TOELICHTING OP DE REGELING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN ISD BOLLENSTREEK 2016
Achtergrond
Een groot aantal bepalingen over de behandeling van bezwaarschriften is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hierin is onder andere bepaald tegen welke besluiten bezwaar mogelijk is, en is een groot aantal procedurele bepalingen opgenomen. De onderhavige regeling heeft alleen een aanvullende werking.
Een bezwaarmaker moet in de regel worden gehoord (artikel 7:2, eerste lid Awb). Dat kan door het bestuursorgaan zelf of door een bezwaarschriftencommissie. Bij het horen door een bezwaarschriftencommissie zijn er twee opties, een externe of een interne commissie. In deze regeling wordt gekozen voor twee opties, de ambtelijke commissie en de externe commissie die horen en advies uitbrengen. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 7:5 Awb en 7:13 Awb.
Artikelsgewijze toelichting op Regeling commissie bezwaar- en klachtschriften ISD Bollenstreek 2016
Artikel 1
Begripsbepaling
Op de term ‘’bestuursorgaan’’ na zijn in dit artikel slechts de begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Aangezien meerdere bestuursorganen betrokken zijn bij de totstandkoming van de regeling is de term nader gedefinieerd als zijnde het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek.
Artikel 2
Inleidende bepaling
In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door de ambtelijke en externe commissie. Deze commissies worden via deze inleidende bepaling als zodanig ingesteld.
In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.
In het tweede lid wordt de taak van de commissies ten aanzien van ingediende bezwaarschriften nader aangeduid. De commissies zijn bevoegd het dagelijks bestuur te adviseren ten aanzien van bezwaren op het gebied van de sociale wet en regelgeving. Dit zijn enerzijds de wet- en regelgeving die expliciet in de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen.
Lid 2 is ingesteld opdat het dagelijks bestuur in incidentele gevallen bezwaarzaken aan de commissies kan voorleggen. Dit kunnen bijvoorbeeld bezwaarzaken zijn op het gebied van personeelsaangelegenheden, beslissingen in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur of bezwaarschriften inzake de Wet Dwangsom
Artikel 3
Dit artikel regelt de samenstelling van de ambtelijke commissie. Hierin wordt aansluiting gezocht bij de Awb. Er is voor gekozen om in beginsel de ambtelijke commissie te laten bestaan uit medewerkers van de afdeling juridische zaken en de afdeling kwaliteit. In het huishoudelijke reglement is nader uitgewerkt in welke gevallen er voor een externe commissie gekozen dient te worden.
Artikel 4
De mogelijkheid om een eenhoofdige commissie in te stellen dient zorgvuldig gekozen te worden en beperkt gebruikt te worden. Hierbij kan gedacht worden gevallen waarbij vanwege ziekte een commissielid op de dag van de hoorzitting niet meer vervangen kan worden. Ook in gevallen waarbij “bulk” bezwaarschriften dienen te worden afgehandeld kan een eenhoofdige commissie soelaas bieden. De Awb biedt deze mogelijkheid maar deze optie dient terughoudend te worden toegepast.
Artikel 5
Samenstelling van de commissie
Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.
De bepaling in het tweede lid wijst het dagelijks bestuur aan als bevoegd orgaan om de individuele leden van de commissie aan te stellen. Het dagelijks bestuur dient bij een dergelijke vaststelling zich te houden aan de kaders die deze verordening geeft. Lid 3 geeft een van deze kaders.
Het vierde en vijfde lid regelt de beraadslagingen en de advisering inzake vergaderingen van de commissie. De vergaderingen zelf zijn verder uitgewerkt in het huishoudelijk reglement.
Artikel 4
Zittingsduur
Het beperken van de zitingsduur voorkomt dat commissieleden routinematig gaan handelen en zorgt er tevens voor dat de onafhankelijkheid en objectiviteit gewaarborgd wordt. Door bezwaarmakers maar ook door de organisatie zelf dient hier op vertrouwd te kunnen worden.
Een beperkte zittingsduur is in zijn geheel niet vreemd. In nagenoeg alle gemeenten wordt hier om de hierboven genoemde redenen voor gekozen. Onder andere beroepsgroepen is doorstroming ook niet vreemd, op grond van wettelijke bepalingen dienen accountants immers ook periodiek opnieuw aangesteld/benoemd te worden. Het vergelijk tussen accountants en externe commissieleden kan zeker getrokken worden aangezien beide de rechtmatigheid en doelmatigheid van het bestuur moeten verifiëren.
Een commissielid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.
Artikel 6
Hoogte vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
De hoogte van de vergoeding is gebaseerd op de vergoeding die voordat deze regeling werd vastgesteld gebruikelijk was.
Artikel 7
Reis- en verblijfskosten
Met dit artikel, waarbij € 0,28 per kilometer of de volledige openbaar vervoerkosten worden vergoed, sluit de regeling aan bij de vergoeding die ambtenaren van de ISD ontvangen voor niet woon- werkverkeer. De vergoeding voor de eigen auto is niet belastingvrij. De commissieleden dienen hier zelf belasting over af te dragen.
Artikel 8
Uitbetaling vergoeding
Een regelmatige betalingscyclus behoort bij goed bestuur. Daar het relatief vaak voorkomt dat een commissielid de ene maand niet en de andere maand meerdere vergaderingen heeft wordt er voor gekozen de betaling per kwartaal te laten plaatsvinden.
Artikel 9
Secretaris
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden. Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid de secretaris te benoemen.
Artikel 10
Procedures
De nadere invulling van de procedures van de commissie is een bevoegdheid die ligt bij het dagelijks bestuur. Omwille van flexibiliteit en snelheid worden deze regels opgenomen in een apart besluit, het huishoudelijk reglement. Hierin worden ook regels gesteld ten aanzien van de openbaarheid van de vergaderingen.
Artikel 11
Overdracht bevoegdheden
Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.
De grondslag van dit artikel is gebaseerd op de volgende artikelen of artikelleden van de Awb en luiden als volgt.
Artikel 2:1, tweede lid
Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Toelichting:
Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Artikel 6:6
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Toelichting:
De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is van afgezien in de regeling een vaste termijn daarvoor op te nemen omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.
Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.
Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.
Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Artikel 6:17
Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.
Artikel 7:4, tweede lid
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen ten minste een week voor belanghebbende ter inzage.
Artikel 7:6, vierde lid
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [..].
Het derde lid van dit artikel luidt:
Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.
Artikel 11
Inwerkingtreding en citeerartikel
Dit artikel bepaalt dat de oude verordeningen worden ingetrokken en bepaalt de wijze waarop naar deze regeling moet worden gerefereerd.