BELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING

 

Het Algemeen Bestuur van de Volkskredietbank Noord-Oost Groningen;

 

Gelet op de gemeenschappelijke regeling Volkskredietbank Noord-Oost Groningen, artikel 2 en 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en het Beleidsplan Schuldhulpverlening 2021-2024,

 

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels schuldhulpverlening:

 

 

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • basisbankrekening: betaalrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, met inbegrip van betaalinstrument, waarbij debetstand niet mogelijk is.

  • beschermingsbewind: Een onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen als bedoeld in artikel 1:431 e.v. van het Burgerlijk Wetboek;

  • bestuur: Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Volkskredietbank Noord-Oost Groningen;

  • herhaalde aanvrager: een persoon die in de afgelopen drie jaar al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening met uitzondering van - in ieder geval - informatie, advies, een doorverwijzing en/of nazorg;

  • inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven bij één van de aan de Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeenten;

  • ondernemer: (natuurlijk) persoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf een onderneming voert;

  • schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg;

  • verzoeker: persoon die zich tot het bestuur heeft gewend voor schuldhulpverlening.

 

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Alle inwoners1 van de aan de Gemeenschappelijke Regeling deelnemende gemeenten van 18 jaar en ouder, met uitzondering van ondernemers, kunnen zich voor schuldhulpverlening tot het bestuur wenden.

 

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

  • 1.

    Het bestuur besluit tot het doen van een aanbod aan verzoeker indien het bestuur schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Indien de noodzaak niet aanwezig wordt geacht door het bestuur kan zij een aanvraag weigeren.

  • 2.

    De vorm waarin het bestuur schuldhulpverlening aanbiedt, is afhankelijk van diverse factoren en verschilt per situatie. Factoren die hierbij onder meer een rol kunnen spelen zijn:

    • a.

      aard en/of hoogte van het inkomen van verzoeker;

    • b.

      aard, zwaarte en/of omvang van de schulden;

    • c.

      psychosociale situatie van verzoeker;

    • d.

      houding en gedrag van verzoeker (motivatie);

    • e.

      een eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening/wettelijk schuldsaneringstraject.

  • 3.

    Het bestuur kan voorwaarden stellen bij het doen van een aanbod aan verzoeker. Voorwaarden die gesteld kunnen worden zijn:

    • a.

      aanvaarden van aanpalende hulpverlening die door het bestuur noodzakelijk wordt geacht voor een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening;

    • b.

      indien verzoeker niet de beschikking heeft over een betaalrekening op eigen naam en zonder debetstand bij een reguliere bank, kan het bestuur verzoeker de verplichting opleggen om een basisbankrekening te openen als voorwaarde voor de inzet van stabilisatie, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling.

  • 4.

    Indien de schuldhulpverlening aan verzoeker door de sociale dienst wordt opgelegd als verplicht onderdeel van een (re-integratie)traject, informeert het bestuur de sociale dienst indien verzoeker onvoldoende medewerking verleent aan de schuldhulpverlening.

  • 5.

    De inzet van budgetbeheer waarvoor verzoeker zelf volledig betaalt, is mogelijk voor zover het bestuur beoordeelt dat dit in de situatie van verzoeker een geschikt instrument is.

 

Artikel 4 Verplichtingen verzoeker

  • 1.

    Verzoeker doet aan het bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject. Deze plicht rust alleen op verzoeker voor zover gegevens over deze feiten en omstandigheden niet door het bestuur kunnen worden verkregen.

  • 2.

    Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      geen nieuwe schulden aangaan;

    • c.

      zich in te spannen zoveel mogelijk inkomsten en vermogen te vergaren voor de schuldeisers (sollicitatieplicht);

    • d.

      het zich houden aan de bepalingen van de overeenkomsten die verzoeker in het kader van het schuldhulpverleningstraject sluit.

 

Artikel 5 Weigeren en beëindigen

  • 1.

    Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, leden 1 en 2, kan het bestuur besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

  • 2.

    Alvorens ingevolge lid 1 te besluiten tot weigering dan wel beëindiging, wordt verzoeker de mogelijkheid geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde informatie te verstrekken en/of medewerking te verlenen, tenzij het alsnog nakomen van de betreffende verplichting niet mogelijk is.

  • 3.

    Voorts kan het bestuur besluiten om schuldhulpverlening te weigeren of te beëindigen indien er, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, geen passend aanbod kan worden gedaan. Dat is het geval indien er binnen het schuldhulpverleningstraject geen instrumenten ingezet kunnen worden die aan de hulpvraag van verzoeker voldoen.

 

Artikel 6 Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het bestuur besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:

  • a.

    het schuldhulpverleningstraject succesvol is afgerond;

  • b.

    verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat is zijn financiën zelfstandig te beheren;

  • c.

    de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, niet (langer) passend is;

  • d.

    verzoeker niet langer voldoet aan het bepaalde in artikel 2;

  • e.

    schuldhulpverlening op grond van – zo later is gebleken – onjuiste gegevens aan betrokkene is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het bestuur, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • f.

    verzoeker alle beschikbare financiële middelen niet wil inzetten ten behoeve van de schuldhulpverlening;

  • g.

    verzoeker zich misdraagt ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject;

  • h.

    indien de schuldhulpverlening door het bestuur niet langer noodzakelijk wordt geacht;

  • i.

    verzoeker bewust het risico van nieuwe schulden/financiële verplichtingen laat ontstaan;

  • j.

    verzoeker daartoe zelf een verzoek indient.

 

Artikel 7 Herhaalde aanvraag

  • 1.

    Indien minder dan zes maanden voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend, door verzoeker een traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling actief is geweest (minnelijk en/of wettelijk), kan een aanvraag schuldhulpverlening worden geweigerd.

  • 2.

    Een aanvraag schuldhulpverlening kan worden geweigerd indien minder dan één jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend

    • a.

      een traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling tussentijds door toedoen van de verzoeker is beëindigd (minnelijk en/of wettelijk);

    • b.

      verzoeker de verplichtingen uit artikel 4 onvoldoende is nagekomen;

    • c.

      ingevolge artikel 5 een traject schuldhulpverlening is geweigerd of beëindigd, of;

    • d.

      schuldhulpverlening is beëindigd op grond van artikel 6 sub e, f of sub g.

  • 3.

    De weigeringen als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel gelden in ieder geval niet voor het geven van informatie, advies, een doorverwijzing en/of nazorg.

  • 4.

    Bij een herhaalde aanvraag wordt in alle gevallen beoordeeld of herhaalde toegang in de situatie van verzoeker kan leiden tot een duurzame oplossing en ook of er dienstverlening noodzakelijk is om te voorkomen dat de maatschappelijke positie van verzoeker ernstig verslechtert.

 

Artikel 8 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het bestuur kan in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

 

Artikel 9 Duur en inwerkingtreding

Deze regeling geldt voor onbepaalde tijd en treedt met terugwerkende kracht in werking per 31 mei 2021.

 

 

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Volkskredietbank Noord-Oost Groningen,

d.d. 25 november 2021,

De voorzitter, M. de Visser

_

De secretaris, S.E. Smit

_

TOELICHTING BELEIDSREGELS SCHULDHULPVERLENING

 

Inleiding

Het beleidsplan Integrale Schuldhulpverlening (hierna: ISHV) 2021-2024 is voor het zomerreces van 2021 door de diverse raden van de aan de VKB deelnemende gemeenten vastgesteld. Hierin is de visie van de gemeenten op het terrein van schuldhulpverlening neergelegd. Het Bestuur van de VKB is belast met de uitvoering van dit beleidsplan. Daarbij acht ze het wenselijk dat er voor de inwoners heldere regels zijn voor de toelating tot schuldhulpverlening en de voorwaarden die daarbij worden gesteld. Ook dient duidelijk te zijn welke verplichtingen het bestuur kan opleggen en wanneer schuldhulpverlening kan worden geweigerd of worden beëindigd. Met inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) werd ook de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de schuldhulpverlening. In verband daarmee dient dus juridisch te zijn vastgelegd hoe de toegang, weigering en de beëindiging van schuldhulpverlening zijn vormgegeven en welke voorwaarden en verplichtingen daarbij gelden.

 

Hieronder is een toelichting per artikel opgenomen.

 

Artikel 1 Definities

De definities van dit artikel zijn grotendeels afkomstig uit de begripsbepalingen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Voor de duidelijkheid zijn de definities van een basisbankrekening, beschermingsbewind, het bestuur, een ondernemer en een herhaalde aanvrager toegevoegd.

 

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Conform de visie op schuldhulpverlening zoals neergelegd in het beleidsplan, is schuldhulpverlening toegankelijk voor een brede doelgroep. Slechts ondernemers (waaronder ook Zzp-ers) kunnen geen aanspraak maken op de reguliere schuldhulpverlening. Zij kunnen worden doorverwezen naar organisaties (lid van de NVVK) die hierin gespecialiseerd zijn. Zodra inwoners met zakelijke schulden hun onderneming hebben beëindigd (en dus feitelijk ex-ondernemer zijn) kunnen zij wel een beroep doen op de reguliere schuldhulpverlening.

 

Artikel 3 Aanbod schuldhulpverlening

In lid 1 is vorm gegeven aan het in het beleidsplan neergelegde uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Het bestuur verleent alleen schuldhulpverlening indien het bestuur dat noodzakelijk acht. Indien het bestuur de inwoner in staat acht om zelf de (dreigende) schuldenproblematiek te regelen, dan kan schuldhulpverlening achterwege blijven.

 

Een ander beleidsmatig uitgangspunt is maatwerk en vraaggerichte dienstverlening. Omdat schuldhulpverlening maatwerk is, kan het per inwoner en per situatie verschillen welk(e) product(en) worden ingezet om aan de hulpvraag van de inwoner te voldoen Als schuldhulpverlening wordt toegekend, wordt een beschikking afgegeven waarin een plan van aanpak is opgenomen. In het plan van aanpak staat welk(e) product(en) worden ingezet bij de inwoner aan wie de beschikking gericht is. Een aantal factoren dat van belang is bij het bepalen welke producten wel of niet worden ingezet, wordt genoemd in lid 2 van dit artikel. Dit betreft geen limitatieve opsomming. Bij de onder sub a. genoemde factor gaat het bijvoorbeeld om een inwoner met alleen studiefinanciering als inkomsten. Studiefinanciering kan formeel niet als inkomen worden gezien. De mogelijkheden om in het kader van schuldhulpverlening producten in te zetten zijn in die situatie zeer beperkt. Dit geldt bijvoorbeeld ook in de gevallen dat iemand een inkomen onder de beslagvrije voet heeft.

 

In lid 3 is opgenomen dat het bestuur de inzet van aanpalende hulpverlening als voorwaarde kan stellen bij de inzet van (onderdelen van de) schuldhulpverlening. Vanuit de integraliteitsgedachte is het voor het effectief kunnen inzetten van schuldhulpverlening soms noodzakelijk dat een inwoner de juiste aanpalende hulpverlening ontvangt (zoals verslavingszorg). Uitgangspunt daarbij is het bereiken van een duurzaam resultaat van de schuldhulpverlening. De opsomming is niet limitatief bedoeld, het bestuur kan ook andere voorwaarden stellen.

 

Voor het uitvoeren van stabilisatie, budgetbeheer, betalingsregelingen en/of een schuldregeling is het noodzakelijk dat een inwoner op eigen naam een eenvoudige betaalrekening heeft, waarop geen roodstand mogelijk is. Indien hij daarover geen beschikking heeft, kan op basis van lid 3, sub b van dit artikel als voorwaarde worden gesteld dat de inwoner een basisbankrekening opent bij een reguliere bank (zie ook artikel 2, lid 5 van de Wgs). Op basis van artikel 4:71f en 4:71g van de Wet op het financieel toezicht zijn banken (onder voorwaarden) verplicht om aan iedere inwoner een basisbankrekening ter beschikking te stellen.

 

In het kader van een (re-integratie)traject kan schuldhulpverlening als een verplicht onderdeel worden opgenomen (op grond van artikel 57 Participatiewet). Omdat de sociale dienst bij de uitvoering van deze wettelijke taak belang heeft bij informatie over de medewerking van de inwoner aan de schuldhulpverlening, is in lid 4 opgenomen dat het bestuur de sociale dienst informeert wanneer een inwoner onvoldoende medewerking verleent aan het schuldhulpverleningstraject.

Betaald budgetbeheer is mogelijk voor zover het bestuur dat een geschikt instrument acht (lid 5).

 

Artikel 4 Verplichtingen verzoeker

In dit artikel zijn de verplichtingen van de verzoeker opgenomen. Het artikel is gebaseerd op artikel 6 en 7 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en geeft vorm aan de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van verzoekers zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (de inlichtingenplicht, lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject.

 

Sinds 1 januari 2021 is de inlichtingenplicht (lid 1) in artikel 6 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening gewijzigd. Op de verzoeker rust alleen de plicht om de voor schuldhulpverlening relevante feiten en omstandigheden te melden, voor zover deze feiten en omstandigheden niet door het bestuur kunnen worden verkregen. De inlichtingenplicht van verzoeker is daarmee beperkt tot de gegevens die het bestuur niet zelf kan verkrijgen door deze op te vragen bij relevante instanties en organisaties. Om dit voor het bestuur mogelijk te maken zijn in artikel 8 en 8a tot en met 8d van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening bepalingen opgenomen over gegevensuitwisseling en verwerking van persoonsgegevens in het kader van schuldhulpverlening.

 

Wat betreft de verplichting tot medewerking is in lid 2 een aantal verplichtingen benoemd. Dit betreft geen limitatieve opsomming. In sub c is opgenomen dat verzoeker een inspanningsplicht heeft om zoveel mogelijk inkomsten en vermogen te vergaren. Deze plicht houdt onder andere in dat verzoeker bij werkloosheid een sollicitatieplicht heeft. Het doel van deze inspanningsplicht is enerzijds het behartigen van de belangen van de schuldeisers (de bemiddelende rol van de schuldhulpverlener) en anderzijds het versterken van het minnelijke traject ten opzichte van het wettelijke traject (Wsnp) waarin deze verplichting reeds geldt.

 

Artikel 5 Weigeren en beëindigen

Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, leden 1 en 2, of indien er, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, geen passend aanbod kan worden gedaan, kan het bestuur besluiten om schuldhulpverlening te weigeren dan wel te beëindigen. De situatie van geen passend aanbod doet zich bijvoorbeeld voor wanneer er een belemmering is voor een schuldregeling (bijvoorbeeld vanwege verslavingsproblematiek), er reeds een minnelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden of indien de afgelopen 10 jaar reeds een wettelijke schuldregeling heeft plaatsgevonden.

 

Alvorens hiertoe te besluiten biedt het bestuur op basis van lid 2 aan verzoeker eenmaal een termijn om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken of medewerking te verlenen. In het artikel is bewust geen termijn opgenomen. De aan verzoeker gegunde termijn dient een redelijke te zijn conform de Algemene wet bestuursrecht. Wat redelijk is, hangt af van het type verplichting. Komt verzoeker ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het bestuur besluiten tot weigering of beëindiging van de schuldhulpverlening. Een hersteltermijn kan achterwege blijven indien het alsnog naleven van de inlichtingen- of medewerkingsplicht niet meer mogelijk is. Dat is bijvoorbeeld het geval indien verzoeker nieuwe schulden heeft gemaakt. In dat geval kan ook een waarschuwing worden gegeven waarbij expliciet wordt vermeld dat het opnieuw niet naleven van deze plichten kan leiden tot beëindiging van de schuldhulpverlening.

 

Artikel 5 is geformuleerd als een zogenaamde ‘kan’-bepaling, hetgeen betekent dat het bestuur de bevoegdheid heeft tot weigering of beëindiging, maar niet een verplichting. Dit geeft het bestuur ruimte om van een weigering of – ook na een waarschuwing – van een beëindiging af te zien, met name indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

 

Artikel 6 Beëindigingsgronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat de werking van artikel 5 onaangetast. Gezien één van de uitgangspunten van het beleidsplan van vraag-gerichte dienstverlening, worden de onder c. en h. genoemde gronden hier nader toegelicht. Indien niet (langer) kan worden voldaan aan de hulpvraag van de verzoeker en/of de vorm van hulpverlening sluit niet (langer) aan bij de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, dan kan dat betekenen dat schuldhulpverlening wordt beëindigd. In dat licht bestaat hier ook een duidelijk link met artikel 3 lid 2 van deze beleidsregels. Persoonlijke omstandigheden kunnen variëren in aard, omvang en duur. Ook hier is er sprake van maatwerk, hetgeen betekent dat er bij het gebruik van deze gronden extra aandacht dient te zijn voor een goede motivering van de beschikking.

 

De onder i. genoemde grond ziet bijvoorbeeld op de situatie dat verzoeker zich niet wil laten verzekeren of een strafbare gedraging pleegt die financiële consequenties kan hebben. Zo brengt het hebben van een wietplantage het risico met zich mee dat er nieuwe schulden ontstaan, zoals een strafboete, een vordering van de energieleverancier of van de verhuurder wegens schade aan de woning.

 

De schuldhulpverlening kan ook op verzoek van verzoeker zelf worden beëindigd (sub j). Indien bij de Volkskredietbank bekend is dat de schuldhulpverlening verplicht is als onderdeel van een (re-integratie)traject op grond van de Participatiewet, wordt verzoeker doorverwezen naar de gemeente om daar aan te geven dat een verzoek tot beëindiging van de schuldhulpverlening is gedaan. Indien verzoeker daartoe zelf niet in staat wordt geacht, neemt de Volkskredietbank zelf contact op met de betreffende gemeente over het verzoek tot beëindiging.

 

Artikel 7 Her haal de aanvraag

In dit artikel wordt beschreven hoe wordt omgegaan met een herhaalde aanvraag. Op grond van de definitie van herhaalde aanvrager uit artikel 1 gaat het hier om een aanvraag van een inwoner die in de afgelopen drie jaar al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening. Bij de toepassing van dit artikel geldt een eventueel eerder gebruik van de producten informatie, advies, een doorverwijzing en/of nazorg niet als een eerder traject. Dit is opgenomen in lid 3. Voor dit artikel zijn de in lid 1 en 2 genoemde termijnen van zes maanden en één jaar relevant voor de beoordeling of sprake is van een herhaalde aanvraag. Voor de (management)informatie over het aantal herhaalde aanvragen wordt de termijn van drie jaar gehanteerd.

 

In lid 1 is bepaald dan een aanvraag geweigerd kan worden indien een inwoner binnen zes maanden nadat er een traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling actief is geweest, opnieuw een aanvraag schuldhulpverlening indient. Dit heeft te maken met het vertrouwen van schuldeisers in de Volkskredietbank als professionele organisatie. De Volkskredietbank heeft immers een bemiddelende rol tussen de inwoner en zijn schuldeisers. Daarnaast wordt hiermee ontmoedigd dat inwoners al te lichtvaardig een aanvraag beëindigen om vervolgens kort daarna een nieuwe aanvraag in te dienen.

 

Indien de hernieuwde aanvraag meer dan zes maanden maar minder dan één jaar komt na het genoemde eerdere traject, kan een aanvraag worden afgewezen indien de beëindiging van dat traject destijds aan verzoeker was te wijten. Indien het vorige traject stabilisatie, budgetbeheer en/of schuldregeling langer dan één jaar is geleden, kan de aanvraag niet om reden van herhaling worden geweigerd. Hiermee wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt in het beleidsplan dat de instroom in principe niet wordt beperkt in verband met de mogelijke belemmering voor participatie. Wel kan afhankelijk van de in artikel 3, tweede lid genoemde factoren de vorm van het aanbod in het plan van aanpak verschillen. Ook kunnen (op basis van artikel 3, lid 3) nadere voorwaarden worden gesteld bij het doen van een aanbod of kan een aanvraag in die situaties op andere in de beleidsregels genoemde gronden worden afgewezen.

 

Conform het beleidsplan ISHV brengt lid 4 tot uiting dat er ook bij een herhaalde aanmelding in ieder geval twee zaken beoordeeld worden. In de eerste plaats wordt beoordeeld of dienstverlening noodzakelijk is (bijvoorbeeld vanwege een dreigende crisis). In de tweede plaats wordt ook bepaald of schuldhulpverlening kan leiden tot een duurzame, structurele oplossing ten aanzien van de hulpvraag. Daarbij is van belang dat bij een herhaalde toegang mogelijk niet alle instrumenten meer beschikbaar zijn.

 

Artikel 8 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft ruimte aan het bestuur om in bijzondere (lid 1) en/of onvoorziene (lid 2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.

 

Artikel 9 Duur en inwerkingtreding

De raden van de aangesloten gemeenten hebben het beleidsplan op verschillende data vastgesteld. De laatste gemeente heeft het beleidsplan op 31 mei 2021 vastgesteld. De gewijzigde beleidsregels treden daarom met terugwerkende kracht in werking met ingang van 31 mei 2021.

Naar boven