Het bestuur van het openbaar lichaam de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (BghU),
Gelet op
De Gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht;
Gelet op het aanwijzingsbesluit bevoegde ambtenaren belastingen BghU 2013;
Besluit
Vast te stellen navolgende Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige / WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie BghU 2016.
Hoofdstuk 1 Heffing
Algemeen
In sommige gevallen brengen wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject. In de gevallen waarin dat voorkomt mag de BghU de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de BghU een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursregels neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.
Voorkeursvolgorde
1. Met betrekking tot de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
1.1. de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd:
1.1.1. de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning:
1.1.2. de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;
1.1.3. de erfpachter dan wel de beklemde meier;
1.2. de eigenaar of appartementsgerechtigde;
1.3. degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.
2. Met betrekking tot belastingen die worden geheven van genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
2.1 Indien er binnen één categorie genothebbenden meerdere personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied van de deelnemers aan de BghU (hierna; grondgebied) wonen of gevestigd zijn;
2.1.1. degene die voor het betreffende belastingobject reeds als gebruiker wordt aangemerkt (op grond van de onderdelen 3 of 4);
2.1.2. degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;
2.1.3. een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;
2.1.4. de oudste in leeftijd;
2.1.5 degene die bij de BghU als genothebbende of gebruiker bekend is;
2.1.6. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;
2.2. Indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:
2.2.1. degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;
2.2.2. een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;
2.2.3. de oudste in leeftijd;
2.2.4. degene die bij de BghU als genothebbende of gebruiker bekend is;
2.2.5. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;
2.3. Indien er binnen één categorie geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die in het buitenland wonen of gevestigd zijn:
2.3.1. degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;
2.3.2. degene die bij de BghU als genothebbende of gebruiker bekend is;
2.3.3. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.
3. Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen en de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimte die worden geheven van gebruikers en de forensenbelasting, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
3.1 degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt kan worden aangemerkt;
3.2. degene die het langst het belastingobject gebruikt;
3.3. de oudste in leeftijd;
3.4. de oudste man;
3.5. de oudste vrouw;
3.6. degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.
4. Met betrekking tot de hondenbelasting, de rioolheffingen van gebruikers, deafvalstoffenheffing, de reinigingsrechten, de verontreinigingsheffing, de zuiveringsheffing en de watersysteemheffing ingezetenen wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
4.1. de bewoner die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject kan worden aangemerkt;
4.2. de bewoner van het belastingobject die het langst staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA);
4.3. de bewoner van het belastingobject die de oudste persoon is;
4.4. de bewoner van het belastingobject die de oudste man is;
4.5. de bewoner van het belastingobject die de oudste vrouw is.
5. Indien en voor zover de aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:
5.1. Ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;
5.2. Ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;
5.3. Ingevolge onderdeel 4 kan worden aangewezen.
6. De onderdelen 1 tot en met 5 vinden geen toepassing indien:
6.1. de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;
6.2. bij de BghU bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn of haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.
7. Voor zover de belasting wordt geheven over een tijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
8. Aangezien de voorkeursvolgorde erop gericht is de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.
9. Wijzigingen kunnen – indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.
Hoofdstuk 2 Waardering onroerende zaken
Algemeen
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag de BghU op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking uitvoeren door verzending aan één van de belanghebbenden. De BghU hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt.
De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.
Voorkeursvolgorde
Genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht
1. Met betrekking tot de op grond van hoofdstuk IV van de Wet WOZ door toezending aan genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht bekend te maken beschikkingen, wordt indien er met betrekking tot één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de beschikking gesteld ten name van degene die met betrekking tot de belastingaanslagen als belastingplichtige is aangewezen.
Gebruikers al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht
2. Met betrekking tot de op grond van hoofdstuk IV van de Wet WOZ door toezending aan gebruikers – al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht – bekend te maken beschikkingen, wordt indien er met betrekking tot één onroerende zaak meerdere gebruikers zijn, de beschikking gesteld ten name van degene die met betrekking tot de belastingaanslagen als belastingplichtige is aangewezen.
In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat zijn de regels van hoofdstuk 1, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3: Slotbepalingen
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het is bekendgemaakt.
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige / WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie BghU 2016.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht van 28 januari 2016.
P.J.M. Poelmann, de Voorzitter,
A.H. Geytenbeek, de Secretaris