die partijen aangaan?
De verwachte omvang en complexiteit wordt gerelateerd aan potentiële economische en maatschappelijke impact voor NNL.
Waarom specifiek NNL? Wat maakt dat er bij uitstek een kans ligt voor NNL? Wat zijn de onderscheidende elementen ten opzichte van andere regio’s? Welke Noord-Nederlandse competenties liggen aan de visie ten grondslag?
Wat is de relatie met bestaande sterkten en (mogelijke) andere kansen?
Welke route heeft u voor ogen?
Het antwoord op vragen 7 en 8 vormt de kern van de visie. Wij zijn op zoek naar initiatieven, waarbij vanuit een ecosysteem-gedachte, op systematische wijze wordt toegewerkt naar een doel. Er wordt een logische aanpak gevolgd, waarbij beslissingen ‘ evidence driven ’ worden genomen.
Waar staan we? Hoe ver zijn we al onderweg? Staan we nog aan het begin of ligt het beoogde doel al dichtbij?
Wie zijn er betrokken en wie dienen er logischerwijs (nog) te worden betrokken?
Hoe is/wordt de samenwerking georganiseerd? Is er een ‘regie’-functie en hoe wordt die ingevuld?
Is er een balans tussen gedeelde en individuele belangen? Hoe wordt die tot stand gebracht?
Zijn er andere partijen (bekend) die naar hetzelfde of een samenhangend doel toewerken? Zo ja, waar liggen verbindingsmogelijkheden en hoe worden die verbindingen gelegd?
Hoe wordt er tijdens de route lerend vermogen gecreëerd? Op welke manier maakt het ontwikkelen hiervan onderdeel uit van de aanpak?
Hoe wordt er tijdens de rit ingespeeld op onverwachte kansen en bedreigingen? Hoe wordt er flexibiliteit in de aanpak aangebracht?
In het visie-document dient u op elk van de bovengenoemde vijftien vragen in te gaan. Dit hoeft niet puntsgewijs Het gewicht dat aan elke vraag wordt gegeven kan verschillen. De onderlinge verhouding is afhankelijk van de aard van het initiatief, zoals de omvang en complexiteit van de uitdaging en de mate waarin partijen al op weg zijn.
Het is belangrijk dat dat wat in het visiedocument wordt gepresenteerd een logisch samenhangend geheel vormt.
Met het projectplan, dat geen voorgeschreven format kent, dient u ons te overtuigen op inhoud, haalbaarheid, kans op succes en uitvoerbaarheid.
Wij vinden het belangrijk dat u in het projectplan helder, overtuigend en bondig formuleert en beargumenteert.
Wij dringen er bij u op aan het projectplan uit niet meer dan 30 pagina’s te laten bestaan (normaal lettertype, Verdana 9 met reguliere regelafstand en marges). U kunt additioneel een bijlage toevoegen, bijvoorbeeld als achtergrondinformatie, of ter onderbouwing van het projectplan. Maar let op, primair wordt de informatie die u in het projectplan opneemt, gebruikt voor de beoordeling van uw project.
Indien u deel uitmaakt van een consortium dat al voor eerdere fase(n) van het initiatief steun vanuit EFRO heeft ontvangen, bijvoorbeeld via de Open Innovatie Call of REACT EU Call ‘Benutten Kansen RIS3 Transities’, dan vragen wij u om een professioneel uitgevoerde evaluatie bij de aanvraag te voegen.
De bevindingen en aanbevelingen uit de evaluatie vertaalt u door naar het projectplan. Daar beschrijft u hoe u lering heeft getrokken uit de voorgaande fase(en) en op welke manier dit tot uiting komt in projectinhoud en -opzet.
De begroting kent geen voorgeschreven format. U kunt het format gebruiken dat op de SNN-website staat.
In de begroting geeft u zo specifiek mogelijk inzicht in het geraamde aantal uren, de gehanteerde tarieven en overige kosten.
Alle aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden inhoudelijk beoordeeld door de Deskundigencommissie. De Deskundigencommissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Zij adviseren het SNN over de toekenning van de subsidie.
Dit doen zij op basis van de inhoud van deze EFRO-openstelling, met landelijk afgesproken selectiecriteria uit het beoordelingskader.
Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat de projecten die als eerste compleet zijn ingediend als eerste in aanmerking komen voor subsidie. Er geldt een ondergrens van 70 punten. Projecten die minder dan 70 punten scoren, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze projecten dragen onvoldoende bij aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. Daarnaast geldt dat voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten dient te worden gescoord.
Na de beoordeling door de Deskundigencommissie wordt door het SNN ook de subsidie-technische toets afgerond. Hierbij toetst het SNN de aanvraag op regelgeving, harde afwijzingsgronden en maximale staatssteun. Het SNN kan tijdens de subsidie-technische toets vragen om aanvullende informatie aan te leveren. Dit doet het SNN wanneer de verstrekte informatie nog onvoldoende is om te komen tot een beschikking.
Na de beoordeling van de Deskundigencommissie wordt de subsidieaanvraag met een zwaarwegend advies van de Deskundigencommissie ter besluitvorming voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur van het SNN (DB SNN). Na het besluit van het DB SNN volgt de subsidiebeschikking. De beslisperiode voor het geven van een beschikking is 26 weken. Deze tijd loopt vanaf het moment dat de aanvraag compleet is ingediend. De beslisperiode wordt opgeschort als aanvullende informatie wordt gevraagd.
Aanvragen worden beoordeeld conform de beoordelingsmethodiek en beoordelingscriteria die gelden voor het EFRO-programma 2021-2027 NNL.
Aan projecten worden per criterium punten toebedeeld, waarbij per criterium vijf verschillende gradaties mogelijk zijn. Het maximumaantal punten verschilt per criterium. De te behalen punten per criterium en gradatie worden hieronder nader toegelicht.
De projecten worden door de Deskundigencommissie op de volgende criteria beoordeeld:
A. De bijdrage van een project aan de doelstellingen van het EFRO-programma 2021-2027 en de openstelling.
Bij het beoordelen van dit criterium wordt U gevraagd om een kwalitatief oordeel te geven over het projectvoorstel in relatie tot wat met het programma, de betreffende specifieke doelstellingen en de openstelling wordt beoogd. Hierbij gaat het onder meer om:
Overtuigende visie, beschreven in het bij de aanvraag gevoegde visie-document;
Inspelen op economisch-maatschappelijke kansen die voortvloeien uit Transities in de RIS3;
Potentieel van het project een reeks samenhangende innovaties voort te brengen met een substantiële economische en maatschappelijke betekenis: betekenisvolle potentiële bijdrage aan brede welvaart;
Potentieel innovaties voort te brengen die in onderlinge samenhang kunnen uitgroeien tot duurzame economische sterktes waarmee NNL zich onderscheidt van andere regio’s: onderscheidend vermogen;
Beter functionerend Noord-Nederlands innovatie-ecosysteem;
Bijdrage aan de doelstellingen ten opzichte van de gevraagde bijdrage (‘value for money’).
B. De bijdrage van een project aan maatschappelijke impact en duurzame ontwikkeling.
Bij dit criterium gaat het om het maatschappelijk verdienvermogen en de bijdrage aan duurzame ontwikkeling:
Maatschappelijk verdienvermogen:
De manier waarop en mate waarin het project erin slaagt maatschappelijke en economische doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen: hoe en in hoeverre het project inspeelt op maatschappelijke uitdagingen – de RIS3 Transities - daar economisch voordeel uit weet te creëren en tevens maatschappelijke impact genereert.
Bij maatschappelijke impact gaat het om:
Mate van kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de maatschappelijke impact en de haalbaarheid hiervan;
Ecologische duurzaamheid (‘planet’): onder andere efficiënt gebruik van hulpbronnen, verhogen van biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van milieu; verbetering van luchtkwaliteit; en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;
Sociale duurzaamheid (‘people’): onder andere aan bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie, (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid en onderwijs;
Economische duurzaamheid (‘profit’), onder andere bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden, circulariteit van economie en verbetering van economische structuur.
De bijdrage dient in overeenstemming te zijn met de definitie in het zogeheten Brundtland Rapport: “Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen. Alsmede dat het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin”;
C. Het financieel en economisch toekomstperspectief van een project.
Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het perspectief en de potentiële economische en maatschappelijke impact op de langere termijn, dat wil zeggen, na afloop van de subsidieperiode:
Aannemelijkheid van het project een reeks samenhangende innovaties voort te brengen met een substantiële economische en maatschappelijke betekenis en daarmee substantiële bijdrage aan brede welvaart;
Verhouding tussen potentiële impact en risico’s;
Blijvende impact (overtuigende visie op de fase na de subsidieperiode);
Samenhang en verbinding met andere initiatieven.
D. De innovativiteit van een project.
Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het vernieuwende karakter. Het gaat om vernieuwing in brede zin, binnen een project zelf en/of vernieuwing die een project teweegbrengt. Hierbij gaat het onder meer om:
Vernieuwingspotentieel (nieuwe economisch-maatschappelijke kans en nieuwe sterkte, of sterk verband met bestaande sterkte)
Verhouding ten opzichte van bestaande ecosystemen
‘Over grenzen heen’ denken en werken, bijvoorbeeld de verbinding die wordt gelegd tussen sectoren, domeinen en/of Transities
Vernieuwende manier waarop het project is opgezet of wordt uitgevoerd
Concepten, werkvormen en manieren van werken die worden ontwikkeld en getest die een project-overstijgende betekenis en impact kunnen hebben
Partijen die bij het project zijn betrokken (‘unusual suspects’, ‘verrassende combinaties van partijen’);
E. De kwaliteit van een aanvraag.
Bij dit criterium wordt beoordeeld op de kwaliteit van de aanvrager(s) en de kwaliteit van het projectplan.
Aanwezigheid van een relevant, complementair en representatief consortium;
Partijen die logischerwijs bij een project betrokken behoren te zijn, zijn daadwerkelijk betrokken;
Samenhang en samenwerking (de mate waarin en de manier waarop);
Manier waarop en de mate waarin partners kennis inbrengen en delen;
Interdisciplinariteit van de samenwerking;
Trackrecord, ervaring, uitvoerings- en slagkracht consortium;
Overtuigingskracht voorstel (samenhangend geheel, duidelijk, helder omschreven);
Logisch manier waarop de visie is vertaald naar het projectplan, waarbij op een systematische manier wordt toegewerkt naar de in het visie-document geformuleerde ‘stip op de horizon’;
Projectplan bevat dat wat nodig is om de projectdoelen te bereiken en niet meer dan dat;
Doelstellingen zijn objectief en meetbaar geformuleerd;
Er wordt gestuurd op het realiseren van leereffecten en het delen van ervaringen en resultaten met anderen;
Indien voor eerdere fase(n) ondersteuning vanuit EFRO is ontvangen, is er een logisch verband tussen de conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie van de eerdere fase(n) en de inhoud en opzet van het projectplan;
Er is een overtuigend (plan voor) een monitoring- en evaluatiesysteem, dat gekoppeld en ondersteunend is aan te behalen projectresultaten;
Project kent een flexibele opzet, rekening houdend met mogelijke bijsturing;
Planning is realistisch en haalbaar;
Er is een sluitende begroting die helder en effectief is opgezet;
Risico’s en de manier waarop deze worden beheerst, zijn helder en uitputtend beschreven.
Puntenscore per beoordelingscriteria:
Een subsidieaanvraag wordt zonder meer afgewezen als het DB SNN door toewijzing niet zou voldoen aan verplichtingen gesteld in de GB-verordening, of andere geldende wet- en regelgeving. Dit houdt onder andere in dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen als:
Er onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;
Door de aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel of op andere wijze obstakelvrij is;
Niet aannemelijk is dat het project kan worden afgerond binnen de periode die ligt tussen de indieningsdatum van de aanvraag en drie jaar na afgifte van de verleningsbeschikking;
De werkzaamheden in het subsidieproject zijn gestart vóór de ontvangst van de aanvraag;
De aanvraag niet voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en/of het project geen negatieve effecten op het milieu kent;
De aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;
Er niet voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten wordt gescoord;
Het project minder dan 70 punten heeft gescoord.
Subsidies die vanuit deze openstelling worden verstrekt worden gefinancierd vanuit het EFRO-programma, aangevuld met Rijkscofinanciering. Dit fonds wordt in Noord-Nederland ingezet via het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Als juridische grondslag op deze uitvoeringsregeling geldt de Regeling Europese EZ-subsidies (REES), de Uitvoeringswet EFRO, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de GB-verordening en de Algemene wet bestuursrecht.
Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer:
Er geen sprake is van staatssteun (waaronder de de-minimis-verordening);
Of wanneer de steun op grond van artikel 107, lid 3 VWEU als verenigbaar met de interne markt wordt beschouwd;
Of wanneer het project valt binnen de categorieën steun zoals bedoeld en gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
Kosten komen voor subsidie in aanmerking (subsidiabele kosten) als:
Er een direct en logisch verband is tussen de activiteiten waarop de kosten betrekking hebben en de resultaten die met het project en het EFRO-programma worden beoogd;
De kosten voldoen aan de beginselen van proportionaliteit. De kosten mogen niet onevenredig hoog zijn in verhouding tot de activiteiten en het doel waarop deze kosten betrekking hebben;
Projectkosten zijn subsidiabel wanneer de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum waarop het SNN de subsidieaanvraag heeft ontvangen. Ook moeten de werkzaamheden die tot de kosten leiden, zijn verricht op uiterlijk de einddatum van het project. Daarbij moeten de projectkosten betaald zijn binnen 13 weken na de einddatum van de projectperiode. Dit met uitzondering van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden voor het verzoek tot definitieve vaststelling;
Uit de GB-verordening, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de REES volgt welke soorten kosten op welke wijze subsidiabel zijn; In het EFRO-Handboek worden deze regels nader toegelicht;
In aanvulling hierop geldt dat de subsidiabele kostensoorten kunnen worden beperkt wanneer staatssteunregels daartoe verplichten.
De penvoerder is voor het SNN het aanspreekpunt voor het project én de partij aan wie het SNN de subsidie uitkeert. De penvoerder is verantwoordelijk voor indienen van de aanvraag en het doorbetalen van de subsidie aan andere deelnemers. Afspraken hierover moeten in de samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd.
Bij een samenwerkingsverband wordt de subsidie aangevraagd door een deelnemer aan het samenwerkingsverband, waarbij het project de instemming draagt van alle deelnemers van het samenwerkingsverband. De samenwerking moet worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die door alle deelnemers wordt ondertekend.
Subsidie wordt verstrekt voor de periode die nodig is voor de uitvoering van het project. De maximale projectperiode is drie jaar. Die termijn gaat in als de verleningsbeschikking is afgegeven. De kosten komen voor subsidie in aanmerking vanaf het moment dat de subsidieaanvraag is ingediend. Gaat het project later van start? Dan geldt dat de kosten voor subsidie in aanmerking komen vanaf de startdatum.
Wijzigt er iets in het project? Dan moet u deze wijziging zo snel mogelijk melden bij het SNN.
De subsidieaanvrager moet minimaal een keer per jaar een voortgangsrapportage indienen. In deze voortgangsrapportage staat de financiële en inhoudelijke voortgang van het project over de voorafgaande periode. Voor deze rapportage moet het door het SNN verstrekte format gebruikt worden. Als er niet degelijk wordt gerapporteerd kan de subsidie worden ingetrokken of verlaagd.
Wanneer gestart is met de uitvoering van het project kan een voorschot van 20% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt. Dit voorschot wordt niet verstrekt als het SNN een obstakel in de uitvoering van het project constateert.
Er kan een extra voorschot worden aangevraagd bij het indienen van een voortgangsrapportage. De hoogte van dat voorschot wordt bepaald op basis van de gemaakte en betaalde kosten. In totaal kan er voor maximaal 95% aan voorschotten worden uitbetaald.
Het resterende subsidiebedrag wordt bij de projectvaststelling uitbetaald.
Uiterlijk 13 weken na de einddatum van het project moet een vaststellingsverzoek worden ingediend. Hiervoor moet het format van het SNN gebruikt worden. Een lijst van aan te leveren documenten bij de vaststelling wordt in de verleningsbeschikking opgenomen. Een rapport van bevindingen door een accountant kan hier onderdeel van zijn.
De subsidie wordt lager vastgesteld als de gerealiseerde kosten lager zijn dan begroot. Ook kan de subsidie lager worden vastgesteld wanneer niet aan de verplichtingen in de verleningsbeschikking is voldaan. Voor de berekening van de uiteindelijke subsidie wordt uitgegaan van het subsidiepercentage bij verlening.
Het SNN kan de uitbetaling van de subsidie opschorten als de financiering vanuit de Europese Commissie niet beschikbaar is.
wet-, regelgeving en algemene informatie
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies
Algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 651/2014
De minimis steun Nr. 1407/2013
Publiekssamenvatting EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland
Dit bedoelen wij met de begrippen die wij gebruiken:
GB-verordening: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021. Deze bevat de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;
Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;
Minister van EZK: Minister van Economische Zaken en Klimaat;
REES: Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 8 oktober 2021, nr. WJZ/20222966. Hierin staat de wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met specifieke regels voor de subsidiabiliteit van uitgaven. Ook bevat de regeling andere wijzigingen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Europese territoriale samenwerking en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.
Programma EFRO 2021-2027: het programma als bedoeld in artikel 22 van de Verordening (EU) nr. 2021/1060. Dit programma is goedgekeurd door de Europese Commissie en geldt voor het landsdeel Noord-Nederland.
RIS3 2021-2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie en vier transities voor Noord-Nederland voor de periode 2021- 2027 worden toegelicht;
SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
Noord-Nederland: de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen.
Besluit tot vaststelling van de uitvoeringsregeling
De uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: EFRO-Openstelling “(Verder) Werken aan onderscheidend vermogen”.
Deze uitvoeringsregeling is door het DB SNN vastgesteld. Dit heeft zij gedaan in haar hoedanigheid van beheerautoriteit Noord-Nederland. De uitvoeringsregeling wordt gepubliceerd en treedt in werking op 1 december 2023 en werkt terug tot deze datum voor zover bekendmaking plaatsvind na 1 december 2023.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2023-1088.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.