Beleidsregel toeslag levensonderhoud jongeren WerkSaam Westfriesland

 

Inleiding

De Participatiewet heeft aparte bijstandsnormen voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar. Omdat deze jongeren geacht worden een beroep te kunnen doen op hun ouders, zijn deze normen afgestemd op de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet (en daarmee relatief laag). Als deze bijstandsnorm onvoldoende is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien, zal de jongere hiervoor eerst een beroep moeten doen op de ouders. Deze zijn namelijk nog onderhoudsplichtig. Er kan echter niet zonder meer van worden uitgegaan dat de jongere voor deze hogere bestaanskosten, altijd en volledig een beroep op de ouders kan doen. Voor zover dit niet mogelijk is, bestaat er een recht op bijzondere bijstand (de toeslag levensonderhoud voor 18-, 19- en 20-jarigen).

 

Deze beleidsregel bepaalt in welke situaties jongeren een toeslag krijgen en hoe hoog deze is. Hierbij is het wel van belang in welke gemeente de jongere woont. Deze beleidsregel geldt namelijk alleen voor jongeren uit de gemeenten Drechterland, Hoorn, Koggenland, Medemblik en Opmeer. Voor jongeren uit de gemeenten Enkhuizen en Stede Broec gelden andere beleidsregels.

 

 

Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

 

gelezen het advies van de cliëntenraad van WerkSaam Westfriesland van 28 februari 2022;

 

gelet op:

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht, vooral artikel 10:2;

  • artikel 12 van de Participatiewet;

  • de mandaatbesluiten van de Westfriese gemeenten;

 

omdat:

  • alle Westfriese gemeenten de uitvoering van de taak ‘het geven van een toeslag aan jongeren’ hebben opgedragen aan het dagelijks bestuur van WerkSaam;

  • de gemeenten Drechterland, Hoorn, Koggenland, Medemblik en Opmeer het vaststellen van het beleid en de bekendmaking daarvan hebben opgedragen aan het dagelijks bestuur van WerkSaam;

 

b e s l u i t :

 

de Beleidsregel toeslag levensonderhoud 18-, 19- en 20-jarigen WerkSaam Westfriesland te wijzigen. De tekst na wijziging luidt als volgt:

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel betekent:

  • a.

    Bijstandsnorm: de hoogte van de uitkering waar de jongere recht op heeft. Dit staat in artikel 20 van de Participatiewet.

  • b.

    Jongere: de persoon van 18, 19 of 20 jaar.

  • c.

    Inrichting:

    • Een instelling voor verpleging of verzorging.

    • Een instelling om te wonen maar waar het grootste deel van de dag hulpverlening of begeleiding mogelijk is.

  • d.

    Toeslag: extra bijstand als aanvulling op de bijstandsnorm.

  • e.

    WerkSaam: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland.

  • f.

    Zelfstandig wonen: niet (meer) wonend bij de ouder(s).

 

Artikel 2. Doelgroep

Deze beleidsregel is van toepassing op de jongere die een aanvraag doet voor een toeslag levensonderhoud als bedoeld in deze beleidsregel en voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    Zelfstandig wonen is noodzakelijk.

  • b.

    De noodzakelijke kosten van levensonderhoud zijn hoger dan de bijstandsnorm.

  • c.

    De ouder(s) kunnen of willen deze kosten niet of niet volledig betalen.

 

Artikel 3. Zelfstandig wonen

Zelfstandig wonen is in ieder geval noodzakelijk in de volgende situaties:

  • a.

    De ouders van de jongere zijn overleden of wonen in het buitenland.

  • b.

    De jongere is op basis van de Jeugdwet uit huis geplaatst.

  • c.

    De jongere is niet officieel uit huis geplaatst maar het is niet verantwoord om de jongere nog langer of weer bij de ouder(s) te laten wonen.

  • d.

    De jongere heeft de zorg voor één of meer kinderen.

  • e.

    De jongere verblijft in een inrichting.

 

Artikel 4. Hoogte toeslag

  • 1.

    De toeslag bedraagt maximaal het verschil tussen de bijstandsnorm en de hoogte van de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie.

  • 2.

    Bij verblijf in een inrichting bedraagt de toeslag maximaal de hoogte van de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige in een inrichting.

 

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze gewijzigde beleidsregel treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze gewijzigde beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel toeslag levensonderhoud jongeren WerkSaam Westfriesland.

 

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 14 april 2022,

De voorzitter, K. Al Mobayed

De directeur, M.J Dölle

 

Toelichting

 

Artikel 1. Begrips omschrijvingen

Artikel 20 van de Participatiewet verdeelt de jongeren in 3 groepen:

  • Alleenstaanden.

  • Gehuwden die beiden 18, 19 of 20 jaar zijn.

  • Gehuwden waarbij de één 21 jaar of ouder is en de ander 18, 19 of 20 jaar.

 

Met gehuwden worden ook samenwonenden bedoeld. Artikel 3 van de Participatiewet legt uit wanneer samenwonend wordt beschouwd als gehuwd. Met het begrip jongere worden in deze beleidsregel dus ook de jongeren bedoeld die samenwonen.

 

Het begrip zelfstandig wonen betekent dat de jongere niet bij de ouder(s) woont. De jongere heeft dan een andere woonruimte. Dat hoeft niet persé een eigen (huur)woning te zijn. Het kan ook zijn dat de jongere een kamer huurt of bij iemand inwoont. Verblijf in een inrichting valt ook onder zelfstandig wonen.

 

De Participatiewet noemt 2 soorten inrichtingen. Ten eerste instellingen die verpleging en verzorging bieden. Voorbeelden hiervan zijn algemene en psychiatrische ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen. Ten tweede instellingen om te wonen maar waar het grootste deel van de dag hulpverlening of begeleiding mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de crisisopvang van de GGZ en beschermd wonen-projecten van het RIBW.

 

Het Leger des Heils heeft, naast de gewone dak- en thuislozenopvang, ook kamers voor forensische opvang. Deze kamers zijn voor mensen die een (na)zorgtraject krijgen van Justitie, vaak na een periode van detentie. Daarom zien wij de forensische opvang van het Leger des Heils ook als inrichting.

 

Instellingen die alleen bedoeld zijn om (tijdelijk) te wonen zijn voor de wet geen inrichtingen. Voorbeelden hiervan zijn de dak- en thuislozenopvang van het Leger des Heils en DNO Doen, Blijf-van-mijn-lijfhuizen en begeleid wonen projecten.

 

Artikel 2. Doelgroep

De jongere moet aan 3 voorwaarden voldoen om een toeslag te krijgen. De eerste voorwaarde is dat het voor de jongere noodzakelijk is om zelfstandig te wonen. Meer informatie hierover staat in de toelichting op artikel 3.

 

De tweede voorwaarde is dat de noodzakelijke kosten van levensonderhoud van de jongere hoger zijn dan de bijstandsnorm. Voorbeelden van noodzakelijke kosten van levensonderhoud zijn de kosten van eten en drinken, de huur van een kamer of woning en energiekosten. Als de jongere de noodzakelijke kosten van levensonderhoud kan betalen uit de bijstandsnorm, is een toeslag niet nodig.

 

De derde voorwaarde is dat de ouders de kosten van levensonderhoud van de jongere niet kunnen of willen betalen. Ouders moeten deze kosten betalen tot de jongere 21 jaar is. Ook als de jongere niet meer thuis woont. Soms is het niet mogelijk dat de ouders de kosten van levensonderhoud van de jongere betalen. Bijvoorbeeld als de ouders zijn overleden. Of als het inkomen van de ouders te laag is. Als ouders niet willen meebetalen dan onderzoekt WerkSaam of de ouders mee kunnen betalen. Als dat zo is betalen de ouders een bedrag aan WerkSaam en niet aan de jongere zelf.

 

Artikel 3. Zelfstandig wonen

Dit artikel noemt een aantal situaties waarbij wij er vanuit gaan dat zelfstandig wonen voor de jongere noodzakelijk is. Wij verwachten dan niet van de jongere dat hij/zij weer bij de ouder(s) intrekt. In alle andere situaties onderzoeken wij of zelfstandig wonen voor de jongere noodzakelijk is.

 

Een bijzondere groep vormen jongeren die in een inrichting verblijven. Deze jongeren hebben geen recht op algemene bijstandsnorm. Dat staat in artikel 13 van de Participatiewet. Er kan wel recht zijn op een toeslag.

 

Artikel 4. Hoogte toeslag

Jongeren die zelfstandig wonen hebben meestal dezelfde noodzakelijke kosten van levensonderhoud als 21-jarigen in een vergelijkbare woonsituatie. Maar de bijstandsnorm voor een jongeren is een stuk lager dan die voor 21-jarigen. Artikel 12 van de Participatiewet bepaalt dat de bijstandsnorm voor jongeren aangevuld kan worden met een toeslag. Wij bepalen de hoogte van deze toeslag op (maximaal) het verschil tussen de bijstandsnorm voor de jongere en de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie. De bijstandsnorm voor een jongeren is genoemd in artikel 20 van de Participatiewet. Die voor 21-jarigen in artikel 21. Een bijdrage van de ouders brengen wij in mindering op de toeslag.

 

De toeslag wordt berekend op basis van de hoogte van de uitkering van een 21-jarige zonder vakantietoeslag. Op die manier krijgt de jongere per maand hetzelfde bedrag aan uitkering als een 21-jarige in dezelfde woonsituatie. Over een heel jaar gezien krijgt de jongere 5% minder uitkering dan iemand van 21 jaar.

 

Ook jongeren met inkomsten kunnen recht hebben op een toeslag. Deze inkomsten brengen wij in mindering op de bijstandsnorm. Er is geen recht op de bijstandsnorm als de inkomsten hoger zijn. Er kan dan wel recht zijn op een toeslag. De toeslag bedraagt dan het verschil tussen de inkomsten en de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige in een vergelijkbare woonsituatie.

 

Het kan zijn dat de jongere de kosten kan delen met een ander. Dan kijken we naar de kostendelersnorm. Deze is uitgewerkt in artikel 22a van de Participatiewet. Jongeren worden niet aangemerkt als kostendeler. Dit staat in artikel 19a van de Participatiewet. De kostendelersnorm gebruiken wij alleen om de hoogte van de toeslag te berekenen. Wij kijken dan naar wat de jongere zou krijgen als hij 21 jaar zou zijn. Als dat de kostendelersnorm is dan bedraagt de toeslag het verschil tussen de bijstandsnorm van de jongere en deze kostendelersnorm zonder vakantietoeslag.

 

Dit verduidelijken wij met het volgende voorbeeld (bedragen gelden op 1 januari 2022):

Ali is 21 jaar en woont in bij zijn oom en tante. Ali kan zijn woonkosten met hen delen. Daarom krijgt hij de kostendelersnorm voor 3 personen. Op dit moment is dat € 675,77 per m aand. Omdat we elke maand € 33,79 aan vakantiegeld reserveren , krijgt hij elke maand € 641,98 op zijn rekening gestort.

 

Vanessa is 19 jaar en woont ook bij haar oom en tante. Zij voldoet aan de criteria voor het zelfstandig wonen . Daarom kan zij een aanvulling vanuit de bijzondere bijstand krijgen op haar algemene bijstand van € 269,51 per maand. We reserveren hiervan € 13,47 per maand aan vakantiegeld. Bij ongewijzigde omstandigheden krijgt zij, zodra zij 21 jaar wordt, ook de kostendelersnorm voor 3 personen. Daarom vullen we haar uitkering aan met bijzondere bijstand tot € 641,98 per maand. Zij ontvangt per maand € 628,51 op haar rekening: haar vakantiegeld van € 13, 47 per maand over de algemene bijstand , betalen we immers niet per maand uit.

 

De toeslag voor jongeren die in een inrichting verblijven is maximaal de hoogte van de uitkering zonder vakantietoeslag voor een 21-jarige die in een inrichting verblijft. Dit bedrag wordt ook wel ‘zak- & kleedgeld’ genoemd en staat in artikel 23 van de Participatiewet. Als de ouders een bijdrage aan de jongere betalen, trekken we deze van de toeslag af.

 

 

Naar boven