Blad gemeenschappelijke regeling van WerkSaam Westfriesland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
WerkSaam Westfriesland | Blad gemeenschappelijke regeling 2022, 440 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
WerkSaam Westfriesland | Blad gemeenschappelijke regeling 2022, 440 | beleidsregel |
Beleidsregel toeslag levensonderhoud jongeren WerkSaam Westfriesland
De Participatiewet heeft aparte bijstandsnormen voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar. Omdat deze jongeren geacht worden een beroep te kunnen doen op hun ouders, zijn deze normen afgestemd op de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet (en daarmee relatief laag). Als deze bijstandsnorm onvoldoende is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien, zal de jongere hiervoor eerst een beroep moeten doen op de ouders. Deze zijn namelijk nog onderhoudsplichtig. Er kan echter niet zonder meer van worden uitgegaan dat de jongere voor deze hogere bestaanskosten, altijd en volledig een beroep op de ouders kan doen. Voor zover dit niet mogelijk is, bestaat er een recht op bijzondere bijstand (de toeslag levensonderhoud voor 18-, 19- en 20-jarigen).
Deze beleidsregel bepaalt in welke situaties jongeren een toeslag krijgen en hoe hoog deze is. Hierbij is het wel van belang in welke gemeente de jongere woont. Deze beleidsregel geldt namelijk alleen voor jongeren uit de gemeenten Drechterland, Hoorn, Koggenland, Medemblik en Opmeer. Voor jongeren uit de gemeenten Enkhuizen en Stede Broec gelden andere beleidsregels.
Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;
gelezen het advies van de cliëntenraad van WerkSaam Westfriesland van 28 februari 2022;
de Beleidsregel toeslag levensonderhoud 18-, 19- en 20-jarigen WerkSaam Westfriesland te wijzigen. De tekst na wijziging luidt als volgt:
Deze beleidsregel is van toepassing op de jongere die een aanvraag doet voor een toeslag levensonderhoud als bedoeld in deze beleidsregel en voldoet aan de volgende voorwaarden:
Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 14 april 2022,
De voorzitter, K. Al Mobayed
De directeur, M.J Dölle
Artikel 1. Begrips omschrijvingen
Artikel 20 van de Participatiewet verdeelt de jongeren in 3 groepen:
Met gehuwden worden ook samenwonenden bedoeld. Artikel 3 van de Participatiewet legt uit wanneer samenwonend wordt beschouwd als gehuwd. Met het begrip jongere worden in deze beleidsregel dus ook de jongeren bedoeld die samenwonen.
Het begrip zelfstandig wonen betekent dat de jongere niet bij de ouder(s) woont. De jongere heeft dan een andere woonruimte. Dat hoeft niet persé een eigen (huur)woning te zijn. Het kan ook zijn dat de jongere een kamer huurt of bij iemand inwoont. Verblijf in een inrichting valt ook onder zelfstandig wonen.
De Participatiewet noemt 2 soorten inrichtingen. Ten eerste instellingen die verpleging en verzorging bieden. Voorbeelden hiervan zijn algemene en psychiatrische ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen. Ten tweede instellingen om te wonen maar waar het grootste deel van de dag hulpverlening of begeleiding mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de crisisopvang van de GGZ en beschermd wonen-projecten van het RIBW.
Het Leger des Heils heeft, naast de gewone dak- en thuislozenopvang, ook kamers voor forensische opvang. Deze kamers zijn voor mensen die een (na)zorgtraject krijgen van Justitie, vaak na een periode van detentie. Daarom zien wij de forensische opvang van het Leger des Heils ook als inrichting.
Instellingen die alleen bedoeld zijn om (tijdelijk) te wonen zijn voor de wet geen inrichtingen. Voorbeelden hiervan zijn de dak- en thuislozenopvang van het Leger des Heils en DNO Doen, Blijf-van-mijn-lijfhuizen en begeleid wonen projecten.
De jongere moet aan 3 voorwaarden voldoen om een toeslag te krijgen. De eerste voorwaarde is dat het voor de jongere noodzakelijk is om zelfstandig te wonen. Meer informatie hierover staat in de toelichting op artikel 3.
De tweede voorwaarde is dat de noodzakelijke kosten van levensonderhoud van de jongere hoger zijn dan de bijstandsnorm. Voorbeelden van noodzakelijke kosten van levensonderhoud zijn de kosten van eten en drinken, de huur van een kamer of woning en energiekosten. Als de jongere de noodzakelijke kosten van levensonderhoud kan betalen uit de bijstandsnorm, is een toeslag niet nodig.
De derde voorwaarde is dat de ouders de kosten van levensonderhoud van de jongere niet kunnen of willen betalen. Ouders moeten deze kosten betalen tot de jongere 21 jaar is. Ook als de jongere niet meer thuis woont. Soms is het niet mogelijk dat de ouders de kosten van levensonderhoud van de jongere betalen. Bijvoorbeeld als de ouders zijn overleden. Of als het inkomen van de ouders te laag is. Als ouders niet willen meebetalen dan onderzoekt WerkSaam of de ouders mee kunnen betalen. Als dat zo is betalen de ouders een bedrag aan WerkSaam en niet aan de jongere zelf.
Dit artikel noemt een aantal situaties waarbij wij er vanuit gaan dat zelfstandig wonen voor de jongere noodzakelijk is. Wij verwachten dan niet van de jongere dat hij/zij weer bij de ouder(s) intrekt. In alle andere situaties onderzoeken wij of zelfstandig wonen voor de jongere noodzakelijk is.
Een bijzondere groep vormen jongeren die in een inrichting verblijven. Deze jongeren hebben geen recht op algemene bijstandsnorm. Dat staat in artikel 13 van de Participatiewet. Er kan wel recht zijn op een toeslag.
Jongeren die zelfstandig wonen hebben meestal dezelfde noodzakelijke kosten van levensonderhoud als 21-jarigen in een vergelijkbare woonsituatie. Maar de bijstandsnorm voor een jongeren is een stuk lager dan die voor 21-jarigen. Artikel 12 van de Participatiewet bepaalt dat de bijstandsnorm voor jongeren aangevuld kan worden met een toeslag. Wij bepalen de hoogte van deze toeslag op (maximaal) het verschil tussen de bijstandsnorm voor de jongere en de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie. De bijstandsnorm voor een jongeren is genoemd in artikel 20 van de Participatiewet. Die voor 21-jarigen in artikel 21. Een bijdrage van de ouders brengen wij in mindering op de toeslag.
De toeslag wordt berekend op basis van de hoogte van de uitkering van een 21-jarige zonder vakantietoeslag. Op die manier krijgt de jongere per maand hetzelfde bedrag aan uitkering als een 21-jarige in dezelfde woonsituatie. Over een heel jaar gezien krijgt de jongere 5% minder uitkering dan iemand van 21 jaar.
Ook jongeren met inkomsten kunnen recht hebben op een toeslag. Deze inkomsten brengen wij in mindering op de bijstandsnorm. Er is geen recht op de bijstandsnorm als de inkomsten hoger zijn. Er kan dan wel recht zijn op een toeslag. De toeslag bedraagt dan het verschil tussen de inkomsten en de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie.
Het kan zijn dat de jongere de kosten kan delen met een ander. Dan kijken we naar de kostendelersnorm. Deze is uitgewerkt in artikel 22a van de Participatiewet. Jongeren worden niet aangemerkt als kostendeler. Dit staat in artikel 19a van de Participatiewet. De kostendelersnorm gebruiken wij alleen om de hoogte van de toeslag te berekenen. Wij kijken dan naar wat de jongere zou krijgen als hij 21 jaar zou zijn. Als dat de kostendelersnorm is dan bedraagt de toeslag het verschil tussen de bijstandsnorm van de jongere en deze kostendelersnorm zonder vakantietoeslag.
Dit verduidelijken wij met het volgende voorbeeld (bedragen gelden op 1 januari 2022):
Ali is 21 jaar en woont in bij zijn oom en tante. Ali kan zijn woonkosten met hen delen. Daarom krijgt hij de kostendelersnorm voor 3 personen. Op dit moment is dat € 675,77 per m aand. Omdat we elke maand € 33,79 aan vakantiegeld reserveren , krijgt hij elke maand € 641,98 op zijn rekening gestort.
Vanessa is 19 jaar en woont ook bij haar oom en tante. Zij voldoet aan de criteria voor het zelfstandig wonen . Daarom kan zij een aanvulling vanuit de bijzondere bijstand krijgen op haar algemene bijstand van € 269,51 per maand. We reserveren hiervan € 13,47 per maand aan vakantiegeld. Bij ongewijzigde omstandigheden krijgt zij, zodra zij 21 jaar wordt, ook de kostendelersnorm voor 3 personen. Daarom vullen we haar uitkering aan met bijzondere bijstand tot € 641,98 per maand. Zij ontvangt per maand € 628,51 op haar rekening: haar vakantiegeld van € 13, 47 per maand over de algemene bijstand , betalen we immers niet per maand uit.
De toeslag voor jongeren die in een inrichting verblijven is maximaal de hoogte van de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige die in een inrichting verblijft. Dit bedrag wordt ook wel ‘zak- & kleedgeld’ genoemd en staat in artikel 23 van de Participatiewet. Als de ouders een bijdrage aan de jongere betalen, trekken we deze van de toeslag af.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2022-440.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.