Blad gemeenschappelijke regeling van Samenwerking De Bevelanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Samenwerking De Bevelanden | Blad gemeenschappelijke regeling 2022, 712 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Samenwerking De Bevelanden | Blad gemeenschappelijke regeling 2022, 712 | beleidsregel |
Beleidsregels Re integratie van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden
2. Prioritering en indeling in doelgroepen 2.2 Prioritering
De in deze beleidsregels genoemde voorzieningen worden ingezet volgens de uitgangspunten die zijn opgenomen in het jaarlijkse uitvoeringsplan.
Tijdens de intake-/poortwachterfase wordt door de consulent direct beoordeeld of een cliënt in aanmerking komt voor betaald werk, een voorliggende voorziening of een uitkering.
Waar mogelijk zal geprobeerd worden de cliënt met een baan naar huis te laten gaan. Op het moment dat blijkt dat er niet direct betaald werk of een andere uitkering is voor betrokkene, wordt er een diagnosetraject in de vorm van de voorziening 'test en training' ingezet waarin betrokkene wordt beoordeeld op de verdere arbeidsmarktkansen en waarin wordt bepaald welk traject aan de orde is.
2.4 Diagnosestelling en indeling in doelgroepen
De diagnose dient om een beeld te krijgen van de cliënt op onderwerpen als opleiding, werkervaring, motivatie en leefomstandigheden. Deze informatie dient als belangrijke bouwsteen voor de indeling in een van de in het volgende lid genoemde doelgroepen en het uiteindelijke plan van aanpak. De diagnose kan zowel door de gemeente zelf worden gesteld als (deels) worden ingekocht, bijvoorbeeld medische adviezen.
Hiertoe worden alle cliënten op basis van de diagnose ingedeeld in de tredes van de participatieladder:
Voor personen aan wie de verplichtingen van artikel 9 Participatiewet, artikel 37 IOAW of artikel 37 IOAZ zijn opgelegd, wordt een plan van aanpak opgesteld, waarin de ondersteuning wordt uitgewerkt en de verplichtingen over arbeidsinschakeling, evenals de gevolgen van het niet nakomen van die verplichtingen, worden vastgelegd. Uit het plan vloeit tevens voort welke voorzieningen het Dagelijks Bestuur ter beschikking zal stellen om uitvoering van het plan mogelijk te maken.
Het plan kan in de vorm van een beschikking worden opgelegd en kan in de vorm van een overeenkomst met de cliënt worden afgesproken.. Het niet meewerken aan- of niet nakomen van de afspraken in het plan van aanpak kan leiden tot het verlagen van de uitkering conform de bepalingen van de Handhavings- en afstemmingsverordening, dan wel terugvordering van door de gemeente gemaakte kosten conform artikel 8.1 van deze beleidsregels.
3. Bepalingen over voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling
3.5.3 Betaling van de subsidie
de tussen de gemeente en de werkgever afgesproken periode, bijvoorbeeld per maand of per kwartaal.
Aan een cliënt die behoort tot trede 3 of hoger kan een re-integratietraject worden aangeboden. De gemeente kan het traject zelf uitvoeren of uitbesteden aan een re integratiebedrijf. Het re-integratiebedrijf stelt een plan van aanpak en een kostenopgave op en stuurt dit voor akkoord naar de gemeente. De gemeente betaalt het re-integratiebedrijf voor zijn inspanningen en bewaakt de voortgang van het traject. Gestreefd wordt naar het afsluiten van maatwerkcontracten; pas wanneer er sprake is van geslaagde uitstroom worden de volledige trajectkosten vergoed.
. arbeidsinschakeling of verbetering van de uitgangspositie en verbindt hieraan een nader te bepalen termijn.
Indien het scholingsverzoek wordt ingediend door een extern re-integratiebedrijf, moet dit gemotiveerd adviseren welke scholing zij noodzakelijk achten, van welke aard, op welk niveau en voor welke duur. Hierbij worden door het re-integratiebedrijf de kosten van de scholing expliciet inzichtelijk gemaakt (via offerte(s)).
Als scholing voor een persoon als verplichting is opgenomen in een plan van aanpak, worden de kosten daarvan door het Dagelijks Bestuur vergoed voor zover er voor de kosten van de scholing geen (toereikende) voorliggende voorziening beschikbaar is. Het gaat hierbij om directe scholingskosten (kosten scholing zelf, verhoogd met de aanschafkosten van benodigde boeken en ander lesmateriaal). De kosten van de scholing zelf worden rechtstreeks betaalbaar gesteld aan de scholingsinstelling. Ook de reiskosten worden vergoed, hierbij geldt het bepaalde in artikel 3.9.1 van deze beleidsregels.
Aan cliënten die in verband met het volgen van een re-integratietraject reiskosten moeten maken, wordt een vergoeding verstrekt op basis van openbaar vervoer. Het gaat daarbij om een enkele reisafstand van minimaal 10 kilometer.
Een vergoeding van reiskosten met een enkele reisafstand van minder dan 10 kilometer is in bijzondere gevallen mogelijk; het gaat dan met name om de situaties waarin cliënt niet in staat is om met de fiets op de plaats van bestemming te komen.
Indien is vastgesteld dat het gebruik van het openbaar vervoer niet mogelijk is, kan een vergoeding plaatsvinden op basis van vervoer per eigen auto. De hoogte van de vergoeding is gelijk aan de onbelaste vergoeding vastgesteld door de Belastingdienst, thans zijnde
3.9.2. Verstrekken vervoermiddel
In het kader van het volgen van een re-integratietraject kan aan cliënten een vervoermiddel worden verstrekt. Daarbij zal worden gekeken naar een zo voordelig mogelijke oplossing.
In de regel zal voor de aanschaf van het vervoermiddel een renteloze lening worden verstrekt die omgezet wordt in een 'verstrekking om niet' als de cliënt het re-integratietraject met goed gevolg heeft doorlopen.
3.9.3 Kosten van kinderopvang bij uitstroom naar betaald werk
Personen die vanuit een gemeentelijke uitkering zijn uitgestroomd naar een betaalde baan en kosten voor kinderopvang moeten maken om die betaalde baan te behouden, kunnen gedurende maximaal 6 maanden (periode van nazorg) aanspraak maken op vergoeding van kosten van kinderopvang uit het Participatiebudget.
Deze vergoeding bedraagt niet meer dan het verschil tussen de werkelijke noodzakelijke kosten van kinderopvang en de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.
3.9.4 Niet gangbare vormen van kinderopvang
Indien door individuele omstandigheden gangbare vormen van kinderopvang niet passend zijn kan een voorziening worden getroffen uit het Participatiebudget. Bijvoorbeeld als sprake is van nachtdiensten of tussenschoolse opvang.
4. Tegenprestatie naar vermogen 4.1 Het opleggen van de tegenprestatie
Mocht de cliënt reeds onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden verrichten, dan kunnen die worden beschouwd als activiteiten in het kader van de tegenprestatie. Bij de beoordeling van de vraag of deze activiteiten als tegenprestatie kunnen worden beschouwd, worden de omvang van de reeds bestaande maatschappelijk nuttige werkzaamheden en de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt in overweging genomen.
4.2 Het verkrijgen van een tegenprestatie
5. lnkomstenvrijlating 5.1 Reguliere vrijlating
Besloten is geen gebruik te maken van vrijlating van inkomsten uit arbeid op basis van artikel 31, lid 2, sub n en sub r van de Participatiewet. Belangrijkste reden hiervoor is het gegeven dat het aanvaarden van werk vanuit een uitkeringssituatie een verplichting is en de toepassing van vrijlating geen wezenlijke bijdrage levert aan de arbeidsinschakeling.
5.2 Overige bepalingen vrijlating
Op grond van artikel 31, lid 5 Participatiewet zijn bovenstaande vrijlatingen niet van toepassing op personen jonger dan 27 jaar. Van jongeren wordt verwacht dat ze op eigen kracht uitstromen en daar is naar het oordeel van de wetgever geen extra activerende voorziening voor nodig.
6. Niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een Anw-uitkering
Het Dagelijks Bestuur besteed in principe geen re-integratiegelden aan niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden of personen met een uitkering op grond van Algemene nabestaandenwet (nuggers en Anw'ers). Uitzondering hierop vormen jongeren zonder startkwalificatie (zonder uitkering), nuggers met een arbeidsbeperking en de groep voor wie inzet van re-integratie bijdraagt aan het voorkomen van uitkeringsafhankelijkheid.
Of hij / zij behoort tot de gemeentelijke doelgroep en werkt met gebruikmaking van een voorziening krachtens de Re-integratieverordening.
Indien de nugger/Anw'er die deelneemt aan een re-integratietraject verwijtbaar niet voldoet aan de in het plan van aanpak overeengekomen verplichtingen, kan het Dagelijks Bestuur overgaan tot beëindiging van het traject en tot terugvordering van de door de gemeente al verstrekte of nog verschuldigde vergoedingen.
Op grond van de Participatiewet is iedere uitkeringsgerechtigde verplicht om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en te behouden, om mee te werken aan voorzieningen die de arbeidsinschakeling bevorderen en om een opgelegde tegenprestatie te verrichten (artikel 9, lid 1 van de Participatiewet).
Uitgangspunt is dat zo veel mogelijk uitkeringsgerechtigden de volledige arbeidsplicht (artikel 9, lid 1, sub a, ben c van de Participatiewet) opgelegd krijgen. Ontheffingen zijn tijdelijk of er wordt in ieder geval een herbeoordeling afgesproken na een bepaalde periode. Ontheffing van de verplichtingen genoemd in artikel 9 lid 1 sub b van de Participatiewet zijn niet mogelijk.
Ontheffingen worden alleen verleend als uit een individuele beoordeling blijkt dat betrokkene op objectieve gronden niet of niet volledig beschikbaar kan zijn voor de arbeidsmarkt vanwege aantoonbare medische of psychische belemmeringen of het hebben van zorgtaken. Zorgtaken hebben betrekking op de zorg voor kinderen, maar ook eventueel voor ouders of andere familieleden.
Ontheffingen worden niet verleend vanwege het enkele feit dat een uitkeringsgerechtigde weinig kansen maakt op de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld vanwege leeftijd). Uiteraard wordt hiermee bij het eventueel opleggen van maatregelen wel rekening gehouden.
Alle uitkeringsgerechtigden zijn verplicht om mee te werken aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder sociale activering, (artikel 9,lid 1, sub b van de Participatiewet).
7.1 Medische en / of psychische gronden
De arbeidsverplichtingen uit artikel 9, lid 1, sub a, b en c van de Participatiewet zijn niet van toepassing op belanghebbenden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WIA (artikel 9 lid 5 van de Participatiewet). De gemeente kan ten behoeve van een ontheffing van de arbeidsplicht op medische en/of psychische gronden een onafhankelijk onderzoek laten verrichten. Onafhankelijk wil in dit geval zeggen dat een verklaring van de eigen huisarts of behandelend specialist niet voldoende is. De keuringsinstantie bepaalt dan of er informatie wordt opgevraagd bij de huisarts en/of specialist. In een aantal gevallen zal de situatie op basis van de beschikbare (medische) gegevens al voldoende duidelijk zijn en is er geen onafhankelijk onderzoek nodig. Indien uit het onderzoek of uit de andere beschikbare (medische) gegevens blijkt dat er tijdelijk geen zicht is op arbeidsinschakeling en/of deelname aan een voorziening bepaalt de gemeente aan de hand hiervan een tijdelijke ontheffing voor de duur zoals die uit het onderzoek c.q. de beschikbare gegevens blijkt.
Indien geen duidelijke termijn blijkt wordt de situatie na 1 jaar heroverwogen.
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het Dagelijks Bestuur in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in artikel 9 eerste lid sub a en c van de Participatiewet.
Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt. De gemeente moet dan nog wel bezien of er geen andere voorzieningen zijn, bijvoorbeeld via het persoonsgebonden budget.
Uitkeringsgerechtigden die de zorg hebben voor zieke/anderszins hulpbehoevende bloed- of aanverwanten kunnen een beroep doen op het Dagelijks Bestuur om een voorziening in te stellen die betrokkene in staat stelt alsnog deel te nemen aan het arbeidsproces dan wel in gevallen waarin geen andere vorm van zorg mogelijk is voor de duur van de zorgtaak gehele of gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsplicht verlenen.
In het geval van de tegenprestatie naar vermogen is er een ander afwegingskader bij mantelzorg dan bij arbeidsinschakeling. Voor arbeidsinschakeling zal minder vaak rekening gehouden worden met zorgtaken. In het geval van arbeidsinschakeling zal alleen een ontheffing worden verleend voorzover hiermee geen rekening gehouden kan worden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet. Het Dagelijks Bestuur zal geen tegenprestatie opdragen indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur redelijkerwijs noodzakelijk is (artikel 18 van de Re integratieverordening).
Deze eventuele ontheffing ontslaat hen echter niet van de re-integratieplicht (artikel 9, lid 1, onderdeel b Participatiewet). Het Dagelijks Bestuur dient de ouder met een ontheffing op grond van artikel 9a Participatiewet een re-integratietraject aan te bieden in de vorm van een plan van aanpak.
Ontheffingen op grond van artikel 9a Participatiewet kunnen alleen worden verleend na een schriftelijk verzoek van de betreffende alleenstaande ouder.
De afweging of een tijdelijke ontheffing wordt verleendzal, altijd individueel gemaakt worden. Hierbij wordt in ieder geval rekening gehouden met:
7.4 Zorgtaken alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar.
De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het Dagelijks Bestuur zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van betrokkene (artikel 9, lid 4 Participatiewet).
7.5 Langdurig ontbreken van arbeidsmarktperspectief:
Er zijn situaties denkbaar waarin het blijven vasthouden aan de arbeidsverplichting niet langer zinvol is.Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien meerdere partijen arbeidsinschakeling niet meer mogelijk achten.
Op grond van de wet kan nooit een blijvende ontheffing worden verleend. Als blijkt dat er blijvend geen perspectief is op arbeidsinschakeling, wordt zo regelarm mogelijk de tijdelijke ontheffing verlengd.
Uitkeringsgerechtigden kunnen gedurende de periode dat een door het Dagelijks Bestuur noodzakelijk geachte opleiding wordt gevolgd vrij worden gesteld van sollicitatieverplichtingen. Deze vrijstelling kan maximaal worden verleend voor de duur en de omvang die de scholing vergt.
8. Terugvordering8.1 Terugvordering
Indien het Dagelijks Bestuur een aangeboden voorziening of ondersteuning voortijdig beëindigt omdat de deelnemer de hieraan verbonden verplichtingen verwijtbaar niet nakomt, kan het Dagelijks Bestuur de gemaakte kosten van de voorzieningen of ondersteuning terugvorderen op grond van artikel 6:203 BW.
Alle vóór 1 oktober 2017 ingediende en geregistreerde schriftelijke aanvragen om een voorziening zoals genoemd in de bovengenoemde beleidsregels worden behandeld zoals in dat beleid is bepaald. Nieuwe aanvragen die worden ingediend op of ná 1 oktober 2017 worden afgehandeld op basis van deze beleidsregels.
In die gevallen waarin deze uitvoeringsregels niet voorzien beslist het Dagelijks Bestuur.
Vastgesteld door het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden op 14 juli 2017.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2022-712.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.