Beleidsregel Giften, ontvangsten en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland

 

Inleiding

In de Participatiewet is opgenomen dat wij bij het bepalen van het recht op uitkering, rekening houden met de middelen van de cliënt. Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover cliënt beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Bij het verkrijgen van een gift, een (schade)vergoeding of andere vormen van ontvangsten, moeten wij beoordelen of deze tot de middelen moeten worden gerekend en dus van invloed zijn op het recht op uitkering. Het krijgen van een gift, een schadevergoeding of een andere ontvangst, heeft niet altijd (direct) gevolgen voor het recht op een uitkering. De Participatiewet noemt een aantal vergoedingen en ontvangsten, die in ieder geval wel of niet in aanmerking moeten worden genomen. In deze beleidsregel staat hoe WerkSaam omgaat met vergoedingen en ontvangsten die de Participatiewet niet noemt. En hoe WerkSaam omgaat met giften.

 

Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

 

gezien het advies van de cliëntenraad van WerkSaam Westfriesland van 4 juli 2022;

 

gelet op artikel 31, lid 2, onderdeel l en m van de Participatiewet;

 

omdat het wenselijk is regels vast te stellen over hoe WerkSaam omgaat met giften, ontvangsten en schadevergoedingen die de cliënt ontvangt vóór of tijdens de uitkeringsperiode;

 

b e s l u i t :

 

de beleidsregel Giften, ontvangsten en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland te wijzigen.

 

De tekst na wijziging luidt als volgt:

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel betekent:

  • a.

    Cliënt: de persoon die een uitkering van WerkSaam ontvangt.

  • b.

    Gift: een ontvangst in geld of natura waar de cliënt niets voor terug hoeft te doen.

  • c.

    Inkomen: inkomsten die in mindering moeten worden gebracht op de bijstandsuitkering zoals bedoeld in artikel 32 en 33, lid 1, van de Participatiewet.

  • d.

    Kansspel: activiteiten zoals bedoeld in artikel 1 en artikel 1a van de Wet op de kansspelen.

  • e.

    Loterij: een kansspel waarbij de deelnemers loten kopen met als doel om een prijs te winnen in geld of natura. Aan elk lot is een cijfer en/of lettercombinatie verbonden.

  • f.

    Middelen: de middelen zoals bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet

  • g.

    Schadevergoeding: een vergoeding voor geleden of nog te lijden schade.

  • h.

    Vermogen: de waarde van de bezittingen waarover cliënt beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden.

 

Artikel 2. Algemene bepalingen

  • 1.

    Alle ontvangsten, waaronder giften, schadevergoedingen en/of middelen verkregen uit kansspelen, dienen door cliënt schriftelijk te worden gemeld bij het WerkSaam, tenzij anders is bepaald in deze beleidsregel. Deze melding dient uiterlijk 30 dagen na ontvangst plaats te vinden.

  • 2.

    Het is de verantwoordelijkheid van cliënt om aan te tonen wat de aard, de herkomst en het doel van de ontvangen middelen is. Als cliënt dit niet aantoont, worden ontvangen middelen volledig aangemerkt als inkomen en/of vermogen.

  • 3.

    Bij een ontvangen schadevergoeding is het de verantwoordelijkheid van cliënt om aan te tonen welk deel van de schadevergoeding betrekking heeft op materiële schade en welk deel op immateriële schade.

 

Artikel 3. Giften met een bijzondere doelbestemming

  • 1.

    WerkSaam laat een gift vrij als deze is bedoeld voor kosten waarvoor de cliënt, zonder de verkrijging van deze gift, een vergoeding voor bijzondere bijstand of een WMO-voorziening zou kunnen krijgen. Dit kunnen eenmalige en periodieke giften zijn.

  • 2.

    WerkSaam laat een gift van de werkgever vrij als deze onbelast is.

  • 3.

    Giften in natura van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank en kerken laat WerkSaam vrij. Deze giften hoeven niet te worden gemeld bij WerkSaam.

  •  

Artikel 4. Overige giften en ontvangsten

  • 1.

    Andere giften dan genoemd in artikel 3 en ontvangsten uit loterijen laat WerkSaam vrij tot een bedrag van € 1.200,- per kalenderjaar.

  • 2.

    Het maximumbedrag genoemd in lid 1 geldt zowel voor een alleenstaande (ouder) als voor gehuwden/samenwonenden.

  • 3.

    Voor zover het totaal van de giften en de ontvangsten uit loterijen in een kalenderjaar hoger is dan het in lid 1 genoemde bedrag, wordt het meerdere als inkomen aangemerkt in de maand waarin de gift is ontvangen en overschrijding van het vrij te laten bedrag plaatsvindt. Is dit meerdere bedrag zo hoog dat het niet volledig in mindering kan worden gebracht op de maanduitkering, dan wordt het resterende bedrag tot het vermogen gerekend.

  • 4.

    Een uitzondering op lid 1 vormen periodieke ontvangsten van thuiswonende kinderen. Tot een bedrag van € 369,- per maand laat WerkSaam dit vrij. Het meerdere wordt gerekend tot het inkomen in die betreffende maand.

  • 5.

    Bij een gift in natura bepaalt WerkSaam of dit tot de middelen gerekend moet worden en zo ja, wat de waarde hiervan in geld is.

  • 6.

    Alle niet herleidbare ontvangsten, in ieder geval die in de vorm van kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van de cliënt of zijn gezinsleden, zijn inkomen.

 

Artikel 5. Materiële schadevergoeding

  • 1.

    WerkSaam laat een materiële schadevergoeding vrij als de cliënt de vergoeding gebruikt om de geleden of toekomstige schade te herstellen.

  • 2.

    Als de cliënt een schadevergoeding voor materiële schade niet gebruikt om de schade te herstellen, dan is de vergoeding vermogen.

  • 3.

    Een schadevergoeding voor het verlies van inkomsten uit werk is inkomen.

 

Artikel 6. Immateriële schadevergoeding

  • 1.

    Van het bedrag aan ontvangen immateriële schadevergoeding rekent WerkSaam 2/3e deel tot het vermogen en 1/3e deel niet.

  • 2.

    Het deel van de immateriële schadevergoeding dat tot het vermogen wordt gerekend, wordt afgezet tegen de ruimte waarmee het vermogen tot aan de vermogensgrens van artikel 34, lid 3, van de Participatiewet nog mocht groeien.

 

Artikel 7. Ontvangsten verkregen uit overige kansspelen

  • 1.

    Ontvangsten verkregen uit overige kansspelen (niet zijnde een loterij) worden volledig in aanmerking genomen als inkomen en zo nodig als vermogen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met eventuele verwervingskosten zoals kosten voor deelname en (opnieuw) ingezette bedragen.

  • 2.

    Het ligt binnen de verantwoordelijkheid van cliënt om gokactiviteiten te melden en om een deugdelijke administratie te voeren van de ontvangen middelen.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze gewijzigde beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2022.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel Giften, ontvangsten en schadevergoedingen WerkSaam Westfriesland.

 

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 14 juli 2022,

De voorzitter, S.C.F. Visser-Botman

De directeur, M.J. Dölle

Toelichting

 

Algemene toelichting

Artikel 31, lid 1, van de Participatiewet stelt dat in beginsel alle vermogens- en inkomensbestandsdelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken tot de middelen worden gerekend. De ruime definitie van het begrip van middelen is door de wetgever bewust zo gekozen omdat de Participatiewet dient als vangnetregeling wanneer er geen enkele andere voorliggende voorziening (meer) is. Het uitgangspunt is dat iedereen primair zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen voorziening in het bestaan. Iedere euro die iemand op een andere manier kan verwerven, komt op die manier niet voor rekening van de publieke middelen.

 

Vervolgens benoemt de wetgever in artikel 31, lid 2, van de wet wat niet tot de middelen wordt gerekend. Onder sub m van dit lid is bepaald dat giften niet tot de middelen van cliënt worden gerekend, voor zover deze naar het oordeel van de gemeente uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

 

Door giften niet in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat deze wet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Gezien het minimumbehoefte-karakter van de bijstand, kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de maximale vrijlating moet in ogenschouw worden genomen dat deze niet leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met het karakter van de wet.

 

De wetgever geeft specifiek aan dat de bestemming en de hoogte van de gift belangrijk zijn in de afweging om een gift vrij te laten. Wanneer iemand een gift ontvangt voor kosten die niet in de bijstandsnorm inbegrepen zijn, kan dat dus een reden zijn om een gift vrij te laten.

 

De bepalingen in artikel 31 van de wet beperken zich tot vermogens- en inkomensbestanddelen waarover een cliënt (redelijkerwijs) kan beschikken. Verbruiksgoederen, zoals boodschappen, kunnen niet te gelde worden gemaakt om daarvan te leven. Iemand kan daar dus niet redelijkerwijs over beschikken. De ontvangen verbruiksgoederen dienen daarom ook niet als middel als bedoeld in artikel 31, lid 1, van de wet te worden aangemerkt, maar wel als een kostenbesparing. Als deze verbruiksgoederen ervoor zorgen dat iemand structureel en substantieel lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft, dan moet de uitkering daarop worden afgestemd op basis van artikel 18, lid 1, van de wet. Het afstemmen van de uitkering op basis van artikel 18 gebeurt alleen in bijzondere situaties.

 

Dit is anders bij bepaalde kostbare roerende en onroerende zaken, die wel als middel, namelijk als vermogensbestanddeel, kunnen worden aangemerkt, omdat deze te gelde kunnen worden gemaakt en de opbrengst daarvan kan voorzien in kosten van levensonderhoud. In dit verband wordt ook gewezen op jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep van 23 augustus 2021 - ECLI:NL:CRVB:2021:1918.

 

Artikel 1 . Begripsomschrijvingen

Een gift is een ontvangst van derden die uit vrijgevigheid wordt verstrekt en die kan worden gegeven in geld of in natura (voorwerp, dienst, betaling voor een ander). De ontvanger hoeft hier niets voor terug te doen (geen tegenprestatie).

 

Een schadevergoeding is een geldbedrag om schade te kunnen herstellen of te compenseren, bijvoorbeeld na een ongeluk of brand. Er zijn 2 soorten schadevergoedingen, namelijk materiële en immateriële schadevergoedingen. Een materiële schadevergoeding is om concrete kosten te betalen die zijn gemaakt of nog gemaakt gaan worden. Denk bijvoorbeeld aan het repareren van een bril of gemaakte ziekenhuiskosten. Een immateriële schadevergoeding is voor emotionele schade zoals verdriet, pijn of verlies van plezier in het leven. Deze schadevergoeding heet ook wel smartengeld.

 

Over vermogen kan nog worden opgemerkt dat voor de weging van vermogensbestanddelen wordt aangesloten bij de regels die zijn vastgelegd in de Participatiewet zelf en in onze eigen beleidsregel vermogen WerkSaam Westfriesland.

 

Artikel 2. Algemene bepalingen

Wanneer een cliënt middelen ontvangt, waaronder giften, een schadevergoeding of middelen uit kansspelen, dan moet dit altijd worden gemeld. Als dit niet gebeurt dan is er sprake van schending van de inlichtingenplicht.

 

Het is de verantwoordelijkheid van cliënt om aan te tonen wat de aard, het doel en de herkomst van de ontvangen middelen is. Als dit niet wordt aangetoond dan is een vrijlating op basis van deze beleidsregel niet van toepassing en worden de ontvangen middelen in aanmerking genomen als inkomen en/of vermogen.

 

Met name bij schadevergoedingen komt het voor dat schade wordt afgekocht met één bedrag voor materiële en immateriële schade. Het ligt bij de cliënt om deze opbouw aan te tonen.

 

Artikel 3 . Giften met een bijzondere doelbestemming

Het krijgen van een gift heeft niet altijd gevolgen voor een uitkering. Wij laten giften voor

een bepaald doel vrij als de cliënt - wanneer deze de gift niet had gekregen – daarvoor een vergoeding uit een voorziening zoals de bijzondere bijstand of de Wet maatschappelijke ondersteuning had kunnen krijgen. Bijvoorbeeld voor zwemlessen van een kind. Het wordt onredelijk geacht om de besparing van een beroep op een van deze overheidsvoorzieningen teniet te doen door deze mee te wegen bij de verlening van algemene bijstand. Daarom wordt dit soort giften vrijgelaten. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om periodieke of eenmalige giften.

Het volledig korten van giften, gratificaties of bonussen van werkgevers kan leiden tot onredelijke/onbillijke situaties. Wij kiezen er daarom voor om deze vrij te laten als deze onbelast zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om een kerstpakket of een jubileumbonus. Door het onverplichte karakter is er voldoende reden om deze onbelaste én incidentele verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten.

Giften (in natura) van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank en kerken laten wij ook vrij. De overweging hierbij is dat deze verstrekkingen tijdelijke noodhulp betreffen die vaak voor een korte en afgebakende periode worden verstrekt. Daarbij wordt bovendien aan de hand van een financiële beoordeling bekeken of cliënt een besteedbaar inkomen heeft, dat gelijk of lager is dan een bepaald drempelbedrag. Client hoeft deze giften niet bij ons te melden.

 

Artikel 4 . Overige giften en ontvangsten

Ook andere giften dan genoemd in artikel 2 van dit artikel en ontvangsten uit loterijen laten wij voor een deel vrij. WerkSaam laat dit tot € 1.200,- per kalenderjaar vrij. Het maakt hierbij niet uit of de giften, eenmalige of periodieke giften zijn en of deze van 1 of meerdere personen/instanties verkregen zijn. Meerdere giften en de ontvangsten uit loterijen worden bij elkaar opgeteld en worden vrijgelaten voor zover zij samen niet boven dit bedrag per kalenderjaar uitkomen. Voor de hoogte van het vrij te laten bedrag sluiten wij aan bij het Amendement van Tweede Kamerlid Renkema van 10 december 2020 en de Motie van het Tweede Kamerlid van Dijk van februari 2021.

 

Voor zover giften en de ontvangsten uit loterijen hoger zijn dan genoemd in lid 1 van dit artikel laten wij deze niet vrij. Wij merken deze aan als inkomen of vermogen. Dit wordt nader uitgewerkt in lid 3.

 

In lid 4 is een uitzondering gemaakt voor giften/ontvangsten van thuiswonende kinderen. Ontvangsten van deze kinderen worden tot een bedrag van € 369,- per maand vrijgelaten. In de praktijk blijkt dat er tussen ouders en kinderen onderling financiële stromen plaatsvinden. Vaak zijn die logisch en/of onontkoombaar als gezinsleden onder één dak wonen en samen het huishouden runnen (bijvoorbeeld als de uitkering van de ouder wordt verlaagd in verband met de kostendelersnorm). Als deze ontvangsten dan als inkomen moeten worden beschouwd, kan dit tot onbillijke situaties leiden, waarbij ook voorbij lijkt te worden gegaan aan de bedoeling van de wetgever. De grens van € 369,- per maand komt overeen met het drempelbedrag dat wij hanteren als iemand een kostganger in huis heeft. Ook in die situatie wordt het ontvangen ‘kostgeld’ pas in mindering gebracht voor zover dit meer bedraagt dan € 369,- per maand. Als een inwonend kind meer dan € 369,- per maand bijdraagt in de kosten, achten we het redelijk het meerdere hiervan als inkomen te beschouwen.

 

Als een gift in natura wordt ontvangen bepaalt WerkSaam de waarde hiervan in geld. Hoe wij dat doen is afhankelijk van de aard van de gift. De waarde van een voorwerp of reis kan bijvoorbeeld bepaald worden via een nota, de NIBUD-normen of een bankafschrift van de gever. Het kan ook nodig zijn om de waarde te laten bepalen door een deskundige via een taxatie of schatting gebaseerd op gemiddelde vergelijkbare handels-/verkoopprijzen.

Wanneer een cliënt stelt een reis of vakantie te hebben gekregen, dan dient ook hiervan de waarde bekend te worden gemaakt door de cliënt. Als een cliënt een gift krijgt voor bijvoorbeeld een reis of vakantie, kan deze dus tot een bedrag van € 1.200,- worden vrijgelaten, omdat dit dan valt onder artikel 3, lid 1, van deze beleidsregel.

Als een cliënt een artikel ontvangt dat als algemeen gebruikelijk kan worden geduid, moet deze in beginsel ook tot de middelen wordt gerekend. Denk aan een televisie, een fiets of een wasmachine. Dit ondanks het gegeven dat deze bezittingen bij de (eerste) vermogensvaststelling worden vrijgelaten. Om deze reden kan ook het verkrijgen van een auto als gift, niet worden gevrijwaard van het middelenbegrip. Dit ondanks het feit dat WerkSaam in haar beleidsregel Vaststellen vermogen heeft bepaald dat een auto met een waarde tot € 3.000,- als algemeen gebruikelijk wordt gezien en daarom wordt vrijgelaten voor het vaststellen van het vermogen. Er bestaat dus een verschil tussen het vaststellen van het vermogen bij de toekenning van een uitkering (waarbij algemeen gebruikelijke goederen grotendeels buiten beschouwing worden gelaten), en het ontvangen van een gift in de vorm van zo’n algemeen gebruiksgoed (waarbij we alleen de vrijlatingsgrens voor de giften kunnen toepassen).

Ook kan, in het geval een cliënt giften in natura ontvangt en dit leidt tot lagere algemene kosten van het bestaan, de hoogte van de bijstand bij wijze van individualisering afstemmen met toepassing van artikel 18, lid 1, van de wet. Denk hierbij aan giften in de vorm van boodschappen of kleding.

 

Niet-herleidbare kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening worden tot de middelen gerekend en aangemerkt als inkomen. Zij dienen daarom volledig in mindering te worden gebracht op het recht op algemene bijstand. Er geldt hiervoor dus geen vrijlatingsbedrag, zoals bij giften wel het geval is. Er is dan namelijk sprake van een (structurele) inkomensverbetering en dat verhoudt zich niet met het karakter van bijstand als minimumvoorziening. Niet herleidbaar betekent niet dat er geen verklaring is gegeven door de cliënt, maar dat deze verklaring niet is aangetoond en voor WerkSaam niet verifieerbaar is.

 

Ook wel herleidbare bijschrijvingen kunnen inkomen zijn. Geldleningen zijn bijvoorbeeld niet van het middelenbegrip uitgezonderd. Wanneer men over het geleende geldbedrag kan beschikken en kan aanwenden voor de kosten van levensonderhoud, wordt dit in beginsel ook gezien als inkomen. Dat kan anders zijn als men vanwege gebrek aan een ander inkomen op een voorziening als een geldlening voor de noodzakelijke bestaanskosten is aangewezen. Bijvoorbeeld in de periode die vooraf gaat aan de beslissing op een bijstandsaanvraag.

 

Artikel 5 . Materiële schadevergoeding

De cliënt moet aantonen waar de schadevergoeding voor bedoeld is. Ook moet de cliënt bewijsstukken laten zien dat de vergoeding is gebruikt om de schade te herstellen. De schadevergoeding heeft dan geen gevolgen voor het recht op een uitkering. Het kan zijn dat de schadevergoeding is bedoeld voor kosten die de cliënt in de toekomst gaat maken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand voor de rest van zijn leven fysiotherapie nodig heeft, bepaalde hulpmiddelen nodig gaat hebben of eerder dan gebruikelijk bepaalde uitgaven voor bijvoorbeeld thuiszorg gaat krijgen. Ook dan laat WerkSaam de schadevergoeding vrij. De cliënt moet wel aantonen welke kosten nog gemaakt gaan worden. Dit kan bijvoorbeeld via een schadestaat (een overzicht van de kostenposten) op basis waarvan de vergoeding is betaald of een rechterlijke uitspraak over de schadevergoeding.

 

Een uitzondering is de materiële schadevergoeding die bedoeld is als inkomen. De cliënt krijgt deze als hij/zij niet of niet volledig meer kan werken. De cliënt kan hierdoor bijvoorbeeld zijn baan verliezen waardoor het inkomen lager is of helemaal wegvalt. Een schadevergoeding die hiervoor bedoeld is zien wij als inkomen. Wij kijken dan voor welke periode de schadevergoeding precies bedoeld is. Dat kan ook een periode in het verleden zijn. Het afhandelen van een schade duurt namelijk vaak lang. Meestal is de schadevergoeding één bedrag. Het is dan lastig om een bedrag per maand te bepalen. De cliënt moet dan aantonen hoeveel het inkomen is gedaald. Dat kan met salarisstroken of jaaropgaven maar ook met een brief van bijvoorbeeld het UWV of de werkgever. Ook kan een overzicht van de schade van een schadespecialist duidelijkheid geven.

 

Artikel 6 . Immateriële schadevergoeding

Immateriële schadevergoeding laat WerkSaam tot 1/3e deel vrij zodat 2/3e deel tot het vermogen wordt gerekend. Dat is in lijn met jurisprudentie op dit punt, zie ECLI:NL:CRVB:2005:AU3208.

Het vermogen dient vervolgens te worden afgezet tegen de ruimte waarmee het vermogen nog mocht groeien. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het bij een vermogenstoename afhankelijk is van de hoogte daarvan en de nog toegestane vermogensaanwas of het gevolgen heeft voor een lopende bijstandsuitkering. Gaat het om vermogen bij een aanvraag, dan is het recht op bijstand afhankelijk van het vastgestelde vermogen en de vermogensgrens van artikel 34, lid 3, van de Participatiewet.

 

Vergoedingen voor materiele en immateriële schade worden volledig vrij gelaten wanneer deze zijn gebaseerd op een ministeriële regeling (zie artikel 31, lid 2, van de Participatiewet).

 

Artikel 7. Ontvangsten verkregen uit overige kansspelen

Ontvangsten verkregen uit overige kansspelen zoals speelautomaten, (online) casino’s, kaartspelen en weddenschappen worden als inkomen en/of vermogen in aanmerking genomen. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de verwervingskosten van deelname. Het is het voor rekening en risico van cliënt om gokactiviteiten te melden en een deugdelijke administratie bij te houden. Wanneer er geen deugdelijke administratie is, kan het recht op bijstand mogelijk niet worden vastgesteld.

Wij maken hier dus een duidelijk onderscheid tussen prijzen in een loterij (bijvoorbeeld de Staats- of Postcodeloterij) en ontvangsten uit overige kansspelen. Wij achten het redelijk om de ontvangsten van prijzen vanuit een loterij niet direct van invloed te laten zijn op de hoogte van de uitkering. Daarbij nemen wij in overweging dat loterijen vaak zijn geïnitieerd om goede doelen te ondersteunen en dat deelname in eerste instantie niet vanuit een winstoogmerk (gokken/geld winnen) is.

Loterijen zijn kansspelen waarbij er sprake is van een eenmalige of maandelijkse inleg. Op basis van die inleg ontvangt cliënt een (uniek) lot waar mogelijk een prijs op valt. Het ligt bij de cliënt om aannemelijk te maken dat het gaat om de winst van een prijs in een loterij. Wanneer er in een kalenderjaar samenloop is van zowel giften als winst in een loterij, dan wordt de som van beiden vrijgelaten tot een waarde van maximaal € 1.200,-.

 

Naar boven