Wijziging Leidraad Invordering 2016 Regionale Belasting Groep per 1 januari 2022

Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep;

 

 

B e s l u i t:

 

de Leidraad Invordering 2016 Regionale Belasting Groep per 1 juli 2021, vastgesteld op 2 september 2021, als volgt te wijzigen:

Artikel I

A

Artikel 1.1.1 wijzigt als volgt:

  • 1.

    In de lijst wordt ‘WHOA Wet homologatie onderhands akkoord’ ingevoegd na UWV.

  • 2.

    In de lijst komt ‘Wfsv Wet financiering sociale verzekering’ te vervallen.

B

De opsomming van artikel 17.1 komt te luiden:

  • -

    de gronden van het verzet naar het oordeel van de ontvanger kansloos zijn, en;

  • -

    de belangen van de RBG zich verzetten tegen schorsing van de tenuitvoerlegging.

C

Artikel 26.2.12 wijzigt als volgt:

  • 1.

    In sub A van de derde alinea wordt ‘65’ vervangen door: ‘66’.

D

Artikel 26.2.19 wijzigt als volgt:

  • 1.

    De titel komt te luiden:

  • 26.2.19 Normpremie zorgverzekering begrepen in de bijstandsuitkering

  • 2.

    ‘76’ wordt vervangen door: ‘79’.

E

Artikel 73.2.2 wijzigt als volgt:

‘Belastingteruggaven die zijn vastgesteld nadat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd en die betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan de Ontvanger verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. Met betrekking tot belastingteruggaven die betrekking hebben op de periode voor de beëindiging (met schone lei) van de wettelijke schuldsaneringsregeling en die worden vastgesteld na beëindiging van die regeling, geldt het volgende.’

 

wordt vervangen door:

 

‘Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd met een schone lei, die materieel betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de hij de belastingteruggave niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger, en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.’

 

F

Artikel 73.3a.3 wijzigt als volgt:

  • 1.

    De titel komt te luiden:

  • 73.3a.3. Gevolgen homologatie WHOA-akkoord bij instemming

  • 2.

    De eerste zin komt te luiden:

  • Als de ontvanger instemt met een akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW, verleent hij kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft, nadat het akkoord tot stand is gekomen dan wel is gehomologeerd en hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen.

G

Artikel 73.3a.4 wijzigt als volgt:

  • 1.

    De titel komt te luiden:

  • 73.3a.4 Gevolgen homologatie WHOA-akkoord zonder instemming

  • 2.

    De laatste alinea van het artikel komt te luiden:

  • De belastingvorderingen die resteren na homologatie van een akkoord zijn aan te merken als natuurlijke verbintenissen.

     

    Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van homologatie van een akkoord die materieel betrekking hebben op een periode waarop het akkoord betrekking heeft, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als hij de belastingteruggaaf niet kan verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.

H

Na de tweede zin van de tweede alinea van artikel 73.6.8 wordt de volgende alinea ingevoegd:

Belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na de datum van het akkoord die betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, zal de ontvanger in beginsel niet verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. De ontvanger verrekent deze belastingteruggaven alleen als het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn de belastingteruggaaf niet te kunnen verrekenen. Daarvan is in ieder geval sprake als de vordering van de ontvanger en de belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak.

ARTIKEL II

A

Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2022,.

 

B

Dit besluit kan worden aangehaald als: Wijziging Leidraad Invordering 2016 Regionale Belasting Groep per 1 januari 2022.

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep d.d. 9 maart 2022.

Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep,

directeur,

H.B. Sigmond

voorzitter,

drs. A.J.B. van der Klugt

Toelichting

Artikel I, onderdeel A, betreft een aanvulling op de afkortingenlijst in verband met de eerdere introductie van 73.3a1 .

 

Artikel I, onderdeel B, betreft de op 29 september 2021 aangekondigde wijziging van artikel 17.12 . Uit de evaluatie van de afschaffing van de schorsende werking bij verzet3 is gebleken dat de tekst van dit artikel nog niet in overeenstemming was met een eerdere toezegging aan de Eerste Kamer4 . Met deze wijziging wordt alsnog gevolg gegeven aan die toezegging en wordt beleidsmatig vastgelegd dat de ontvanger bij een verzet op grond van artikel 17 van de wet, de dwanginvordering alleen zal voortzetten als de gronden van het verzet naar zijn oordeel kansloos zijn én de belangen van de RBG zich verzetten tegen schorsing van de tenuitvoerlegging. Overigens voerde de ontvanger al voor deze wijziging een zeer terughoudend beleid als een belastingschuldige rechtens in verzet kwam.5

 

Artikel I, onderdeel C, wijzigt de in artikel 26.2.12 opgenomen forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen naar de per 1 januari 2022 geldende bedragen.

 

Artikel I, onderdeel D, subonderdeel 1 betreft een redactionele wijziging van artikel 26.2.19 om de titel van het artikel beter aan te laten sluiten bij de wettekst van artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag. Subonderdeel 2 wijzigt de in artikel 26.2.19 genoemde bedragen die zien op de normpremie zorgverzekering voor een alleenstaande of alleenstaande ouder, en de normpremie ziektekostenverzekering voor echtgenoten, naar de per 1 januari 2022 geldende bedragen.

 

Artikel I, onderdeel E, betreft een wijziging van het beleid als verwoord in artikel 73.2.2 dat ziet op het verrekenen van belastingteruggaven nadat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd met een schone lei. Deze wijziging is bedoeld om het beleid beter aan te laten sluiten bij de jurisprudentie van de Hoge Raad.6 Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in civiele zaken volgt namelijk dat de schuldeiser van een natuurlijke verbintenis die na toekenning van de schone lei resteert, alleen tot verrekening bevoegd is als een beroep op niet-verrekenbaarheid wegens de bijzondere omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.7 Met deze wijziging wordt artikel 73.2.2 daarmee in overeenstemming gebracht. Door deze wijziging zal de ontvanger, als de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd met een schone lei, in beginsel niet tot verrekening overgaan van belastingteruggaven die na beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling zijn vastgesteld maar materieel zien op de periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De ontvanger zal wel kunnen verrekenen als het vanwege bijzondere omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om niet te verrekenen. Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval sprake als de te verrekenen vordering en belastingteruggaaf zien op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak aangezien beide vorderingen voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding.8 Ook kunnen zich andere omstandigheden voordoen waarbij het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de ontvanger een belastingteruggaaf niet kan verrekenen. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat een belastingteruggaaf die materieel ziet op de periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, door het verwijtbaar handelen of nalaten van de belastingschuldige, pas nadat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd met een schone lei wordt vastgesteld. Het zou dan onaanvaardbaar zijn als de belastingschuldige zich zou beroepen op de niet verrekenbaarheid van een belastingteruggaaf.

 

Artikel I, onderdeel F, subonderdelen 1 en 2 en onderdeel G, subonderdeel 1, betreffen redactionele wijzigingen van artikel 73.3a.3, respectievelijk 73.3a.4, om het onderscheid tussen de situaties waarop de artikelen zien beter tot uitdrukking te brengen. Onafhankelijk of de ontvanger instemt met een aan hem aangeboden akkoord als bedoeld in artikel 370, eerste lid, FW (hierna: WHOA-akkoord), kan een WHOA-akkoord namelijk worden gehomologeerd door de rechtbank. Artikel 73.3a.3 ziet op de situatie waarin de ontvanger wel heeft ingestemd met een aangeboden WHOA-akkoord, terwijl artikel 73.3a.4 ziet op de situatie waarin de ontvanger daar niet mee heeft ingestemd. Er is hiermee geen beleidswijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel G, subonderdeel 2, betreft een wijziging van het beleid als verwoord in artikel 73.3a.4 dat ziet op het verrekenen van belastingteruggaven na homologatie van een WHOA-akkoord. Deze wijziging is inhoudelijk gelijk aan de wijziging van artikel 73.2.2, met dien verstande dat deze wijziging ziet op situaties waarin een WHOA-akkoord is gehomologeerd waar de ontvanger niet mee heeft ingestemd. Met deze wijziging wordt artikel 73.3a.4 in overeenstemming gebracht met dezelfde jurisprudentie van de Hoge Raad9 , zodat de ontvanger die lijn analoog zal toepassen in de situatie dat een WHOA-akkoord is gehomologeerd zonder instemming door de ontvanger. De ontvanger zal na homologatie van een WHOA-akkoord waarmee hij niet heeft ingestemd in beginsel niet tot verrekening overgaan van belastingteruggaven die daarna worden vastgesteld en materieel zien op de periode voor homologatie van het WHOA-akkoord. De ontvanger zal wel kunnen verrekenen als het vanwege bijzondere omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om niet te kunnen verrekenen10 . In het bijzonder is het bij een WHOA-akkoord denkbaar dat de verrekening onderdeel uitmaakt of geacht wordt onderdeel uit te maken van het door de belastingschuldige aan de ontvanger aangeboden akkoord. Ook dan zou het onaanvaardbaar zijn als de belastingschuldige zich zou beroepen op de niet verrekenbaarheid van een belastingteruggaaf.

 

Artikel I, onderdeel H, betreft een wijziging van het beleid als verwoord in artikel 73.6.8. Deze wijziging is inhoudelijk gelijk aan de wijzigingen van de artikelen 73.2.2 en 73.3a.4, met dien verstande dat deze wijziging ziet op situaties waarin een dwangakkoord wordt opgelegd aan de gezamenlijke schuldeisers in het kader van een wettelijke schuldsanering, waar de ontvanger niet mee heeft ingestemd. Met deze wijziging wordt artikel 73.6.8 in overeenstemming gebracht met dezelfde jurisprudentie van de Hoge Raad 11 . Als een dwangakkoord is opgelegd aan de gezamenlijke schuldeisers waarmee de ontvanger niet heeft ingestemd, zal hij belastingteruggaven met een dagtekening gelegen na het akkoord die betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, in beginsel niet verrekenen. De ontvanger zal wel kunnen verrekenen als het vanwege bijzondere omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als de ontvanger een belastingteruggaaf niet kan verrekenen.12

 

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Deze datum wordt gesteld op 1 januari 2022.

 

Naar boven